ECLI:NL:RBOVE:2023:3107

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 augustus 2023
Publicatiedatum
3 augustus 2023
Zaaknummer
08-040998-23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging met terroristisch misdrijf en belediging van politieambtenaren

Op 3 augustus 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging met een terroristisch misdrijf en belediging van politieambtenaren. De verdachte, geboren in 1991 en verblijvende in de Forensische Psychiatrische Afdeling (FPA) van de Woenselse Poort in Eindhoven, heeft op 9 februari 2023 meerdere keren de meldkamer van de politie gebeld. Tijdens deze gesprekken heeft hij gedreigd een aanslag op het Koningshuis te plegen en beledigende en bedreigende uitlatingen gedaan richting de politie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met een terroristisch misdrijf, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, en belediging van ambtenaren in functie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en opname in een zorginstelling. De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychische problemen van de verdachte en de noodzaak voor behandeling, wat heeft geleid tot een gedeeltelijk voorwaardelijke straf.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-040998-23 (P)
Datum vonnis: 3 augustus 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1991 in [geboorteplaats],
nu verblijvende in de Forensische Psychiatrische Afdeling (FPA) van de Woenselse Poort in Eindhoven.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 15 mei 2023 en 20 juli 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L. van der Werff en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. K. Meijer, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:heeft gedreigd met een terroristisch misdrijf door te bellen naar de meldkamer van de politie met de mededeling dat hij een aanslag op het Koningshuis gaat plegen;
feit 2:een centralist van de meldkamer van de politie en/of politieagenten [verbalisant 1] (hierna [verbalisant 1]) en [verbalisant 2] (hierna [verbalisant 2]) telefonisch heeft bedreigd met de dood;
feit 3: een centralist van de meldkamer van de politie en/of politieagenten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] telefonisch heeft beledigd;
feit 4: de nationale politie heeft beledigd door op een aan de openbare weg geparkeerde auto de teksten ‘ACAB’ en ‘FTP’ te schrijven.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 9 februari 2023 te Enschede en/of Driebergen, in elk geval in
Nederland, heeft gedreigd met een terroristisch misdrijf, althans, met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen en/of gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstaat en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht althans met zware mishandeling, door tegen een centralist van het operationeel centrum Driebergen te zeggen en/of te uiten dat hij, verdachte, een aanslag gaat plegen op het Koningshuis, althans woorden van gelijke strekking en/of aard;
2.
hij op of omstreeks 9 februari 2023 te Enschede en/of Driebergen, in elk geval in Nederland, een centralist van het operationeel centrum Driebergen (politie) en/of [verbalisant 1] (hoofdagent van de politie Eenheid Oost-Nederland) en/of [verbalisant 2] (hoofdagent van de politie Eenheid Oost-Nederland) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die voornoemde centralist(en) dreigend de woorden toe te voegen "ik wil even melden dat de politie de kanker kan krijgen en dat als ze niet opkankeren ze kapot geschoten worden",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 9 februari 2023 te Enschede en/of Driebergen, in elk geval in
Nederland, opzettelijk een of meer ambtenaren, te weten een centralist van het operationeel centrum Driebergen (politie) en/of [verbalisant 1] (hoofdagent van de politie Eenheid Oost-Nederland) en/of [verbalisant 2] (hoofdagent van de politie Eenheid Oost-Nederland), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, heeft beledigd, door hem/haar/hun de woorden toe te voegen: "ik wil even doorgeven dat de politie de kanker kan krijgen en dat de politie kankerhoerenmoeder", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
4.
hij op of omstreeks 9 februari 2023 te Enschede, opzettelijk het openbaar gezag of een openbaar lichaam of een openbare instelling, te weten de Nationale politie, althans de politie Eenheid Oost-Nederland, in het openbaar bij geschrift of afbeelding heeft beledigd door op/aan de openbare weg, te weten de Waalstraat en/of de Diezestraat, duidelijk zichtbaar voor een ieder, op een personenauto (van het merk: Renault, type: Clio en voorzien van het kenteken: [kenteken]), de tekst "ACAB" (All Cops Are Bastards) en/of "FTP" (fuck the police) te spuiten en/of schrijven, althans (een) tekst(en) van gelijke beledigende aard en/of strekking.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde onder de feiten 1, 2, 3 en 4 wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het volgende standpunt gesteld. Verdachte moet worden vrijgesproken van het onder feit 1 ten laste gelegde nu hij niet de bedoeling had dat bij de bedreigde de redelijke vrees zou ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook zou worden gepleegd. De intentie van verdachte was om zelf hulp te krijgen. Bovendien heeft ‘het Koningshuis’ geen wetenschap gehad van de bedreiging omdat de bedreiging (de leden van) het Koningshuis nooit heeft bereikt. Verdachte moet ook voor het onder feit 2 en 3 ten laste gelegde worden vrijgesproken. De door verdachte geuite dreigende en beledigende woorden over de politie waren gericht aan de centralist van de meldkamer. De betreffende politieagenten hebben op een later moment kennisgenomen van deze uitlatingen en hebben zich door die uitlatingen niet bedreigd of beledigd gevoeld. Dat geldt ook voor de centralist. Voor wat betreft het onder feit 4 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Feiten 1, 2 en 3
3.3.1.1 De redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter zitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte heeft op 9 februari 2023 meerdere keren de meldkamer van de politie in Driebergen gebeld. Hij heeft zich in de gesprekken met de centralist van de meldkamer beledigend en bedreigend uitgelaten door de politie uit te schelden en met de dood te bedreigen. Ook heeft hij gedreigd een aanslag op het Koningshuis te plegen. De centralist heeft hier vervolgens melding van gemaakt bij de meldkamer in Hengelo. Naar aanleiding van deze melding zijn politieagenten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] naar de woning van verdachte in Enschede gegaan en hebben zij verdachte aangehouden. [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zijn eerder die dag, een uur voordat er door verdachte met de meldkamer werd gebeld, bij hem thuis geweest nadat er meldingen van overlast op zijn adres waren binnengekomen. Zij hebben verdachte hierop aangesproken. Voor [verbalisant 1] en [verbalisant 2] was duidelijk dat de beledigende en dreigende woorden van verdachte over de politie voor hen waren bedoeld.
3.3.1.2 De overwegingen van de rechtbank
3.3.1.2.1 Feit 1
Bedreiging met terroristisch misdrijf?
Verdachte wordt onder feit 1 bedreiging met een terroristisch misdrijf verweten omdat hij telefonisch bij de meldkamer van de politie heeft gedreigd een aanslag op het Koningshuis te plegen. De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de uitlating van verdachte geen bedreiging met een terroristisch misdrijf oplevert omdat, kort gezegd, verdachte niet heeft gewild dat bij de bedreigde de redelijke vrees zou ontstaan dat het misdrijf daadwerkelijk zou worden gepleegd en de bedreiging het Koningshuis nooit heeft bereikt. De rechtbank overweegt met betrekking tot de vraag of de uitlating van verdachte als een bedreiging met een terroristisch misdrijf kan worden gekwalificeerd, als volgt.
Om tot een bewezenverklaring van bedreiging met een terroristisch misdrijf te kunnen komen is op grond van artikel 285, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) vereist dat de verdachte heeft gedreigd met één van de in artikel 83 Sr genoemde terroristische misdrijven. Niet is vereist dat de bedreiging zelf met een terroristisch oogmerk plaatsvindt. Wel is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat (i) het misdrijf waarmee wordt gedreigd een terroristisch misdrijf betreft en (ii) dit misdrijf ook zou worden uitgevoerd. Daarnaast is vereist dat het – tenminste voorwaardelijke – opzet van de verdachte erop was gericht deze vrees te laten ontstaan. [1]
De rechtbank stelt allereerst vast dat het misdrijf waarmee door verdachte werd gedreigd
– het plegen van een aanslag op het Koningshuis – een terroristisch misdrijf in de zin van artikel 83 Sr betreft. De rechtbank overweegt verder dat verdachte meerdere keren naar de meldkamer van de politie heeft gebeld. Hierbij heeft hij al schreeuwend beledigende en dreigende uitlatingen gedaan. Vervolgens heeft hij gedreigd een aanslag op het Koningshuis te plegen. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aard en bewoordingen van de uitlatingen en de omstandigheden waaronder verdachte deze woorden heeft geuit, verdachte op zijn minst bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook gepleegd zou worden. De omstandigheid dat verdachte ten einde raad was en hulp nodig had, zoals hij zelf zegt, maakt niet dat voorwaardelijk opzet niet kan worden aangenomen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de uitlating van verdachte een bedreiging met een terroristisch misdrijf oplevert. Dat de bedreiging het Koningshuis niet heeft bereikt, maakt dit, anders dan de raadsvrouw stelt, niet anders nu voor bedreiging met een terroristisch misdrijf niet is vereist dat de bedreigde zichzelf bedreigd voelde, of dat de bedreiging direct gericht was tot de bedreigde of de bedreigde daadwerkelijk heeft bereikt.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met een terroristisch misdrijf heeft gedreigd. Er volgt een bewezenverklaring voor de onder feit 1 ten laste gelegde bedreiging met een terroristisch misdrijf.
3.3.1.2.2 Feiten 2 en 3
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en belediging?
Verdachte wordt onder feit 2 bedreiging en onder feit 3 belediging van een centralist en politieagenten verweten. De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat deze feiten niet bewezen kunnen worden verklaard omdat de door verdachte geuite dreigende en beledigende woorden niet direct gericht waren aan de politieagenten en zij zich ook niet bedreigd of beledigd hebben gevoeld. Voor de centralist geldt ook dat zij zich niet bedreigd of beledigd heeft gevoeld. De rechtbank overweegt met betrekking tot de vraag of de uitlatingen van verdachte een bedreiging met de dood en een belediging van de centralist en de politieagenten oplevert, als volgt.
Om tot een bewezenverklaring van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht te kunnen komen is op grond van artikel 285, eerste lid, Sr vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de betrokkene in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat deze het leven zou verliezen en dat het – tenminste voorwaardelijke – opzet van de verdachte daarop was gericht. [2] Voor een bewezenverklaring van eenvoudige belediging is vereist dat iemands eer of goede naam wordt aangerand.
Politieagenten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben verdachte op 9 februari 2023 in de avond in zijn woning opgezocht en hem, vanwege meldingen van overlast op zijn adres, op zijn gedrag aangesproken. Kort daarna is door verdachte naar de meldkamer van de politie gebeld en heeft hij zich beledigend over de politie uitgelaten. Ook heeft hij de politie met de dood bedreigd. [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zijn door de meldkamer op de hoogte gebracht van de uitlatingen van verdachte. Omdat [verbalisant 1] en [verbalisant 2] verdachte kort daarvoor hadden aangesproken op zijn gedrag, was voor hen duidelijk dat de dreigende en beledigende uitlatingen van verdachte voor hen waren bedoeld. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de context waarin de dreigende uitlatingen zijn gedaan, zij geschikt zijn om bij de centralist en de politieagenten vrees te doen ontstaan dat daadwerkelijk een misdrijf tegen het leven zou worden gepleegd. Verder is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een aantasting van de eer of goede naam van de centralist en de politieagenten als gevolg van de beledigende uitlatingen van verdachte. Voor wat betreft het standpunt van de raadsvrouw dat de centralist en [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zich niet bedreigd of beledigd hebben gevoeld door de uitlatingen van verdachte, overweegt de rechtbank als volgt. De politieagenten hebben verklaard zich niet bedreigd of beledigd te hebben gevoeld
tijdens of na de aanhoudingvan verdachte [verdachte], zoals volgt uit het proces-verbaal van bevindingen op pagina 13 van het procesdossier. Afgezien daarvan is vereist dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan, en niet dat die vrees bij de bedreigde ook daadwerkelijk is ontstaan. Niet de subjectieve beleving van de bedreigde is van belang, maar doorslaggevend is welke vrees in redelijkheid kon ontstaan (objectieve toets).
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem ten laste gelegde bedreiging met de dood en belediging heeft begaan. Er volgt een bewezenverklaring voor het onder feit 2 en 3 ten laste gelegde.
3.3.2
Feit 4
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder feit 4 ten laste gelegde op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 20 juli 2023, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] van 13 februari 2023, procesverbaalnummer PL0600-2023062781-17.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen en de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op
of omstreeks9 februari 2023
te Enschede en/of Driebergen, in elk gevalin
Nederland, heeft gedreigd met een terroristisch misdrijf,
althans, met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen en/of gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstaat en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht althans met zware mishandeling,door tegen een centralist van het operationeel centrum Driebergen te zeggen
en/of te uitendat hij, verdachte, een aanslag gaat plegen op het Koningshuis
, althans woorden van gelijke strekking en/of aard;
2.
hij op
of omstreeks9 februari 2023
te Enschede en/of Driebergen, in elk gevalin Nederland een centralist van het operationeel centrum Driebergen (politie) en
/of[verbalisant 1] (hoofdagent van de politie Eenheid Oost-Nederland) en
/of[verbalisant 2] (hoofdagent van de politie Eenheid Oost-Nederland) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door die voornoemde centralist
(en)dreigend de woorden toe te voegen "ik wil even melden dat de politie de kanker kan krijgen en dat als ze niet opkankeren ze kapot geschoten worden"
,
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op
of omstreeks9 februari 2023
te Enschede en/of Driebergen, in elk gevalin
Nederland, opzettelijk een of meer ambtenaren, te weten een centralist van het operationeel centrum Driebergen (politie) en
/of[verbalisant 1] (hoofdagent van de politie Eenheid Oost-Nederland) en
/of[verbalisant 2] (hoofdagent van de politie Eenheid Oost-Nederland), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van
zijn/haar/hun bediening, in
zijn/haarhun tegenwoordigheid, heeft beledigd, door
hem/haar/hun de woorden toe te voegen: "ik wil even doorgeven dat de politie de kanker kan krijgen en dat de politie kankerhoerenmoeder"
, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
4.
hij op
of omstreeks9 februari 2023 te Enschede, opzettelijk
het openbaar gezag of een openbaar lichaam ofeen openbare instelling, te weten
de Nationale politie, althansde politie Eenheid Oost-Nederland, in het openbaar bij geschrift of afbeelding heeft beledigd door op/aan de openbare weg, te weten de Waalstraat en/of de Diezestraat, duidelijk zichtbaar voor een ieder, op een personenauto (van het merk: Renault, type: Clio en voorzien van het kenteken: [kenteken]), de tekst "ACAB" (All Cops Are Bastards) en/of "FTP" (fuck the police) te spuiten en/of schrijven
, althans (een) tekst(en) van gelijke beledigende aard en/of strekking.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 285, 266 en 267 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: bedreiging met een terroristisch misdrijf;
feit 2
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening,
meermalen gepleegd;
feit 4
het misdrijf: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een openbare instelling.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het volgende standpunt gesteld. Verdachte dient voor het ten laste gelegde onder de feiten 1, 2, 3 en 4 veroordeeld te worden tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Aan het voorwaardelijke strafdeel dienen de bijzondere voorwaarden te worden verbonden die de reclassering heeft geadviseerd, met uitzondering van de verplichting tot het innemen van medicatie. Van de op te leggen gevangenisstraf moet de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht worden afgetrokken.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het volgende standpunt gesteld. Aan verdachte moet, voor het geval van een bewezenverklaring van alle feiten, een gevangenisstraf worden opgelegd gelijk aan de tijd die hij in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en een voorwaardelijke taakstraf met een proeftijd van twee jaren met daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met een terroristisch misdrijf. Hij heeft bij de 112-meldkamer gedreigd een aanslag op het Koningshuis te plegen. De centralist van de meldkamer heeft het dreigement van verdachte serieus genomen en actie ondernomen. Het dreigen met een terroristisch misdrijf is een ernstig, indringend en angstaanjagend delict. Een dergelijke uitlating veroorzaakt gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de maatschappij. Verdachte heeft daarnaast politieambtenaren bedreigd en beledigd. Hij heeft met zijn handelen blijk gegeven van minachting voor het door de politie vertegenwoordigde gezag.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 5 juli 2023. Hieruit blijkt dat verdachte een uitgebreid justitiële voorgeschiedenis heeft en dat hij meerdere keren voor bedreiging is veroordeeld. Dit heeft hem er niet van weerhouden opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee.
De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het Pro Justitia rapport van 31 mei 2023 waarin over verdachte is gerapporteerd door N.A. Schoenmaker, GZ-psycholoog. De psycholoog concludeert dat bij verdachte sprake is van middelengerelateerde verslavingsstoornissen in de vorm van een matig ernstige stoornis in het gebruik van alcohol en cannabis en een stoornis in het gebruik van GHB en speed, beide langdurig in remissie. Verder is bij verdachte sprake van een zucht naar medicatie en medicatiemisbruik. Het gebruik van alcohol, cannabis en medicatie kan bij verdachte een negatief effect hebben op gedrag en emoties in de vorm van prikkelbaarheid, overschatting, een verlaagde zelfbeheersing, een toegenomen ontremming in gedrag en oordeels- en kritiekstoornissen. Daarnaast is bij verdachte sprake van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en borderline persoonlijkheidstrekken. Deze stoornis wordt gekenmerkt door impulsief en prikkelbaar gedrag, moeite om boosheid te beheersen en voorbijgaande aan stress gerelateerde paranoïde ideeën. Ook is bij verdachte een ongespecificeerde trauma- en stressor gerelateerde stoornis aanwezig. Daarnaast is sprake van problematiek op het gebied van agressie- en emotieregulatie alsook impulscontrole en functioneert verdachte op zwakbegaafd niveau. Op het moment van het bewezenverklaarde was bij verdachte sprake van een matig ernstige stoornis in het gebruik van alcohol, medicatiemisbruik (inname Oxazepam) en een zucht naar medicatie. Ook was bij verdachte tijdens het bewezenverklaarde sprake van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met borderline persoonlijkheidstrekken en een ongespecificeerde trauma- en stressor gerelateerde stoornis. De psychische disfuncties voortkomend uit deze stoornissen hebben doorgewerkt in het ten laste gelegde. Volgens de psycholoog zijn het gedrag van verdachte en de keuzes die hij maakte tijdens het plegen van de delicten dusdanig beïnvloed door de stoornissen en de zucht naar medicatie dat wordt geadviseerd om verdachte het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen. De psycholoog concludeert op basis van de bij verdachte aanwezige stoornissen en problematiek dat het risico op recidive in het uiten van dreigementen hoog is. Gelet hierop, wordt een klinische opname in een forensische setting voor de maximale duur van een jaar geadviseerd.
Gelet op de onderbouwing van de hierboven weergegeven conclusie van de psycholoog over de mate van toerekeningsvatbaarheid van verdachte, kan de rechtbank zich daarmee verenigen. De rechtbank neemt de conclusie over en is van oordeel dat de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het over verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport van 13 juli 2023. Uit dit rapport volgt dat verdachte een uitgebreide hulverleningsgeschiedenis kent. Hij is in 2013 voor het eerst in beeld gekomen bij de reclassering en is sindsdien ieder jaar in beeld gebleven. Er zijn meerdere reclasseringstrajecten opgelegd. Het laatste reclasseringstraject is in juli 2022 negatief beëindigd. Door de reclassering wordt het risico op recidive ingeschat als hoog. Er is een gedegen plan van aanpak met bijzondere voorwaarden gericht op (klinische) behandeling nodig om de kans op recidive te verminderen. Verdachte is op dit moment gemotiveerd voor een klinische opname. Gezien het voorgaande, wordt door de reclassering geadviseerd om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met daaraan gekoppeld de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling met (eventuele) verplichte inname van medicatie, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, drugs- en alcoholverbod en dagbesteding.
Verdachte heeft zelf op de zitting ook verklaard dat hij de feiten heeft gepleegd vanuit een schreeuw om hulp, veroorzaakt door spanningen op allerlei vlakken die hij niet onder controle kreeg en de gedachte anders geen hulp te zullen krijgen.
