Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure in de hoofdzaak
- de dagvaarding van 22 november 2018, met producties,
- de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring,
- de conclusie van antwoord in het incident (oproeping in vrijwaring),
- de rolbeslissing van 3 april 2019 waarbij [gedaagde en eiser in vrijwaring] is vergund om NN in vrijwaring te doen dagvaarden,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- de akte van depot van 26 juni 2019 waarbij [gedaagde en eiser in vrijwaring] een USB-stick heeft gedeponeerd,
- het tussenvonnis van 18 december 2019 waarbij een comparitie van partijen is gelast,
- het proces-verbaal van comparitie van 3 juli 2020, en de daarin genoemde proceshandelingen en processtukken,
- het B-formulier van 15 juli 2020 zijdens [eiser] met opmerkingen naar aanleiding van het proces-verbaal,
- de brief van 16 juli 2020 zijdens [gedaagde en eiser in vrijwaring] met opmerkingen naar aanleiding van het proces-verbaal.
2.De procedure in de vrijwaringszaak
- de dagvaarding in vrijwaring van 7 mei 2019, met producties,
- de akte van depot van 26 juni 2019 waarbij [gedaagde en eiser in vrijwaring] een USB-stick heeft gedeponeerd,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- het tussenvonnis van 18 december 2019 waarbij een comparitie van partijen is gelast,
- het proces-verbaal van comparitie van 3 juli 2020, en de daarin genoemde proceshandelingen en processtukken,
- de brief van 16 juli 2020 zijdens [gedaagde en eiser in vrijwaring] met opmerkingen naar aanleiding van het proces-verbaal,
- het B-formulier van 16 juli 2020 zijdens NN met opmerkingen naar aanleiding van het proces-verbaal.
3.De feiten in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak
‘(…) [eiser] heeft mishandeld door die [eiser] te duwen en/of naar de grond te brengen en/of te werken en/of die [eiser] meermalen, althans eenmaal, met zijn vuist in het gezicht te slaan’. Bij mondeling vonnis van 14 februari 2018 van de politierechter van deze rechtbank is [gedaagde en eiser in vrijwaring] veroordeeld tot 20 uur taakstraf, waarbij bewezen is verklaard dat hij [eiser] eenmaal met zijn vuist in het gezicht heeft geslagen. De door [eiser] als benadeelde partij ter zitting ingediende vordering is door de politierechter niet-ontvankelijk verklaard, omdat de behandeling van deze vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou zijn. Van dit vonnis is geen hoger beroep ingesteld.
4.Het geschil
in de hoofdzaak
5.De beoordeling
in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak
Op basis van het vonnis van de politierechter kan verder, gelet op het bepaalde in artikel 161 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), in beginsel worden aangenomen dat [gedaagde en eiser in vrijwaring] [eiser] heeft mishandeld door hem met de vuist in het gezicht te slaan.
- door [eiser] gestelde gemaakte kosten (annulering vakantie, kapotte bril en broek, aanschaf of huur van apparatuur, apotheekkosten, eigen risico zorgverzekering, reiskosten en seizoenkaart Ajax) en
- geabstraheerde kosten (daggeldvergoeding, huishoudelijke hulp, persoonlijke verzorging en immateriële schade).
“een lokale verhoging had van de temperatuur, veel zwelling in de knie en het onderbeen, veel pijn en een forse flexie beperking van de knie”en
“heeft dit koelsysteem geholpen om de klachten te verminderen en het dagelijks functioneren te verbeteren”. Daaruit volgt dat de aanschaf van een koelsysteem door de fysiotherapeut is geadviseerd omdat [eiser] veel last bleef ondervinden van het knieletsel dat het gevolg is van het voorval met [gedaagde en eiser in vrijwaring] . De gevorderde kosten voor de koop van dat koelsysteem komen dan ook als hierna te melden voor vergoeding door [eiser] in aanmerking.
€ 180,00).
6.De beslissing
artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na het wijzen van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening,
artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na het wijzen van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening,