ECLI:NL:RBOVE:2023:710

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 februari 2023
Publicatiedatum
27 februari 2023
Zaaknummer
08.310362.21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor openlijke geweldpleging met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

Op 27 februari 2023 heeft de Rechtbank Overijssel een 22-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, voor openlijke geweldpleging. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 21 augustus 2021 in Hengelo, waar de verdachte samen met een medeverdachte het slachtoffer heeft aangevallen. Het slachtoffer liep als gevolg van het geweld een zware blessure op, namelijk een driedubbele beenbreuk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte het slachtoffer met opzet hebben geslagen en geschopt, terwijl hij op de grond lag. De rechtbank oordeelde dat het geweld dat door de verdachte is gepleegd, zwaar lichamelijk letsel tot gevolg heeft gehad, wat de strafbaarheid van het feit verzwaarde. De officier van justitie had een taakstraf en een gevangenisstraf geëist, maar de rechtbank besloot tot een gevangenisstraf van zes maanden, met een voorwaardelijk deel van drie maanden en een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en zijn eerdere strafblad, dat geen vergelijkbare feiten vertoonde. Daarnaast werd er een schadevergoeding van € 3.924,38 toegewezen aan het slachtoffer, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.310362.21 (P)
Datum vonnis: 27 februari 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
13 februari 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. Stoop en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. D. Greven, advocaat in Borne, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte (hierna ook: [verdachte] ):
samen met een ander [slachtoffer] (hierna ook: [slachtoffer] ) heeft aangevallen, geslagen en geschopt als gevolg waarvan het been [slachtoffer] meervoudig gebroken is.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 21 augustus 2021, te Hengelo, gemeente Hengelo (O)
openlijk, te weten op/aan de Markstraat, in elk geval op of aan de openbare weg,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het
- indringen op en/of aanvallen van die [slachtoffer] en/of
- naar/tegen de grond slaan van die [slachtoffer] en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) slaan en/of stompen in/op/tegen het gezicht/hoofd en/althans het lichaam van die [slachtoffer] (zulks terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) trappen/schoppen in/op/tegen de ribben en/of de benen, en/althans het (gehele) lichaam van die [slachtoffer] (zulks terwijl die [slachtoffer] op de grond lag)
terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel, te weten een driedubbele beenbreuk, althans (een) (gecompliceerde) beenbreuk(en) voor voornoemde [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 augustus 2021, te Hengelo, gemeente Hengelo (O)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, en/althans alleen,
een persoon genaamd [slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer]
- naar/tegen de grond te werken/slaan en/of
- meermalen, althans eenmaal, -zulks terwijl die [slachtoffer] op de grond lag- slaan en/of stompen in/op/tegen het gezicht/hoofd en/althans het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- meermalen, althans eenmaal, -zulks terwijl die [slachtoffer] op de grond lag- trappen en/of schoppen in/op/tegen de ribben en/of de benen en/althans het lichaam van die [slachtoffer] ,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, een driedubbele beenbreuk, althans (een) (gecompliceerde) beenbreuk(en) voor voornoemde [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is geen verweer gevoerd ten aanzien van het bewijs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststelling van de feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 21 augustus 2021 tussen 00:45 uur en 01:00 uur loopt [slachtoffer] door het centrum van Hengelo (O). [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) zijn daar op dat moment ook en rijden allebei op een scooter door het centrum. Zij komen [slachtoffer] tegen en rijden recht op hem af, waarbij zij op het laatste moment pas uitwijken. [slachtoffer] reageert hierop door beide armen uit te steken en te roepen “waar zijn jullie mee bezig”, of iets van die strekking. [medeverdachte] en [verdachte] rijden vervolgens opnieuw op [slachtoffer] af. [slachtoffer] probeert met zijn handen een van de scooters te stoppen en weg te duwen, waarna hij het op een lopen zet. [medeverdachte] en [verdachte] rennen achter hem aan: eerst [verdachte] , gevolgd door [medeverdachte] . [slachtoffer] komt op de grond terecht. [medeverdachte] en [verdachte] slaan/stompen en trappen/schoppen [slachtoffer] vervolgens met kracht tegen zijn lichaam en hoofd. [slachtoffer] loopt onder andere een driedubbele beenbreuk op.
De overwegingen van de rechtbank
Openlijke geweldpleging
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] samen met [medeverdachte] openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] . [verdachte] heeft verklaard dat hij [slachtoffer] een klap tegen zijn hoofd heeft gegeven, waardoor hij op de grond terecht is gekomen. [verdachte] heeft actief deelgenomen aan de geweldplegingen tegen [slachtoffer] , die plaatsvonden in de Marktstraat in het centrum van Hengelo. Verschillende getuigen hebben onafhankelijk van elkaar verklaard dat zij [medeverdachte] en [verdachte] op [slachtoffer] in hebben zien slaan en trappen.
Zwaar lichamelijk letsel
Aan [verdachte] is de strafverzwarende omstandigheid dat de openlijke geweldpleging zwaar lichamelijk letsel tot gevolg heeft gehad, ten laste gelegd.
Op basis van het dossier stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer] , mede door de gedragingen van [verdachte] , een driedubbele beenbreuk heeft opgelopen. [slachtoffer] heeft verklaard dat [medeverdachte] en [verdachte] met kracht tegen zijn benen hebben getrapt/geschopt. Getuige [getuige 1] verklaart dat ook. Daarnaast heeft getuige [getuige 2] verklaard dat [medeverdachte] en [verdachte] op [slachtoffer] in hebben geschopt. Deze getuige zag dat het been van [slachtoffer] brak en hoorde hem het uitschreeuwen. Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat [slachtoffer] ontzettend veel klappen en trappen van [medeverdachte] en [verdachte] kreeg en dat [slachtoffer] het uitschreeuwde van de pijn toen hij wegliep. Zijn been had volgens deze getuige “een S-vorm”. [slachtoffer] is per ambulance naar het ziekenhuis vervoerd en geopereerd aan zijn been, waarbij een plaat en schroeven zijn aangebracht. Door het letsel heeft hij maandenlang niet zijn normale bezigheden kunnen verrichten. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). De rechtbank acht de aan [verdachte] ten laste gelegde strafverzwarende omstandigheid dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks21 augustus 2021, te Hengelo,
gemeente Hengelo (O)
openlijk, te weten op/aan de Markstraat, in elk geval op of aan de openbare weg,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het
-
indringen op en/ofaanvallen van die [slachtoffer] en
/of
- naar/tegen de grond slaan van die [slachtoffer] en
/of
- meermalen
, althans eenmaal,(met kracht) slaan en/of stompen
in/op/tegen het
gezicht/hoofd en
/althanshet lichaam van die [slachtoffer] (zulks terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) en
/of
- meermalen
, althans eenmaal,(met kracht) trappen/schoppen
in/op/tegen de ribben en
/ofde benen
, en/althans het (gehele) lichaamvan die [slachtoffer] (zulks terwijl die [slachtoffer] op de grond lag)
terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel,
althans enig lichamelijk letsel,te weten een driedubbele beenbreuk,
althans (een) (gecompliceerde) beenbreuk(en)voor voornoemde [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 141 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primair
het misdrijf: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl dat geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren met daarnaast, gelet op het bepaalde in artikel 22b Sr, een gevangenisstraf van twee maanden waarvan 58 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, en met een proeftijd van twee jaar. Bij het formuleren van deze eis is rekening gehouden met de jonge leeftijd van verdachte en met het gegeven dat hij, behoudens een verkeersovertreding, niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft verzocht om rekening te houden met het bijzondere verloop van de procedure. De zaak was eerst gepland op een OM-zitting, daarna twee keer op een PR-zitting en vervolgens een jaar later op een MK-zitting. Ook heeft de raadsvrouw verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is laagbegaafd en wordt snel overvraagd. Een gevangenisstraf is dan ook niet passend en zal eerder averechts werken. Mocht de rechtbank verdachte veroordelen tot een taakstraf, dan wordt verzocht om bij het vaststellen van de hoogte daarvan rekening te houden met de voornoemde persoonlijke omstandigheden.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging en heeft hierbij aan het slachtoffer, [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel toegebracht. Verdachte heeft buitensporig geweld gebruikt tegen [slachtoffer] zonder enige noodzaak. Door zo te handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] en gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt bij [slachtoffer] en zijn naasten. [slachtoffer] heeft via de ter zitting door zijn vriendin uitgesproken slachtofferverklaring kenbaar gemaakt welke impact de gebeurtenis op hem heeft gehad en nog steeds heeft. Bovendien gaat het hier om volstrekt zinloos uitgaansgeweld dat gevoelens van angst en onveiligheid bij omstanders en in de maatschappij veroorzaakt. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) in haar overwegingen betrokken. Die geven bij openlijke geweldpleging begaan tegen personen en dat zwaar lichamelijk letsel als gevolg heeft, als uitgangspunt van denken een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
De rechtbank heeft rekening gehouden met het strafblad van verdachte van 8 februari 2023, waaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de proceshouding van verdachte. Hoewel hij ter terechtzitting richting het slachtoffer zijn excuses heeft aangeboden lijkt enig besef van de ernst van de situatie en empathie richting het slachtoffer te ontbreken. Verdachte legt de schuld van zijn handelen grotendeels buiten zichzelf door het slachtoffer aan te wijzen als de aanstichter. Het is echter verdachte geweest die achter het slachtoffer aan is gerend en de eerste klap heeft uitgedeeld. [slachtoffer] is daardoor op de grond terechtgekomen, waarna nog meer geweld op hem is uitgeoefend. Verdachte weet zich die eerste klap nog wel te herinneren, maar zegt niet meer te weten wat er daarna is gebeurd. Als meerdere getuigen hebben verklaard dat verdachte tegen het been van het slachtoffer heeft getrapt, waarna deze het uitschreeuwde van de pijn, dan zal dat volgens verdachte “wel zo zijn”. Naar het oordeel van de rechtbank neemt verdachte slechts beperkt verantwoordelijkheid voor het buitensporige geweld dat is gebruikt en voor de gevolgen die dat heeft gehad.
De strafmodaliteit en de hoogte daarvan
De rechtbank acht, gelet op de ernst van het feit en de persoon van verdachte, het opleggen van een taakstraf in dit geval niet passend.
Gelet op hetgeen hierboven overwogen is acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, passend en geboden. De rechtbank zal de proeftijd op twee jaren stellen. Door een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen beoogt de rechtbank te voorkomen dat verdachte in de toekomst opnieuw een strafbaar feit pleegt.

8.De schade van de benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. [slachtoffer] heeft gevorderd verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 11.180,12 (elfduizendhonderdtachtig euro en twaalf eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bedraagt € 1.180,12 en bestaat uit de volgende posten:
- € 217,36
reis- en parkeerkosten;
- € 962,76
medische kosten.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 10.000,-- gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële schade toegewezen kan worden met uitzondering van de volgende posten:
  • € 214,64 (nota ZGT);
  • € 28,74 (medicatie 9 juli 2021);
  • € 12,36 (36 x € 0,26 (reiskosten) + € 3,-- (parkeerkosten) van 22 april 2022).
Wat betreft de immateriële schade heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het bedrag weliswaar toewijsbaar is, maar dat de rechtbank kritisch naar de vordering moet kijken en van haar schattingsbevoegdheid gebruik zou kunnen maken.
De officier van justitie heeft verder verzocht het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met [medeverdachte] hoofdelijk aansprakelijk.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde taxi- en parkeerkosten dienen te worden afgewezen, omdat die niet zijn onderbouwd. Ook dienen de schadeposten zoals door de officier van justitie gespecificeerd te worden afgewezen.
Wat betreft de gevorderde vergoeding van immateriële schade heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij recht heeft op vergoeding van dergelijke schade, maar dat de rechtbank goed moet kijken naar de hoogte ervan. Gelet op wat er in min of meer vergelijkbare gevallen aan schadevergoeding wordt toegekend zou een bedrag tussen de € 3.000,-- en € 4.700,-- passend zijn, aldus de raadsvrouw.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier voldoende is gebleken dat verdachte rechtstreeks schade heeft toegebracht aan [slachtoffer] .
Materiële schade
De rechtbank stelt vast dat er schadeposten zijn opgevoerd die niet in verband staan met het bewezenverklaarde feit. Deze kosten zijn ontstaan voordat het bewezenverklaarde feit heeft plaatsgevonden. Verder zijn er reis- en parkeerkosten gevorderd in verband met een afspraak in het ziekenhuis op 22 april 2022, terwijl uit de stukken die door de benadeelde partij zelf zijn overgelegd blijkt dat [slachtoffer] niet op die afspraak is verschenen. Het gaat om de posten zoals door de officier van justitie gespecificeerd. Wat de overige reis- en parkeerkosten betreft is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij voldoende concrete feiten en omstandigheden heeft gesteld op grond waarvan voldoende aannemelijk is dat deze kosten zijn gemaakt. De rechtbank zal daarom de gevorderde materiële schade toewijzen tot een bedrag van € 924,38 (€ 1.180,12 minus € 255,74) en voor het overige afwijzen.
Immateriële schade
Ter genoegdoening en compensatie van het letsel is, onder verwijzing naar een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 18 december 2019, een bedrag van € 10.000,-- aan immateriële schadevergoeding gevorderd. [1] Er is, volgens de toelichting op de vordering, bij [slachtoffer] nog steeds sprake van klachten en beperkingen als gevolg van het letsel en van een blijvende scheefstand van de rechtervoet.
De raadsvrouw van verdachte heeft verzocht om aansluiting te zoeken bij vergelijkbare zaken, waarbij bedragen tussen de € 2.500,-- [2] en € 4.000,-- [3] aan immateriële schade zijn toegekend.
Op grond van artikel 6:106 lid 1 sub van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding anders dan vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen. Vast is komen te staan dat [slachtoffer] lichamelijk letsel heeft opgelopen als gevolg van het strafbare feit en dat hij hiervan pijn en hinder heeft ondervonden. Door [slachtoffer] is gesteld dat hij nog steeds klachten en beperkingen ervaart. De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van deze klachten en beperkingen en het hierdoor ervaren ongemak onvoldoende zijn onderbouwd. Ook is niet duidelijk of sprake is van een medische eindtoestand is of dat er nog mogelijkheden zijn tot verder herstel bijvoorbeeld door therapie. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om dit deel van zijn vordering alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden.
De rechtbank wijst gelet hierop het gevorderde bedrag aan immateriële schadevergoeding toe tot een bedrag van € 3.000,-- en zal [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering en bepalen dat hij dat deel van zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Conclusie ten aanzien van de vordering
De rechtbank zal het gevorderde toewijzen tot een bedrag van € 3.924,38, bestaande uit
€ 924,38 aan materiële schade en € 3.000,-- aan immateriële schade, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
De rechtbank wijst af wat meer of anders is gevorderd aan materiële schade en bepaalt dat de benadeelde partij wat betreft de immateriële schade voor het restende deel van de vordering niet-ontvankelijk is en de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met [medeverdachte] hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr hoofdelijk opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 49 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b en 14c.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair, het misdrijf: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl dat geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
3 (drie) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
  • wijst de vordering van de benadeelde partij:
  • wijst af wat meer of anders is gevorderd aan materiële schade;
  • bepaalt dat de benadeelde partij wat betreft de immateriële schade in het restende deel van de vordering niet-ontvankelijk is, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt verdachte
hoofdelijktot betaling aan de benadeelde partij:
[slachtoffer]van een bedrag van
€ 3.924,38 (drieduizendnegenhonderdvierentwintig euro en achtendertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 augustus 2021, met dien verstande dat als en voor zover al door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte hoofdelijk verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 3.924,38, (drieduizendnegenhonderdvierentwintig euro en achtendertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 augustus 2021 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
49 dagenkan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. K.A. Schönbeck, voorzitter, mr. E. Venekatte en
mr. P.A.M. Miltenburg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.H. Bomans-Weekhout, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2023.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2021389712. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 6 september 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 54 tot en met 56):
Op zaterdag 21 augustus 2021 tussen 00.45 uur en 01.00 uur liep ik vanaf het [hotel] in de richting van [naam] . Terwijl ik daar liep zag ik twee jongemannen beiden op een scooter in mijn richting rijden. Ze kwamen recht op mij afrijden. Het leek alsof ze me wilden aanrijden, maar net voor mij weken ze uit. Terwijl ze uitweken, stak ik beide armen uit en riep "waar zijn jullie me bezig" of woorden van gelijke strekking. Daarna zag ik dat de jongens hun scooters keerden en weer in mijn richting kwamen. Eén jongen reed voorop. Hij kwam met hoge snelheid op mij af en remde kort voor mij. De andere reed op zijn scooter schuin achter hem. Toen die persoon zo kort voor mij stopte, heb ik met mijn handen de scooter proberen te stoppen en weg te drukken. Daarna heb ik het op een rennen gezet. Ik hoorde en voelde dat ik gevolgd werd. Eén van de twee jongens rende kort achter mij. Ik heb mij gebukt en die persoon viel toen over mij heen. Ik had de bedoeling om daarna verder te rennen, maar de tweede persoon sloeg mij toen van achter neer. Hij sloeg mij tegen de grond. Ik probeerde weg te komen, maar beide jongens sloegen mij opzettelijk met kracht met hun vuisten op mijn lichaam en op mijn hoofd. Ook trapten zij opzettelijk met kracht tegen mijn lichaam, mijn ribben en tegen mijn benen. Ik kan mij niet alles meer herinneren, maar ik weet nog wel dat ze opzettelijk met kracht op mijn benen trapten/schopten. Ik ben overgebracht naar het ziekenhuis in Almelo. Daar bleek mijn rechter been op 3 plaatsen gebroken te zijn. Bovendien had ik een pijnlijke linker kaak en pijnlijke ribben. Op maandag 30 augustus 2021 ben ik geopereerd aan mijn been. Er zitten nu pinnen en platen in mijn been.
2. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 13 februari 2023, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte:
“Ik was in de stad en zag dat [medeverdachte] werd geduwd. Ik zag de man wegrennen. Hij struikelde of liet zich bewust vallen waardoor ik over hem heen viel. Hierdoor schaafde ik mijn hand en dat maakte mij boos. Ik gaf hem daarop een klap op zijn gezicht. Door de klap viel de man op de grond. Het klopt dat ik de eerste klap uitdeelde. Wat er daarna gebeurd is weet ik niet meer precies.
3. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 13 september 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 65 en 66):
Op 21 augustus 2021 ben ik met mijn kameraad de stad in geweest. Wij zaten op het bankje voor de automatiek " [naam] " te Hengelo. Wij zagen dat op een gegeven ogenblik een jongen in een korte broek en hier achter een andere jongen voorbij rennen. Ik zag dat de voorste viel of iets en dat hij hierna werd geschopt door de jongen die achter hem rende. Al snel kwam er een tweede jongen bij en die begon ook op deze jongen in te schoppen. Ik zag dat het been van deze jongen brak en ik hoorde hem het uit schreeuwen.
4. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] van 13 september 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 67 en 68):
Ik was met een kameraad aan het wachten op het bankje bij de automatiek " [naam] " te Hengelo. Ik zag ineens dat er een kerel langs kwam rennen als een haas en hier achteraan een andere jongen gevolgd door nog twee jongens. Het slachtoffer struikelde of iets maar hij viel in ieder geval en die jongen die vlak achter hem rende begon hem gelijk te slaan en te schoppen. En toen de tweede jongen eraan kwam deed hij het zelfde. Ik zag dat het slachtoffer ontzettend veel trappen en klappen kreeg en dat toen de jongens weg liepen hij het uitschreeuwde van de pijn. Ik weet dat ik samen met mijn kameraad naar het slachtoffer gelopen zijn en konden eigenlijk gelijk zien dat het er niet goed uitzag. Het been zag eruit in een "S" vorm en hij schreeuwde het uit.
5. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 21 augustus 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 69 en 70):
Ik stond afgelopen nacht 21 augustus 2021 bij de taxi standplaats ter hoogte van de ' [restaurant] '. Ik zag 2 scooter rondjes rijden op de markt en ik zag het slachtoffer over de markt lopen. Ik zag dat hij een gebaar maakte alsof hij wilde zeggen dat deze scooterrijders rustig aan moesten doen. De scooterrijders kwamen vervolgens naar hem toe rijden en hebben hem bijna aangereden. Ze zijn afgestapt en zijn achter het slachtoffer aan gaan rennen toen deze ook begon te rennen. Ter hoogte van de [adres 2] te Hengelo kregen ze het slachtoffer te pakken. Ik ben ernaartoe gelopen. Ik zag dat 2 jongens bezig waren om het slachtoffer in elkaar te trappen. Ik zag 2 jongens flink tegen een been van het slachtoffer trappen.
6. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 4 Wetboek van Strafvordering (Sv), van de Ziekenhuisgroep Twente, afdeling Chirurgie, van M. Fazzi, arts-assistent, betreffende [slachtoffer]
[de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ], inhoudende (pagina’s 57 en 58):
Aanvullend onderzoek:
X-onderbeen rechts: extra-articulaire communitieve spiraalfracturen distale tibia en proximale fibula.
7. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5 Sv, betreffende het verzoek tot schadevergoeding ingediend namens [slachtoffer] van 31 januari 2023, bijlage 4, operatieverslag Chirurgie ZGT, voor zover inhoudende:
Iets verlengen tot nivo, van de fractuur want moeizame repositie tgv verkorting. Hiervoor release van distale fragment. Proximaal en distaal tijdelijk fixeren. We zijn tevreden over de positie van de plaat. Initieel fixeren met 1 corticalisschroef. Vervolgens wordt de plaat zowel proximaal als distaal voorzien van hoekstabiele schroeven respectievelijk 3.5 mm en 2. 7 mm.

Voetnoten

1.Rechtbank Rotterdam, 18 december 2019, ECLI:NL:RBROT:2019:10588.
2.Rechtbank Noord-Holland, 15 februari 2019, ECLI:NL:RBNHO:2019:1280.
3.Rechtbank Amsterdam, 19 augustus 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:4134.