ECLI:NL:RBOVE:2023:4013

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 oktober 2023
Publicatiedatum
13 oktober 2023
Zaaknummer
C/08/293944 / FA RK 23-774
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van een Syrisch huwelijk en de gevolgen voor minderjarige echtgenoten

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 16 oktober 2023 uitspraak gedaan over de erkenning van een huwelijk dat in Syrië is gesloten tussen een man en een vrouw. De man, die de Nederlandse nationaliteit heeft, verzocht de rechtbank om te verklaren dat het huwelijk niet rechtsgeldig is naar Nederlands recht, omdat de vrouw ten tijde van het huwelijk minderjarig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man en de vrouw op [datum 3] 2015 in Damascus, Syrië, zijn gehuwd, maar dat de erkenning van dit huwelijk in Nederland niet kan plaatsvinden vanwege strijd met de Nederlandse openbare orde. De rechtbank oordeelde dat, hoewel het huwelijk volgens Syrisch recht rechtsgeldig is, de erkenning in Nederland niet kan worden verleend omdat de vrouw op het moment van het huwelijk minderjarig was en er geen verzoek tot erkenning van haar kant is gedaan. De rechtbank benadrukte het belang van de bescherming van minderjarige echtgenoten in kindhuwelijken en concludeerde dat de man niet zonder de vrouw een verzoek tot erkenning kan indienen. De rechtbank heeft het verzoek van de man om erkenning van het huwelijk te verlenen afgewezen en verklaarde dat het huwelijk niet voor rechtsgeldige inschrijving vatbaar is. De man kan zelf een verzoek tot doorhaling van de registratie van het huwelijk indienen bij de gemeente Zwolle. De beschikking is openbaar uitgesproken en er staat hoger beroep open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

locatie Zwolle
team familie- en jeugdrecht
zaaknummer: C/08/293944 / FA RK 23-774
beschikking van 16 oktober 2023
inzake
[de man] ,
verder te noemen: de man ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
advocaat: mr. S.C. Janssens-van Drooge,
en
[de vrouw] ,
verder te noemen: de vrouw ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
en
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de
GEMEENTE ZWOLLE,
verder te noemen: de ambtenaar,
gevestigd te Zwolle,
belanghebbenden.

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het verzoekschrift, met bijlagen, binnengekomen op 20 maart 2023;
- een F9-formulier van 19 april 2023 met bijlagen van de zijde van de man ;
- een brief van 7 september 2023 van de ambtenaar;
- een aanvullend verzoekschrift, binnengekomen op 19 september 2023;
- een F9-formuliervan 20 september 2023, met bijlagen van de zijde van de man .
1.2.
Op 22 september 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden.
Verschenen zijn:
  • de man , bijgestaan door mr. Janssens-Van Drooge, en
  • [naam 1] en [naam 2] namens de ambtenaar.
1.3.
De vrouw is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
1.4.
De man is tijdens de mondelinge behandeling bijgestaan door Y.E. Rramdani, registertolk Arabisch-Syrisch.
1.5.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft mr. Janssens-Van Drooge het standpunt van de man aan de hand van een pleitnota toegelicht.
1.6.
De ambtenaar heeft tijdens de mondelinge behandeling het formulier ‘Correctieverzoek persoonsgegevens’ van 12 november 2021 overgelegd.

