16.7.De rechtbank is daarom van oordeel dat geen sprake is van een rechtstreeks bij het besluit tot verlening van de watervergunning betrokken algemeen belang dat SO krachtens haar statutaire doelstelling en blijkens haar feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigt. Dit betekent dat SO geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2 van de Awb bij dat besluit. Hieruit volgt dat verweerder het bezwaar van SO terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
17. De rechtbank zal daarom het beroep van SO ongegrond verklaren.
Inhoudelijke beoordeling van het geschil
18. De rechtbank beoordeelt hierna de beroepen van SLB e.a. en de Fietsersbond. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die SLB e.a. en de Fietsersbond hebben aangevoerd, de beroepsgronden.
Omvang van de beroepsgronden van SLB e.a.
19. Desgevraagd hebben SLB e.a. ter zitting meegedeeld dat zij hun beroepsgronden, op 17 augustus 2021 ingediend door hun toenmalige gemachtigde, niet handhaven. Hun beroepsgronden betreffen de gronden die hun huidige gemachtigde bij brief van 25 oktober 2022 in het geding heeft gebracht.
20. De Keur waterschap Vechtstromen 2020 (hierna: Keur 2020) is op 1 januari 2021 in werking getreden. Op grond van het in Keur 2020 neergelegde overgangsrecht watervergunningen (meer specifiek: artikel 5.1, derde lid) is in deze beroepsprocedure de (oude) Keur op het voorliggende geschil van toepassing.
Artikel 3.2, eerste lid, onder a, van de Keur bepaalt dat het verboden is zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functie(s), daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te laten staan of liggen.
Artikel 6.21 van de Waterwet luidt als volgt: Een vergunning wordt geweigerd, voor zover verlening daarvan niet verenigbaar is met de doelstellingen in artikel 2.1 of de belangen, bedoeld in artikel 6.11.
In deze zaak is artikel 6.11 van de Waterwet niet van toepassing omdat het niet gaat om handelingen in de exclusieve economische zone of een mogelijke aantasting van een zuiveringtechnisch werk. Dit betekent dat bij de beoordeling van een aanvraag om de watervergunning enkel moet worden getoetst aan de doelstellingen, neergelegd in artikel 2.1 van de Waterwet.
Artikel 2.1, eerste lid, van de Waterwet bepaalt dat de toepassing van deze wet gericht is op:
a. voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en
waterschaarste, in samenhang met
b. bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van
watersystemen en
c. vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen.
Ter uitvoering van de vergunningverlenende bevoegdheid, neergelegd in artikel 3.2, eerste lid, onder a, van de Keur, hanteert verweerder de Beleidsregels. Dit betreft in deze zaak hoofdstuk 2 van de Beleidsregels, getiteld ‘Beleidsregel Bruggen in en over oppervlaktewaterlichamen’.
Afbakening van de te bespreken beroepsgronden
21. Volgens vaste rechtspraak kent artikel 6.21 van de Waterwet een limitatieve opsomming van weigeringsgronden. Een eventuele weigering van de aangevraagde watervergunning is slechts mogelijk voor zover de aanvraag niet verenigbaar is met de doelstellingen die worden genoemd in artikel 2.1, eerste lid, van de Waterwet. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 8 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2747, overwegingen 6 en 6.1. 22. De beroepsgronden van de Fietsersbond zien op de verkeersveiligheid van fietsers, strijd met het gemeentelijke beleid (neergelegd in het in 2013 vastgestelde Gemeentelijke Omgevingsplan Ommen) en het provinciale beleid (neergelegd in diverse beleidslijnen) dat inzet op (recreatief) fietsen alsmede strijd met overheidsbeleid ter verbetering van Natura 2000-waarden. Verder heeft de Fietsersbond aangevoerd dat de gemeente Ommen niet mag bouwen nabij een Natura 2000-gebied, gelet op de PAS-uitspraak van 29 mei 2019.
Deze beroepsgronden hebben naar het oordeel van de rechtbank geen betrekking op een van de in artikel 6.21 van de Waterwet limitatief opgesomde weigeringsgronden. In dit kader verwijst de rechtbank tevens naar de uitspraak van de Afdeling van 25 juni 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2357. Uit deze uitspraak volgt dat de belangen en functies die zien op het land en/of de omgeving rondom het watersysteem, niet vallen onder artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Waterwet. De beroepsgronden van de Fietsersbond kunnen daarom niet leiden tot vernietiging van de verleende watervergunning. Daarom zal de rechtbank deze beroepsgronden niet inhoudelijk bespreken.
Voor de volledigheid voegt de rechtbank hieraan toe dat de vraag of eventueel een vergunning op grond van de Wnb is vereist, in deze zaak (waarbij de rechtmatigheid van de verleende watervergunning ter beoordeling voorligt) niet aan de orde kan komen. De Waterwet kent immers geen aanhaakplicht met de Wnb.
23. Dit betekent dat het beroep van de Fietsersbond ongegrond is.
Zakelijke inhoud publicatie vergunning onjuist?
24. SLB e.a. stellen dat de zakelijke inhoud van de kennisgeving van de verleende watervergunning niet juist is. Er wordt immers in de publicatie gesteld dat de brug wordt vervangen, terwijl er feitelijk naast de bestaande brug boven op de stuw een nieuwe brug wordt gerealiseerd. Hierdoor zijn personen op het verkeerde been gezet.
25. Voor zover in dit geval sprake is van een wettelijke publicatieverplichting, constateert de rechtbank dat in de publicatie staat vermeld dat en waar de vergunning en onderliggende stukken kunnen worden ingezien, op welke wijze de locatie digitaal kan worden geraadpleegd en welk telefoonnummer kan worden gebeld voor het verkrijgen van mondelinge informatie. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hiermee het besluit tot het verlenen van de watervergunning voldoende kenbaar gemaakt om aldus belanghebbenden in de gelegenheid te stellen tijdig bezwaar te maken. Ook SLB e.a. hebben tijdig bezwaar gemaakt, ondanks de in hun ogen onduidelijke omschrijving in de publicatie.
SLB e.a. kunnen niet kunnen opkomen voor de belangen van onbekende derden die, ondanks de in de publicatie verstrekte informatie, niet goed zouden hebben begrepen waarop de bewuste watervergunning betrekking heeft.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
Watervergunning verleend in strijd met de Beleidsregels?
26. SLB e.a. stellen dat de vergunningverlening in strijd is met artikel 2.4.1 van de Beleidsregels.