ECLI:NL:GHARL:2019:10281

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 november 2019
Publicatiedatum
2 december 2019
Zaaknummer
200.258.542/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de rechtsgeldigheid van een huwelijk gesloten in Eritrea en de daaropvolgende echtscheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtsgeldigheid van een huwelijk dat in Eritrea is gesloten. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, heeft verzocht om de echtscheiding uit te spreken, nadat de rechtbank Noord-Nederland haar verzoek in eerste aanleg had afgewezen. De vrouw, die in 2015 naar Nederland is gekomen en de Eritrese nationaliteit heeft, stelde dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw en de man in 2013 in Eritrea zijn gehuwd, waarbij de vrouw ten tijde van het huwelijk nog niet meerderjarig was. Het hof heeft de rechtsgeldigheid van het huwelijk beoordeeld aan de hand van de Eritrese wetgeving en de omstandigheden waaronder het huwelijk is gesloten. Het hof oordeelde dat het huwelijk rechtsgeldig was, ondanks het feit dat de vrouw op het moment van huwelijk nog geen achttien jaar oud was. Het hof heeft geconcludeerd dat de erkenning van het huwelijk in Nederland niet in strijd is met de openbare orde, omdat de vrouw op het moment van de aanvraag voor registratie in de Basisregistratie Personen wel meerderjarig was. Gezien de langdurige scheiding tussen de partijen en het feit dat de vrouw het huwelijk als duurzaam ontwricht beschouwde, heeft het hof de echtscheiding uitgesproken en de eerdere beschikking van de rechtbank vernietigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.258.542/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/17/161265 / FA RK 18-674)
beschikking van 26 november 2019
inzake
[verzoekster],
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. P.J. Hiemstra te Joure,
en
[verweerder],
zonder een bekende woon- of verblijfplaats in Nederland of in het buitenland,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de man.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 23 januari 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 23 april 2019;
- een journaalbericht van mr. Hiemstra van 8 mei 2019 met productie(s).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 2 september 2019 plaatsgevonden. De vrouw is verschenen, bijgestaan door haar advocaat en de heer [B] , tolk in de Tigrinja taal met tolknummer [000] .
2.3
Na de mondelinge behandeling is met toestemming van het hof ingekomen een journaalbericht van mr. Hiemstra van 16 september 2019 met productie(s).

3.De feiten

3.1
Volgens de Basisregistratie Personen zijn partijen met elkaar gehuwd [in] 2013 te [C] , Eritrea. De vrouw, geboren [in] 1995, was toen nog niet meerderjarig. De vrouw heeft de Eritrese nationaliteit. In juni 2015 is de vrouw in Nederland gekomen. Ze heeft een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd.
3.2
De vrouw heeft verzocht de echtscheiding tussen partijen uit te spreken. Zij heeft
gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.

