Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 2 januari 2019, met producties 1 tot en met 26,
- het herstelexploot van 7 januari 2019,
- de conclusie van antwoord,
- de oproepingsbrief van 8 mei 2019, waarin een comparitie van partijen is gelast,
- de producties 27 tot en met 39 aan de zijde van [eiser] ,
- het proces-verbaal van comparitie van 11 juli 2019.
2.De feiten
3.Het geschil
- voor recht zal worden verklaard dat [gedaagde] jegens [eiser] aansprakelijk is voor de volledige schade die [eiser] heeft geleden en nog zal lijden als gevolg van het in de dagvaarding beschreven handelen van [gedaagde] op 19 november 2017,
- [gedaagde] zal worden veroordeeld tot vergoeding aan [eiser] van de door [eiser] geleden en nog te lijden schade, zulks nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
- [gedaagde] zal worden veroordeeld aan [eiser] een voorschot op de totale schade te betalen ten bedrage van € 12.000,- aan immateriële schade en € 80.174,18 aan materiele schade,
- [gedaagde] zal worden veroordeeld in de proceskosten.
- aan immateriële schade een bedrag van € 12.000,-,
- aan materiele schade een bedrag van € 80.174,18, te weten:
- vervangende arbeidskrachten tot heden € 61.575,48
- verminderde zelfwerkzaamheid € 9.850,00
- ziektekostenverzekering € 1.622,20
- medische informatie € 138,75
- juridische rechtsbijstand tot aan de dagvaarding
4.De beoordeling
Onrechtmatig handelen
€ 2.148,00(2 punten × tarief € 1.074,00)