Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
8 juni 2021.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarin de verdachte is veroordeeld voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De verdachte heeft op 12 januari 2017 tijdens een controle van zijn (paarden)bedrijf bedreigende woorden geuit tegenover twee inspecteurs van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) over hun collega, een toezichthoudende dierenarts. De verdachte heeft gezegd: 'Als ik dat wijf voor mijn auto krijg, rijd ik haar hartstikke dood'. Deze bedreiging is door de inspecteurs aan de dierenarts doorgegeven, wat leidde tot de aangifte van bedreiging.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de relevante overwegingen herhaald uit eerdere uitspraken over de vereisten voor veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De Hoge Raad oordeelt dat uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat het opzet van de verdachte erop was gericht dat de dierenarts daadwerkelijk op de hoogte zou raken van de bedreiging. Hierdoor is de bewezenverklaring ontoereikend gemotiveerd.
De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het hof en wijst de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht. Dit arrest is gewezen op 8 juni 2021 door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken.