ECLI:NL:RBOVE:2023:956

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 maart 2023
Publicatiedatum
16 maart 2023
Zaaknummer
84-107893-21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor het afleveren van schadelijke waren en valsheid in geschrift

De rechtbank Overijssel heeft op 16 maart 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 53-jarige man, die werd beschuldigd van het afleveren van waren waarvan hij wist dat deze schadelijk waren voor het leven of de gezondheid, en van valsheid in geschrift. De verdachte, die handelde namens een medeverdacht bedrijf, had een partij kruidenstrooiers in ontvangst genomen die ter vernietiging waren aangeboden vanwege potentiële glascontaminatie. Ondanks deze kennis heeft hij de schadelijke strooiers op de markt gebracht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het afleveren van deze schadelijke waren en aan valsheid in geschrift door valse vernietigingsverklaringen op te maken en te gebruiken. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank benadrukte het belang van voedselveiligheid en de ernstige gevolgen van de gedragingen van de verdachte voor de volksgezondheid.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 84-107893-21 (P)
Datum vonnis: 16 maart 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1969 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 23 januari 2023, 25 januari 2023 en 2 maart 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. P. van der Vliet en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. R. Hörchner, advocaat in Breda, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:al dan niet samen met anderen flesjes/potjes met kruiden die glasscherven (konden) bevatten van het merk [bedrijf 1] B.V. heeft verkocht, terwijl hij wist dat deze waren voor het leven of de gezondheid schadelijk zijn en die schadelijkheid heeft verzwegen
(primair), dan wel feitelijke leiding of opdracht heeft gegeven aan bovenomschreven gedraging begaan door [medeverdacht bedrijf] B.V. (
subsidiair), dan wel het al dan niet samen met anderen aan zijn schuld te wijten is geweest dat deze flesjes/potjes werden verkocht zonder dat de koper of verkrijger met de schadelijkheid bekend was (
meer subsidiair), dan wel feitelijke leiding of opdracht heeft gegeven aan deze gedraging begaan door [medeverdacht bedrijf] B.V (
meest subsidiair);
feit 2:al dan niet samen met anderen vernietigingsverklaringen valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst en daarvan opzettelijk gebruik heeft gemaakt als ware het echt en onvervalst (
primair), dan wel feitelijke leiding of opdracht heeft gegeven aan bovenomschreven gedragingen begaan door [medeverdacht bedrijf] B.V. (
subsidiair)
feit 3:al dan niet samen met anderen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse en/of vervalste begeleidingsbrieven en weegbonnen als ware deze echt en onvervalst (
primair), dan wel feitelijke leiding of opdracht heeft gegeven aan bovenomschreven gedraging begaan door [medeverdacht bedrijf] B.V. (
subsidiair).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 november 2020 tot
en met 19 april 2021, te Apeldoorn en/of Zeewolde en/of Zaltbommel en/of elders
in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, maar in ieder geval eenmaal,
(telkens), een waar/waren, te weten
flesjes/potjes met kruiden (van het merk [bedrijf 1] B.V.) (afkomstig
uit een schadepartij) die glasscherven loslieten/bevatten, althans konden
loslaten/bevatten,
heeft/hebben verkocht en/of te koop heeft/hebben aangeboden en/of
heeft/hebben afgeleverd en/of heeft/hebben uitgedeeld,
wetende dat (één of meer van) die waar/waren voor het leven of de gezondheid
schadelijk is/zijn,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) dat schadelijke karakter
heeft/hebben verzwegen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[medeverdacht bedrijf] B.V. op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 november
2020 tot en met 19 april 2021, te Apeldoorn en/of Zeewolde en/of Zaltbommel en/of
elders in Nederland,
meermalen, maar in ieder geval eenmaal,
(telkens), een waar/waren, te weten
flesjes/potjes met kruiden (van het merk [bedrijf 1] B.V.) (afkomstig
uit een schadepartij) die glasscherven loslieten/bevatten, althans konden
loslaten/bevatten,
heeft verkocht en/of te koop heeft aangeboden en/of heeft afgeleverd en/of heeft
uitgedeeld,
wetende dat (één of meer van) die waar/waren voor het leven of de gezondheid
schadelijk is/zijn,
terwijl [medeverdacht bedrijf] B.V. (telkens) dat schadelijke karakter heeft verzwegen,
zulks terwijl hij, verdachte, tot bovenomschreven feit opdracht heeft gegeven en/of
feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en);
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
dat op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 november 2020 tot
en met 19 april 2021, te Apeldoorn en/of Zeewolde en/of Zaltbommel en/of elders
in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
het aan verdachte en/of zijn mededader(s) schuld te wijten is geweest dat,
meermalen, maar in ieder geval eenmaal,
(telkens), een waar/waren, te weten
flesjes/potjes met kruiden (van het merk [bedrijf 1] B.V.) (afkomstig
uit een schadepartij) die glasscherven loslieten/bevatten, althans konden
loslaten/bevatten,
werd/werden verkocht en/of te koop werd/werden aangeboden en/of werd/werden
afgeleverd en/of werd/werden uitgedeeld,
zonder dat de koper of verkrijger met dat schadelijke karakter bekend was;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
dat op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 november 2020 tot
en met 19 april 2021, te Apeldoorn en/of Zeewolde en/of Zaltbommel en/of elders
in Nederland,
het aan [medeverdacht bedrijf] B.V. haar schuld te wijten is geweest dat,
meermalen, maar in ieder geval eenmaal,
(telkens), een waar/waren, te weten
flesjes/potjes met kruiden (van het merk [bedrijf 1] B.V.) (afkomstig
uit een schadepartij) die glasscherven loslieten/bevatten, althans konden
loslaten/bevatten,
werd/werden verkocht en/of te koop werd/werden aangeboden en/of werd/werden
afgeleverd en/of werd/werden uitgedeeld,
zonder dat de koper of verkrijger met dat schadelijke karakter bekend was,
zulks terwijl hij, verdachte, tot bovenomschreven feit opdracht heeft gegeven en/of
feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en);
2
hij in of omstreeks de periode van 23 november 2020 tot en met 19 april 2021, te
Zeewolde, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
- een vernietigingsverklaring d.d. 1 december 2020 (DOC-00251A), en/of
- een vernietigingsverklaring d.d. 1 december 2020 (DOC-00054), en/of
- een vernietigingsverklaring d.d. 4 maart 2021 (DOC-00143), en/of
- een vernietigingsverklaring d.d. 16 maart 2021 (DOC-00180), en/of
- een vernietigingsverklaring d.d. 16 maart 2021 (DOC-00183), en/of
- een vernietigingsverklaring d.d. 16 maart 2021 (DOC-00133),
valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, door in strijd met de waarheid op die
vernietigingsverklaring(en) te vermelden dat de in die vernietigingsverklaring(en)
genoemde goederen op geen enkele wijze (onbewerkt opnieuw) op de markt/in het
verkeer worden gebracht en/of dat de in die vernietigingsverklaring(en) genoemde
goederen waren vernietigd,
met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of
door anderen te doen gebruiken,
en/of
hij in of omstreeks de periode van 23 november 2020 tot en met 19 april 2021, te
Zeewolde, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals en/of vervalst geschrift dat bestemd
was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
- een vernietigingsverklaring d.d. 1 december 2020 (DOC-00251A), en/of
- een vernietigingsverklaring d.d. 1 december 2020 (DOC-00054), en/of
- een vernietigingsverklaring d.d. 4 maart 2021 (DOC-00143), en/of
- een vernietigingsverklaring d.d. 16 maart 2021 (DOC-00180), en/of
- een vernietigingsverklaring d.d. 16 maart 2021 (DOC-00183), en/of
- een vernietigingsverklaring d.d. 16 maart 2021 (DOC-00133),
als ware het echt en onvervalst, door voornoemde vernietigingsverklaringen te
overleggen aan [bedrijf 1] B.V. en/of the [bedrijf 3] Company
en/of [bedrijf 4] B.V. en/of [bedrijf 5] B.V.;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[medeverdacht bedrijf] B.V. in of omstreeks de periode van 23 november 2020 tot en met 19 april
2021, te Zeewolde, althans in Nederland,
(een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te
dienen, te weten
- een vernietigingsverklaring d.d. 1 december 2020 (DOC-00251A), en/of
- een vernietigingsverklaring d.d. 1 december 2020 (DOC-00054), en/of
- een vernietigingsverklaring d.d. 4 maart 2021 (DOC-00143), en/of
- een vernietigingsverklaring d.d. 16 maart 2021 (DOC-00180), en/of
- een vernietigingsverklaring d.d. 16 maart 2021 (DOC-00183), en/of
- een vernietigingsverklaring d.d. 16 maart 2021 (DOC-00133),
valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, door in strijd met de waarheid op die
vernietigingsverklaring(en) te vermelden dat de in die vernietigingsverklaring(en)
genoemde goederen op geen enkele wijze (onbewerkt opnieuw) op de markt/in het
verkeer worden gebracht en/of dat de in die vernietigingsverklaring(en) genoemde
goederen waren vernietigd,
met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of
door anderen te doen gebruiken,
zulks terwijl hij, verdachte, tot bovenomschreven feit opdracht heeft gegeven en/of
feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en),
en/of
[medeverdacht bedrijf] B.V. in of omstreeks de periode van 23 november 2020 tot en met 19 april
2021, te Zeewolde, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals en/of vervalst geschrift dat bestemd
was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
- een vernietigingsverklaring d.d. 1 december 2020 (DOC-00251A), en/of
- een vernietigingsverklaring d.d. 1 december 2020 (DOC-00054), en/of
- een vernietigingsverklaring d.d. 4 maart 2021 (DOC-00143), en/of
- een vernietigingsverklaring d.d. 16 maart 2021 (DOC-00180), en/of
- een vernietigingsverklaring d.d. 16 maart 2021 (DOC-00183), en/of
- een vernietigingsverklaring d.d. 16 maart 2021 (DOC-00133),
als ware het echt en onvervalst, door voornoemde vernietigingsverklaringen te
overleggen aan [bedrijf 1] B.V. en/of the [bedrijf 3] Company
en/of [bedrijf 4] B.V. en/of [bedrijf 5] B.V.,
zulks terwijl hij, verdachte, tot bovenomschreven feit opdracht heeft gegeven en/of
feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en);
3
hij in of omstreeks de periode van 23 november 2020 tot en met 19 april 2021, te
Zeewolde, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals en/of vervalst geschrift dat bestemd
was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
- een begeleidingsbrief met nummer BD48360528 (DOC-00042/DOC-00134), en/of
- een begeleidingsbrief met nummer BD34673035 (DOC-00042), en/of
- een begeleidingsbrief met nummer BD34673036 (DOC-00042), en/of
- een begeleidingsbrief met nummer BD48360607 (DOC-00144) in combinatie met

de weegbon (DOC-00145), en/of

- een begeleidingsbrief met nummer BD48360608 (DOC-00256) in combinatie met

de weegbon (DOC-00181), en/of

- een begeleidingsbrief met nummer BD48360609 (DOC-00257), en/of
- een begeleidingsbrief met nummer BD48360752 (DOC-00237) in combinatie met

de weegbon (DOC-00237),

als ware het echt en onvervalst, door voornoemde begeleidingsbrieven en/of in
combinatie met weegbonnen te overleggen aan [bedrijf 1] B.V.
en/of the [bedrijf 3] Company en/of [bedrijf 4] B.V. en/of [bedrijf 5] B.V..;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[medeverdacht bedrijf] B.V. in of omstreeks de periode van 23 november 2020 tot en met 19 april
2021, te Zeewolde, althans in Nederland,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals en/of vervalst geschrift dat bestemd
was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
- een begeleidingsbrief met nummer BD48360528 (DOC-00042/DOC-00134), en/of
- een begeleidingsbrief met nummer BD34673035 (DOC-00042), en/of
- een begeleidingsbrief met nummer BD34673036 (DOC-00042), en/of
- een begeleidingsbrief met nummer BD48360607 (DOC-00144) in combinatie met

de weegbon (DOC-00145), en/of

- een begeleidingsbrief met nummer BD48360608 (DOC-00256) in combinatie met

de weegbon (DOC-00181), en/of

- een begeleidingsbrief met nummer BD48360609 (DOC-00257), en/of
- een begeleidingsbrief met nummer BD48360752 (DOC-00237) in combinatie met

de weegbon (DOC-00237),

als ware het echt en onvervalst, door voornoemde begeleidingsbrieven en/of in
combinatie met weegbonnen te overleggen aan [bedrijf 1] B.V.
en/of the [bedrijf 3] Company en/of [bedrijf 4] B.V. en/of [bedrijf 5] B.V.,
zulks terwijl hij, verdachte, tot bovenomschreven feit opdracht heeft gegeven en/of
feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en);

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsmotivering [1]
4.1
Inleiding
Op 25 maart 2020 haalde voedingsmiddelenproducent [bedrijf 1] B.V. (verder: [bedrijf 1] ) door middel van een terughaalactie (‘recall’) een vijftal soorten strooiers met kruiden en specerijen uit de markt in verband met potentiële glascontaminatie. [2] Vanwege een productiefout was er een kans dat de strooiers glasdeeltjes loslieten van de bovenrand van de glazen verpakking, onder de dop. Dit betrof de volgende specifieke strooiers met bijbehorende productiecodes en THT-data [3] :
- Strooier Nootmuskaat, productiecode: 1005847709, THT: 13-03-2023;
- Strooier Kaneel, productiecode: 1005850170, THT: 17-03-2023;
- Strooier Italiaanse kruiden, productiecode: 1005851873, THT: 30-06-2023;
- Strooier Komijnzaad gemalen, productiecode: 1005853227, THT: 18-03-2023;
- Strooier Chili, productiecode: 1005854302, THT: 30-06-2023.
De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (verder: de NVWA) heeft op 26 maart 2020 een publiekswaarschuwing over het onveilige en risicovolle voedsel doen uitgaan. [4] [bedrijf 1] heeft de strooiers van alle batchcodes waarin de glazen verpakking met de productiefout zijn gebruikt (in totaal 323.652 stuks) op 23 en 24 november 2020 ter vernietiging laten afvoeren naar [medeverdacht bedrijf] B.V. [5]
Op 27 maart 2021 ontving de NVWA een anonieme melding over de winkel ‘ [winkel] ’, gelegen aan de [adres 2] . Deze winkel betrof een pand waar men een zogenaamde ‘winkelkast’ kon huren. In een winkelkast kan een huurder gebruikte, nieuwe of zelfgemaakte spullen te koop aanbieden. De melder gaf aan dat in één van de winkelkasten strooiers van [bedrijf 1] te koop werden aangeboden welke – blijkens de publiekswaarschuwing van de NVWA – afkomstig zouden zijn uit de recall partij vanwege glascontaminatie. De melder gaf tevens aan dat hij zes strooiers had gekocht en bij gebruik zijn vinger en tong had opengehaald. [6] Naar aanleiding hiervan werd door de divisie Inlichtingen- en Opsporingsdienst (IOD) van de NVWA het strafrechtelijk opsporingsonderzoek ‘Charleston’ opgestart.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft overeenkomstig zijn overgelegde pleitnota integrale vrijspraak bepleit. Daartoe is het volgende – verkort weergegeven – aangevoerd.
Ten aanzien van feit 1
De raadsman heeft aangevoerd dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat waaruit kan worden afgeleid dat (1) de strooiers van [bedrijf 1] ‘glasscherven’ bevatten, zoals vermeld in de tenlastelegging, (2) de strooiers kunnen worden aangemerkt als ‘schadelijk’ in de zin van de artikelen 174 en 175 van het Wetboek van Strafrecht en (3) verdachte de strooiers heeft verkocht, te koop heeft aangeboden of heeft afgeleverd.
Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat het primair ten laste gelegde medeplegen niet wettig en overtuigend kan worden bewezen omdat verdachte heeft gehandeld vanuit zijn rol als leidinggevende/directeur van [medeverdacht bedrijf] B.V.
Ten aanzien van feit 2
De raadsman heeft aangevoerd dat in de vernietigingsverklaringen geen sprake is geweest van een ondubbelzinnige uiteenzetting in strijd met de waarheid, nu op die verklaringen – waarbij gebruik werd gemaakt van een standaard-sjabloon met een vaste tekst – is vermeld dat [medeverdacht bedrijf] B.V. de producten ‘zal laten verwerken’ en dat er geen enkele twijfel over bestond dat de strooiers nog niet waren vernietigd op het moment van schrijven maar dat deze zouden worden vernietigd. Het in de verklaring ‘zwevende’ woord ‘vernietigd’, maakt dat volgens de raadsman niet anders.
Ten aanzien van feit 3
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte geen enkele betrokkenheid heeft gehad bij het opstellen van de begeleidingsbrieven en weegbonnen. Daarnaast kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de begeleidingsbrieven en weegbonnen vals of vervalst waren.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
4.4.1
Vaststellen van de feiten
De rechtbank stelt op basis van het dossier en van hetgeen ter terechtzitting is besproken de volgende feiten en omstandigheden vast.
4.4.1.1 [winkel] in Tilburg
Naar aanleiding van de anonieme melding heeft een inspecteur van de NVWA op 29 maart 2021 een bestuursrechtelijk onderzoek ingesteld bij [winkel] . De inspecteur zag dat er in een winkelkast met nummer [nummer] diverse levensmiddelen, waaronder strooiers van [bedrijf 1] , te koop werden aangeboden. Hij zag dat er in de winkelkast in totaal 34 strooiers met kruiden en specerijen stonden, waarvan twaalf strooiers nootmuskaat, elf strooiers kaneel en elf strooiers chili. Op de strooiers zaten etiketten waarop stond beschreven ‘ [omschrijving] ’. Ook zag hij dat de te koop aangeboden strooiers dezelfde productiecodes hadden als vermeld in de publiekswaarschuwing van de NVWA. De verhuurder van de winkelkasten, [naam 1] , deelde desgevraagd mee dat de winkelkast met het nummer [nummer] werd gehuurd door [medeverdachte 1] , woonachtig aan [adres 3] . [medeverdachte 1] verklaarde telefonisch dat hij de huurder van de kast met nummer [nummer] was en dat hij voornoemde strooiers had opgekocht bij HO (handelsonderneming) [medeverdachte 2] in Tiel en van die aankoop geen kassabon of factuur had. Ook verklaarde [medeverdachte 1] dat hij de strooiers op 19 maart 2021 had opgehaald in een loods, gelegen aan de [adres 4] . [7]
Op 31 maart 2021 heeft de NVWA contact opgenomen met [bedrijf 1] en haar ervan op de hoogte gebracht dat uit onderzoek was gebleken dat er strooiers werden verkocht die tot de partij behoorden die met een recall uit de markt zouden zijn gehaald. Op 1 april 2021 werd door een medewerker van [bedrijf 1] ontdekt dat er door een verkoper genaamd ‘ [naam 2] ’ op de website Marktplaats.nl een advertentie was geplaatst waarin kruidenpotjes van [bedrijf 1] voor een prijs van € 1,00 per stuk werden aangeboden. Vervolgens heeft [bedrijf 1] op 2 april 2021 het particuliere onderzoeksbureau International Security Partners (verder: ISP) ingeschakeld om deze advertentie nader te onderzoeken. Door ISP werd via de chatfunctie op Marktplaats contact opgenomen met ‘ [naam 2] ’, waarbij gebruik werd gemaakt van de naam ‘ [naam 3] ’. In het gesprek gaf [naam 3] aan dat hij interesse had in de strooiers van [bedrijf 1] . [naam 2] gaf hierop aan dat hij ongeveer 544 strooiers beschikbaar had, met een THT-datum van 2023. [naam 3] gaf aan dat hij deze hele partij wilde kopen en zij spraken een bedrag van € 450,00 af. De levering zou op een later moment plaatsvinden. [naam 2] gaf aan dat [naam 3] hem kon bereiken op het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Uit onderzoek van ISP bleek dat dit telefoonnummer was gekoppeld aan de persoon [medeverdachte 1] , geboren op 17 april 1981. [8] De levering van de 544 strooiers van [bedrijf 1] heeft plaatsgevonden op dinsdag 6 april 2021. [9] Een tweede aankoop van achthonderd strooiers is niet meer doorgegaan omdat [medeverdachte 1] op 13 april 2021 aangaf dat hij de strooiers niet meer kon leveren. [10]
Vastgesteld werd dat de op 6 april 2021 door ISP aangekochte strooiers batchnummers hadden die middels de recall door [bedrijf 1] op 25 maart 2020 uit de markt waren gehaald. [11] ISP heeft vervolgens op 7 april 2021 contact opgenomen met [verdachte] , die optrad namens [medeverdacht bedrijf] B.V. [verdachte] gaf aan dat nog niet alle strooiers van [bedrijf 1] waren vernietigd en er nog een deel lag opgeslagen in de bedrijfslocatie van [medeverdacht bedrijf] B.V., gelegen aan [adres 5] . [12]
4.4.1.2 De opslag in Zeewolde en Zaltbommel
[medeverdacht bedrijf] B.V. heeft op 23 en 24 november 2020 in drie delen de strooiers van [bedrijf 1] opgehaald ter vernietiging en opgeslagen in haar loods gelegen aan [adres 5] . [13] Uit verschillende e-mailberichten volgt dat [naam 4] , medewerker van [bedrijf 1] , de strooiers met kruiden en specerijen had aangeboden aan [verdachte] , die zich – volgens de e-mails – als directeur van [medeverdacht bedrijf] B.V. uitgaf. [verdachte] gaf aan dat de prijs voor vernietiging, inclusief transport, zou neerkomen op € 85,00 per ton. [14]
Blijkens een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel is [medeverdacht bedrijf] B.V. op 24 juli 1989 opgericht en is zij gevestigd aan [adres 5] . De bedrijfsactiviteiten bestaan uit ‘Handel in rest-producten, tussenhandel van rest-producten met name consumptie producten en vetten’. Uit de historie van de uitgetreden functionarissen van [medeverdacht bedrijf] B.V. blijkt dat [verdachte] van 27 juli 2007 tot en met 15 oktober 2014 zelfstandig bevoegd bestuurder was en functioneerde als algemeen directeur. [15] Vanaf 30 oktober 2014 tot en met 26 oktober 2020 was [bedrijf 6] B.V. enig aandeelhouder en zelfstandig bevoegd bestuurder van [medeverdacht bedrijf] B.V. [verdachte] is enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 6] B.V. sinds de oprichting van die onderneming op 22 december 2006. [16]
Sinds 26 oktober 2020 is Handelsonderneming [bedrijf 7] B.V. enig aandeelhouder en bestuurder van [medeverdacht bedrijf] B.V. Enig aandeelhouder en bestuurder van Handelsonderneming [bedrijf 7] B.V. is [bedrijf 8] B.V. [17] Enig aandeelhouder en bestuurder van laatstgenoemde vennootschap is [bedrijf 7] . [18] Weliswaar was de vennootschap van [bedrijf 7] ten tijde van de tenlastegelegde periode de bestuurder van [medeverdacht bedrijf] B.V., maar was [verdachte] degene die alle belangrijke beslissingen voor [medeverdacht bedrijf] B.V. nam. [19]
Op 9 en 11 maart 2021 bezochten [medeverdachte 2] en zijn compagnon [naam 5] de loods van [medeverdacht bedrijf] B.V. in Zeewolde. [20] [medeverdachte 2] zag dat er in de loods pallets stonden waarop dozen waren gestapeld. Hij zag dat er in elke doos zes strooiers van [bedrijf 1] waren verpakt. [medeverdachte 2] vroeg wat er aan de hand was met de strooiers. [verdachte] gaf aan dat bij het afhalen van het velletje onder de dop het glas kon breken. Ook gaf hij aan dat hij een extra opslagruimte nodig had omdat [medeverdacht bedrijf] B.V. nieuwe producten binnen zou krijgen. [21] [medeverdachte 2] heeft vervolgens [verdachte] in contact gebracht met zijn broer, [medeverdachte 3] . [22]
Uit onderzoek aan de telefoon van [medeverdachte 2] kwam naar voren dat hij op 12 maart 2021 strooiers van [bedrijf 1] te koop aanbood aan [naam 6] . De prijs betrof € 0,25 per stuk. [23]
Ook bleek dat [medeverdachte 2] op 13 maart 2021 strooiers van [bedrijf 1] te koop aanbood aan [naam 7] voor een bedrag van € 0,35 per stuk. [24] Blijkens een screenshot van het WhatsApp-gesprek appte [medeverdachte 2] : ‘
200.000 stuks. Mag niet mee gefend worden effe voor je zelf kijken als je wil’. [25] Op 15 maart 2021 appte [medeverdachte 2] aan hem: ‘
Partijen zijn al weg’. [26]
Op 13 maart 2021 werd een gedeelte van de strooiers van [bedrijf 1] vanuit de loods in Zeewolde overgebracht naar een loods, gelegen aan de Van Heemstraweg-Oost 21in Zaltbommel. De eigenaar van de loods was [naam 8] . [naam 8] zag op 13 maart 2021 dat [medeverdachte 3] bij een vrachtwagen stond die aan het lossen was. Hij zag dat het ging om pallets met potjes. Hij hoorde dat [medeverdachte 3] zei dat hij specerijen ging verkopen op de markt. [27]
De loods werd door [naam 8] verhuurd aan [bedrijf 9] B.V. [28] Blijkens een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel is [bedrijf 9] B.V. opgericht op 21 november 2019 en is zij gevestigd aan [adres 6] . De bedrijfsactiviteiten bestaan uit ‘Niet-gespecialiseerde groothandel in consumentenartikelen’. Enig bestuurder en aandeelhouder is [medeverdachte 4] . [29] Volgens [naam 8] bestond [bedrijf 9] B.V. uit twee personen: [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] . [30]
Naar aanleiding van de verklaring van [medeverdachte 1] , inhoudende dat hij de strooiers van [bedrijf 1] op 19 maart 2021 had opgehaald in een loods, gelegen aan de [adres 4] , heeft op 8 april 2021 een toezichthouder van de NVWA een bezoek gebracht aan voornoemd adres. De toezichthouder zag ter hoogte van nummer [adres 4] een koelwagen van een bekend bedrijf in de levensmiddelenindustrie en kreeg daardoor de indruk dat dit adres wellicht iets te maken had met de strooiers van [bedrijf 1] . Hij zag dat er in de loods pallets stonden. Op de pallets lagen dozen gestapeld met het opschrift ‘ [bedrijf 1] ’. De producten in de dozen werden door de toezichthouder herkend als strooiers van [bedrijf 1] . In de loods waren twee personen aanwezig. Eén van de personen bleek [medeverdachte 3] te zijn. [medeverdachte 3] vertelde dat de partij strooiers van [bedrijf 1] afkomstig was van [verdachte] van [medeverdacht bedrijf] B.V. en in de loods in opslag lag omdat de voedingsmiddelen vernietigd moesten worden. [medeverdachte 3] vertelde dat [verdachte] aan zijn broer, [medeverdachte 2] , had gevraagd of hij een tijdelijke opslagplaats voor de strooiers kon regelen in afwachting van vernietiging. [medeverdachte 2] wist dat [medeverdachte 3] deze loods vrijwel leeg had staan. De toezichthouder belde vervolgens [verdachte] . [verdachte] gaf aan dat hij de algemeen directeur van [medeverdacht bedrijf] B.V. was en dat hij de partij kruidenpotjes in opslag in Zaltbommel had gezet omdat de verwerking langer ging duren dan gedacht en er in de loods van [medeverdacht bedrijf] B.V. in Zeewolde te weinig ruimte was. Op dat moment kwam [medeverdachte 2] de loods binnen en vertelde dat hij [verdachte] van [medeverdacht bedrijf] B.V. vooruit wilde helpen door het regelen van een tijdelijke opslagplaats en dat hij wist dat het om een recall met betrekking tot glas ging en het niet makkelijk was om dergelijke strooiers te laten vernietigen. [31]
Uit onderzoek aan de telefoon van [verdachte] bleek dat hij op 8 april 2021 om 12:42 uur het volgende bericht naar [medeverdachte 2] stuurde: ‘
Hey. Ik wil het spul wel terug. Het staat nu in Zwijndrecht. Regel het maar met de prijs. Het is groter dan we dachten’. Om 14:07 uur vroeg [medeverdachte 2] aan [verdachte] om de gegevens van [medeverdacht bedrijf] B.V. te sturen in verband met een op te maken factuur voor de huur van de loods gelegen aan de [adres 4] . [32]
Uit onderzoek aan de telefoon van [medeverdachte 2] kwam naar voren dat hij op 8 april 2021 om 15:51 uur via WhatsApp contact heeft opgenomen met [medeverdachte 3] en aan hem heeft medegedeeld dat ‘ [verdachte] ’ van een ‘partijhandel’ uit ‘Zeewolde’ een opslagruimte wilde huren omdat hij ruimtegebrek had. [33] [verdachte] stuurde op 8 april 2021 om 16:14 uur de gegevens van [medeverdacht bedrijf] B.V. naar [medeverdachte 3] . [34]
Naar aanleiding van de bevindingen van de inspecteur op 8 april 2021 heeft op 9 april 2021 een doorzoeking ter inbeslagneming plaatsgevonden in de loods gelegen aan [adres 4] . De verbalisanten zagen in de loods een groot aantal pallets met daarop strooiers van het merk [bedrijf 1] . Ook werden andere levensmiddelen aangetroffen, waaronder flessen met sauzen van het merk [bedrijf 3] . Daarnaast werd een bestelwagen van het merk Fiat, type Talento, met het kenteken [kenteken] doorzocht, welk voertuig werd gebruikt door de bij de doorzoeking aanwezige [medeverdachte 3] . In het voertuig werden onder meer strooiers van [bedrijf 1] aangetroffen. Alle levensmiddelen die in de loods en de bestelwagen werden aangetroffen zijn inbeslaggenomen. [35] Vanwege de omvang van de partij werd [medeverdachte 3] als bewaarder aangesteld. [36]
Op 9 april 2021 stuurde [medeverdachte 3] de adresgegevens van [medeverdacht bedrijf] B.V. naar [medeverdachte 4] . [37] Op de telefoon van [medeverdachte 4] werd als ‘thumbnail’ [38] een document met de naam ‘Factuur_20210300 [medeverdacht bedrijf] .pdf’ aangetroffen. Op een uitvergroting van de thumbnail was te zien dat het bestand een factuur van [bedrijf 9] B.V. aan [medeverdacht bedrijf] B.V betrof met als factuurdatum ‘9-4-2021’. In de omschrijving was vermeld ‘Huur opslagruimte Zaltbommel 7 3 2021 tm 7 4 2021’. Hierbij was een bedrag van € 1.750,00 exclusief BTW en € 2.117,50 inclusief BTW vermeld. [39]
Op 15 april 2021 zijn de in beslag genomen strooiers geteld. Hierbij werd gekeken naar het totale aantal complete pallets, de aangebroken pallets, losse trays en de losse potjes. In totaal zijn er in de loods 244.792 stuks geteld, waarvan er blijkens de productie- en batchnummers 244.603 stuks door [bedrijf 1] ter vernietiging waren aangeboden aan [medeverdacht bedrijf] B.V. [40]
4.4.1.3 [bedrijf 10] in Apeldoorn
Blijkens een overzicht uit het uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel is het bedrijf [bedrijf 10] , gevestigd aan [adres 7] , een – niet formeel vastgelegde – handelsnaam voor [bedrijf 11] B.V. (hierna: [bedrijf 10] ). [naam 10] en [naam 11] zijn beiden zelfstandig bevoegd bestuurder van [bedrijf 10] . [41] De bedrijfsactiviteiten bestaan uit het opkopen van grote partijen afgekeurde (diepvries)levensmiddelen uit de voedingsindustrie om die vervolgens aan consumenten te verkopen.
Op 16 april 2021 vond een doorzoeking ter inbeslagneming plaats bij [bedrijf 10] . Verbalisanten zagen dat er in het bedrijfsgebouw twee pallets stonden waarop in totaal 44 witte dozen waren gestapeld. Zij zagen dat er in de witte dozen strooiers van [bedrijf 1] zaten. [42] De dozen werden door de NVWA in beslag genomen. [43] In totaal zijn er 3.168 strooiers geteld. [44] Tijdens het tellen bleek dat de inhoud per doos bestond uit totaal twaalf sixpacks met strooiers, bestaande uit tien sixpacks met verschillende kruiden en twee sixpacks met zwarte peper. Deze verhouding kwam exact overeen met de bij [medeverdacht bedrijf] B.V. aangetroffen partij. Ook kwamen de batchnummers grotendeels overeen. [45]
Tijdens de doorzoeking verklaarde [naam 10] dat de partij strooiers van [bedrijf 1] al twee maanden in het bedrijfsgebouw stonden dat hij ook een deel van de partij had verkocht. De partij was afkomstig van [medeverdacht bedrijf] B.V. [46]
Op de Facebook-pagina van [bedrijf 10] werd op 8 maart 2021 een advertentie geplaatst waarin een doos met 72 strooiers van [bedrijf 1] te koop werden aangeboden voor een bedrag van € 35,00. [47] Uit de distributielijst van [bedrijf 10] bleek dat zij in totaal 15 dozen met in iedere doos 72 stuks strooiers van [bedrijf 1] heeft verkocht aan de eenmanszaak Stuntaanbiedingen in Rijen. [48]
4.4.1.4 Aantreffen strooiers van [bedrijf 1] overige locaties
Op 16 en 19 april 2021 werden op verschillende andere locaties strooiers van [bedrijf 1] aangetroffen en in beslag genomen.
- met betrekking tot [bedrijf 12] te Deventer
Op 16 april 2021 bezochten verbalisanten van de NVWA het winkelpand van [bedrijf 12] , gelegen aan [adres 8] . [naam 12] vertelde dat er in het magazijn achter in de winkel kratten met potjes met kruiden stonden. Verbalisanten zagen dat in het magazijn zestig (tien x zes) losse strooiers stonden. Ook zagen zij twee kratten staan die waren gevuld met strooiers. [49] De verbalisanten hebben de aanwezige strooiers in beslag genomen. [50]
Tijdens het bezoek aan [adres 8] vertelde [naam 12] dat hij een voorraad met strooiers had opgeslagen in een loods, gelegen aan de [adres 9] . Verbalisanten zagen dat er in de loods drie pallets met strooiers stonden. [51]
De verbalisanten hebben alle aangetroffen strooiers in beslag genomen. [52]
Op 20 april en 6 mei 2021 zijn de in beslag genomen strooiers geteld. De in het winkelpand in beslag genomen strooiers waren van het merk [bedrijf 1] en het waren 239 stuks. In de loods gelegen aan [adres 9] zijn 7.883 strooiers van [bedrijf 1] aangetroffen. Alle aangetroffen strooiers hadden een productie- en batchnummer waaruit bleek dat deze hadden behoord tot de partijen die door [bedrijf 1] ter vernietiging waren aangeboden aan [medeverdacht bedrijf] B.V. [53]
[naam 12] en [naam 13] verklaarden dat [medeverdachte 3] hen op 16 maart 2021 had bezocht en dat hij monsters van strooiers van [bedrijf 1] bij zich had. Op 18 maart 2021 zijn zij naar de loods in Zaltbommel geweest om de partij te bekijken. Vervolgens hebben zij namens [bedrijf 12] ongeveer 8.000 strooiers van [medeverdachte 3] gekocht voor een bedrag van € 2.500,00. [medeverdachte 3] heeft de partij zelf afgeleverd op 22 of 23 maart 2021. [54]
Op de telefoon van [medeverdachte 4] zijn twee facturen van [bedrijf 9] B.V. aan [bedrijf 12] aangetroffen met de factuurdata 19 maart 2021 en 8 april 2021 met de omschrijving: ‘Partij kruiden zoals gezien en besproken’ respectievelijk ‘Partij kruiden’. [55] [medeverdachte 4] verstuurde op 19 maart en 8 april 2021 een factuur naar het telefoonnummer + [telefoonnummer 2] , welk telefoonnummer in gebruik was bij [medeverdachte 3] . [56]
- met betrekking tot [bedrijf 13] V.O.F. te Hollandscheveld
Op 16 april 2021 bezochten verbalisanten [bedrijf 13] V.O.F., gevestigd aan de [adres 10] . Zij zagen dat er in de schuur een pallet met kruidenpotjes stond. Ook zagen zij dat [naam 14] een losse hoeveelheid strooiers met een rolcontainer uit de winkel had gehaald. [57] Alle strooiers werden vervolgens in beslag genomen. [58]
Op 20 april en 6 mei 2021 zijn de in beslag genomen strooiers geteld. Van de in totaal 3.801 getelde strooiers, bleken er 3.800 strooiers een productie- en batchnummer te hebben dat zag op de partijen die door [bedrijf 1] ter vernietiging waren aangeboden aan [medeverdacht bedrijf] B.V. [59]
[naam 14] en [naam 15] , beiden werkzaam bij [bedrijf 13] V.O.F., verklaarden dat ‘ [medeverdachte 3] uit Tiel’ hen via WhatsApp strooiers van [bedrijf 1] te koop had aangeboden. Zij hebben namens [bedrijf 13] V.O.F. ongeveer 4.000 strooiers gekocht voor een bedrag van € 0,30 per stuk. Zij verklaarden dat de partij op 21 maart 2021 door [medeverdachte 3] was afgeleverd. [60]
- met betrekking tot [medeverdacht bedrijf] B.V. te Zeewolde
Op 16 april 2021 heeft een doorzoeking ter inbeslagneming plaatsgevonden op de bedrijfslocatie van [medeverdacht bedrijf] B.V., gelegen aan [adres 5] . Verbalisanten zagen dat er in de loods strooiers van [bedrijf 1] waren opgeslagen. [61] Alle strooiers werden in beslag genomen. [62]
Op 20 april en 6 mei 2021 zijn de in beslag genomen strooiers geteld. Van de in totaal 39.039 getelde strooiers, bleken er 31.355 strooiers te zijn die gelet op hun productie- en batchnummer door [bedrijf 1] ter vernietiging aan [medeverdacht bedrijf] B.V. waren aangeboden. [63]
- met betrekking tot [bedrijf 14] te Eindhoven
Op 19 april 2021 bezochten verbalisanten de winkel ‘ [bedrijf 14] ’, gelegen aan [adres 11] in Tilburg, naar aanleiding van een controle van een aantal strooiers van [bedrijf 1] . De strooiers waren door de eigenaar, [naam 16] , uit de winkel gehaald. Verbalisanten zagen dat alle strooiers een productienummer hadden die was opgenomen in de door de NVWA gepubliceerde lijst. Na de controle werden de strooiers in beslag genomen. Verbalisanten hoorden dat [naam 16] verklaarde dat de strooiers sinds 19 of 26 maart 2021 stonden opgesteld in de kraam met nummer 76. [64] Blijkens het overgelegde huurcontract werd deze kraam gehuurd door [medeverdachte 1] . [65]
Op 20 april en 6 mei 2021 zijn de in beslag genomen strooiers geteld. De in totaal 36 aangetroffen strooiers waren gelet op productie- en batchnummer door [bedrijf 1] ter vernietiging aangeboden aan [medeverdacht bedrijf] B.V. [66]
4.4.1.5 Verricht onderzoek
Op 25 maart 2020 werd door [bedrijf 1] een ‘
Root Cause Analysis’(oorzaakanalyse) uitgevoerd waarin is beschreven dat er bij het afhalen van het lipje onder de dop van de strooier een risico bestond dat vanwege beschadigd glas scherven/splinters in de potjes terecht konden komen en zodoende door de klant bij gebruik zouden kunnen worden geconsumeerd. Tijdens het productieproces werden in een partij van 13.108 strooiers in totaal twaalf strooiers aangetroffen waarvan de glazen potjes waren beschadigd. [67]
[bedrijf 1] heeft geconcludeerd dat de strooiers met beschadigd glas behoorden tot de partij met batchcode [code] . De productiefout is beperkt gebleven tot deze partij omdat deze was geproduceerd in een andere fabriek van de leverancier vanwege een capaciteitsprobleem. [68]
Om te achterhalen wat de oorzaak van de productiefout was, heeft [bedrijf 1] de beschadigde glazen potjes voor onderzoek naar American Glass Research (verder: AGR) verzonden. Naar aanleiding hiervan heeft AGR een breukonderzoek uitgevoerd en op basis van de bevindingen een rapport opgesteld. [69] In het rapport is beschreven dat de ontvangen monsters afkomstig waren van de partij met batchnummer [code] en dat tien van de twaalf glazen potjes aan de buitenkant Hertziaanse breuken vertoonden die ontstonden door ruwe omgang tijdens het vervaardigingsproces van de glazen potjes. De oorzaak van het breken is het toebrengen van een zeer hoge schokbelasting op de bovenkant van het schroefdraaduiteinde. Bij vijf monsters liep de Hertziaanse breuk door in een grotere breuk rond de omtrek van de pot, waardoor een deel van de afdichting daadwerkelijk loskomt van de rest van het poteinde. Voor de beoordeling van de vraag of voornoemde breuken kunnen worden aangemerkt als een kritisch defect/gebrek dient te worden gekeken naar de definitieomschrijving in de richtlijn voor Europese glasfabrikanten CE.T.I.E. DT26.00. Volgens de richtlijn is een kritisch gebrek ‘een gebrek dat zou kunnen resulteren of waarschijnlijk resulteert in gevaarlijke of onveilige omstandigheden voor personen die de glazen pot gebruiken of die schadelijk is voor hun gezondheid onder normale gebruiksomstandigheden zoals tussen de glasfabrikant en het afvulbedrijf is bepaald.’ Volgens deze definitie kon worden gesteld dat in ieder geval bij één monster dat een gebroken uiteinde – met scherpe kanten en glasscherfjes – vertoonde waarbij een deel van het afdichtingsoppervlak wordt verwijderd door de daaropvolgende uitbreiding van een Hertziaanse breuk tot een grotere breuk, sprake was van een kritisch defect. [70]
[bedrijf 1] heeft – naast de vijf soorten strooiers die afkomstig waren uit de batch met batchnummer [code] – alle andere batches met strooiers waarin de glazen potjes met de productiefout zijn gebruikt tevens uit de markt gehaald en ter vernietiging aangeboden aan [medeverdacht bedrijf] B.V. In totaal betrof dit 323.652 strooiers. [71]
Op 20 april 2022 heeft W. Duijst, forensisch arts, een forensisch medische letselrapportage opgemaakt. In het rapport is beschreven dat op basis van ‘case reports’ kan worden gesteld dat het inslikken (ingestie) van zowel grote als kleine glaspartikels kan zorgen voor medische problemen. Bij grotere partikels kunnen bloedingen en infecties optreden en bij kleinere partikels bestaat de kans op miniperforaties gevolgd door infectie. Hoe meer partikels (groot of klein) worden ingenomen, hoe groter de kans op een reactie van het lichaam bestaande uit bloedingen en/of infecties. [72]
4.4.2
Overwegingen van de rechtbank
Verdachte wordt verweten dat hij zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het
verkopen, te koop aanbieden, afleveren of uitdelenvan strooiers van [bedrijf 1] die glasscherven (konden) bevatten, terwijl hij wist dat deze waren
schadelijkvoor het leven of de gezondheid zijn, maar dat schadelijke karakter heeft
verzwegen, dan wel aan bovenomschreven gedraging feitelijke leiding heeft gegeven.
De vragen die met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde aan de rechtbank voorliggen zijn:
  • heeft de verdachte de in de tenlastelegging genoemde waren (strooiers van [bedrijf 1] ) verkocht, te koop aangeboden, afgeleverd of uitgedeeld?
  • kunnen deze waren worden aangemerkt als schadelijk voor het leven of de gezondheid?
  • wist de verdachte van dit schadelijke karakter van de waren en zo ja, heeft de verdachte dit schadelijke karakter verzwegen?
  • kan de verdachte worden aangemerkt als (mede)pleger (primair ten laste gelegd) of als feitelijke leidinggever van [medeverdacht bedrijf] B.V. (subsidiair ten laste gelegd)?
4.4.2.1 Strooiers verkopen/te koop aanbieden/afleveren/uitdelen
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat waaruit kan worden afgeleid dat verdachte de strooiers van [bedrijf 1] heeft verkocht, te koop heeft aangeboden of uitgedeeld. Ten aanzien van het bestanddeel ‘afleveren’ overweegt de rechtbank als volgt.
Naar het oordeel van de rechtbank moet voor de invulling van het bestanddeel ‘afleveren’ in de zin van artikel 174 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) aansluiting worden gezocht bij de jurisprudentie van artikel 330 Sr. Hieruit volgt dat het bestanddeel ‘afleveren’ een civielrechtelijke betekenis toekomt en het goed in de macht van een ander moet worden gebracht. [73]
- ten aanzien van de loods in Zaltbommel
Uit de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden volgt dat op 9 april 2021 in de loods gelegen aan de [adres 4] 244.603 strooiers van [bedrijf 1] werden aangetroffen, welke blijkens de productie- en batchnummers door [bedrijf 1] ter vernietiging waren aangeboden aan [medeverdacht bedrijf] B.V. Uit de verklaring van [naam 8] volgt dat de strooiers op 13 maart 2021 zijn gelost bij de door hem aan [bedrijf 9] B.V. verhuurde loods aan de [adres 4] en dat [medeverdachte 3] hem had verteld dat hij op de markt specerijen ging verkopen.
[verdachte] heeft ter zitting van 23 januari 2023 verklaard dat hij de partij strooiers van [bedrijf 1] op 13 maart 2021 heeft laten afvoeren naar de loods in Zaltbommel vanwege ruimtegebrek. Om die reden, zo volgt uit de verklaringen van [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] in het opsporingsonderzoek, had [medeverdacht bedrijf] B.V. ruimte in deze loods gehuurd. Ook verklaarde [verdachte] op genoemde zitting dat hij de loods had bezocht en dat hij er niet in kon omdat deze op slot zat en hij niet in het bezit was van een sleutel.
[verdachte] stuurde op 8 april 2021 – nadat hij door ISP geïnformeerd was over de in de markt aangetroffen strooiers van [bedrijf 1] – via WhatsApp een bericht naar [medeverdachte 2] waarin hij schreef dat hij het ‘spul’ terug wilde hebben omdat het groter was dan gedacht en dat ‘hij’, [medeverdachte 2] , het maar moest regelen met de prijs.
Uit de verklaring van [verdachte] dat hij geen sleutel had van de loods en het hiervoor genoemde WhatsApp-bericht volgt naar het oordeel van de rechtbank dat het – hoewel [verdachte] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] het gezien het hiervoor onder 4.4.1.2 beschreven berichtenverkeer inzake een huurfactuur zo hebben doen voorwenden – het in werkelijkheid niet zo was dat [medeverdacht bedrijf] B.V. de loods huurde en daarin de partij strooiers had opgeslagen. Uit deze bewijsmiddelen volgt namelijk dat [medeverdacht bedrijf] B.V. niet zonder de medewerking van [medeverdachte 2] weer over de partij kon beschikken. Dat [medeverdacht bedrijf] B.V. deze partij juist had overgedragen aan [medeverdachte 2] volgt in het bijzonder uit het WhatsApp-bericht: [verdachte] wilde de partij (‘het spul’) weer ‘terug’
.Dit brengt met zich dat de strooiers zich op dat moment niet langer in de beschikkingsmacht van [medeverdacht bedrijf] B.V. maar in die van [medeverdachte 2] , althans [bedrijf 9] B.V. als huurder van de loods, bevonden, dan wel [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] als de personen achter deze vennootschap. Naast de hiervoor aangehaalde mededeling van [medeverdachte 3] in verband met het lossen van de strooiers in de loods dat hij op de markt specerijen ging verkopen, volgt uit het dossier eveneens dat zij elk strooiers uit deze partij hebben verkocht en afgeleverd. De rechtbank acht bewezen dat [verdachte] een deel (244.603 strooiers) van de totale door [bedrijf 1] aan [medeverdacht bedrijf] B.V. aangeboden te vernietigen partij heeft afgeleverd aan [medeverdachte 2] .
- ten aanzien van [bedrijf 10]
Uit de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden volgt dat op 16 april 2021 in het bedrijfspand van [bedrijf 10] 3.168 strooiers van [bedrijf 1] zijn aangetroffen, welke blijkens de productie- en batchnummers door [bedrijf 1] ter vernietiging waren aangeboden aan [medeverdacht bedrijf] B.V. De contactpersoon van [medeverdacht bedrijf] B.V. voor [bedrijf 1] was [verdachte] . Uit de mailwisseling volgt dat [verdachte] de kosten van vernietiging bepaalde en het transport regelde. [74]
Op de vraag hoe de strooiers bij [bedrijf 10] terecht waren gekomen, verklaarde [naam 10] dat hij eind vorig jaar (
de rechtbank begrijpt gelet op de datum van het verhoor: eind 2020) bij [verdachte] in een hele grote hal is geweest die hij gehuurd had. De hal stond vol met potjes met kruiden. [verdachte] zei ‘maak maar foto’s dan kun je kijken of je het kunt verkopen’. Op de vraag van [naam 10] wat er mis was met de partij, antwoordde [verdachte] dat er iets met het etiket aan de hand zou zijn. Vervolgens zag hij dat medio februari 2021 in de hal van [bedrijf 10] pallets met strooiers stonden die door een chauffeur van [medeverdacht bedrijf] B.V. waren achtergelaten. [verdachte] zei vervolgens dat [naam 10] moest proberen om de strooiers te verkopen en indien er wat werd verkocht het zou worden geregeld met de prijs. [75]
Uit de telefoongegevens van [verdachte] bleek dat hij op 30 november 2020 voor het eerst sinds 30 september 2020 contact opnam met [naam 10] . Vervolgens nam [verdachte] op 7 april 2021 – op dezelfde dag waarop hij door ISP werd geïnformeerd dat er strooiers van [bedrijf 1] op de markt werden verkocht, vlak daarna – wederom contact op met [naam 10] . [76]
[verdachte] heeft ter zitting van 23 januari 2023 verklaard dat er inderdaad een vrachtwagen van [medeverdacht bedrijf] B.V. bij [bedrijf 10] is geweest. Hij verklaarde dat de vrachtwagen van [medeverdacht bedrijf] B.V. de strooiers van [bedrijf 1] ter vernietiging had aangeboden aan [bedrijf 15] B.V. (verder: [bedrijf 15] B.V.). Echter werden 13 pallets van de vracht niet vernietigd omdat [bedrijf 15] B.V. glas en kruiden niet kon scheiden en de strooiers als bedrijfsafval vernietigd moesten worden hetgeen een hogere kostprijs zou opleveren. Op instructie van [verdachte] heeft de chauffeur van [medeverdacht bedrijf] B.V. de strooiers mee terug genomen. Op de terugweg is de chauffeur langs [bedrijf 10] gereden om een vracht op te halen. Het was de bedoeling dat de chauffeur een combivracht zou vervoeren, maar in plaats daarvan zijn de strooiers bij [bedrijf 10] uitgeladen zonder dat de chauffeur daarvan op de hoogte zou zijn geweest.
Dat de strooiers zonder medeweten van de chauffeur en onbedoeld uit de vrachtwagen zouden zijn geladen en dus niet zouden zijn afgeleverd om door [bedrijf 10] te worden verkocht, acht de rechtbank ongeloofwaardig en onaannemelijk. [verdachte] heeft geen enkele onderbouwing gegeven van deze door hem opgeworpen alternatieve gang van zaken; zo heeft hij niets genoemd waaruit kan worden afgeleid door wie en hoe dit zou zijn gebeurd. Ook overigens is hiervoor in het dossier geen enkel aanknopingspunt te vinden. De rechtbank is gelet op de verklaring van [naam 10] van oordeel dat sprake is geweest van aflevering van de strooiers aan [bedrijf 10] door [medeverdacht bedrijf] B.V. De rechtbank acht aldus bewezen dat [verdachte] een deel van de aan [medeverdacht bedrijf] B.V. ter vernietiging aangeboden partij strooiers van [bedrijf 1] heeft afgeleverd aan [bedrijf 10] .
- Conclusie
Op grond van de vastgestelde feiten en het hiervoor overwogene stelt de rechtbank vast dat [verdachte] de strooiers met kruiden en specerijen van [bedrijf 1] gedurende de ten laste gelegde periode heeft afgeleverd aan [medeverdachte 2] en [bedrijf 10] .
4.4.2.2 Schadelijk karakter
De rechtbank dient vervolgens vast te stellen of de uit de markt gehaalde strooiers van [bedrijf 1] schadelijk zijn voor het leven of de gezondheid in de zin van artikel 174 Sr. In haar overwegingen hieromtrent zal de rechtbank eerst het relevante juridisch kader weergeven.
- juridisch kader
De voedselveiligheid wordt zowel op Europees niveau als op nationaal niveau genormeerd en beschermd. De Europese wetgeving wat betreft levensmiddelen is in de nationale wetgeving verankerd in onder meer de Warenwet. Ingevolge artikel 4, eerste lid van de Warenwet en artikel 2, tiende lid van het Warenwetbesluit bereiding en behandeling van levensmiddelen is het verboden te handelen in strijd met artikel 2, eerste en tweede lid, van de Algemene Levensmiddelen Verordening (verder: ALV). [77]
In de ALV zijn de algemene beginselen met betrekking tot de levensmiddelenwetgeving in de Europese Unie neergelegd. De ALV voorziet in een gemeenschappelijke basis voor maatregelen op het gebied van levensmiddelen in de lidstaten en op communautair niveau, welke maatregelen in het algemeen op risicoanalyse gebaseerd moeten zijn. De ALV schrijft ook voor welke procedures ten aanzien van voedselveiligheid dienen te worden nageleefd, met als doel dat alleen veilige levensmiddelen in de handel worden gebracht. Het eerste lid van artikel 14 van de ALV verbiedt het in de handel brengen van onveilige levensmiddelen. Blijkens het tweede lid worden levensmiddelen onder meer geacht onveilig te zijn als zij worden beschouwd als schadelijk voor de gezondheid. Het zesde lid van artikel 14 van de ALV bepaalt dat wanneer een onveilig levensmiddel deel uitmaakt van een partij of zending van dezelfde klasse of omschrijving, wordt aangenomen dat alle levensmiddelen in die partij of zending onveilig zijn, tenzij een uitvoerig onderzoek geen aanwijzingen oplevert dat de rest van de partij of zending onveilig is.
Voor de toepassing van de ALV zijn op 26 januari 2010 richtsnoeren vastgesteld, waarin ten aanzien van artikel 14 wordt beschreven dat levensmiddelen schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid zonder dat een bepaalde grenswaarde wordt overschreden. Dit is het geval indien er in de levensmiddelen glas wordt gevonden. [78]
Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat voor vaststelling van het schadelijk karakter niet is vereist dat de schade optreedt bij ieder (normaal) gebruik door elke mogelijke consument. Voldoende is dat vastgesteld wordt dat schade
kanoptreden als gevolg van elk gebruik waarmee redelijkerwijs rekening moet worden gehouden. [79] Daarbij gaat het zowel om gevolgen op de korte termijn, als gevolgen die op de (zeer) lange termijn kunnen intreden. [80]
De rechtbank overweegt, op basis van het hiervoor weergegeven juridisch kader, als volgt.
- de uit de markt gehaalde strooiers van [bedrijf 1]
Op grond van artikel 19 van de ALV dient de exploitant van een levensmiddelenbedrijf een levensmiddel dat van hem afkomstig is en waarvan hij weet of vermoedt dat het niet aan de voedselveiligheidsvoorschriften voldoet uit de handel te (doen) nemen en de bevoegde autoriteiten en zo nodig de consument daarvan in kennis te stellen.
heeft hieraan voldaan door op 25 maart 2020 door middel van het Meldingsformulier schadelijke en ongeschikte levensmiddelen en/of diervoeders een GFL-melding [81] in te dienen bij de NVWA en een terugroepactie te starten. In de GFL-melding is in de rubriek ‘nadere omschrijving product’ het volgende vermeld:
‘Diverse producten zijn verpakt in glazen potjes die defecten bleken te vertonen; glassplinters / barsten / schroefdraad die loskomt. Het probleem deed zich voor na inpak, waardoor er een kans is dat er splinters in het product terecht zijn gekomen en bij gebruik geconsumeerd kunnen worden’. Het ging daarbij om strooiers die gemaakt werden met glazen potjes die behoorden tot de batch met de code [code] . Bij de vraag ‘welke conclusie trekt u n.a.v. de geconstateerde afwijking?’ is ingevuld: ‘schadelijk’. [82]
