ECLI:NL:RBOVE:2023:2997

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 juli 2023
Publicatiedatum
28 juli 2023
Zaaknummer
C/08/289537 / HA ZA 22-435
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H. Bottenberg-van Ommeren
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Koopovereenkomst en non-conformiteit van een oprijwagen met betrekking tot verwachtingen van de koper en mededelingsplicht van de verkoper

In deze zaak heeft [eiser] B.V. een oprijwagen gekocht van [gedaagde] B.V. en stelt dat deze niet voldoet aan de verwachtingen die zij op basis van de advertentie en mededelingen van [gedaagde] had. De rechtbank Overijssel oordeelt dat de oprijwagen non-conform is, omdat deze niet het beloofde laadvermogen van 1.625 kg heeft en niet geschikt is voor het trekken van een aanhangwagen met een totaalgewicht van 2.600-2.800 kg. [gedaagde] heeft niet gereageerd op de klachten van [eiser], waardoor deze de koopovereenkomst terecht buitengerechtelijk heeft ontbonden. De rechtbank veroordeelt [gedaagde] tot terugbetaling van de koopsom van € 49.610,- en tot betaling van een schadevergoeding van € 2.208,- voor de kosten van bestickering van de oprijwagen. Daarnaast wordt [gedaagde] veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten van € 1.271,10. In reconventie vordert [gedaagde] schadevergoeding van [eiser] vanwege waardevermindering van de oprijwagen, wat door de rechtbank wordt toegewezen om op te maken bij staat. De rechtbank concludeert dat [eiser] voldoende gelegenheid heeft gegeven aan [gedaagde] om de tekortkomingen te verhelpen, maar dat [gedaagde] hierin tekort is geschoten.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/289537 / HA ZA 22-435
Vonnis van 26 juli 2023
in de zaak van
[eiser] B.V.,
te [vestigingsplaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
advocaat: mr. S.A.L. Houben en mr. M.H. Visscher te 's-Gravenhage,
tegen
[gedaagde] B.V.,
te [vestigingsplaats 2],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
advocaat: mr. K. Croezen te Groningen.

1.De zaak in het kort

[eiser] heeft een Oprijwagen van [gedaagde] gekocht. [eiser] stelt dat de Oprijwagen niet voldoet aan de eigenschappen die zij mocht verwachten omdat deze o.a. enkel auto’s tot een zeer beperkt gewicht kan vervoeren. Ook op andere punten is de Oprijwagen volgens [eiser] non-conform. De rechtbank overweegt dat [eiser] gelet op de marktplaatsadvertentie en de door [gedaagde] gedane mededelingen mocht verwachten dat de Oprijwagen een laadvermogen van 1.625 kg had en een trekvermogen. Nu de Oprijwagen hier niet aan voldoet, is er sprake van non-conformiteit. [gedaagde] heeft niet gereageerd op de door [eiser] gestuurde sommaties. Gelet hierop heeft [eiser] terecht en op goede gronden de koopovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden. [gedaagde] moet de koopsom terugbetalen en [eiser] moet de Oprijwagen teruggeven. De door [eiser] gevorderde schadevergoeding wordt deels toegekend. In reconventie wordt [eiser] veroordeeld om aan [gedaagde] een schadevergoeding te betalen, nader op te maken bij staat, vanwege de mogelijke waardevermindering van de Oprijwagen. Dit oordeel zal hierna worden toegelicht.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord tevens eis in (voorwaardelijke) reconventie,
- de brief van 8 maart 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de akte van [eiser] van 13 maart 2023 met een verzoek tot rectificatie van de partijaanduiding,
- de antwoordakte van [gedaagde] van 24 maart 2023,
- het bericht van de rechtbank van 31 maart 2023 waarbij het verzoek om rectificatie van de partijaanduiding van gedaagde in conventie is toegewezen,
- de conclusie van antwoord in (voorwaardelijke) reconventie,
- de brief van de rechtbank waarin een agenda voor de mondelinge behandeling is gegeven,
- de akte van [gedaagde] van 16 juni 2023 met productie 7.
- de akte van [eiser] van 19 juni 2023 met productie 15,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 3 juli 2023 en de reactie daarop van de zijde van [eiser].
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[gedaagde] exploiteert een onderneming in handel van personenauto’s en lichte bedrijfsauto’s.
3.2.
[eiser] exploiteert een onderneming die handelt in in-en export van allerhande roerende zaken, interimmanagement en consultancy, incasso activiteiten, in- en verkoop van voertuigen en export dienstverlening in opdracht van derden voor voertuigen.
3.3.
Op 10 november 2021 heeft [gedaagde] een advertentie op Marktplaats gezet voor de verkoop van een Oprijwagen. In de beschrijving staat, voor zover van belang, het navolgende:
(..) Mercedes Sprinter 316 2.2 CDI TIJHOF OPRIJWAGEN AUTOMAAT
(..)
Carrosserievorm:Chassis-cabine
(..)
Ledig gewicht:1875 kg
(..)Import autoNee
3.4.
[eiser] heeft naar aanleiding van deze advertentie op 2 december 2021 telefonisch contact opgenomen met een medewerker van [gedaagde], de heer [naam 1]. Vervolgens heeft [eiser] op dezelfde dag een e-mailbericht gestuurd. Hierin staat, voor zover van belang, het navolgende:
(..) Wij kwam zojuist voor € 41.000,-- excl. btw en incl. volle tank overeen de koop van een Mercedes-Benz oprijwagen volgens onderstaande specificatie. Vandaag eind van de dag wordt het voertuig door ons opgehaald, vooraf betaald en gevrijwaard.
Wij gaan ervan uit, zoals besproken, dat;
  • Recent 2 x nieuwe luchtbalgen door Tijhof gemonteerd zijn.
  • Totaalgewicht 3.5 ton is, dus het netto-laadvermogen 1.625 kg.
  • De auto een aanhangwagen met een totaalgewicht van 2.600-2.800 kg mag trekken.
  • Auto heeft geen schade verleden m.b.t. carrosserie en technisch.
Zou je mij p.o. de factuur en het kenteken willen mailen? (…)
3.5.
[gedaagde] heeft een factuur gestuurd voor de koopsom van de Oprijwagen voor een bedrag van € 49.610,-. [eiser] heeft deze factuur betaald. [eiser] heeft de Oprijwagen op 2 december 2021 opgehaald.
3.6.
Op 6 december 2021 heeft [eiser] een e-mailbericht aan [gedaagde] gestuurd. Hierin staat, voor zover van belang, het navolgende:
  • Blijkt import te zijn.
  • Trekt naar rechts.
  • Laadvermogen geen 1.625,--kg.
3.7.
Op 14 februari 2022 is een medewerker van [eiser] met de Oprijwagen aangehouden door de politie. [eiser] heeft een strafbeschikking gekregen, met een boete van € 2.800,- wegens handelen in strijd met artikel 2.6 lid 1 jo. lid 2 van de Wet wegvervoer goederen.
3.8.
Op 27 mei 2022 heeft [eiser] een e-mailbericht gestuurd aan [gedaagde]. Hierin staat, voor zover van belang, het navolgende:
(..)
Zie onderstaand in de mailwisseling wat er overeengekomen is tijdens het sluiten van de koopovereenkomst van bovengenoemde oprijwagen. Zowel telefonisch als per mail bevestigd. Een aantal zaken kloppen niet met wat ons verkocht is, non-conformiteit:
  • Laadvermogen 1.625 kg. Dit klopt niet. We zijn aangehouden door de politie en blijkbaar mogen we slechts 900 kg laden (dat wordt een fors economisch delict). Zowel telefonisch, als per mail, als in de marktplaats advertentie werd 1.625kg laadvermogen vermeld.
  • We zouden tussen de 2.600 en 2.800kg mogen trekken met de sprinter. De auto is totaal niet gekeurd met een aanhangwagen en daardoor mag er 0kg geremd getrokken worden.
  • De auto zou origineel Nederlands geleverd zijn. Dit blijkt niet het geval. Telefonisch is bevestigd dat dit het geval zou zijn, ook terug te vinden in de marktplaats advertentie.
  • Datum eerste toelating zou 12-2019 zijn. Dit blijkt 05-2019 te zijn.
  • Boven op de cabine is iets vanaf geslepen (vrij onnauwkeurig) en niet dichtgemaakt (zwaailampen oid)? Dit is niet meer afgesloten en hierdoor lekt het in de cabine. We hebben de sprinter ondertussen compleet laten wrappen dus dit punt hebben we reeds opgelost.
  • Door de carrosseriebouwer (tijhof waarschijnlijk) zijn de registratiemodules van de bandenspanningscontrole verwijderd. Hierdoor komt de Sprinter niet meer door de APK.
Zie bijlagen voor de advertentie op marktplaats.
Onze vraag is nu hoe we hier verder mee omgaan? (..)
3.9.
Op 17 juni 2022 heeft [eiser] telefonisch contact opgenomen met [gedaagde]. [eiser] heeft op dezelfde dag een e-mailbericht gestuurd naar [gedaagde]. Hierin staat, voor zover van belang, het navolgende:
(..) Zojuist sprak ik [naam 2]. Deze melde mij dat volgende week, na terugkomst van zijn vakantie, de baas, heer [naam 3], contact met ons opneemt over onderstaande kwestie.(..)
3.10.
[gedaagde] heeft vervolgens geen contact opgenomen met [eiser]. Op 27 juni 2022 heeft [eiser] nogmaals contact opgenomen met [gedaagde], zonder resultaat.
3.11.
Op 20 juli 2022 heeft (de advocaat van) [eiser] een brief gestuurd naar [gedaagde]. In deze brief staat dat er sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de koopovereenkomst dan wel van dwaling wegens een onjuiste voorstelling van zaken. [eiser] heeft getracht met [gedaagde] hierover tot een oplossing te komen, maar uit de gedragingen van [gedaagde] is inmiddels gebleken dat [gedaagde] hiertoe niet bereid is, aldus deze brief. Namens [eiser] wordt een beroep gedaan op ontbinding van de koopovereenkomst. [gedaagde] wordt verzocht en zo nodig gesommeerd om uiterlijk op 3 augustus 2022 over te gaan tot terugbetaling van de koopprijs en betaling van een schadevergoeding dan wel om in overleg te treden met [eiser]. [gedaagde] heeft niet op deze brief gereageerd.
3.12.
Op 5 augustus 2022 heeft [eiser] een herinnering gestuurd aan [gedaagde] waarin zij [gedaagde] tot uiterlijk 12 augustus 2022 de kans biedt om tot een minnelijke regeling te komen.

4.Het geschil

In conventie
4.1.
[eiser], vordert - samengevat - dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. primair: voor recht verklaart dat de koopovereenkomst tussen [eiser] en [gedaagde] buitengerechtelijk is ontbonden;
subsidiair: de koopovereenkomst tussen [eiser] en [gedaagde] ontbindt;
meer subsidiair: de koopovereenkomst vernietigt;
II. [gedaagde] veroordeelt tot (terug)betaling aan [eiser] van de koopprijs van € 49.610,- vermeerderd met de handelsrente vanaf 3 augustus 2022 dan wel vermeerderd met de wettelijke rente, dan wel [gedaagde] veroordeelt tot betaling aan [eiser] van een door de rechtbank te bepalen bedrag;
III. voor recht verklaart dat [gedaagde] gehouden is tot vergoeding van de door [eiser] geleden schade en [gedaagde] veroordeelt tot betaling van de door [eiser] geleden schade voor het wrappen van de Oprijwagen en de opgelegde boete van in totaal € 5.008,- dan wel [gedaagde] veroordeelt tot betaling aan [eiser] van een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag aan schadevergoeding;
IV. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van een vergoeding van de door [eiser] gemaakte buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente;
V. [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten en in de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
4.2.
[eiser] voert daartoe aan dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de koopovereenkomst, nu de Oprijwagen niet de eigenschappen blijkt te hebben die [eiser] mocht verwachten en die nodig zijn voor een normaal gebruik van de Oprijwagen. [eiser] heeft de koopovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden op 20 juli 2022. Als gevolg van de ontbinding heeft [eiser] recht op (terug)betaling van de aankoopsom. Voorts maakt [eiser] aanspraak op een schadevergoeding en de buitengerechtelijke kosten.
4.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser], dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser], met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser], in de kosten van deze procedure, alsmede de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
In (voorwaardelijke) reconventie
4.4.
[gedaagde], vordert – samengevat – in (voorwaardelijke) reconventie, dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
[eiser] veroordeelt om aan [gedaagde] een schadevergoeding te betalen vanwege het niet volledig kunnen nakomen van de ongedaanmakingsverbintenis, nader op te maken bij staat. Voorts vordert [gedaagde] dat de rechtbank [eiser] veroordeelt in de kosten van dit geding, alsmede de nakosten.
4.5.
[eiser] voert verweer. [eiser] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [gedaagde], dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde], met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure, alsmede in de nakosten.
4.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

In conventie
Klachtplicht
5.1.
[gedaagde] voert als primaire verweer dat [eiser] te laat heeft geklaagd in de zin van artikel 6:89 BW. [gedaagde] stelt dat uit het e-mailbericht van [eiser] van 6 december 2021 volgt dat [eiser] enkele dagen na de levering van de Oprijwagen al bekend was met de vermeende non-conformiteit. Verder is [eiser] op 14 februari 2022 aangehouden door de politie. Gelet hierop had [eiser] volgens [gedaagde] eerder onderzoek moeten doen en eerder moeten klagen. [gedaagde] stelt dat [eiser] haar klachtplicht heeft geschonden door pas op 27 mei 2022 een e-mailbericht te sturen, en dat zij hierdoor in haar belangen is benadeeld omdat zij enkel nog algemeenheden kan vermelden. [eiser] voert aan dat [gedaagde] niet in haar belangen is geschaad en dat artikel 6:89 BW niet van toepassing is.
5.2.
Artikel 7:23 lid 1 BW bepaalt dat de koper er geen beroep meer op kan doen dat hetgeen is geleverd niet aan de overeenkomst beantwoordt, indien hij de verkoper niet binnen bekwame tijd nadat hij dit heeft ontdekt of redelijkerwijs had behoren te ontdekken, kennis heeft gegeven. Artikel 7:23 BW is specifiek bedoeld voor de koopovereenkomst en heeft dezelfde strekking als artikel 6:89 BW voor verbintenissen in algemene zin. Op grond van artikel 6:89 BW en 7:23 BW is geen formele klacht vereist. Het protest als bedoeld in artikel 6:89 BW en de kennisgeving bedoeld in artikel 7:23 BW zijn vormvrij.
5.3.
Het verweer van [gedaagde] dat er te laat is geklaagd, wordt gepasseerd. Er is op 6 december 2021 door [eiser] per e-mailbericht gecorrespondeerd over de klachten, zodat reeds kort na levering van de Oprijwagen voor [gedaagde] duidelijk moest zijn dat de Oprijwagen gebreken vertoonde. Tijdens de mondelinge behandeling is door [eiser] onweersproken gesteld dat zij meerdere keren heeft aangedrongen op een oplossing buiten rechte, zowel telefonisch als schriftelijk. Voorts is door [eiser] gesteld dat zij voorafgaand aan het e-mailbericht van 6 december 2021 ook telefonisch contact heeft opgenomen met [gedaagde]. Dit is door [gedaagde] niet of althans onvoldoende betwist. De rechtbank acht het, gelet op de korte tekst van het e-mailbericht zonder aanhef en verdere uitleg, ook aannemelijk dat [eiser] eerst telefonisch contact heeft gezocht met [gedaagde]. Daarmee heeft [eiser] [gedaagde] tijdig in kennis gesteld van zijn klachten. Overigens onderbouwt [gedaagde] ook niet waarom de verstreken periode te lang zou zijn. De marktplaatsadvertentie is nog beschikbaar en de Oprijwagen kan ook nog steeds gecontroleerd worden zodat niet is gebleken dat [gedaagde] door het tijdsverloop in haar belangen is geschaad.
Non-conformiteit
5.4.
De centrale vraag in dit geschil is of de Oprijwagen beantwoordt aan de overeenkomst tussen partijen. Volgens [eiser] is de Oprijwagen non-conform onder meer omdat deze niet het overeengekomen laadgewicht van 1.625 kg heeft maar slechts 1.100 kg mag dragen, en omdat hij slechts 750 kg mag trekken in plaats van de overeengekomen 2.600-2.800 kg, en ook omdat het in tegenstelling tot waarvan [eiser] uit mocht gaan, toch een importwagen bleek te zijn.
[gedaagde] betwist dat sprake is van een tekortkoming. [gedaagde] voert aan dat uit de advertentie van marktplaats volgt dat de Oprijwagen maximaal 1100 kilogram mag laden. Dat volgt uit de carrosserievorm: “chassis-cabine” in combinatie met het ledig gewicht van 1.875 kg. Daaruit volgt dat het ledig gewicht alleen voor de chassis-cabine geldt en dat het gewicht van de opbouw daar nog bij komt. [gedaagde] voert aan dat deze gegevens ook kunnen worden ingezien bij de RDW. Uit de gegevens van de RDW blijkt volgens [gedaagde] ook dat de Oprijwagen niet geregistreerd is voor oplegger geremd en dat betekent dat de Oprijwagen een ongeremde aanhanger van 750 kilogram mag trekken. Verder blijkt uit de RDW-gegevens dat de Oprijwagen geïmporteerd is. [gedaagde] stelt dat [eiser] een professionele partij is die (mede) handelt in voertuigen en dat de Oprijwagen bovendien nog steeds gebruikt wordt voor de normale bedrijfsvoering van [eiser].
