Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,
Stichting Zorgkantoor Menzis, hierna: het zorgkantoor,
Inleiding
De overwegingen
Feiten en omstandigheden1.1.Eiser heeft een Wlz-indicatie voor GGZ Wonen: Wonen met intensieve begeleiding en gedragsregulering. In een toekenningsbeschikking van 13 juli 2021 heeft het zorgkantoor aan eiser voor de periode van 30 juni 2021 tot en met 31 december 2021 op grond van de Wlz een pgb toegekend van € 27.213,50.
Het zorgkantoor heeft op geen enkele wijze zijn persoonlijke betrokkenheid bij enig frauduleus handelen aangetoond. Ook heeft het zorgkantoor niet bewezen dat sprake is van samenspanning tussen eiser en de zorgaanbieder. Het zorgkantoor heeft ten onrechte doorslaggevende betekenis toegekend aan de verklaring van 12 oktober 2022 van de gewaarborgde hulp.
Beoordeling door de rechtbank
.
Het zorgkantoor zal de nodige kennis over de relevante feiten moeten verzamelen en deugdelijk moeten motiveren dat een intrekking van de verleningsbeschikking gerechtvaardigd is. Als het zorgkantoor aan de vermelde bewijslast heeft voldaan, is het zorgkantoor in beginsel bevoegd het pgb in te trekken. Als het besluit tot intrekking van de verleningsbeschikking heeft geleid tot onverschuldigd betaald pgb, kan het zorgkantoor het onverschuldigd betaalde bedrag terugvorderen.
pgb-verlening in 2021 en 2022 niet een controle achteraf betreft of een nadere beoordeling van de zorgovereenkomst, facturen en urenbriefjes, maar dat sprake is van een zorginhoudelijk onderzoek naar de vraag of de gedeclareerde zorg daadwerkelijk wordt en is geleverd. Het zorgkantoor heeft immers onderzocht of de zorg waarvoor declaraties zijn ingediend en betaald, wel is geleverd en door wie de gedeclareerde zorg is verleend. Hiertoe heeft het zorgkantoor een uitgebreid onderzoek ingesteld, onder meer naar welke medewerkers van [de zorgverlener] aan eiser zorg zouden hebben verleend. Gebleken is dat de medewerkers die de zorg zouden hebben geleverd en die zouden zijn ingehuurd via [de zorginstelling] , al sinds begin januari 2021 niet meer te werk werden gesteld via [de zorgverlener] . Ook stemt de urenregistratie van [de zorgverlener] niet overeen met de gefactureerde uren, is sprake van een overlap van gedeclareerde uren en is op een enkele dag meer dan 20 uur zorg gedeclareerd. Weliswaar had dit laatste bij nauwkeurige controle voorafgaand aan betaling van de betreffende declaratie vragen kunnen oproepen, maar de rechtbank is van oordeel dat het enkele missen van dit, niet in een oogopslag te doorgronden signaal, niet betekent dat onvoldoende controle aan de voorkant heeft plaatsgevonden, zoals door eiser is betoogd. In de toekenningsbeschikkingen van 13 juli 2021 en 9 december 2021 is eiser ook gewezen op de bij een pgb behorende verplichtingen, waaronder de verplichtingen om alleen Wlz-zorg in te kopen, om kwalitatief verantwoorde zorg in te kopen, er voor te zorgen dat een zorgverlener niet meer dan 40 uur in een week voor eiser werkt, de eisen die aan de declaraties worden gesteld en dat wijzigingen op verzoek van het zorgkantoor of uit eigen beweging worden gemeld.
Conclusie en gevolgen
Het zorgkantoor zal met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen nader onderzoek moeten doen en opnieuw moeten beslissen op het bezwaar. De nieuwe beslissing op bezwaar dient te berusten op een belangenafweging als bedoeld in artikel 3:4 van de Awb. De rechtbank ziet, gelet op de aard en omvang van het door het zorgkantoor te verrichten onderzoek, geen ruimte voor toepassing van artikel 8:51a van de Awb.
€ 837,- met een wegingsfactor 1).
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt het zorgkantoor op een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt het zorgkantoor in de proceskosten van eiser tot een bedrag van
- bepaalt dat het zorgkantoor aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 50,- vergoedt.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op