4.De omvang van het geschil

4.1
De rechtbank heeft het verzoek tot echtscheiding afgewezen.
4.2
De vrouw is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking Deze grief beoogt het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. De vrouw verzoekt de beschikking te vernietigen en de echtscheiding uit te spreken, althans zodanig te beslissen als het hof in goede justitie zal vermenen te behoren, subsidiair de gemeente De Fryske Marren en/of de ambtenaar van de burgerlijke stand en/of het College
van Burgemeester en Wethouders van de gemeente De Fryske Marren te gelasten de
registratie in de Basisregistratie Personen ten aanzien van de vrouw aan te passen en de
vrouw als niet-gehuwd in de Basisregistratie Personen te registreren.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Nu ten tijde van de indiening van het verzoekschrift de gewone verblijfplaats van de
vrouw zich in Nederland bevond en zij daar sinds ten minste een jaar onmiddellijk
voorafgaand aan die indiening verblijfplaats had, komt de Nederlandse rechter ingevolge artikel 4, lid 1, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) juncto artikel 3, lid 1 aanhef en onder a Brussel II bis Verordening rechtsmacht toe om te oordelen over het verzoek tot echtscheiding.
5.2
Op grond van artikel 10:56, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) is Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding van toepassing.
5.3
Het hof stelt vast dat in deze procedure geen afschrift of uittreksel van de huwelijksakte is overgelegd.
De rechtbank heeft de vrouw vrijgesteld van de verplichting om een gelegaliseerde huwelijksakte en/of bewijs van registratie van het huwelijk in het familieregister van de autoriteiten van Eritrea en/of inschrijving in de burgerlijke stand aldaar over te leggen, omdat ze hierheen is gevlucht en een asielstatus heeft. De vrouw heeft ter zitting in hoger beroep nog toegelicht dat zij heeft geprobeerd om (een afschrift) van de huwelijksakte te bemachtigen maar dat dit, mede als gevolg van ruzie tussen de beide families, niet is gelukt. Het hof oordeelt dat de vrouw de huwelijksakte redelijkerwijze niet kan inbrengen, zodat op grond van artikel 815 lid 6 Rv middels andere stukken of op andere wijze daarin moet worden voorzien.
5.4
Gelet op de toelichting van de vrouw ter zitting van het hof en op grond van de door de vrouw in hoger beroep ingebrachte stukken blijkt naar het oordeel van het hof thans voldoende dat de vrouw op de gestelde dag en plaats met de man gehuwd is. Wat de vrouw daarover tegenover de ambtenaar van de burgerlijke stand onder ede heeft verklaard op 8 februari 2016 vindt steun in het rapport van het eerste gehoor bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst, het rapport van het nader gehoor daar en de ingebrachte verklaringen van getuigen met afschrift van hun identiteitsbewijzen.
5.5
De vraag die vervolgens rijst - als voorvraag in deze procedure - is of er
sprake is van een rechtsgeldig huwelijk tussen partijen.
5.6
Op grond van het bepaalde in artikel 10:31 lid 1 BW wordt een buiten Nederland gesloten huwelijk als zodanig in Nederland erkend, als de huwelijksvoltrekking rechtsgeldig
plaatsvond naar het recht waar het huwelijk is voltrokken of nadien rechtsgeldig is geworden. Het huwelijk tussen partijen betreft een traditioneel huwelijk dat in de kerk is gesloten. Gelet op het Algemeen ambtsbericht Eritrea juni 2018 met aanvullend corrigendum, worden in Eritrea religieuze huwelijksakten als rechtsgeldige documenten geaccepteerd en worden zowel kerkelijke, traditionele als Islamitische huwelijken ingeschreven door de burgerlijke stand. Uit het ambtsbericht van oktober 2019 blijkt dat er geen aanwijzingen zijn dat op dit punt relevante wijzigingen hebben plaatsgevonden, zodat het hof van de informatie in het ambtsbericht van 2018 zal uitgaan. Uit voornoemd ambtsbericht blijkt tevens dat de Transitional Civil Code of Eritrea waarin het huwelijksrecht wordt geregeld bepaalt dat de beide huwelijkspartners tenminste de leeftijd van achttien jaar bereikt dienen te hebben, maar ook dat in het geval een huwelijk op basis van het gewoonterecht is gesloten hiervan kan worden afgeweken, tenzij een van de huwelijkspartners jonger dan vijftien jaar was. Nu de vrouw ten tijde van het sluiten van het huwelijk bijna achttien jaar was acht het hof, gelet op al het vorenstaande aannemelijk dat het huwelijk van partijen naar Eritrees recht rechtsgeldig tot stand is gekomen. Dat het huwelijk aldaar vervolgens niet is ingeschreven doet aan dit bewijsvermoeden niet af.
5.7
Vervolgens dient het hof te beoordelen of het huwelijk in Nederland kan worden erkend. Op grond van artikel 10:32 onder c BW wordt, ongeacht artikel 10:31 BW, aan een buiten Nederland gesloten huwelijk erkenning onthouden, indien deze erkenning kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde en in ieder geval indien één der echtgenoten op het tijdstip van het huwelijk niet de leeftijd van achttien jaar had bereikt, tenzij de echtgenoten op het moment dat de erkenning van het huwelijk gevraagd wordt beiden de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt.
5.8
Ten tijde van de huwelijkssluiting [in] 2013 was de man, geboren in 1985, wel ouder dan achttien jaar, maar de vrouw -zoals hiervoor overwogen- nog net niet (zij was zeventien jaar en tien maanden oud). De omstandigheid dat de vrouw nog geen achttien jaar oud was ten tijde van het huwelijk staat naar het oordeel van het hof evenwel niet aan erkenning van dat huwelijk in de weg. Immers, op het moment dat de vrouw ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand onder ede onder meer heeft verklaard dat ze gehuwd is en zij de gegevens over haar huwelijk verstrekte ten behoeve van de registratie in de Basisregistratie Personen, was ze ouder dan achttien jaar. Ter zitting heeft de vrouw daarbij toegelicht dat zij deze verklaring aflegde omdat zij (toen nog) gezinshereniging met de man nastreefde. Daaruit leidt het hof af dat zij met de door haar afgelegde verklaring erkenning van het huwelijk beoogde. Anders dan de rechtbank komt het hof dan ook tot het oordeel dat sprake is van een rechtsgeldig huwelijk.
5.9
De vrouw woont al jaren in Nederland en de man in Eritrea. De vrouw heeft de man al jaren niet gezien of gesproken. Zij heeft gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. Het verzoek tot echtscheiding zal daarom, als niet weersproken en op de wet gegrond, en nu aan de verdere formele vereisten daarvoor is voldaan, worden toegewezen.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 23 januari 2019, en opnieuw beschikkende:
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te [C] in Eritrea [in] 2013.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.M. Dölle, J.D.S.L. Bosch en E.B.E.M. Rikaart-Gerard, bijgestaan door mr. E.L.K. Bijma als griffier, en is op 26 november 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.