[bedrijf 1] heeft – naast de vijf soorten strooiers die afkomstig waren uit de batch met nummer [code] – alle andere batches met strooiers waarin de glazenpotjes met de productiefout zijn gebruikt tevens uit de markt gehaald. Blijkens het zesde lid van de ALV kunnen alle levensmiddelen uit de partij waarin de glazen potjes met de productiefout zijn gebruikt als onveilig worden aangemerkt.
AGR heeft vastgesteld dat tien van de twaalf onderzochte glazen potjes uit voornoemde batch Hertziaanse breuken vertoonden, waarvan ten aanzien van in ieder geval één glazen potje de breuken konden worden aangemerkt als kritisch gebrek hetgeen volgens de definitie betekent dat gebruik schade zou kunnen veroorzaken aan de gezondheid van de consument. Blijkens de anonieme melding van 27 maart 2021 is er bij gebruik ook daadwerkelijk schade opgetreden.
Behalve dat het als feit van algemene bekendheid kan worden beschouwd, blijkt ook uit de forensisch medische letselrapportage van W. Duijst dat het inslikken van zowel kleine als grote glaspartikels kan leiden tot schade aan de gezondheid, zoals bloedingen en/of infecties.
Dat er in het concrete geval bij ‘slechts’ twaalf van de onderzochte potjes glas is aangetroffen, betekent niet dat gezondheidsschade nooit kan optreden. Zoals hiervoor overwogen kan bewezenverklaring van artikel 174 Sr volgen, niet alleen indien daadwerkelijk gezondheidsschade is opgetreden, maar dat voldoende is dat dergelijke schade
kanoptreden. Bovendien volgt uit de anonieme melding van 27 maart 2021 er bij gebruik van een strooier daadwerkelijk schade aan de vinger en mond is ontstaan.
- glasscherven, glaspartikels of glasdeeltjes?
De raadsman heeft betoogd dat de in de tenlastelegging gebezigde term ‘glasscherven’ niet kan worden bewezen. Volgens de raadsman geeft de term een bepaalde kwalificatie aan en wordt gesuggereerd dat het gaat om ‘scherpe glasdeeltjes met een zekere omvang’ en dat glaspartikels en glasdeeltjes, welke een veel kleinere omvang hebben, niet onder de term ‘glasscherven’ vallen. De rechtbank verwerpt dit verweer. Een glasscherf is een stuk afgebroken glas dat, anders dan de raadsman heeft betoogd, niet een bepaalde omvang hoeft te hebben om glasscherf te worden genoemd. Ook een klein stukje afgebroken glas is een glasscherf.
- gebruik waarmee redelijkerwijs rekening moet worden gehouden
De raadsman heeft betoogd dat geen sprake is van gebruik waarmee door verdachte redelijkerwijs rekening dient te worden gehouden. Daartoe heeft hij aangevoerd dat:
- de strooiers zijn afgesloten met een lipje en iedere gebruiker bij het afhalen van het lipje ziet of er iets mis is met het glazen potje en zal besluiten de strooier niet te gebruiken;
- de gebruiker niet met het glas in aanraking komt;
- gelet op de diameter van de gaatjes in de strooier een glasdeeltje dat erdoorheen zou kunnen komen kleiner is dan 2,5 millimeter.
Bij de beantwoording van de vraag met welk gebruik redelijkerwijs rekening dient te worden gehouden is van belang of de mogelijkheid van gebruik zodanig onwaarschijnlijk is dat die mogelijkheid redelijkerwijs buiten beeld kan blijven. [83] De rechtbank overweegt dat uit de GFL-melding van [bedrijf 1] blijkt dat het probleem werd geconstateerd ná het inpakken, waardoor er een kans bestond dat splinters in het product terecht waren gekomen en bij gebruik geconsumeerd zouden kunnen worden.
Strooiers met kruiden en specerijen zijn voedingsmiddelen en dus moet er redelijkerwijs rekening mee worden gehouden dat een consument deze consumeert. In een dergelijk geval bestaat de mogelijkheid dat de consument glas binnen krijgt. Dat iedere consument in die mate oplettend is dat hij altijd een breuk zal waarnemen valt niet af te leiden uit het dossier en is ook niet aannemelijk. Daarbij komt dat blijkens de anonieme melding van 27 maart 2021 er bij gebruik van een strooier daadwerkelijk schade aan de vinger en mond is ontstaan. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
- Conclusie
Op grond van het hiervoor overwogene stelt de rechtbank vast dat de door verdachte afgeleverde strooiers met kruiden en specerijen van [bedrijf 1] schadelijke gevolgen voor het leven of gezondheid konden veroorzaken als gevolg van het gebruik waarmee verdachte redelijkerwijs rekening had moeten houden. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de waren dan ook schadelijk voor het leven of de gezondheid als bedoeld in artikel 174, eerste lid, Sr. Dat niet alle afgeleverde strooiers zijn onderzocht, zoals door de raadsman betoogd, doet hieraan gelet op artikel 14 lid 6 van de ALV niet af.
4.4.2.3 Voorwaardelijk verzoek
De raadsman heeft het voorwaardelijke verzoek gedaan tot het gelasten van contra-expertise naar de strooiers van [bedrijf 1] in het kader van het begrip ‘schadelijkheid’ in de zin van artikel 174 Sr. Daarbij wenst de raadsman met name antwoord te krijgen op de vragen welke glasdeeltjes werkelijk zijn aangetroffen, in hoeveel glazen potjes (in absolute en relatieve zin), in welke hoeveelheden en met welke kenmerken.
De rechtbank wijst het voorwaardelijke verzoek af. De rechtbank acht zich op basis van de reeds in het dossier aanwezige stukken voldoende voorgelicht en is gelet op hetgeen zij daarover hiervoor heeft overwogen van oordeel dat het niet noodzakelijk is een aanvullend onderzoek naar de schadelijkheid van de strooiers van [bedrijf 1] uit te laten voeren.
4.4.2.4 Wetenschap van verdachte
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte wist dat de door hem afgeleverde strooiers van [bedrijf 1] schadelijk waren. Het bestanddeel ‘wetende dat’ ziet op het gegeven dat de verdachte met de schadelijke aard van de waren bekend is en is een uitdrukking van opzet die ook het voorwaardelijk opzet omvat. [84] Voldoende is dus dat vast komt te staan dat verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat de strooiers schadelijk waren en deze kans ook bewust heeft aanvaard.
[verdachte] heeft ter zitting van 23 januari 2023 verklaard dat op het moment dat de strooiers door [bedrijf 1] aan [medeverdacht bedrijf] B.V. werden aangeboden ter vernietiging, ook de reden voor de vernietigingsopdracht werd gemeld. [85] De rechtbank stelt op grond daarvan vast dat [verdachte] wist dat de door [bedrijf 1] aan [medeverdacht bedrijf] B.V. aangeboden partij strooiers met kruiden en specerijen vernietigd moest worden omdat er sprake was van glascontaminatie. Behalve dat het een feit van algemene bekendheid is, moet verdachte hebben geweten dat glas in voedingsmiddelen schadelijk is voor het leven of de gezondheid althans heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat die strooiers schadelijk waren voor het leven of de gezondheid.
4.4.2.5 Dat schadelijke karakter verzwijgende
Resteert de vraag of [verdachte] voor [medeverdachte 2] en [naam 10] van [bedrijf 10] , aan wie [medeverdacht bedrijf] B.V. de strooiers van [bedrijf 1] heeft afgeleverd, het schadelijke karakter van die waren heeft verzwegen in de zin van artikel 174 Sr. De rechtbank stelt hierbij het volgende voorop.
Van verzwijgen in de zin van artikel 174 Sr is sprake indien degene die de voor de gezondheid schadelijke waren levert, de ontvanger omtrent dat schadelijke karakter van de waren niet informeert. Daarbij zal in aanmerking moeten worden genomen dat zulk informeren met zodanige onmiskenbaarheid zal dienen plaats te vinden dat degene aan wie de informatie is verstrekt deze ook kan verwerken en mitsdien daarnaar zal kunnen handelen. Indien degene op wie de informatieverplichting rust, die informatie zo onduidelijk of terloops verstrekt dat hij ernstig rekening moet houden met de aanmerkelijke kans dat de ontvanger van de schadelijke waren die informatie niet bereikt, zal evenzeer sprake zijn van verzwijgen als in het betreffende artikel bedoeld, als in het geval iedere informatieverstrekking wordt nagelaten. [86]
- met betrekking tot [medeverdachte 2]
[verdachte] heeft verklaard dat hij op 9 maart 2021 aan [medeverdachte 2] heeft aangegeven dat bij het afhalen van het velletje onder de dop het glas kon breken. Vervolgens heeft [medeverdachte 2] de strooiers aan derden te koop aangeboden, waarbij hij aan [naam 7] heeft aangegeven dat er niet met de partij ‘gefend’ mag worden. [verdachte] heeft aan [medeverdachte 2] geappt dat hij het ‘spul’ terug wil hebben omdat ‘het groter is dan gedacht’.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte 2] op de hoogte was van het schadelijke karakter van de strooiers van [bedrijf 1] en dat [verdachte] hem daarover op onmiskenbare wijze heeft geïnformeerd. Ten aanzien van de aflevering aan [medeverdachte 2] is dus
nietbewezen dat verdachte het schadelijke karakter heeft verzwegen.
- met betrekking tot [naam 10] van [bedrijf 10]
Uit de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden volgt dat [verdachte] aan [naam 10] met betrekking tot de uit de markt gehaalde strooiers van [bedrijf 1] heeft verteld dat er iets met het etiket aan de hand was. [verdachte] heeft hem niet verteld dat er mogelijk glas in zou kunnen zitten, aldus [naam 10] . [bedrijf 10] ( [naam 10] ) heeft de strooiers vervolgens ‘open en bloot’ aan de man gebracht, onder meer via internetadvertenties. Na de inbeslagneming door de NVWA heeft [naam 10] alle klanten benaderd met de mededeling dat het product niet geconsumeerd dient te worden, het aankoopbedrag zou worden teruggestort en de reeds geleverde kruidenstrooiers zouden worden opgehaald. [87] De rechtbank acht op grond hiervan wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tegenover [naam 10] het schadelijke karakter van de strooiers met kruiden en specerijen van [bedrijf 1] heeft verzwegen.
4.4.2.6 Tussenconclusie
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich opzettelijk schuldig heeft gemaakt aan overtreding van het bepaalde in artikel 174 Sr.
4.4.2.7 (Mede)plegen of feitelijke leidinggeven
Tot slot dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of de verdachte zich als (mede)pleger schuldig heeft gemaakt aan de bewezen verklaarde gedraging (
primair) of dat hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de gedraging begaan door [medeverdacht bedrijf] B.V. (
subsidiair). De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachte, [verdachte] , heeft de hierboven beschreven verboden gedraging verricht. Immers, zoals hiervoor is overwogen, is hij degene geweest die de partij heeft laten afleveren bij [bedrijf 10] in Apeldoorn. [verdachte] kan daarom worden aangemerkt als (feitelijke) pleger. Reeds hierom komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde en komt zij niet toe aan een beoordeling van het subsidiair ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tezamen en in vereniging plegen met [medeverdacht bedrijf] B.V. Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat de enkele omstandigheid dat de verboden gedraging van [verdachte] , als leidinggevende functionaris, aan de rechtspersoon [medeverdacht bedrijf] B.V. kan worden toegerekend (zoals is bewezen verklaard in het vonnis van deze rechtbank van heden inzake de strafzaak tegen de medeverdachte [medeverdacht bedrijf] B.V.), niet meebrengt dat verdachte het strafbare feit
in een bewuste en nauwe samenwerkingmet [medeverdacht bedrijf] B.V. heeft gepleegd (vgl. HR 18 december 2012, ECLI:NL:2012:BX5140). Ook overigens is op grond van het dossier niet gebleken van een zodanige samenwerking met één of meer anderen. De rechtbank acht daarom het onder 1 primair ten laste gelegde medeplegen niet wettig en overtuigend bewezen.
4.4.2.8 Conclusie
De rechtbank acht gelet op het hiervoor overwogene wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich opzettelijk schuldig heeft gemaakt aan het afleveren van waren, wetende dat deze voor het leven of de gezondheid schadelijk zijn, terwijl dat schadelijke karakter werd verzwegen.
Feiten 2 en 3
4.4.3
Vaststellen van de feiten
De rechtbank stelt op basis van het dossier en van hetgeen ter terechtzitting is besproken de volgende feiten en omstandigheden vast.
4.4.3.1 Strooiers met kruiden en specerijen
Op 14 april 2021 werd door de NVWA inzage gevorderd in de gegevens en bescheiden van [bedrijf 1] . [88] Uit de door [bedrijf 1] overgelegde factuur met factuurnummer 277600 bleek dat een partij strooiers met kruiden en specerijen met een totaalgewicht van 42.400 kilogram op 23 en 24 november 2020 in drie delen door [medeverdacht bedrijf] B.V. was opgehaald voor vernietiging. Bij de factuur waren drie begeleidingsbrieven en drie weegbonnen gevoegd. Een begeleidingsbrief is een document dat gebruikt wordt bij het transporteren en/of het afvoeren van afvalstoffen. De bijbehorende begeleidingsbrieven waren voorzien van de nummers BD48360528, BD34673035 en BD34673036. [89]
Tevens werd door [bedrijf 1] een vernietigingsverklaring overgelegd welke zij had ontvangen van [medeverdacht bedrijf] B.V. [90] De vernietigingsverklaring is gedateerd 1 december 2020 en heeft betrekking op de partij strooiers die behoort bij de begeleidingsbrieven met voornoemde nummers met een totaalgewicht van 42.400 kilogram. Deze vernietigingsverklaring (versie 1) is ondertekend door [verdachte] zelf. [91] De tekst luidt:

[medeverdacht bedrijf] B.V. te Zeewolde verklaart hiermede dat zij de producten, die zijn geleverd door [bedrijf 1] B.V. zal laten verwerken bij een erkent Cat. 3 bedrijf. Die na het verwerken van het product in een andere vorm afzet naar een erkend Cat. 3 vergistingsbedrijf voor groene stroom/gas.
[medeverdacht bedrijf] B.V. garandeert [bedrijf 1] B.V., dat het restproduct uit deze afgenomen producten, dan ook op geen enkele wijze in het verkeer zal worden gebracht.’
Onderaan de vernietigingsverklaring staat: ‘
Vernietigd’. [92]
Omdat uit de vernietigingsverklaring niet kon worden opgemaakt welke producten waren vernietigd, verzocht [bedrijf 1] op 3 december 2020 aan [medeverdacht bedrijf] B.V. een nieuwe vernietigingsverklaring op te stellen met daarbij een batchlijst. In deze tweede vernietigingsverklaring, waarbij een batchlijst is gevoegd, is onder meer de volgende tekst opgenomen:

[medeverdacht bedrijf] B.V. te Zeewolde verklaart hiermede dat zij de restproducten die opgehaald zijn geleverd door [bedrijf 1] zal laten verwerken bij een erkent Cat. 3. Bedrijf.
Die na het verwerken van het product in een andere vorm afzet naar een erkend Cat. 3. Vergistingsbedrijf voor groene stroom/gas.
[medeverdacht bedrijf] B.V. garandeert [bedrijf 1] dat de restproducten op geen enkele manier onbewerkt opnieuw op de markt worden gebracht. Na het verwerken is de oorsprong of identiteit op geen enkele wijze herkenbaar is of verbonden kan worden aan de oorspronkelijke ontdoener’.
Onderaan de vernietigingsverklaring staat: ‘
Vernietigd’.
Deze vernietigingsverklaring (eveneens gedateerd 1 december 2020, hierna: versie 2) was ondertekend ‘i.o.’ – en dus namens ‘ [verdachte] ’, met daarbij de vermelding ‘Directeur [medeverdacht bedrijf] B.V.’ [93]
Op 16 april 2021 heeft in de bedrijfslocatie van [medeverdacht bedrijf] B.V., gelegen aan [adres 5] , een doorzoeking ter inbeslagneming plaatsgevonden. [94] In het kantoorgedeelte van het gebouw werd administratie van [medeverdacht bedrijf] B.V. aangetroffen. De administratie werd door de NVWA in beslag genomen. [95] Ook werden computers aangetroffen waarvan de data werd veiliggesteld. De veiliggestelde data zijn door middel van het programma Hansken, een forensische zoekmachine, aan het onderzoeksteam van de NVWA ter beschikking gesteld. [96]
Uit onderzoek bleek dat er, naast de door [bedrijf 1] aan de FIOD overgelegde vernietigingsverklaring met een batchlijst, tevens een andere vernietigingsverklaring werd aangetroffen welke blijkens de nummers van de bijbehorende begeleidingsbrieven betrekking had op dezelfde partij strooiers met kruiden en specerijen van [bedrijf 1] . Deze vernietigingsverklaring was niet voorzien van een batchlijst. [97] Uit de mailbox van [medeverdacht bedrijf] B.V. bleek dat [naam 4] , werkzaam bij [bedrijf 1] , op 3 november 2020 een partij van 140 europallets met kruiden en specerijen had aangeboden ter vernietiging aan [medeverdacht bedrijf] B.V. [98] Blijkens de digitale handtekening onder de e-mailberichten, werd [medeverdacht bedrijf] B.V. vertegenwoordigd door [verdachte] waarbij werd vermeld dat hij directeur van [medeverdacht bedrijf] B.V. was. Uit de e-mailconversatie bleek dat de opdracht door [verdachte] werd aangenomen en er een prijs werd afgesproken van € 85,00 per ton. [99] Op 3 december 2020 is door [naam 17] namens [medeverdacht bedrijf] B.V. een vernietigingsverklaring zonder batchlijst overgelegd aan [bedrijf 1] . [100] Diezelfde dag werd door [naam 4] verzocht om een vernietigingsverklaring met een batchlijst omdat uit de eerder overgelegde vernietigingsverklaring niet kon worden opgemaakt of de bedoelde partij strooiers was vernietigd. [101] Op 1 april werd door [naam 17] , namens [medeverdacht bedrijf] B.V., een e-mailbericht met als onderwerp ‘vernietigingsverklaring’ verzonden naar [naam 4] . In de bijlage was een vernietigingsverklaring met een batchlijst opgenomen (versie 2). [102]
In de administratie van [medeverdacht bedrijf] B.V. werden de begeleidingsbrieven met de nummers BD48360528, BD34673035 en BD34673036 aangetroffen. De begeleidingsbrieven vermelden:
- [medeverdacht bedrijf] B.V. als afzender;
- [bedrijf 1] als ontdoener;
- [bedrijf 15] B.V. (verder: [bedrijf 15] B.V.) als bestemming. [103]
[bedrijf 15] B.V. is een bedrijf dat zich bezighoudt met het verwerken van reststromen uit de levensmiddelenindustrie. [104]
De begeleidingsbrief met het nummer BD48360528 heeft betrekking op een transport van 24 november 2020 van [medeverdacht bedrijf] B.V naar [bedrijf 15] B.V. De partij bestond uit totaal 22 pallets met afgekeurd (voor consumptie ongeschikt) verpakt materiaal van [bedrijf 1] . 13 van de 22 pallets bevatten glas. Ook staat er een handtekening in het vakje ‘handtekening ontvanger’. [105] Achter de begeleidingsbrief zat een weegbon. Op de weegbon is vermeld dat op 1 december 2020 bij ‘weegbrug St. Nicolaasga’ een nettogewicht van 7.620 kilogram was gewogen. [106]
De begeleidingsbrief met het nummer BD34673035 heeft betrekking op een transport van 24 november 2020 van [medeverdacht bedrijf] B.V. naar [bedrijf 15] B.V. De partij bestond uit totaal zestig pallets met afgekeurd (voor consumptie ongeschikt) verpakt materiaal van [bedrijf 1] . Bij deze begeleidingsbrief waren de doordrukken A1 en B1, welke zijn bestemd voor de ontvanger/geadresseerde ( [bedrijf 15] B.V.) en de ontdoener ( [bedrijf 1] ), nog in de administratie van [medeverdacht bedrijf] B.V. aanwezig. Ook stond er een handtekening in het vakje
‘handtekening ontvanger’. [107] Achter de begeleidingsbrief zat een weegbon. Blijkens de weegbon was op 24 november 2020 bij ‘weegbrug Zeewolde’ een nettogewicht van 21.780 kilogram gewogen. De weegbrug is gevestigd aan [adres 12] . [108]
De begeleidingsbrief met het nummer BD34673036 had betrekking op een transport van 23 november 2020 van [medeverdacht bedrijf] B.V. naar [bedrijf 15] B.V. De partij bestond uit totaal 46 pallets met afgekeurd (voor consumptie ongeschikt) verpakt materiaal van [bedrijf 1] . Bij de begeleidingsbrief waren de doordrukken A1 en B1 nog in de administratie van [medeverdacht bedrijf] B.V. aanwezig. Er staat geen handtekening in het vakje ‘handtekening ontvanger’. [109] Op de weegbon is vermeld dat er op 24 november 2020 bij ‘weegbrug Zeewolde’ een nettogewicht van 16.220 kilogram is gewogen. [110]
In de administratie van [medeverdacht bedrijf] B.V. werd ten aanzien van de begeleidingsbrief met nummer BD48360528 een factuur van [bedrijf 15] B.V. aangetroffen. [111] Ook werd een e-mail van [verdachte] aangetroffen waarin hij [bedrijf 1] verzocht om een creditnota omdat de in rekening gebrachte 4.145 kilogram ‘produkt in glas’ naar [medeverdacht bedrijf] B.V. retour was gegaan. [112] In de administratie werden geen facturen van [bedrijf 15] B.V. aangetroffen waarop de begeleidingsbrieven met de nummers BD34673035 en BD34673036 waren vermeld. [113]
Door [bedrijf 15] B.V. werd een aanvoerlijst overgelegd waarmee aan de hand van de nummers van de begeleidingsbrieven kon worden achterhaald welke partijen van [bedrijf 1] door [medeverdacht bedrijf] B.V. aan [bedrijf 15] B.V. ter vernietiging waren aangeboden. Anders dan de begeleidingsbrief met het nummer BD48360528, waren de begeleidingsbrieven met de nummers BD34673035 en BD34673036 niet op de aanvoerlijst vermeld. [114]
4.4.3.2 Strooiers met sesamzaad
Toen de NVWA op 14 april 2021 inzage vorderde in de gegevens en bescheiden van [bedrijf 1] , werden door [bedrijf 1] een leveringsoverzicht en een vernietigingsverklaring overgelegd die betrekking hadden op een partij strooiers met sesamzaad die door [bedrijf 1] middels een terughaalactie (recall) uit de markt was gehaald en via [medeverdacht bedrijf] B.V. op 3 maart 2021 was afgevoerd ter vernietiging. [115] Op 1 maart 2021 was de vernietigingsopdracht namens [medeverdacht bedrijf] B.V. geaccepteerd door [verdachte] . [116]
Het door [bedrijf 1] ingeschakelde onderzoeksbureau ISP had tijdens het bezoek op 9 april 2021 aan de bedrijfslocatie van [medeverdacht bedrijf] B.V. in de loods een partij strooiers met sesamzaad van [bedrijf 1] zien staan. [117] Op 20 april 2021 heeft de NVWA elf pallets met strooiers met sesamzaad in beslag genomen op het bedrijfsadres van [medeverdacht bedrijf] B.V. [118] In totaal bleek het te gaan om 21.720 strooiers met verschillende partijnummers. [119] Alle partijnummers kwamen voor op het leveringsoverzicht van [bedrijf 1] . [120]
Door [bedrijf 1] werd een vernietigingsverklaring overgelegd welke zij had ontvangen van [bedrijf 4] B.V. Het bedrijf [bedrijf 4] B.V. fungeerde als een intermediair tussen [bedrijf 1] en [medeverdacht bedrijf] B.V. Op de vernietigingsverklaring is vermeld dat [medeverdacht bedrijf] B.V. [bedrijf 4] B.V. garandeert dat zij de restproducten zal laten verwerken en dat deze restproducten op geen enkele manier onbewerkt opnieuw op de markt zullen worden gebracht. Onderaan de vernietigingsverklaring staat: ‘Vernietigd’. De vernietigingsverklaring is ondertekend door ‘ [verdachte] ’ ‘Directeur [medeverdacht bedrijf] B.V’ en heeft betrekking op de partijen strooiers welke zijn voorzien van begeleidingsbrieven met de nummers BD48360752 en BD48360647. [121]
In de administratie van [medeverdacht bedrijf] B.V. werd een factuur van [medeverdacht bedrijf] B.V. aan [bedrijf 4] B.V. aangetroffen waarop de begeleidingsbrieven met voornoemde nummers voorkomen. [122] Achter de factuur werden de begeleidingsbrieven aangetroffen.
De begeleidingsbrief met het nummer BD48360647 heeft betrekking op een transport van 3 maart 2021 van [medeverdacht bedrijf] B.V. naar [bedrijf 16] (verder: [bedrijf 16] ) B.V. De partij bestond uit totaal 32 pallets met afgekeurd (voor consumptie ongeschikt) verpakt materiaal van [bedrijf 1] . Ook staat er een handtekening in het vakje ‘handtekening ontvanger’. [123] Achter de begeleidingsbrief zat een weegbon. Op de weegbon is vermeld dat op 3 maart 2021 een nettogewicht van 7.900 kilogram is gewogen. [124] Het volledige gewicht is door [bedrijf 16] B.V. aan [medeverdacht bedrijf] B.V. gefactureerd.
De begeleidingsbrief met het nummer BD48360752 heeft betrekking op een transport van 3 maart 2021 van [medeverdacht bedrijf] B.V. naar [bedrijf 15] B.V. De datum van ontvangst is volgens de begeleidingsbrief 4 of 5 maart 2021. De datum van ontvangst is met pen namelijk aangepast. Ook is de gewogen hoeveelheid doorgekrast en is met pen geschreven: ‘totaal 11160 kg, waarvan 3800 kg glas’. [125] Blijkens de weegbon is op 5 maart 2021 om 08:42:39 uur een nettogewicht van 11.160 kilogram gewogen. [126]
In de administratie van [medeverdacht bedrijf] B.V. werd ten aanzien van de vracht behorende bij de begeleidingsbrief met het nummer BD48360752 een factuur van [bedrijf 15] B.V. aan [medeverdacht bedrijf] B.V. aangetroffen. Blijkens de factuur is door [bedrijf 15] B.V. een gewicht van 5.120 kilogram gefactureerd. Op de factuur is als datum van aankomst van de vracht 4 maart 2021 vermeld. [127]
Uit de administratie van [bedrijf 15] B.V. bleek dat de partij van 35 pallets van [bedrijf 1] behorende bij de begeleidingsbrief met het nummer BD48360752 op 4 maart 2021 bij [bedrijf 15] B.V. ter vernietiging was aangeboden. Het totaalgewicht (exclusief de pallets) betrof 5.580 kilogram, waarvan twee pallets van in totaal 460 kilogram naar [medeverdacht bedrijf] B.V. retour zijn gegaan. Door [bedrijf 15] B.V. is op 4 maart 2021 een partij van 5.120 kilogram vernietigd, overeenkomstig de factuur. Omdat de datum van ontvangst en het gewicht niet correspondeerden met de begeleidingsbrief en de weegbon welke in de administratie van [medeverdacht bedrijf] B.V. werden aangetroffen, is de administratie van [bedrijf 15] B.V. verder onderzocht. Blijkens de administratie van [bedrijf 15] B.V. had het gewicht van 11.160 kilogram betrekking op een vracht van het bedrijf [bedrijf 17] B.V., welke partij op 5 maart 2021 aan [bedrijf 15] B.V. was aangeboden. Blijkens de weegbon was de partij op 5 maart 2021 om 08:42:56 gewogen. [128] Geconstateerd werd dat er in een tijdsbestek van 17 seconden twee keer een vracht met een gewicht van 11.160 kilogram is gewogen. [129]
4.4.3.3 Sauzen van [bedrijf 3]
Tijdens de doorzoeking van de loods aan de [adres 4] en de controle van [winkel] , werden verschillende flessen met sauzen van de fabrikant [bedrijf 3] aangetroffen. [130] Omdat het vermoeden bestond dat deze afkomstig waren van [medeverdacht bedrijf] B.V., is door de NVWA contact opgenomen met [bedrijf 3] . Op 19 mei 2021 en 14 juni 2021 werden door [bedrijf 3] verschillende documenten overgelegd welke betrekking hadden op een partij afgekeurde sauzen die ter vernietiging waren aangeboden aan [medeverdacht bedrijf] B.V. [131] had de taken met betrekking tot het vernietigingsproces uitbesteed aan [bedrijf 5] B.V. (verder: [bedrijf 5] B.V.).
Door [bedrijf 3] werden drie vernietigingsverklaringen overgelegd welke betrekking hadden op de partijen sauzen die behoorden bij de begeleidingsbrieven met de nummers BD48360607, BD48360608 en BD48360609. Op de vernietigingsverklaringen is vermeld dat [medeverdacht bedrijf] B.V. [bedrijf 5] B.V. garandeert dat zij de restproducten zal laten verwerken bij een erkend categorie 3 bedrijf en dat de producten op geen enkele manier onbewerkt opnieuw op de markt zullen worden gebracht. Onderaan iedere vernietigingsverklaring staat: ‘Vernietigd’. De vernietigingsverklaringen zijn ondertekend ‘i.o.’ en dus namens ‘ [verdachte] ’, met daarbij de vermelding ‘Directeur [medeverdacht bedrijf] B.V.’ [132]
In de administratie van [medeverdacht bedrijf] B.V. werden begeleidingsbrieven en weegbonnen aangetroffen. [133] Uit de administratie van [medeverdacht bedrijf] bleek het volgende.
De begeleidingsbrief met het nummer BD48360607 heeft betrekking op een transport van 24 februari 2021 van [medeverdacht bedrijf] B.V. naar [bedrijf 15] B.V. De datum van ontvangst is 25 februari 2021. [134] Blijkens de weegbon is er op 25 februari 2021 een nettogewicht van 24.780 kilogram gewogen. [135]
De begeleidingsbrief met het nummer BD48360608 heeft betrekking op een transport van [medeverdacht bedrijf] B.V. naar [bedrijf 15] B.V. De datum van ontvangst is 15 maart 2021. [136] Op de weegbon is vermeld dat er is gewogen op 11 maart 2021 en dat de partij een nettogewicht heeft van 18.300 kilogram. [137]
De begeleidingsbrief met het nummer BD48360609 heeft betrekking op een transport van 10 maart 2021 van [medeverdacht bedrijf] B.V. naar [bedrijf 15] B.V. [138] Op de weegbon is vermeld dat er is gewogen bij ‘weegbrug Zeewolde’ op 10 maart 2021 en dat de partij een nettogewicht heeft van 18.280 kilogram. [139]
Uit de administratie van [bedrijf 15] B.V. bleek onder meer dat:
  • de begeleidingsbrief met het nummer BD48360607 niet voorkomt op de aanvoerlijst van [bedrijf 15] B.V.;
  • volgens de aanvoerlijst de vracht behorende bij begeleidingsbrief met het nummer BD48360608 een nettogewicht van 10.460 kilogram had, welke vracht was gewogen op 15 maart 2021 en 18 seconden later was afgedrukt dan het exemplaar welke in de administratie van [medeverdacht bedrijf] B.V. werd aangetroffen;
  • de begeleidingsbrief met het nummer BD48360609 niet voorkomt op de aanvoerlijst van [bedrijf 15] B.V.
4.4.4
Overwegingen van de rechtbank
Feit 2
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van valsheid in geschrift ingevolge artikel 225, eerste lid, Sr sprake moet zijn van het valselijk opmaken of vervalsen van een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, waarbij het oogmerk van de dader moet zijn gericht op het als echt en onvervalst gebruiken of door anderen doen gebruiken van dit geschrift. Volgens vaste jurisprudentie houdt gebruiken in ‘elk gebruik in het maatschappelijk verkeer, waarbij sprake is van misleiding en waaruit enig nadeel kan ontstaan’. Artikel 225, tweede lid, Sr ziet op het opzettelijk gebruik maken van het hiervoor bedoelde valse of vervalste geschrift als ware het echt en onvervalst, terwijl de gebruiker weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het geschrift voor zodanig gebruik is bestemd.
4.4.4.1 Valselijk opgemaakte vernietigingsverklaringen
Uit de feitelijke vaststellingen, zoals hiervoor weergegeven, blijkt dat er in totaal zes vernietigingsverklaringen zijn aangetroffen welke afkomstig waren van [medeverdacht bedrijf] B.V. Op iedere verklaring was vermeld dat [medeverdacht bedrijf] B.V. garandeerde dat zij de producten ‘zal laten verwerken’ en deze op geen enkele manier onbewerkt opnieuw op de markt zouden worden gebracht. Onder iedere vernietigingsverklaring stond: ‘Vernietigd’. Alle vernietigingsverklaringen zijn ondertekend door of namens [verdachte] , waarbij was vermeld ‘directeur [medeverdacht bedrijf] B.V’. Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat de verklaringen dienden als bewijs van vernietiging van een door [medeverdacht bedrijf] B.V. ontvangen partij producten.
