Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1 februari 2019 in de zaak tegen:
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
3.Bewijs
Weliswaar heeft onder meer [aangever 1] blijkens diens aangifte een dergelijke conclusie getrokken uit het gegeven dat verdachte, rijdend met zijn auto, hem heeft aangereden, maar er zijn geen bewijsmiddelen waaruit blijkt dat het opzet van verdachte hierop gericht was.
Evenmin zijn er bewijsmiddelen waarop met voldoende mate van zekerheid de slotsom kan worden gebaseerd dat verdachte zich bewust was van een aanmerkelijke kans om [aangever 1] te raken.
4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
5.Strafbaarheid van verdachte
6.Motivering van de sanctie
7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
(€ 34.837,13).
€ 2.500,- billijk voor gelet op de thans bekende gegevens, de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen
€ 2.148,-. Dit bedrag is vastgesteld aan de hand van het Liquidatietarief rechtbanken waarbij twee punten zijn toegekend en tarief IV (hoogte vordering van 40.000,- tot 98.000,-) is toegepast.
8.Toepasselijke wettelijke voorschriften
9.Beslissing
150 (honderdvijftig) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren daarvan verrichten te vervangen door 75 dagen hechtenis, met bevel dat een gedeelte groot
50 (vijftig) uren, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 25 dagen hechtenis,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
[aangever 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 4.368,49(zegge: vierduizend driehonderdachtenzestig euro en negenenveertig cent), bestaande uit € 1.868,49 als vergoeding voor de materiële en € 2.500 als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 februari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [aangever 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.