2.Feiten

2.1.
De man is geboren op [geboortedatum 1] 1989. Hij is op [datum] 2007 meerderjarig geworden. De vrouw is geboren op [geboortedatum 2] 1999. Zij is op [datum 2] 2017 meerderjarig geworden.
2.2.
De man heeft de Nederlandse nationaliteit. Hij stelt dat de vrouw Stateloze Palestijn is.
2.3.
De man stelt dat hij en de vrouw voor hun Islamitisch geloofsgemeenschap en voor de wet op [datum 3] 2015 zijn gehuwd te Damascus, Syrië. Zij hebben nimmer in gezinsverband samengeleefd.
2.4.
De man is op 16 december 2015 ingeschreven in de BRP.
2.5.
De ambtenaar van de gemeente Ommen heeft op 28 december 2015 op verzoek van de man het huwelijk van de man en de vrouw in de BRP opgenomen.
2.6.
Bij besluit van 29 maart 2016 is de aanvraag van de man voor een machtiging tot voorlopig verblijf nareis afgewezen.
2.7.
De man stelt dat de vrouw sinds 2017 is vermist en dat hij sindsdien geen contact meer met haar heeft gehad. Sinds 2018/2019 heeft de man ook geen contact meer met de familie van de vrouw .
2.8.
Bij beschikking van onze rechtbank van 6 augustus 2021 is de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot echtscheiding van 26 april 2021.
2.9.
Op 12 november 2021 heeft de ambtenaar het huwelijk in de BRP aangemerkt als ‘ten onrechte opgenomen’. Vervolgens is het huwelijk op 12 november 2021 opnieuw opgenomen in de BRP naar aanleiding van het correctieverzoek persoonsgegevens van 12 november 2021.

3.Het verzoek

3.1.
De man verzoekt de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair
te verklaren voor recht dat het huwelijk tussen hem en de vrouw niet rechtsgeldig is naar Nederlands recht, althans dat erkenning van dit huwelijk wordt onthouden wegens kennelijke strijd met de Nederlandse openbare orde;
te verklaren voor recht dat het huwelijk tussen hem en de vrouw niet voor rechtsgeldige inschrijving vatbaar is en indien nodig de ambtenaar te verplichten de inschrijving van het huwelijk in de BRP-registers door te halen;
subsidiair
de echtscheiding tussen partijen, op [datum 3] 2015 te Damascus, Syrië met elkaar gehuwd, uit te spreken.
3.2.
Ter onderbouwing van zijn primaire verzoek stelt de man dat hij in zijn rechten wordt geschaad en in zijn vrijheid wordt beperkt vanwege het feit dat zijn burgerlijke staat niet gewijzigd kan worden. De man is in Syrië met de vrouw getrouwd. Dit huwelijk is niet door de familie gearrangeerd. Volgens de man was er sprake van liefde. De vrouw was aanwezig bij het huwelijk. Omdat zij nog minderjarig was, waren bij het huwelijk gemachtigden aanwezig. Hoewel er naar Syrisch recht een rechtsgeldig huwelijk is gesloten, is er naar Nederlands recht geen sprake van een rechtsgeldig huwelijk omdat de vrouw ten tijde van het huwelijk minderjarig was en dit in strijd is met de openbare orde en een expliciete erkenning van het huwelijk niet van de vrouw kan worden verkregen omdat de man de vrouw al jaren uit het oog is verloren en hij niet weet waar de vrouw is.
3.3.
De man stelt verder dat uit de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid van
22 maart 2022 aan de Tweede Kamer blijkt dat de open formulering van de weigeringsgrond in artikel 10:32, sub c van het Burgerlijk Wetboek de mogelijkheid biedt om ook aan een huwelijk waarbij beide echtgenoten op het moment van erkenning inmiddels meerderjarig zijn, erkenning te onthouden en dat dit betekent dat het tussen de man en de vrouw gesloten huwelijk niet automatisch in Nederland wordt erkend indien één van hen het huwelijk erkent nadat beiden meerderjarig zijn geworden. Dit heeft te maken met het beschermen van de minderjarige echtgenoot tegen een kindhuwelijk. Dat heeft de wetgever beoogd met artikel 10:32 BW. Volgens de man is van belang dat de vrouw na het bereiken van de achttienjarige leeftijd vrijwillig en expliciet instemt met de erkenning van het huwelijk en moet worden meegewogen dat de man en de vrouw na huwelijkssluiting niet in gezinsverband hebben geleefd. Naar de mening van de man zijn de door de ambtenaar genoemde uitspraken niet van toepassing omdat het in die zaken ging om de ten tijde van het huwelijk minderjarige echtgenoot die zelf om erkenning heeft verzocht nadat die echtgenoot meerderjarig is geworden. Daarvan is in onderhavige zaak geen sprake. De vrouw verwijst zelf naar een uitspraak van deze rechtbank ECLI:NL:RBOVE:2021:1925.
3.4.
De man is destijds met de beschikking van 6 augustus 2021 naar de ambtenaar gegaan, maar volgens de ambtenaar kon hij alleen van het huwelijk af door het formulier ‘Correctieverzoek persoonsgegevens’ in te vullen. De man is daarvoor niet bij de ambtenaar geweest. Hij heeft toen op verzoek van de ambtenaar zelf zijn persoonsgegevens ingevuld, een handtekening gezet en het formulier teruggestuurd en de ambtenaar heeft ingevuld welke gegevens moesten worden gewijzigd. De man heeft daarbij geen hulp gehad van iemand en hij heeft zich niet gerealiseerd wat de gevolgen van het invullen van dit formulier waren. Omdat in het formulier geen expliciet verzoek is gedaan tot erkenning van het huwelijk maar alleen om registratie van het huwelijk, mag naar de mening van de man dit formulier niet worden gezien als een verzoek tot erkenning. Volgens de man is het ook niet aan de ambtenaar om een rechtsgevolgen te verbinden aan registratie van het huwelijk.
3.5.
De man stelt ter onderbouwing van zijn subsidiaire verzoek dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. Indien nodig verzoekt de man de rechtbank om hem een termijn te stellen om de vrouw rechtsgeldig op te roepen.
3.6.
De man heeft belang bij zijn verzoeken omdat hij opnieuw wil trouwen.