5.5.
De rechtbank overweegt het volgende. Tussen partijen staat vast dat de Oprijwagen op marktplaats geadverteerd stond met een ledig gewicht van 1.875 kg en dat hierbij vermeld stond dat de Oprijwagen niet geïmporteerd was. Partijen verschillen van mening over wat [eiser] uit deze advertentie kon en mocht afleiden. [eiser] heeft onbetwist gesteld dat zij voorafgaand aan de koop op 2 december 2021 telefonisch contact heeft opgenomen met [gedaagde]. Daarna heeft [eiser] op dezelfde dag per e-mailbericht de telefonische afspraken bevestigd en aangegeven dat zij ervan uitgaat dat het netto-laadvermogen 1.625 kg is en dat de auto een aanhangwagen met een totaalgewicht van 2.600-2.800 kg mag trekken. In dit e-mailbericht heeft zij gevraagd om de factuur en het kenteken. Dit is door [gedaagde] per e-mailbericht aan [eiser] gestuurd. Vervolgens heeft [eiser] de factuur betaald en is de Oprijwagen geleverd.
5.6.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben partijen daarmee afgesproken wat in de e-mail bevestiging van 2 december 2021 staat verwoord.
Het verweer van [gedaagde] dat [eiser] voorafgaand aan de koop nader onderzoek had moeten doen bij de RDW wordt verworpen. [eiser] heeft in dat kader onbetwist gesteld dat het kenteken niet in de advertentie van marktplaats stond vermeld. Dit blijkt ook uit het e-mailbericht van 2 december 2021 van [eiser] waarin zij de telefonisch gemaakte afspraken met [gedaagde] bevestigt en waarbij zij vraagt om het kenteken. Nu [eiser] niet beschikte over het kenteken had zij ook geen nader onderzoek bij de RDW kunnen doen. Bovendien zal het nalaten van eigen onderzoek in het algemeen niet aan de koper kunnen worden tegengeworpen door een verkoper die een op haar rustende mededelingsplicht heeft geschonden. De Hoge Raad heeft in het arrest van 16 december 2022, (vindplaats: ECLI:NL:HR:2022:1870) over de verhouding tussen onderzoeksplicht van de koper en de mededelingsplicht van de verkoper geoordeeld dat in het algemeen aan een koper, ook een onvoorzichtige koper, niet zal kunnen worden tegengeworpen dat hij onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de eigenschappen van het gekochte, wanneer de verkoper dienaangaande naar de in het verkeer geldende opvattingen een mededelingsplicht had, maar heeft nagelaten de koper op de hoogte te stellen van bij de verkoper bekende feitelijke gegevens die relevant zijn voor de beantwoording van de vraag welke eigenschappen de koper met het oog op de beoogde bestemming van het gekochte mocht verwachten.
Gelet op het telefoongesprek en het e-mailbericht van 2 december 2021 was [gedaagde] ervan op de hoogte dat [eiser] een Oprijwagen wilde met een netto-laadvermogen van 1.6.25 kg en dat deze een totaalgewicht van 2.600-2.800 kg mag trekken. Nu de Oprijwagen hier niet aan voldoet, was [gedaagde] gehouden om voorafgaand aan deze koop deze eigenschappen aan [eiser] mede te delen. [gedaagde] was met deze gegevens bekend. Zij heeft voorafgaand aan de koop immers zelf een paar weken met de Oprijwagen gereden en beschikte over het kenteken en de gegevens van de RDW. Dat [eiser] geen nader onderzoek bij de RDW heeft gedaan kan haar dan ook niet worden tegengeworpen. Daarmee staat vast dat de afgeleverde Oprijwagen niet aan de overeenkomst tussen partijen beantwoordt c.q. dat sprake is van non-conformiteit.
Mocht [eiser] de overeenkomst ontbinden?
5.7.
Nu vaststaat dat de door [gedaagde] geleverde Oprijwagen niet aan de overeenkomst beantwoordt, moet beoordeeld worden of [eiser] gerechtigd was de koopovereenkomst te ontbinden.
5.8.
Volgens [gedaagde] was [eiser] niet gerechtigd de overeenkomst te ontbinden omdat zij [gedaagde] nooit in de gelegenheid heeft gesteld om de koopovereenkomst na te komen. Er is volgens [gedaagde] geen sprake van een deugdelijke ingebrekestelling zodat [gedaagde] niet in verzuim is komen te verkeren. Het verweer faalt. Het volgende is daarvoor redengevend.
5.9.
Indien nakoming niet blijvend onmogelijk is, kan slechts worden ontbonden als een schuldenaar in verzuim is. In beginsel is voor het intreden van het verzuim een ingebrekestelling nodig. Dat is een schriftelijke aanmaning waarin een laatste termijn voor nakoming wordt gegeven (artikel 6:82 lid 1 BW). [eiser] stelt dat nakoming blijvend onmogelijk was en heeft tijdens de mondelinge behandeling in dat kader gesteld dat een andere Oprijwagen niet voorhanden was. Dit is niet nader door [eiser] onderbouwd. Voor zover nakoming niet blijvend onmogelijk was, stelt [eiser] dat zij [gedaagde] in de gelegenheid heeft gesteld om de tekortkoming, voor zover mogelijk te herstellen, door [gedaagde] gedurende een lange periode in de gelegenheid te stellen om tot een oplossing te komen.
5.10.
De rechtbank overweegt dat [eiser] in haar correspondentie geen fatale termijn voor de nakoming heeft genoemd. Echter kan onder omstandigheden een beroep op het ontbreken van een ingebrekestelling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn of kan worden aangenomen dat op grond van de redelijkheid en billijkheid een ingebrekestelling achterwege kan blijven en de schuldenaar zonder ingebrekestelling in verzuim is geraakt. Het gaat bij het wettelijke stelsel van verzuim en ingebrekestelling niet om strakke regels. Dit volgt uit het Fraanje/Alukon-arrest (vindplaats: ECLI:NL:HR:2019:1581) waarin de Hoge Raad onder meer het volgende heeft overwogen:
“ 3.2.2 Uit de wetsgeschiedenis volgt dat het wat betreft de in art. 6:82 en 6:83 BW vervatte hoofdregels en uitzonderingen omtrent ingebrekestelling en verzuim niet zozeer gaat om strakke regels die de schuldeiser, na raadpleging van de wet, in de praktijk naar de letter zal kunnen toepassen. Deze bepalingen beogen veeleer de rechter de mogelijkheid te geven om in de gevallen dat partijen – zoals meestal – zonder gedetailleerde kennis van de wet hebben gehandeld, tot een redelijke oplossing te komen naar gelang van wat in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs van hen mocht worden verwacht.
(…)
Omdat art. 6:83 BW geen limitatieve opsomming behelst van de gevallen waarin verzuim zonder ingebrekestelling intreedt, maar ook de redelijkheid en billijkheid hierbij een rol kunnen spelen, kunnen de omstandigheden van het geval met zich brengen dat het verzuim van de schuldenaar ook intreedt indien de schuldenaar niet of niet toereikend reageert op een verzoek van de schuldeiser om binnen een redelijke termijn toe te zeggen dat hij binnen een gestelde, eveneens redelijke, termijn zal nakomen, of om zich binnen een redelijke termijn uit te laten over de wijze waarop en de termijn waarbinnen hij door de schuldeiser omschreven gebreken in de uitvoering van de overeenkomst zal herstellen. Wat in dat verband een redelijke termijn voor de uitlating van de schuldenaar is, hangt af van de omstandigheden. Daarbij kan mede een rol spelen of de gestelde termijn gebruikelijk is in de branche waarin partijen actief zijn. (…)
(…)
De eisen die aan de reactie van de schuldenaar mogen worden gesteld, zijn afhankelijk van de omstandigheden. Daarbij is onder meer van belang hoe concreet de schuldeiser de te herstellen gebreken heeft aangeduid en hoe specifiek hij heeft aangedrongen op een mededeling van de schuldenaar. Bij de beoordeling of de schuldeiser uit de reactie van de schuldenaar, of uit het uitblijven daarvan, heeft mogen afleiden dat de schuldenaar niet tijdig of niet behoorlijk zou nakomen, kunnen ook latere feiten en omstandigheden van belang zijn. (…)”
5.11.
Op 2 december 2021 is de Oprijwagen geleverd en binnen enkele dagen heeft [eiser] al aan [gedaagde] zowel telefonisch als per e-mailbericht laten weten dat zij klachten had over de Oprijwagen. Vervolgens heeft [eiser] per e-mailbericht van 27 mei 2022 geprobeerd om met [gedaagde] tot een oplossing te komen. Daarna heeft zij op 17 juni 2022 en 27 juni 2022 nog getracht om contact op te nemen met [gedaagde]. [gedaagde] heeft nagelaten om met een oplossing te komen en heeft ook niet gereageerd op de mails van [eiser]. Daarna heeft [eiser] op 20 juli 2022 per brief de koopovereenkomst ontbonden, nu [gedaagde] kennelijk niet bereid was om tot een oplossing te komen. [gedaagde] had moeten zorgen voor herstel dan wel een vervanging van de Oprijwagen. Dat met de ontbinding van de koopovereenkomst door [eiser] op 20 juli 2022 een te korte termijn is gegeven voor nakoming of om met een oplossing te komen, is door [gedaagde] niet gesteld of onderbouwd.