Op te leggen straf
De rechtbank houdt rekening met de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Zij houdt ook rekening met de omstandigheid dat verdachte handelde vanuit een hulpvraag en dat de feiten hem in verminderde mate kunnen worden toegerekend. De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en de verdediging, de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die langer is dan de tijd die verdachte al vastgezeten heeft niet passend. Het teruggegaan naar de gevangenis zal negatieve gevolgen hebben voor de psychische ontwikkeling van verdachte. Bovendien is het niet in het belang van verdachte of de maatschappij om de reeds gestarte klinische behandeling van verdachte in FPA de Woenselse Poort te doorkruisen door een straf die meebrengt dat hij opnieuw gedetineerd raakt. De rechtbank is, alles afwegende, van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk, passend en geboden is. De rechtbank zal de proeftijd bepalen op drie jaren. Aan het voorwaardelijke strafdeel worden de bijzondere voorwaarden verbonden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd, met uitzondering van de verplichting tot het innemen van medicatie. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient als stok achter de deur voor verdachte om hem ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen. De oplegging van een gevangenisstraf die gelijk is aan de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in combinatie met een geheel voorwaardelijke taakstraf, zoals door de raadsvrouw is voorgesteld, acht de rechtbank niet passend gelet op de aard en ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank heeft, vanwege de omstandigheid dat verdachte een aantal dagen voor de inhoudelijke behandeling van de zaak klinisch kon worden opgenomen in FPA de Woenselse Poort, bij afzonderlijke beslissing van 18 juli 2023 de voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van de klinische opname geschorst. De rechtbank zal het (geschorste) bevel voorlopige hechtenis niet opheffen, zodat verdachte onder behandeling in de FPA kan blijven ook als het vonnis nog niet onherroepelijk is. Op het moment dat het vonnis onherroepelijk is eindigt de (geschorste) voorlopige hechtenis van rechtswege.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 Sr.

8. De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders onder feit 1, 2, 3 en 4 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf: bedreiging met een terroristisch misdrijf;
feit 2, het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 3, het misdrijf: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening,
meermalen gepleegd;
feit 4, het misdrijf: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een openbare instelling;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
3 (drie) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij reclassering Nederland, op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zich laat opnemen in FPA de Woenselse Poort in Eindhoven of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start zo snel mogelijk en heeft een maximale duur van 12 maanden. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
- zich ambulant laat behandelen door een nog nader te bepalen instelling/behandelaar of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend aan de klinische opname. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- verblijft in een nog nader te bepalen vorm van begeleid/beschermd wonen of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend aan de klinische opname en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- geen drugs gebruikt en mee werkt aan urineonderzoek om dit drugsverbod te controleren. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- geen alcohol gebruikt en mee werkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.G.B. Heutink, voorzitter, mr. R.G.J. Gehring en
mr. W.W. van Tol, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.R. Kuiper, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 3 augustus 2023.
Mr. W.W. van Tol is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023062781. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feiten 1, 2 en 3
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 20 juli 2023, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Op 9 februari 2023 heb ik 112 gebeld. Ik heb tegen de centralist van de meldkamer gezegd dat ik een aanslag op het Koningshuis ga plegen. Ook heb ik aan de telefoon de politie uitgescholden en beledigende woorden geroepen.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4], van 10 februari 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik, verbalisant, luisterde de opgenomen gesprekken tussen een man die [verdachte] zou zijn en de betrokken centralisten. Deze gesprekken gingen als volgt:
Centralist: "Alarmcentrale 112, wilt u politie, brandweer of ambulance?"
Mannenstem: "Ik wil even doorgeven dat de politie de kanker kan krijgen en dat de politie kankerhoerenmoeder"
Centralist: "Alarmcentrale 112, wilt u politie, brandweer of ambulance?"
Mannenstem: "Ik wil even melden dat de politie de kanker kan krijgen en dat als ze niet opkankeren ze kapot geschoten worden"
Centralist: "Alarmcentrale 112”
Mannenstem: "Ik ga een aanslag plegen op het Koningshuis"
3.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1], van 17 april 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 9 februari 2023 om 18:35 uur zijn wij, [verbalisant 1] en [verbalisant 2], ter plaatse gegaan bij verdachte [verdachte]. In de woning hebben we het gedrag van verdachte [verdachte] geprobeerd te begrenzen. Op 9 februari 2023 om 19:39 uur werd ons meegedeeld dat verdachte [verdachte] aan de telefoon vertelde dat 'de politie de kanker kan krijgen' en dat 'als ze niet op kankeren dat ze dadelijk kapotgeschoten worden'. Omdat wij ongeveer een uur ervoor met verdachte [verdachte] hadden gesproken was voor ons duidelijk dat hiermee op ons werd gedoeld.

Voetnoten

1.HR 10 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:1890
2.HR 8 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:836