4.Het verweer

De vrouw heeft geen verweer gevoerd.

5.Het standpunt van de ambtenaar

5.1.
De ambtenaar is van mening dat de rechtbank in de beschikking van 6 augustus 2021 ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de inhoud van de brief van de minister voor Rechtsbescherming van 11 februari 2019 waarin staat dat een huwelijk pas in de BRP wordt opgenomen op het moment dat beide echtgenoten de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt en één van de beide echtgenoten om registratie verzoekt. Daarbij vindt er volgens de minister geen toetsing plaats of beide echtgenoten (zonder dwang) hebben ingestemd met het huwelijk of instemmen met registratie. Dat heeft te maken met het beginsel dat ten doel heeft aan de erkenning van huwelijken zo min mogelijk belemmeringen in de weg te leggen. Een ander belangrijk uitgangspunt is dat zoveel mogelijk moet worden beperkt dat een huwelijk in het ene land rechtsgeldig gesloten of erkend is en in een ander land niet wordt erkend omdat betrokkenen daar veel last van kunnen ondervinden. Daarom is het uitgangspunt dat in het buitenland rechtsgeldig gesloten huwelijken in verdragsstaten worden erkend en dat terughoudend moet worden omgegaan met niet-erkenning.
5.2.
De ambtenaar is verder van mening dat ten onrechte artikel 10:32 aanhef en onder e BW is betrokken in de beoordeling van de beschikking van 6 augustus 2021 en dat het voldoende is dat, in het geval ten tijde van het huwelijk één van de echtgenoten niet de leeftijd van achttien jaar had bereikt, maar van één van de echtgenoten de uitdrukkelijke toestemming nodig is voor erkenning van het huwelijk in plaats van de toestemming van beide echtgenoten. Volgens de ambtenaar kan de man dus zonder de vrouw een verzoek tot erkenning doen.
5.3.
De conclusie van de ambtenaar is dat de man het verzoek kan doen zonder de vrouw en dat het enige toetsingscriterium dan is of beide echtgenoten meerderjarig zijn op het moment van het verzoek en dat daarbij geen (ambtshalve) toetsing plaatsvindt of beide echtgenoten (zonder dwang) hebben ingestemd met het huwelijk of de registratie. De ambtenaar stelt dat de man in 2021 met het formulier ‘Correctieverzoek persoonsgegevens’ om registratie van het huwelijk en dus om erkenning van het huwelijk heeft verzocht. Het huwelijk is dus terecht erkend en in de BRP opgenomen door de ambtenaar. Het primaire verzoek van de man moet daarom worden afgewezen. De ambtenaar verwijst de volgende uitspraken ECLI:NL:GHSHE:2022:1133 r.o. 3.5.6., ECLI:NL:GHSHE:2022:2400 r.o. 3.6.6. en 3.6.8., ECLI:NL:GHARL:2019:10281.

6.De beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
6.1.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 3, aanhef en onder a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe. Op het verzoek is Nederlands recht van toepassing.
Rechtsgeldigheid en erkenning huwelijk
6.2.
De rechtbank moet beoordelen of sprake is van een rechtsgeldig huwelijk. Artikel 10:31, lid 1 BW bepaalt dat een buiten Nederland gesloten huwelijk dat ingevolge het recht van de staat waar de huwelijksvoltrekking plaatsvond rechtsgeldig is of nadien rechtsgeldig is geworden, als zodanig wordt erkend.
6.3.
Artikel 10:31, lid 4 BW bepaalt dat een huwelijk wordt vermoed rechtsgeldig te zijn,
indien een huwelijksverklaring is afgegeven door een bevoegde autoriteit. De man heeft de originele huwelijksakte alsmede een vertaling daarvan overgelegd.
6.4.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam aangetoond dat de man op [datum 3] 2015 met de vrouw te Damascus, Syrië, is gehuwd en gaat de rechtbank ervan uit dat het huwelijk in Syrië is gesloten op de aldaar voorgeschreven wijze en dat dit huwelijk naar Syrisch recht rechtsgeldig tot stand is gekomen.
6.5.
Vervolgens moet de rechtbank beoordelen of het huwelijk in Nederland kan worden erkend. Op grond van artikel 10:32, onder c BW wordt, ongeacht artikel 10:31 BW, aan een buiten Nederland gesloten huwelijk erkenning onthouden, indien deze erkenning kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde en
in ieder gevalindien één der echtgenoten op het tijdstip van het huwelijk niet de leeftijd van achttien jaar had bereikt,
tenzijde echtgenoten op het moment dat de erkenning van het huwelijk gevraagd wordt beiden de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt. Op grond van artikel 10:32, onder e BW wordt aan een buiten Nederland gesloten huwelijk erkenning onthouden indien één van de echtgenoten op het tijdstip van de sluiting van dat huwelijk niet vrijelijk zijn toestemming tot het huwelijk had gegeven, tenzij deze uitdrukkelijk met de erkenning van het huwelijk instemt.
6.6.
Voordat de rechtbank de vraag beantwoordt of de man zonder de vrouw een verzoek tot erkenning van het huwelijk kan doen, moet de rechtbank eerst de vraag beantwoorden of het formulier ‘Correctie persoonsgegevens’ moet worden gezien als een verzoek tot erkenning van het huwelijk door de man . De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend. Gelet op de titel van het formulier, het door de ambtenaar ingevulde deel van het formulier: ‘Graag mijn huwelijk opnieuw opnemen aan de hand van de (rechtbank: het) document uit Syrië’ en ‘Ik verzoek u om mijn huwelijk per vandaag te registreren zodat ik kan scheiden.’, het feit dat nergens in het formulier iets wordt vermeld over ‘erkenning van het huwelijk’ en de verklaring van de man tijdens de mondelinge behandeling dat hij zich niet realiseerde wat de gevolgen waren van dit verzoek, maakt dat dit geen expliciet verzoek tot erkenning van het huwelijk is. Nu de man niet om erkenning van het huwelijk heeft verzocht bij de ambtenaar, heeft de ambtenaar het huwelijk van de man en de vrouw op 12 november 2021 opnieuw als ‘ten onrechte opgenomen’ in de BRP.
6.7.
Ook als het genoemde formulier zou moeten worden uitgelegd als een verzoek tot erkenning van het huwelijk, is de rechtbank van oordeel dat de ambtenaar het huwelijk niet had mogen registreren. De rechtbank legt dit hieronder uit.
6.8.
De vrouw was ten tijde van het sluiten van het huwelijk vijftien jaar oud, dus minderjarig. De man was al meerderjarig. Gelet op de leeftijd van de vrouw ten tijde van de huwelijkssluiting komt het huwelijk van de man en de vrouw wegens strijd met de openbare orde niet voor erkenning in aanmerking. Dit is alleen anders indien beiden achttien jaar of ouder waren op het moment dat erkenning van het huwelijk werd gevraagd. Hoewel de redactie van artikel 10:32, sub c BW in het midden laat wie van de echtgenoten om erkenning moet vragen, ligt het vanwege het doel van de wet, te weten de bescherming van de minderjarige echtgenoot in kindhuwelijken, in dit geval in de rede dat ook de ten tijde van de huwelijkssluiting minderjarige echtgenoot om erkenning vraagt. De rechtbank acht deze omstandigheid relevant omdat verder niets bekend is over het standpunt van de vrouw , niet ten tijde van de huwelijkssluiting en ook niet nadien. De vrouw is onvindbaar en de man heeft tijdens de mondelinge behandeling niet kunnen uitleggen hoe hij het contact met de vrouw is verloren en waar zij nu is. In de jurisprudentie die de ambtenaar heeft aangehaald, betreft het procedures waarin een verzoek tot erkenning van het huwelijk is gedaan door de inmiddels meerderjarige vrouw. Deze situatie is niet vergelijkbaar met de onderhavige situatie.
6.9.
Gelet op dit alles is de rechtbank van oordeel dat aan het in Syrië gesloten huwelijk op grond van artikel 10:31, lid 1 juncto artikel 10:32 sub c BW erkenning moet worden onthouden omdat erkenning onverenigbaar is met de Nederlandse openbare orde. De rechtbank zal daarom het verzoek van de man onder a. toewijzen in na te melden zin.
6.10.
Bij het afgeven van een verklaring voor recht zoals onder b. verzocht heeft de man geen belang omdat uit de verklaring voor recht met betrekking tot de erkenning van het huwelijk volgt dat het huwelijk niet voor rechtsgeldige inschrijving vatbaar is en dus de ambtenaar het huwelijk niet had mogen registreren, zodat de rechtbank dat deel van het verzoek zal afwijzen.
6.11.
Ten aanzien van het verzoek tot het doorhalen van de inschrijving van het huwelijk overweegt de rechtbank dat dit verzoek niet valt onder de reikwijdte van artikel 1:24 BW en/of artikel 1:26 BW. Het betreft hier een niet-Nederlandse akte en ook is niet gesteld of gebleken dat het huwelijk in Den Haag is geregistreerd. De man kan op grond van de Wet BRP zelf een met stukken onderbouwd verzoek tot doorhaling van de registratie van het huwelijk indienen bij de gemeente Zwolle. Daarbij is het raadzaam bij het verzoek een afschrift van de onderhavige beschikking te voegen. Dit deel van het primaire verzoek zal de rechtbank daarom ook afwijzen. Aan het subsidiaire verzoek komt de rechtbank, gelet op de toewijzing van het primaire verzoek onder a., niet toe.

7.De beslissing

De rechtbank:
7.1.
verklaart voor recht dat erkenning aan het op [datum 3] 2015 te Damascus, Syrië tussen de man en de vrouw gesloten huwelijk wordt onthouden omdat erkenning onverenigbaar is met de Nederlandse openbare orde;
7.2.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. van Bruggen, in tegenwoordigheid van J.C. Bouman als griffier en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2023.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden:
door de verzoeker en door de in de procedure verschenen belanghebbenden: binnen drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak;
door de echtgenoot die in eerste aanleg niet is verschenen: binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking aan hem in persoon dan wel binnen drie maanden nadat zij op andere wijze is betekend en openlijk bekend is gemaakt;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.