Door de raadsman is betoogd dat gelet op de tekst waaruit blijkt dat [medeverdacht bedrijf] B.V. de producten ‘zal laten vernietigen’, het woord ‘vernietigd’ niet moet worden gezien als een feitelijke bevestiging van vernietiging. De rechtbank is van oordeel dat het voltooid deelwoord ‘vernietigd’ bewust de indruk wekt dat de bedoelde producten daadwerkelijk vernietigd zijn, terwijl de vernietiging in werkelijkheid (nog) niet had plaatsgevonden. In de bewoordingen ‘valselijk opgemaakt’ lig besloten dat de verdachte opzet moet hebben gehad op het valselijk opmaken van een geschrift. Wat er ook zij van het antwoord op de vraag of op het moment waarop de vernietigingsverklaringen werden opgemaakt bij verdachte de intentie bestond om de betreffende zaken niet te (laten) vernietigen, naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte met de vermelding van het woord “vernietigd” doelbewust de indruk willen wekken dat de producten op moment van schrijven al waren vernietigd opdat de door [medeverdacht bedrijf] B.V. verstrekte facturen ter zake van de vernietiging spoedig zouden worden betaald door [bedrijf 1] en [bedrijf 3] terwijl zij niet van de valsheid op de hoogte waren. Dat bij [bedrijf 1] en [bedrijf 3] niet alleen de indruk was gewekt dat de partij niet meer op de markt zou komen, maar ook dat de partij feitelijk al was vernietigd, blijkt tevens uit de verklaring die [naam 18] bij de rechter-commissaris heeft afgelegd, waarin hij aangaf dat de vernietigingsverklaring door [bedrijf 1] werd opgevat als dat de partij al vernietigd was. [141] Daarbij betrekt de rechtbank dat verdachte juist en uitsluitend was ingeschakeld om de betreffende partijen daadwerkelijk te (laten) vernietigen.
Nu alleen kan worden vastgesteld dat [verdachte] de vernietigingsverklaringen gericht aan [bedrijf 1] d.d. 1 december 2020 (versie 1) en gericht aan [bedrijf 4] d.d. 16 maart 2021 zelf heeft ondertekend, is naar het oordeel van de rechtbank alleen ten aanzien van die vernietigingsverklaringen bewezen dat [verdachte] deze opzettelijk valselijk heeft opgemaakt. De overige ten laste gelegde vernietigingsverklaringen zijn, blijkens de tekst ‘i.o.’ bij de handtekeningen, die overigens qua vorm ook afwijken van de handtekening van [verdachte] zelf heeft geplaatst op de vernietigingsverklaringen gericht aan [bedrijf 1] d.d. 1 december 2020 (versie 1) en gericht aan [bedrijf 4] d.d. 16 maart 2021, in opdracht van [verdachte] ondertekend. Nu de deelnemingsvorm ‘doen plegen’ niet ten laste is gelegd en de rechtbank van oordeel is dat op basis van het dossier niet bewezen is dat sprake is van medeplegen – i.e. een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en de personen die ‘i.o.’ hebben ondertekend – zal de rechtbank verdachte partieel vrijspreken ten aanzien van deze overige vernietigingsverklaringen.
4.4.4.2 Opzettelijk gebruik maken en daaraan feitelijke leiding geven
Dat ook daadwerkelijk gebruik is gemaakt van de vernietigingsverklaringen volgt uit het feit dat de vernietigingsverklaringen op 1 december 2020, 4 maart 2021 en 16 maart 2021 zijn overgelegd aan [bedrijf 1] , [bedrijf 4] B.V., [bedrijf 3] en [bedrijf 5] B.V. en dienden als bewijs dat de producten waren vernietigd. Dat bij [bedrijf 1] en [bedrijf 3] niet alleen de indruk was gewekt dat de partij niet meer op de markt zou komen, maar ook dat de partij feitelijk al vernietigd was, blijkt tevens uit de verklaring die [naam 18] bij de rechter-commissaris heeft afgelegd, waarin hij aangaf dat de vernietigingsverklaring door [bedrijf 1] werd opgevat als dat de partij al vernietigd was. [142]
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier niet kan worden vastgesteld dat [verdachte] de vernietigingsverklaringen zelf heeft verstuurd of anderszins verstrekt aan [bedrijf 1] , [bedrijf 3] , [bedrijf 4] of [bedrijf 5] . [verdachte] kan daarom niet als feitelijke pleger worden aangemerkt van het opzettelijk gebruik maken van voornoemde vernietigingsverklaringen, zoals primair ten laste is gelegd. Bij de beantwoording van de vraag of een verdachte strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld ter zake van het feitelijke leidinggeven aan een door de rechtspersoon verrichte verboden gedraging zoals onder 2 subsidiair ten laste is gelegd, moet eerst worden vastgesteld of de rechtspersoon een strafbaar feit heeft begaan. Pas wanneer die vraag bevestigend wordt beantwoord, komt de vraag aan de orde of kan worden bewezen dat de verdachte aan die gedraging feitelijke leiding heeft gegeven.
De rechtbank stelt voorop dat een rechtspersoon als dader van een strafbaar feit kan worden aangemerkt indien de gedraging in redelijkheid aan de rechtspersoon kan worden toegerekend. Die toerekening is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging. Een belangrijk oriëntatiepunt bij de toerekening is of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Een dergelijke gedraging kan in beginsel worden toegerekend aan de rechtspersoon. Van een gedraging in de sfeer van de rechtspersoon kan sprake zijn indien zich een of meer van de navolgende omstandigheden zich voordoen:
  • het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon;
  • de gedraging past in de normale bedrijfsvoering of taakuitoefening van de rechtspersoon;
  • de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf of in diens taakuitoefening;
  • de rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar werd blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard. Onder aanvaarden is mede begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kan worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging.
Het opstellen en gebruiken van vernietigingsverklaringen behoorden tot de activiteiten in het kader van een normale bedrijfsvoering van [medeverdacht bedrijf] B.V. en was dienstig aan het bedrijf aangezien zij actief was in de afvalverwerkingssector. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat de gedragingen telkens in de sfeer van de rechtspersoon hebben plaatsgevonden en dat deze aan haar kunnen worden toegerekend.
Naast het daderschap van de rechtspersoon dient ook het in de tenlastelegging vereiste opzet te kunnen worden vastgesteld bij de rechtspersoon. In het algemeen zal opzet van een leidinggevende functionaris steeds kunnen worden toegerekend. Van feiten of omstandigheden waarom dat in casu anders zou zijn, is niet gebleken.
De rechtbank stelt voorop dat pas nadat is vastgesteld dat een verboden gedraging aan de rechtspersoon kan worden toegerekend en de rechtspersoon opzet heeft gehad, de vraag aan de orde komt of kan worden bewezen dat de verdachte daaraan feitelijke leiding heeft gegeven. Bij de beoordeling daarvan dient niet uitsluitend te worden betrokken de juridische positie, maar ook de feitelijke positie van de verdachte bij de rechtspersoon en het gedrag dat de verdachte heeft vertoond of nagelaten op grond waarvan hij geacht moet worden aan die verboden gedraging feitelijke leiding te hebben gegeven.
Bij het gedrag dat de verdachte heeft vertoond, kan worden gedacht aan actief en effectief gedrag dat onmiskenbaar binnen de gewone betekenis van het begrip feitelijke leiding geven valt, maar ook het algemene door de verdachte (bijvoorbeeld als bestuurder) gevoerde beleid waarvan de verboden gedraging het onvermijdelijke gevolg is dan wel het leveren van een zodanige bijdrage aan een complex van gedragingen dat heeft geleid tot de verboden gedraging en het daarbij nemen van een zodanig initiatief dat de verdachte geacht moet worden aan die verboden gedraging feitelijke leiding te hebben gegeven. Als feitelijke leidinggever moet de verdachte ten minste bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat de verboden gedraging zich zal voordoen. Van het bewijs van dergelijke aanvaarding kan – in het bijzonder bij meer structureel begane strafbare feiten – ook sprake zijn indien hetgeen de feitelijke leidinggever bekend was omtrent het begaan van strafbare feiten door de rechtspersoon rechtstreeks verband hield met de in de tenlastelegging omschreven verboden gedraging. [144]
Zoals hiervoor overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de ten laste gelegde gedragingen redelijkerwijs aan [medeverdacht bedrijf] B.V. kunnen worden toegerekend.
Zoals hiervoor is overwogen, heeft [verdachte] de ten laste gelegde vernietigingsverklaringen ondertekend, althans deze zijn namens hem ondertekend, en heeft hij deze aldus, terwijl hij wist dat de strooiers niet waren vernietigd, opzettelijk valselijk opgemaakt dan wel doen opmaken (zie 4.4.4.1). Daarnaast heeft [verdachte] de vernietigingsverklaringen laten versturen met het doel de vernietigingsverklaringen als zijnde echt te doen gebruiken. Gelet op de rol van [verdachte] als leidinggevende functionaris en feitelijke bestuurder van [medeverdacht bedrijf] B.V., zoals hiervoor beschreven, en in het bijzonder de omstandigheid dat hij de leiding had over de (feitelijke uitvoering van de) vernietigingsopdracht van [bedrijf 1] , daartoe de contacten met medewerkers van [bedrijf 1] onderhield alsook alle contacten met [bedrijf 4] en [bedrijf 5] waaronder de met deze partijen gemaakte afspraken over het aanleveren van de vernietigingsverklaringen, kan het niet anders dan dat ook de niet door hemzelf maar door een andere medewerker van [medeverdacht bedrijf] B.V. in zijn opdracht ondertekende vernietigingsverklaringen onder zijn auspiciën tot stand zijn gekomen. Door de gang van zaken op zijn beloop te laten en niet te corrigeren dan wel anderszins in te grijpen, is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] feitelijke leiding heeft gegeven aan de strafbare gedragingen van [medeverdacht bedrijf] B.V. In de hiervoor beschreven handelwijze van verdachte ligt besloten dat hij daarop op zijn minst genomen voorwaardelijk opzet heeft gehad.
4.4.4.3 Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat er geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om vast te kunnen stellen dat er ten aanzien van deze gedragingen tussen verdachte en een ander een nauwe en bewuste samenwerking heeft bestaan. Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] heeft gehandeld als leidinggevende van [medeverdacht bedrijf] B.V. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 2 primair ten laste gelegde medeplegen.
Feit 3
De rechtbank is van oordeel dat de resultaten van het opsporingsonderzoek weliswaar twijfels doen rijzen over de juistheid en volledigheid van de begeleidingsbrieven en weegbonnen welke in de administratie van [medeverdacht bedrijf] B.V. zijn aangetroffen, maar dat dit nog niet betekent dat voornoemde documenten opzettelijk vals of vervalst waren. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat het regelmatig voorkwam dat verschillende vrachten met elkaar werden gecombineerd als een vrachtwagen niet vol was en de begeleidingsbrieven met pen werden bijgewerkt of de wijziging werd doorgevoerd op de begeleidingsbrief van de vracht waarmee werd gecombineerd. Het had op de weg van het Openbaar Ministerie gelegen om nader onderzoek te verrichten naar de juistheid van de gegeven verklaring alsook (onder meer) naar de werking van een weegbrug om te achterhalen hoe het kan dat binnen een zeer kort tijdsbestek (ongeveer 18 seconden) twee weegbonnen zijn afgedrukt. Nu geen nader onderzoek heeft plaatsgevonden, acht de rechtbank het onder 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat zij verdachte daarvan zal vrijspreken
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
Primair
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 23 november 2020 tot en met 19 april 2021 in Nederland, eenmaal, waren, te weten
flesjes/potjes met kruiden (van het merk [bedrijf 1] B.V.) die glasscherven bevatten, althans konden bevatten, heeft afgeleverd, wetende dat die waren voor het leven of de gezondheid schadelijk zijn, terwijl hij, verdachte, dat schadelijke karakter heeft verzwegen;
2
Primair
hij in de periode van 23 november 2020 tot en met 19 april 2021 in Nederland,
(een) geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te
dienen, te weten
- een vernietigingsverklaring d.d. 1 december 2020 en
- een vernietigingsverklaring d.d. 16 maart 2021,
valselijk heeft opgemaakt, door in strijd met de waarheid op die
vernietigingsverklaring te vermelden dat de in die vernietigingsverklaring
genoemde goederen op geen enkele wijze (onbewerkt opnieuw) op de markt/in het
verkeer worden gebracht en dat de in die vernietigingsverklaring genoemde
goederen waren vernietigd,
met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of
door anderen te doen gebruiken,
en
Subsidiair
[medeverdacht bedrijf] B.V. in de periode van 23 november 2020 tot en met 19 april 2021 in Nederland,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals geschrift dat bestemd
was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
- een vernietigingsverklaring d.d. 1 december 2020, en
- een vernietigingsverklaring d.d. 1 december 2020, en
- een vernietigingsverklaring d.d. 4 maart 2021, en
- een vernietigingsverklaring d.d. 16 maart 2021, en
- een vernietigingsverklaring d.d. 16 maart 2021, en
- een vernietigingsverklaring d.d. 16 maart 2021,
als ware het echt en onvervalst, door voornoemde vernietigingsverklaringen te
overleggen aan [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 3] Company
en [bedrijf 4] B.V. en [bedrijf 5] B.V.,
zulks terwijl hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en).
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 51, 174 en 225 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf
:waren verkopen, te koop aanbieden, afleveren of uitdelen, wetende dat zij voor het leven of de gezondheid schadelijk zijn en dat schadelijke karakter verzwijgende;
feit 2 primair
het misdrijf:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
en
feit 2 subsidiair
het misdrijf:
feitelijke leiding geven aan opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225 eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie als bijkomende straf het opleggen van een beroepsverbod voor de duur van vijf jaren gevorderd, inhoudende dat de verdachte op geen enkele wijze (bestuurlijke) werkzaamheden mag verrichten in de afvalverwerking
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, indien en voor zover de rechtbank wel tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten zal komen, verzocht om bij de straftoemeting geen rekening te houden met de veroordeling door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 maart 2021, wegens het lange tijdsverloop sinds de pleegdatum.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het afleveren van waren waarvan hij wist dat deze waren schadelijk zijn voor het leven of de gezondheid en dit schadelijke karakter voor anderen heeft verzwegen. Verdachte heeft namens [medeverdacht bedrijf] B.V. een partij strooiers met kruiden en specerijen van [bedrijf 1] in ontvangst genomen ter vernietiging vanwege potentiële glascontaminatie. In verschillende strooiers is daadwerkelijk glas aangetroffen. Het handelen van verdachte heeft ervoor gezorgd dat de partij met schadelijke strooiers niet werd vernietigd, maar op de markt terechtkwamen. Voedselveiligheid is een groot goed en van eminent belang voor de volksgezondheid, waarmee zeer zorgvuldig moet worden omgegaan, in het bijzonder door degenen die direct of indirect in de afvalverwerking van voedingsmiddelen werkzaam zijn. Verdachte heeft dit belang ernstig veronachtzaamd en daarmee gezondheidsrisico’s in het leven geroepen. Consumenten dienen erop te kunnen vertrouwen dat levensmiddelen die te koop worden aangeboden veilig zijn. Verdachte heeft met zijn handelwijze op grove wijze het vertrouwen van de consument in de veiligheid van levensmiddelen geschaad en de algemene volksgezondheid ernstig in gevaar gebracht. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij geldelijk gewin zwaarder heeft laten wegen dan de volksgezondheid.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift door valse vernietigingsverklaringen op te maken en te gebruiken in het handelsverkeer. Verdachte heeft met zijn handelwijze het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer moet kunnen worden gesteld dat dergelijke documenten naar waarheid worden ingevuld op ernstige wijze beschaamd.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 13 februari 2023, waaruit onder meer blijkt dat verdachte op 24 maart 2021 is veroordeeld tot een gevangenisstraf van elf maanden, waarvan negen maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en een taakstraf van 240 uren voor het feitelijke leidinggeven aan het begaan van milieudelicten en valsheid in geschift. Dit weegt in zijn nadeel mee. Kennelijk heeft deze veroordeling verdachte er niet van weerhouden om zich opnieuw schuldig te maken aan soortgelijke strafbare feiten. De rechtbank heeft in dit verband gelet op artikel 63 Sr.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aard, ernst en omvang van de strafbare feiten, de in het leven geroepen risico’s voor het leven en de gezondheid en de eerdere veroordeling voor een soortgelijk feit, niet kan worden volstaan met een andere straf dan een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Mede omdat de rechtbank minder feiten bewezen acht dan de officier van justitie, komt zij tot een lagere straf dan geëist. De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren met aftrek van voorarrest passend en geboden. De rechtbank zal, anders dan geëist door de officier van justitie, geen beroepsverbod als bijkomende straf opleggen. Om te voorkomen dat verdachte opnieuw soortgelijke feiten pleegt, is de rechtbank van oordeel dat met het opleggen van een fors voorwaardelijk strafdeel kan worden volstaan.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de inbeslaggenomen voorwerpen moeten worden onttrokken aan het verkeer.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst vermelde voorwerpen onder de nummers 1 tot en met 61 vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen de feiten zijn begaan.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair
het misdrijf
:waren verkopen, te koop aanbieden, afleveren of uitdelen, wetende dat zij voor het leven of de gezondheid schadelijk zijn en dat schadelijke karakter verzwijgende;
feit 2 primair
het misdrijf:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
en
feit 2 subsidiair
het misdrijf:
feitelijke leiding geven aan opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225 eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de in beslag genomen voorwerpen
- verklaart onttrokken aan het verkeer de op de beslaglijst genoemde voorwerpen onder de nummers 1 t/m 61.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Manuel, voorzitter, mr. M. van Berlo en mr. C.H. de Haan, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.N. Esajas, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2023.
Buiten staat
Mr. C.H. de Haan is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Inlichtingen- en Opsporingsdienst van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit met nummer 2021-165460 / Charleston. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Een geschrift, zijnde een document getiteld ‘Geleverde partijen potjes 03-2020’, DOC-00132.
3.THT staat voor ‘ten minste houdbaar tot’.
4.Proces-verbaal van bevindingen internetonderzoek publiekswaarschuwing van 20 mei 2021, AMB-00056.
5.Geschriften, te weten ‘ [medeverdacht bedrijf] vordering [bedrijf 1] ’, DOC-00042 en ‘Overzicht vernietigingsverklaring glas [bedrijf 1] ’, DOC-00024.
6.Een geschrift, te weten ‘Melding [bedrijf 1] potjes [winkel] ’, DOC-00116.
7.Een geschrift, zijnde een rapport van bevindingen (controle [winkel] ) van de NVWA van 13 april 2021, DOC-00007, pag. 1 t/m 4.
8.Proces-verbaal van aangifte [bedrijf 1] van 16 april 2021, AMB-00007 en geschriften, te weten ‘Verklaring aangifte [bedrijf 1] B.V.’, DOC-00028, pag. 3 en 4 en ‘Bijlagen aangifte [bedrijf 1] B.V.’, DOC-00029, pag. 5 t/m 8.
9.Proces-verbaal van bevindingen (video’s pseudokoop) van 1 juni 2021, AMB-00043.
10.Een geschrift, te weten ‘Bijlagen aangifte [bedrijf 1] B.V.’, DOC-00029, pag. 5 t/m 8.
11.Proces-verbaal van verdenking van [medeverdachte 1] van 20 april 2021, AMB-00009, pag. 3, derde alinea en een geschrift, te weten ‘Bijlagen aangifte [bedrijf 1] B.V.’, DOC-00029, pag. 10 t/m 14.
12.Een geschrift, te weten ‘Verklaring aangifte [bedrijf 1] B.V.’, DOC-00028, pag. 4.
13.Geschriften, te weten ‘ [medeverdacht bedrijf] vordering [bedrijf 1] ’, DOC-00042 en ‘Overzicht vernietigingsverklaring glas [bedrijf 1] ’, DOC-00024.
14.Een geschrift, zijnde e-mailberichten ‘Mail batchlijst vern. verkl. glas’, DOC-00202.
15.Een geschrift, zijnde een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel van 15 april 2021, betreffende [medeverdacht bedrijf] B,V., DOC-00294.
16.Een geschrift, zijnde een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel van 19 april 2021, [bedrijf 6] B.V., DOC-00258.
17.Een geschrift, zijnde een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel van 19 april 2021, betreffende Handelsonderneming [bedrijf 7] B.V., DOC-00295.
18.Een geschrift, zijnde een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel van 21 april 2021, betreffende [bedrijf 8] B.V., DOC-00296.
19.Proces-verbaal van het vierde verhoor van verdachte [verdachte] van 12 juli 2021, V003-0004, pag. 2 en 3.
20.Proces-verbaal van bevindingen (mastlocaties printlijsten) van 12 juli 2021, AMB-00082, pag. 4 en 5.
21.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 25 juni 2021, V003-00003, pag. 11
22.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] van 15 april 2021,V001-0002, pag. 2.
23.Geschrift, te weten ‘Whatsapp 12-03-2021 [naam 19] ’, DOC-00020 en ‘Screenshot ontvangen van getuige G003’, DOC-00104 en proces-verbaal van verhoor getuige [naam 6] van 17 april 2021, G003-00001, pag. 2.
24.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 7] van 13 april 2021, G004-00001, pag. 2, en geschriften, te weten ‘WhatsApp [naam 20] ’, DOC-00021 en ‘Screenshot 1 ontvangen van getuige G004, DOC-00101.
25.Een geschrift, te weten ‘Screenshot 1 ontvangen van getuige G004’, DOC-00101.
26.Een geschrift, te weten ‘Screenshot 3 ontvangen van getuige G004’, DOC-00103.
27.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 8] van 14 april 2021, G-002-00001, pag. 3.
28.Een geschrift, zijnde een huurovereenkomst van [adres 4] , DOC-00015.
29.Een geschrift, zijnde een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel van 15 april 2021, betreffende [bedrijf 9] B.V., VB006-00001A.
30.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 8] van 14 april 2021, G-004-00001, pag. 5, alinea 10.
31.Proces-verbaal van bevindingen (inspectie loods Zaltbommel 8 april 2021) van 21 april 2021, AMB-00018.
32.Een geschrift, zijnde ‘Whatsapp 07-04-2021 [naam 21] en [verdachte] ’, DOC-00062, pag. 2 en 3.
33.Een geschrift, te weten ‘WhatsApp-gesprek tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] ’, DOC-00097.
34.Een geschrift, te weten ‘Whatsapp [medeverdachte 3] Opslag Zaltbommel [verdachte] ’, DOC-00074.
35.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 26 april 2021, AMB-00002.
36.Een geschrift, zijnde een bewaardersverklaring van 9 april 2021, DOC-00077.
37.Een geschrift, te weten ‘Whatsapp [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] over huur’, DOC-00076.
38.Een verkleinde weergave van een bestand die de inhoud in één oogopslag weergeeft.
39.Geschriften, zijnde een factuur met factuurnummer 20210300 van 9 april 2021, DOC-00108 en ‘Whatsapp [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] over huur’, DOC-00076.
40.Proces-verbaal van bevindingen (telling in beslag genomen kruidenpotjes en sauzen) van 9 juni 2021, AMB-00052, pag. 2 t/m 4 en een geschrift, zijnde een Excel-bestand van telling Zaltbommel, locatie A, [bedrijf 1] producten, DOC-00136.
41.Een geschrift, zijnde een overzicht van de aan [bedrijf 10] gelieerde (rechts)personen, DOC-0289.
42.Proces-verbaal van bevindingen (inbeslagname bij [bedrijf 10] ) van 21 april 2021, AMB-00016.
43.Een geschrift, zijnde een bewijs van ontvangst [bedrijf 10] van 20 april 2021, DOC-00050.
44.Proces-verbaal van bevindingen (telling in beslag genomen kruidenpotjes en sauzen) van 9 juni 2021, AMB-00052, pag. 1 en 4.
45.Proces-verbaal van bevindingen (verhouding potjes bij [medeverdacht bedrijf] en [bedrijf 10] ) van 12 juli 2021, AMB-00060.
46.Proces-verbaal van bevindingen (inbeslagname bij [bedrijf 10] ) van 21 april 2021, AMB-00016.
47.Een geschrift, zijnde een advertentie van [bedrijf 10] op Facebook van 8 maart 2021, DOC-00287.
48.Een geschrift, te weten ‘Stuntaanbiedingen bevindingen’, DOC-00247 en het proces-verbaal van verhoor getuige S.J. Voetée, G010-00001, pag. 3.
49.Proces-verbaal van bevindingen (inbeslagname bij [bedrijf 12] in Deventer) van 21 april 2021, AMB-00014.
50.Een geschrift, zijnde een bewijs van ontvangst [bedrijf 12] van 19 april 2021, DOC-00048.
51.Proces-verbaal van bevindingen (inbeslagname bij [bedrijf 12] in Deventer) van 21 april 2021, AMB-00014.
52.Een geschrift, zijnde een bewijs van ontvangst [bedrijf 12] van 19 april 2021, DOC-00048.
53.Proces-verbaal van bevindingen (telling in beslag genomen kruidenpotjes en sauzen) van 9 juni 2021, AMB-00052, pag. 4.
54.Proces-verbaal van verhoor getuigen [naam 12] en [naam 13] van 23 april 2021, G006-00001, pag. 2 en 3.
55.Geschriften, zijnde facturen met factuurnummers 20210284 en 20210299 van 19 maart 2021 en 8 april 2021, DOC-00033 en DOC-00034.
56.Een geschrift, te weten ‘WhatsApp met [medeverdachte 3] ’, DOC-00032.
57.Proces-verbaal van bevindingen (inbeslagname bij [bedrijf 13] V.O.F.) van 21 april 2021, AMB-00015.
58.Een geschrift, zijnde een bewijs van ontvangst [bedrijf 13] V.O.F. van 20 april 2021, DOC-00049.
59.Proces-verbaal van bevindingen (telling in beslag genomen kruidenpotjes en sauzen) van 9 juni 2021, AMB-00052, pag. 4.
60.Proces-verbaal van verhoor getuigen [naam 14] en [naam 15] van 21 april 2021, G008-00001, pag. 4.
61.Proces-verbaal van doorzoeking locatie Z van 12 mei 2021, AMB-00017.
62.Een geschrift, zijnde een lijst van inbeslaggenomen goederen van 16 april 2021, DOC-00079.
63.Proces-verbaal van bevindingen (telling in beslag genomen kruidenpotjes en sauzen) van 9 juni 2021, AMB-00052, pag. 4.
64.Proces-verbaal van bevindingen (bezoek [bedrijf 14] ) van 21 april 2021, AMB-00021, pag. 1 en 2.
65.Een geschrift, zijnde een afbeelding van een huurcontract van [medeverdachte 1] bij [bedrijf 14] , DOC-00057.
66.Proces-verbaal van bevindingen (telling in beslag genomen kruidenpotjes en sauzen) van 9 juni 2021, AMB-00052, pag. 4.
67.Een geschrift zijnde, ‘problem definition [bedrijf 1] ’, DOC-00236.
68.Proces-verbaal van bevindingen (ontvangst 126nd [bedrijf 1] ) van 9 augustus 2021.
69.Een geschrift, zijnde een testrapport van American Glass Research van 21 april 2020, DOC-00288.
70.Een geschrift, zijnde een vertaling van het testrapport van American Glass Research van 21 april 2020, DOC-00298.
71.Een geschrift, te weten ‘Overzicht vernietigingsverklaring glas [bedrijf 1] ’, DOC-00024.
72.Een aanvullend proces-verbaal, zijnde een forensisch medische letselrapportage, opgemaakt en ondertekend door W. Duijst, van 20 april 2022
73.HR 30 november 1914, ECLI:NL:1914:218.
74.Een geschrift, zijnde e-mailberichten ‘Mail batchlijst vern. verkl. glas’, DOC-00202.
75.Proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 10] van 18 juni 2021, V009-00001, pag. 6 en 7.
76.Een geschrift, te weten ‘Overzicht gesprekken [naam 11] [medeverdachte 2] en [verdachte] , DOC-00091, pag. 3.
77.Verordening (EG) nr. 178/2002.
78.Proces-verbaal van het juridisch kader van 12 augustus 2021, AMB-00073, pag. 6 en 7.
79.HR 18 maart 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF0732.
80.Rb. Rotterdam 4 augustus 2020, ECLI:NL:RBROT:2020:7093.
81.General Food Law.
82.Een geschrift, zijnde een GFL-formulier afgekeurde potjes van 25 maart, DOC-00285.
83.Gerechtshof Amsterdam 23 december 2011, ECLI:NL:GHAMS:2011:BU9237 (
84.Rb. Overijssel van 12 april 2021, ECLI:NL:RBOVE:2021:1517.
85.Proces-verbaal van de terechtzitting van 23 januari 2023, inhoudende de verklaring van verdachte [verdachte] .
86.Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 14 oktober 2014, ECLI:GHSHE:2014:4263.
87.Een geschrift, zijnde een e-mailbericht van [naam 10] aan [naam 22] van de NVWA van 2 mei 2021, pag. 2 en 3.
88.Proces-verbaal van bevindingen (vordering artikel 19 WED [bedrijf 1] ) van 25 mei 2021.
89.Een geschrift, te weten ‘ [medeverdacht bedrijf] vordering [bedrijf 1] ’, DOC-00042.
90.Proces-verbaal van bevindingen (vordering artikel 19 WED [bedrijf 1] ) van 25 mei 2021.
91.Proces-verbaal van de terechtzitting van 23 januari 2023, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte [verdachte] .
92.Een geschrift, zijnde een vernietigingsverklaring van [medeverdacht bedrijf] B.V. van 1 december 2020, DOC-00251A.
93.Een geschrift, zijnde een vernietigingsverklaring van [medeverdacht bedrijf] B.V. van 1 december 2020, DOC-00054.
94.Proces-verbaal van doorzoeking locatie Z van 12 mei 2021, AMB-00017.
95.Een geschrift, te weten een lijst van inbeslaggenomen goederen locatie Z, DOC-00079.
96.Proces-verbaal van bevindingen (verlenen digitale assistentie locatie Z), AMB-00038.
97.Proces-verbaal van bevindingen (van de twee vernietigingsverklaringen betreffende de kruidenpotjes van [bedrijf 1] ), AMB-00072, pag. 1.
98.Een geschrift, te weten ‘Mail ontvangen_2020-11-03’, DOC-00194.
99.Een geschrift, te weten ‘Mail batchlijst vern. verkl. glas’, DOC-00202.
100.Geschriften, te weten ‘Mail vern. verkl. 2 (3-12-2020)’, DOC-00251, pag. 5 en een vernietigingsverklaring van [medeverdacht bedrijf] B.V. van 1 december 2020, DOC-00251A.
101.Een geschrift, te weten ‘Mail verzoek batchlijst, DOC-00251, pag. 1.
102.Geschriften, te weten ‘Mail met vern. verkl. 1 (1-4-2021), DOC-00252, pag. 4 en een vernietigingsverklaring van [medeverdacht bedrijf] B.V. van 1 december 2020, DOC-00054.
103.Proces-verbaal van bevindingen (goederenstroom afvoer partij [bedrijf 1] kruiden) van 7 juli 2021, pag. 5 t/m 7.
104.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 23] van 14 juni 2021, G014-00001, pag. 2.
105.Een geschrift, zijnde begeleidingsbrief BD48360528, DOC-00189.
106.Een geschrift, zijnde de weegbon horende bij begeleidingsbrief BD48360528, DOC-00189.
107.Een geschrift, zijnde begeleidingsbrief BD34673035, DOC-00166, pag. 1, 3 en 4.
108.Een geschrift, zijnde de weegbon horende bij begeleidingsbrief BD34673035, DOC-00166, pag. 2.
109.Een geschrift, zijnde begeleidingsbrief BD34673036, DOC-00165, pag. 1 t/m 3.
110.Een geschrift, zijnde de weegbon horende bij begeleidingsbrief BD34673036, DOC-00165, pag. 4.
111.Een geschrift, zijnde een factuur met factuurnummer 42155 van 8 december 2020, DOC-00191.
112.Een geschrift, zijnde een e-mailbericht van [verdachte] van 8 december 2020, DOC-00193, pag. 2.
113.Proces-verbaal van bevindingen (goederenstroom afvoer partij [bedrijf 1] kruiden) van 7 juli 2021, pag. 8, zesde alinea.
114.Een geschrift, te weten ‘Aanvoerlijst [bedrijf 1] 2020’, DOC-00209.
115.Proces-verbaal van bevindingen (vordering artikel 19 WED [bedrijf 1] ) van 25 mei 2021, AMB-00041 en geschriften, te weten ‘geleverde partijen sesam 2020’, DOC-00030 en een vernietigingsverklaring sesam van [medeverdacht bedrijf] B.V. van 16 maart 2021, DOC-00133.
116.Een geschrift, te weten ‘Mail 21-03-01’, DOC-00240.
117.Proces-verbaal van aangifte [bedrijf 1] van 16 april 2021, AMB-00007, pag. 2, vierde alinea.
118.Proces-verbaal van bevindingen (inbeslagneming [medeverdacht bedrijf] B.V. 20 april 2021), AMB-00077.
119.Proces-verbaal van bevindingen (telling in beslag genomen kruidenpotjes en sauzen) van 9 juni 2021, AMB-00052, pag. 4.
120.Proces-verbaal van bevindingen (sesamzaad) van 5 juli 2021, AMB-00074, pag. 2, derde alinea.
121.Een geschrift, zijnde een vernietigingsverklaring sesam van [medeverdacht bedrijf] B.V. van 16 maart 2021, DOC-00133.
122.Een geschrift, zijnde een factuur met factuurnummer 277837 van 9 maart 2021, DOC-00237.
123.Een geschrift, zijnde begeleidingsbrief BD48360647, DOC-0000237, pag. 5.
124.Een geschrift, zijnde de weegbon horende bij begeleidingsbrief BD48360647, DOC-00237, pag. 6.
125.Een geschrift, zijnde begeleidingsbrief BD48360752, DOC-0000237, pag. 3.
126.Een geschrift, zijnde de weegbon horende bij begeleidingsbrief BD48360752, DOC-00237, pag. 4.
127.Een geschrift, zijnde een factuur met factuurnummer 43090 van [bedrijf 15] B.V., DOC-00238, pag. 2.
128.Een geschrift, zijnde een begeleidingsbrief BD48360670 en weegbon, DOC-00243.
129.Proces-verbaal van bevindingen (sesamzaad) van 5 juli 2021, AMB-00074, pag. 5 t/m 7.
130.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming (locatie A [adres 4] ) van 26 april 2021, AMB-00002, pag. 2 en een geschrift, zijnde een rapport van bevindingen (controle [winkel] ) van de NVWA van 13 april 2021, DOC-00007, pag. 2.
131.Proces-verbaal van bevindingen (ontvangst documenten [bedrijf 3] ) van 15 juni 2021, BOB013-00003.
132.Geschriften, te weten vernietigingsverklaringen van [medeverdacht bedrijf] B.V. van 4 maart 2021 en 16 maart 2021, DOC-00143, DOC-00180 en DOC-00183.
133.Proces-verbaal van bevindingen (goederenstroom [bedrijf 3] ) van 7 juli 2021, pag. 4.
134.Een geschrift, zijnde een begeleidingsbrief BD48360607, DOC-00144.
135.Een geschrift, zijnde de weegbon horende bij begeleidingsbrief BD48360607, DOC-00149.
136.Een geschrift, zijnde een begeleidingsbrief BD48360608, DOC-00196B.
137.Een geschrift, zijnde de weegbon horende bij begeleidingsbrief BD48360608, DOC-00196C.
138.Een geschrift, zijnde een begeleidingsbrief BD48360609, DOC-00196E.
139.Een geschrift, zijnde de weegbon horende bij begeleidingsbrief BD48360609, DOC-00196G.
140.Proces-verbaal van bevindingen (goederenstroom [bedrijf 3] ) van 7 juli 2021, pag. 5 t/m 7.
141.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 18] bij de rechter-commissaris van de rechtbank Overijssel van 11 mei 2021, pag. 3, tweede alinea.
142.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 18] bij de rechter-commissaris van de rechtbank Overijssel van 11 mei 2021, pag. 3, tweede alinea.
143.HR 26 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:733, r.o. 3.4.1 en HR 21 oktober 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7938
144.HR 26 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:733, r.o. 3.5.2 en 3.5.3.