Uitspraak
RECHTBANK Overijssel
1.[gedaagde 1],
2.
[gedaagde 2],
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 3 augustus 2023, waar partijen zijn verschenen, [eiser] bijgestaan door zijn advocaat, en waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. Bij aanvang van de mondelinge behandeling zijn door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] nog twee producties overgelegd [1] .
2.De beslissing samengevat
1 december 2021, waarna op 11 mei 2022 eindvonnis is gewezen. Bij die procedure waren als erfgenaam ook betrokken [betrokkene 1] en [betrokkene 2], de kinderen van een overleden zus van partijen. [betrokkene 1] en [betrokkene 2] zijn niet in de bodemprocedure verschenen en tegen hen is zowel in conventie als in reconventie verstek verleend.
- kort gezegd en voor zover van belang - [gedaagde 1] en [gedaagde 2] verboden om tot executie c.q. tenuitvoerlegging van het hiervoor genoemde vonnis van 11 mei 2022 over te gaan tot het moment waarop het gerechtshof in appel een arrest heeft gewezen dat in kracht van gewijsde is gegaan, dit alles op straffe van verbeurte van een (nader omschreven) dwangsom. Dit onderdeel van het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
€ 300 aan [gedaagde 2], € 150 aan [betrokkene 2] en € 150 aan [betrokkene 1],
30 mei 2023 betekend waarin – kort gezegd – staat vermeld dat de makelaar de opdracht heeft geweigerd omdat [eiser] zijn medewerking van de verkoop van de woning via een makelaar heeft geweigerd (doordat hij bezichtigingen met potentiële kandidaten en de toegang tot deze woning zou weigeren). Verder wordt meegedeeld dat [naam 3], de zoon van [gedaagde 1] (hierna: [naam 3]), zich bereid heeft verklaard om het door hem op
3 november 2022 gedane bod van € 200.000,- in stand te houden, welk aanbod is geaccepteerd, hetgeen heeft geleid tot een ondertekende koopovereenkomst met [naam 3]. Tot slot is [eiser] de ontruiming voor of op 30 juni 2023 aangezegd.
4.Het geschil
5.De beoordeling
11 mei 2022 geldt dat op grond van het geformuleerde kader in het hiervoor genoemde Zeester-arrest, het toetsingskader zoals geformuleerd in het arrest [naam 4]/[naam 5] van toepassing is. Dit vonnis is met de overeengekomen minnelijke regeling zoals vervat in het proces-verbaal onherroepelijk is geworden. Het vonnis is in zoverre nog van belang nu partijen, als onderdeel van de minnelijke regeling, zijn overeengekomen dat er uitvoering wordt gegeven aan het vonnis van 11 mei 2022 (behoudens een voor deze procedure niet van belang zijnde onderdeel).
gaat - beoordelen in hoeverre aannemelijk is dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2], mede gelet op de belangen van [eiser], misbruik maken van hun bevoegdheid om op basis van het proces-verbaal van 10 mei 2023 waarin de minnelijke regeling is opgenomen dan wel het vonnis van 11 mei 2022, tot ontruiming van de woning over te gaan. Dat zal bijvoorbeeld het geval kunnen zijn indien het te executeren proces-verbaal met de daarin opgenomen minnelijke regeling klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de ontruiming op grond van na dit proces-verbaal voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de [eiser] een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging van het proces-verbaal dan wel het vonnis van
11 mei 2022 niet kan worden aanvaard.
3 juni 2022, te kennen gegeven dat hij de woning voor € 218.000,- wilde kopen. De WOZ-waarde van de woning bedroeg in 2022, blijkens het WOZ-waardeloket [3] , al € 261.000,- en in 2023 zal de waarde nog hoger zijn. Het is een feit van algemene bekendheid dat de werkelijke verkoop- dan wel taxatiewaarde hoger ligt dan de WOZ-waarde. Partijen, althans in elk geval [eiser], hebben recht en belang bij een zo hoog mogelijke opbrengst uit de verkoop van de woning. [eiser] vermoedt dat [naam 3] bij een vooropgezet plan van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] is betrokken om de woning onder de WOZ-waarde te kopen en daarna op korte termijn, nadat [naam 3] eigenaar van de woning is geworden, de woning aan een derde te verkopen waarbij dan de hogere opbrengst tussen [gedaagde 1], [gedaagde 2] (en wellicht [naam 3]) zal worden gedeeld. In dat geval zouden de andere erfgenamen niet meedelen in de hogere opbrengst van de verkoop van de woning.
11 mei 2022. De betwisting van [eiser] dat hij geen medewerking wilde verlenen, maakt dit niet anders. Nog daargelaten dat [eiser] onvoldoende concrete aanknopingspunten naar voren heeft gebracht om het e-mailbericht van 25 mei 2023 van makelaar [naam 2] in twijfel te trekken, volgt uit het proces-verbaal, zoals hiervoor al is overwogen, niet dat partijen zijn overeengekomen dat er een nieuwe taxatie zou plaatsvinden.
[eiser] uit.
15 december 2022, kan hem dit niet baten. Met de minnelijke regeling die vervat is in het proces-verbaal, kan hij geen rechten meer ontlenen aan dit vonnis.
6.De beslissing
17 augustus 2023.