5.12.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat [gedaagde] tekortgeschoten is in haar verplichting om de gebreken, voor zover mogelijk te herstellen, dan wel met een vervangende Oprijwagen te komen. Omdat [gedaagde] dit heeft nagelaten, was [eiser] gerechtigd de koopovereenkomst te ontbinden. Omdat [eiser] [gedaagde] meer dan voldoende mogelijkheden heeft gegeven om met een oplossing te komen, hoefden [eiser] [gedaagde] niet nogmaals de mogelijkheid te geven om over te gaan tot herstel of vervanging. Daar komt nog bij dat het nog maar de vraag is of de Oprijwagen, na eventueel herstel, wel aan de overeenkomst zal beantwoorden en of een andere Oprijwagen wel voorhanden was. Gezien het hele verloop is het niet onredelijk dat [eiser] het vertrouwen in [gedaagde] had verloren. Zij heeft dan ook mogen besluiten de overeenkomst te ontbinden.
Gevolgen ontbinding
5.13.
De ontbinding van de koopovereenkomst heeft tot gevolg dat op partijen een verbintenis is komen te rusten tot ongedaanmaking van de door hen ontvangen prestaties. Dit betekent dat [gedaagde] het door haar ontvangen aankoopbedrag aan [eiser] moet terugbetalen. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat [eiser] als gevolg van de ontbinding de Oprijwagen aan [gedaagde] moet teruggeven.
5.14.
Het gevorderde bedrag van € 49.610,00 wordt daarom toegewezen. De wettelijke handelsrente over dit bedrag is verschuldigd vanaf 3 augustus 2022, zoals [eiser] ook vermeld heeft in haar brief van 20 juli 2022.
Schadevergoeding
5.15.
Als een overeenkomst wordt ontbonden dan is de partij wiens handelen of nalaten tot de tekortkoming heeft geleid, verplicht haar wederpartij de schade te vergoeden die deze lijdt doordat geen wederzijdse nakoming maar ontbinding plaatsvindt (artikel 6:277 BW).
5.16.
De rechtbank stelt voorop dat in geval van ontbinding er geen verbintenis (meer) is die omgezet kan worden in vervangende schadevergoeding. Wel is het mogelijk om naast ontbinding aanvullende schadevergoeding te vorderen als schade is geleden als gevolg van een toerekenbare tekortkoming. Uitgangspunt is dat de wederpartij de ander door de schade te vergoeden in de positie brengt waarin die zich zou bevinden wanneer de overeenkomst correct zou zijn uitgevoerd. Dat betekent dat naast de terugbetalingsverplichting van [gedaagde] slechts schadevergoeding kan worden toegewezen voor zover de schade is geleden als gevolg van de toerekenbare tekortkoming van [gedaagde].
De kosten voor de bestickering van de Oprijwagen
5.17.
[eiser] stelt dat zij als gevolg van de tekortkoming in de nakoming door [gedaagde] schade heeft geleden. De schade bestaat uit de kosten die [eiser] heeft gemaakt om de Oprijwagen met reclame te laten bedrukken. [eiser] heeft onweersproken gesteld dat zij deze kosten al had gemaakt voordat zij erachter kwam dat de Oprijwagen niet beschikte over de eigenschappen die zij mocht verwachten. Verder heeft [eiser] in dat kader ook tijdens de mondelinge behandeling gesteld dat zij deze opdracht ook niet meer kon annuleren en dat de bestickering ook niet meer voor een ander voertuig gebruikt kan worden. De rechtbank oordeelt dat deze schadepost van € 2.208,- kan worden toegewezen. De door [eiser] gevorderde verklaring voor recht dat [gedaagde] gehouden is tot vergoeding van de door [eiser] geleden schade wordt afgewezen omdat [eiser] daar geen belang meer bij heeft.
De boete
5.18.
[eiser] heeft op 14 februari 2022 een boete gekregen voor het overbeladen van de Oprijwagen en vordert in deze procedure het bedrag van deze boete van € 2.800,- als schadevergoeding. Deze schadepost zal worden afgewezen. [eiser] was op 6 december 2021 al bekend met het feit dat het laadvermogen geen 1.625 kg was en heeft dit ook per e-mail aan [gedaagde] bericht. [eiser] heeft er daarna zelf voor gekozen om de Oprijwagen te zwaar te beladen. Deze schadepost komt dan ook voor eigen risico en rekening van [eiser] en zal worden afgewezen.
Verrekening
5.19.
Het beroep van [gedaagde] op verrekening met een eventuele vordering in reconventie, zal bij de handeling van de reconventionele vordering worden beoordeeld.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.20.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Uit de overgelegde stukken blijkt voldoende dat aan de zijde van [eiser] buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Het gevorderde bedrag van € 1.271,10 aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen
.Over dit bedrag is wettelijke rente toewijsbaar gerekend vanaf de dag van dagvaarding (5 december 2022).
Proceskosten
5.21.
[gedaagde] is de partij die grotendeels ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten in conventie worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
103,33
- griffierecht
2.837,00
- salaris advocaat
2.366,00
(2,00 [1] punten × € 1.183,00)
Totaal
5.306,33
5.22.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
5.23.
De over de proceskosten en nakosten gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis.
In voorwaardelijke reconventie
5.24.
Nu voldaan is aan de voorwaarden waaronder de eis in reconventie is ingesteld, komt de rechtbank toe aan de beoordeling daarvan.
5.25.
[gedaagde] stelt dat [eiser] de Oprijwagen niet terug kan geven aan [gedaagde] in de staat waarin deze zich bij ontvangst bevond. In dat kader wijst [gedaagde] er op dat de Oprijwagen door [eiser] is bestickerd en dat dit tot waardevermindering heeft geleid. [gedaagde] stelt dat de Oprijwagen minder waard is geworden en vordert een schadevergoeding op te maken bij staat op grond van ongerechtvaardigde verrijking.
5.26.
De rechtbank acht het aannemelijk dat [gedaagde] door het tijdsverloop en door de bestickering schade heeft geleden. Voor toewijzing van een vordering tot vergoeding van schade op te maken bij staat, is voldoende dat de mogelijkheid dat de schade is of zal worden geleden aannemelijk is, hetgeen niet inhoudt dat aannemelijk moet zijn dat enige schade is geleden (HR 17 maart 2023, vindplaats: ECLI:NL:HR:2023:428).
5.27.
Ter zitting is de huidige waarde van de Oprijwagen aan de orde geweest. Ondanks voorafgaande uitnodiging daartoe zijn door [gedaagde] geen nadere gegevens overgelegd over de waardeontwikkeling. Nu de rechtbank ook niet zelf de waarde kan bepalen en [gedaagde] uitdrukkelijk om verwijzing naar de schadestaatprocedure heeft gevraagd, zal de rechtbank dat toewijzen.
Verrekening
5.28.
[gedaagde] heeft een beroep gedaan op verrekening van het bedrag waarop hij in reconventie recht heeft met het bedrag dat in conventie aan [eiser] wordt toegewezen. Nu in deze procedure echter geen bedrag in reconventie kan worden toegewezen, is verrekening nu niet mogelijk.
Proceskosten
5.29.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in reconventie worden veroordeeld in de proceskosten in reconventie. Deze kosten worden aan de zijde van [gedaagde] gewaardeerd op nihil.

6.De beslissing

De rechtbank
In conventie
6.1.
verklaart voor recht dat de koopovereenkomst tussen [eiser] en [gedaagde] buitengerechtelijk is ontbonden,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van de koopprijs van € 49.610,-, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 3 augustus 2022 tot de dag van algehele voldoening,
6.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een schadevergoeding van € 2.800,-
6.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van de door [eiser] gemaakte buitengerechtelijke incassokosten van € 1.271,10, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 december 2022 tot de dag van algehele voldoening,
6.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser], tot dit vonnis vastgesteld op € 5.306,33, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
6.6.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 173,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
- en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
6.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
In reconventie
6.9.
veroordeelt [eiser] tot betaling van schadevergoeding aan [gedaagde] vanwege het niet volledig kunnen nakomen van de ongedaanmakingsverbintenis, nader op te maken bij staat,
6.10.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op nihil,
6.11.
wijst het meer of anders gevorderde af,
6.12.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Bottenberg-van Ommeren en in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2023.

Voetnoten

1.Dagvaarding en bijwonen mondelinge behandeling. Voor de Akte rectificatie worden geen punten toegekend.