ECLI:NL:RBOVE:2023:1319

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
08.085508.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor mensenhandel en oplichting van kwetsbare slachtoffers

De rechtbank Overijssel heeft op 13 april 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 67-jarige man, die werd beschuldigd van mensenhandel en oplichting. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar en moet een schadevergoeding van ruim 350.000 euro betalen aan de slachtoffers. De zaak betreft een ouder echtpaar dat na de gedwongen verkoop van hun woning in een kwetsbare positie verkeerde. De verdachte heeft hen gedurende meer dan vier en een half jaar uitgebuit door hen te misleiden en hen te laten geloven dat zij in gevaar waren. Hij heeft zich voorgedaan als medewerker van justitie en andere instanties, waardoor het echtpaar hun financiële middelen aan hem heeft overgemaakt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op geraffineerde wijze het vertrouwen van het echtpaar heeft gewonnen en hen in een schijnwereld heeft gehouden. Daarnaast heeft hij ook hotel- en bungalowpark eigenaren opgelicht door valse beloftes te doen over betalingen. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen en legde de verdachte een zware straf op, gezien de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.085508.22 (P)
Datum vonnis: 13 april 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1955 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in de P.I. Almelo te Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 23 maart 2023 en van 30 maart 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. Schotman en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. Y. Moszkowicz, advocaat in Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging van 23 maart 2023, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1, primair:[slachtoffer 1] (hierna ook: [slachtoffer 1] ) en [slachtoffer 2] (hierna ook: [slachtoffer 2] ) heeft uitgebuit door misbruik te maken van hun kwetsbare positie dan wel,
feit 1, subsidiair:[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] wederrechtelijk van hun vrijheid heeft beroofd en/of [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft opgelicht;
feit 2:[slachtoffer 3] (hierna ook: [slachtoffer 3] ), [slachtoffer 4] (hierna ook: [slachtoffer 4] ) en [slachtoffer 5] (hierna ook: [slachtoffer 5] ) heeft opgelicht.
Voluit luidt de gewijzigde tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
Primair
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2017 tot en met 5 april 2022 te Holten, Gemeente Rijssen-Holten, Ootmarsum, Haaksbergen en/of Hoofddorp en/of elders in Nederland,
(een) ander(en), genaamd [slachtoffer 1] en /of [slachtoffer 2] ,
(telkens) door dwang en/of een andere feitelijkheid en/of dreiging met geweld of een andere feitelijkheid en/of door misleiding en/of door misbruik van een kwetsbare positie (=dwangmiddelen) (lid 1 sub 1 en lid 3 sub 2) en/of
(telkens) heeft geworven en/of overgebracht en/of gehuisvest (=handelingen) met het oogmerk van uitbuiting (sub 1)
immers heeft/hebben die handelingen (telkens) bestaan uit:
-het zich voordoen als medewerker(s) van Justitie, politie en/of gemeenten die zorg zouden dragen voor de veiligheid van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of met hen in contact zouden blijven staan (=werven) en/of
-het instrueren van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ten aanzien van (nieuwe) verblijflocaties voor die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] (= overbrengen) en/of
-het verschaffen en/of het regelen van onderdak voor die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] (=huisvesten),
waarbij die dwangmiddelen heeft/hebben bestaan uit:
- het misbruik maken van de situatie dat die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dakloos waren en/of
- het misleiden van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] door zich voor te doen als medewerker(s) van Justitie, politie, banken en/of gemeenten en/of
- het onder controle brengen en/of onder druk zetten van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] (onder andere) door die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (via verdachte) voortdurend in contact te houden met voornoemde (geveinsde) medewerker(s) en/of
- het die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] doen geloven dat zij gevaar liepen en/of onder bescherming
zouden stonden van Justitie en/of politie en/of
- het isoleren van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] door die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] al het contact met familieleden en/of vrienden te laten verbreken, waardoor die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] geen invulling konden geven aan hun eigen leven (= ontnemen zelfbeschikkingsrecht/beknotten persoonlijke vrijheid), omdat zij zich niet aan de invloedssfeer van verdachte en/of voornoemde (geveinsde) medewerker(s) konden onttrekken (= uitbuiting, zoals bedoeld in artikel 273f lid 2)
(mede) bestaande uit:
- het moeten overmaken van het merendeel van het inkomen, althans een en/of meerdere geldbedragen, aan verdachte en/of
- het moeten dulden dat die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] geen beschikking hadden over eigen financiële middelen en/of
- het moeten aangaan van schulden en/of
- het moeten dulden dat verdachte telkens de verblijfplaats van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] bepaalde en/of het moeten dulden dat zij zich meermalen moesten verplaatsen naar een andere locatie (= beknotten bewegingsvrijheid)
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2017 tot en met 5 april 2022 te Holten, Gemeente Rijssen-Holten, Ootmarsum, Haaksbergen en/of Hoofddorp en/of elders in Nederland,
(een) ander(en), genaamd [slachtoffer 1] en /of [slachtoffer 2] ,
(telkens) opzettelijk wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd heeft gehouden door:
-die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] middels misleiding te laten geloven dat zij onderdeel uitmaakten van een (getuigen)beschermingsprogramma van justitie, door zich voor te doen als medewerker(s) van justitie, politie, banken en/of gemeenten en/of
-opzettelijk de indruk te vestigen dat die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] gevaar liepen wanneer zij niet op geheime en/of door verdachte bepaalde adressen/locaties zouden verblijven en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] onder controle te brengen en/of onder druk te zetten (onder andere) door die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (via verdachte) voortdurend in contact te houden met voornoemde (geveinsde) medewerker(s) en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] te isoleren door hen al het contact met familieleden en/of vrienden te laten verbreken en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] te laten dulden dat zij geen beschikking hadden over eigen financiële middelen en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] te laten dulden dat hij –verdachte- telkens hun verblijfplaats bepaalde en/of
-die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te laten dulden dat zij zich meermalen moesten verplaatsen naar een andere locatie en/of
-die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te laten geloven dat voor hen een (dreigende) situatie was ontstaan, waardoor het voor hen niet mogelijk was zich vrijelijk te bewegen en/of zich daaraan te onttrekken.
en/of
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2017 tot en met 5 april 2022 te Holten, Gemeente Rijssen-Holten, Ootmarsum, Haaksbergen en/of Hoofddorp en/of elders in Nederland,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
(een) ander(en), genaamd [slachtoffer 1] en /of [slachtoffer 2] ,
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en/of het verlenen van een dienst, te weten het afgeven van een geldbedrag van in totaal ongeveer 186.224,72 euro, althans een/of meerdere geldbedrag(en),
door, (telkens) met voornoemd oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of
bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (telkens)
- zich meerdere keren jegens die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te presenteren onder een en/of meerdere valse naam en/of namen en/of als iemand die werkzaam is bij Justitie en/of politie en/of een bank en/of in de politiek en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] doen geloven dat zij gevaar liepen en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] doen geloven dat hun inkomen veiliggesteld diende te worden en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] het merendeel van hun inkomen, althans een en/of meerdere
geldbedragen, aan verdachte over te laten maken.
2.
hij op/in of omstreeks de periode van 20 juli 2018 tot en met 23 december 2021 te Holten, Gemeente Rijssen-Holten, Ootmarsum en Haaksbergen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de navolgende personen heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en/of het verlenen van een dienst, te weten de navolgende goederen en/of diensten,
- [slachtoffer 5] bewogen tot het beschikking stellen van een en/of meerdere (hotel)kamer(s), althans een verblijfplaats en/of de afgifte van een of meer (verzorgingsproduct(en), eten en/of een of meerdere geldbedrag(en), en/of
- [slachtoffer 4] bewogen tot het beschikking stellen van een en/of meerdere (hotel)kamer(s) en/of tot de afgifte van een of meer (, eten en/of een of meerdere geldbedrag(en), en/of
- [slachtoffer 3] , bewogen tot tot het beschikking stellen van een en/of meerdere (hotel)kamer(s) en/of de afgifte van een of meer (, eten en/of een of meerdere geldbedrag(en), en/of door, (telkens) met voornoemd oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (telkens)
- telefonisch en/of online een (hotel)overnachting te boeken (voor [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ) en/of
- voornoemde personen telefonisch, per mail of via een website (internet) te benaderen, en/of,
- zich meerdere keren jegens voornoemde personen te presenteren onder een of meerdere valse naam en/of namen, en/of
- zich jegens voornoemde personen te presenteren als iemand die werkzaam is bij Justitie en/of politie en/of een bank justitie, en/of
- voornoemde personen te kennen te geven dat [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gevaar liepen en/of
- het vertrouwen te wekken dat de (openstaande) rekeningen betaald zouden worden en/of dat hij, verdachte en/of de persoon als wie verdachte zich voordeed borg zou staan voor de gemaakte kosten.

3.De voorvragen

3.1
De geldigheid van de dagvaarding
De raadsman heeft het standpunt ingenomen dat de tenlastelegging, zoals deze luidde vóór de wijziging, ten aanzien van feit 1 geen voldoende duidelijke opgave van het verweten feit geeft bij de volgende passages:
  • “het moeten plegen van strafbare activiteiten (= criminele uitbuiting)” en
  • “het moeten aangaan van schulden”.
De raadsman heeft verzocht de dagvaarding nietig te verklaren, althans deze delen van de tenlastelegging bij een eventuele bewezenverklaring weg te laten.
De raadsman acht ook ten aanzien van feit 2 een aantal, na te noemen, passages onvoldoende specifiek:
  • “ [slachtoffer 5] bewogen tot het beschikking stellen van een en/of meerdere (hotel)kamer(s), althans een verblijfplaats en/of de afgifte van een of meer (verzorgingsproduct(en), eten en/of meerdere geldbedrag(en), en/of”
  • “ [slachtoffer 4] bewogen tot het beschikking stellen van een en/of meerdere (hotel)kamer(s) en/of tot de afgifte van een of meer (, eten en/of een of meerdere geldbedrag(en), en/of”.
De raadsman heeft verzocht om deze gedeelten van de tenlastelegging nietig te verklaren of weg te laten bij de beoordeling.
De officier van justitie is van mening dat de oorspronkelijke tenlastelegging onder 1 en 2 voldoet aan de wettelijke vereisten.
De rechtbank stelt voorop dat de dagvaarding op grond van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) duidelijk en begrijpelijk behoort te zijn, dat deze niet innerlijk tegenstrijdig mag zijn en voldoende feitelijk moet zijn.
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier onvoldoende blijkt op welke strafbare feiten wordt gedoeld met de zinssnede “het moeten plegen van strafbare activiteiten (= criminele uitbuiting)”. Die in de tenlastelegging opgenomen zin is in de context van de tenlastelegging dus niet duidelijk en niet begrijpelijk. De rechtbank heeft de dagvaarding voor zover deze ziet op de weergegeven zin, partieel nietig verklaard.
Wat betreft het moeten aangaan van schulden is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier voldoende blijkt om welke schulden het gaat. Dit blijkt ook uit de pleitnota van de raadsman waarin deze schulden worden genoemd.
Wat betreft de door de raadsman gestelde nietigheid van feit 2 overweegt de rechtbank dat, mede gezien de inhoud van het dossier, sprake is van voldoende feitelijk omschreven gedragingen. De tenlastelegging behelst naar het oordeel van de rechtbank een voldoende duidelijke opgave van de feiten.
De rechtbank verklaart aldus de dagvaarding partieel nietig wat betreft de zinssnede “het moeten plegen van criminele feiten (= criminele uitbuiting)” en verwerpt voor het overige het verweer van de verdediging.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding ook overigens geldig is.
3.2
De overige voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, overeenkomstig het overgelegde schriftelijke requisitoir, op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen zijn.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging van het onder 1 primair ten laste gelegde. Er is geen sprake van uitbuiting als bedoeld in artikel 273f Sr, omdat er in dit geval geen sprake is van seksuele uitbuiting en ook niet van arbeidsuitbuiting.
Van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde, de wederrechtelijke vrijheidsberoving en de oplichting, moet verdachte worden vrijgesproken. Het echtpaar had de beschikking over een telefoon en een tablet. Zij hadden kunnen bellen met politie of justitie of kunnen e-mailen, om het verhaal te verifiëren. Ook hadden zij de beschikking over een auto. Zij konden zich dus op ieder gewenst moment verwijderen van de situatie. Het gedeelte uit de tenlastelegging “die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] te isoleren door hen al het contact met familieleden en/of vrienden te laten verbreken” kan in ieder geval niet worden bewezen verklaard. Uit het dossier blijkt namelijk dat er contact was met de zus van [slachtoffer 1] . Verder kan niet bewezen worden verklaard dat verdachte het echtpaar [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de oplichting. Het echtpaar had de onjuiste voorstelling van zaken door verdachte moeten doorzien.
Van het onder 2 ten laste gelegde moet verdachte eveneens worden vrijgesproken. [slachtoffer 5] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] hadden de onjuiste voorstelling van zaken moeten doorzien. Daarnaast bevat het dossier met betrekking tot [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] ook geen facturen van hotelovernachtingen en van verzorgingsproducten. Ook zijn er geen stukken waaruit blijkt welke geldbedragen aan het echtpaar zijn verstrekt. [slachtoffer 3] is niet door verdachte bewogen tot het verstrekken van overnachtingen. Hij heeft zelf de overnachtingen verstrekt omdat dat hij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet uit het oog wilde verliezen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vaststelling van de feiten en omstandigheden
In 2018 en in 2022 ontvangt de politie verschillende aangiften van ondernemers, namelijk van [slachtoffer 3] , eigenaar van een [bedrijf 1] te Haaksbergen, van [slachtoffer 4] , directeur van [bedrijf 2] in Ootmarsum en van [bedrijf 3] , de eigenaar van [bedrijf 4] . De genoemde ondernemers doen aangifte van oplichting door het echtpaar [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Dit echtpaar is een periode te gast in de accommodaties. Zij maken gebruik van het ontbijt en andere diensten. Er is echter slechts een klein bedrag voldaan aan de ondernemers. Verder is er voor het verblijf en voor andere afgesproken geleverde diensten niet betaald.
Verdachte boekte, via booking.com of telefonisch, de accommodaties. De eerste boekingen werden door verdachte betaald. De gasten voor wie werd geboekt waren [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , een ouder echtpaar, dat verwaarloosd overkomt. Zij kwamen bij de accommodaties met hun auto met daarin al hun bezittingen. Aan het einde van de reserveringsperiode nam verdachte contact op met de accommodaties om de reservering voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te verlengen. De ondernemers regelen dit, maar krijgen niets meer betaald.
[slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] nemen daarom contact op met hun gasten om navraag te doen naar de betalingen. Het echtpaar vertelt dan dat er problemen zijn. Zij hebben hun woning in Hoofddorp in september 2017 bij veiling moeten verkopen. Doordat deze verkoop onrechtmatig is, er criminelen bij zijn betrokken en zij hierdoor gevaar lopen, kunnen zij nog niet naar huis. Politie en justitie zijn er mee bezig. Als het huis veilig is en het echtpaar een andere identiteit heeft kunnen zij terug. Dit verhaal wordt telefonisch en per e-mail bevestigd door verschillende externen, zoals [naam 1] en [naam 2] . Het echtpaar heeft het onderling vaak over de problemen waar zij in zitten en zij hebben hier ook vaak telefonisch contact over met externen, waardoor het verhaal wordt bevestigd. Het echtpaar heeft nauwelijks geld ter beschikking voor eten, kleding of verzorgingsproducten. De ondernemers maken afspraken met verdachte over onder andere het aanbieden van maaltijden of het gebruik maken van het ontbijt. Ook dit wordt niet betaald. Uiteindelijk moet het echtpaar uit de accommodaties vertrekken.
Uit het dossier blijkt dat verdachte het echtpaar heeft laten geloven dat er bij voornoemde verkoop van hun huis een Afghaanse crimineel genaamd [naam 3] was betrokken en dat zij tegen hem beschermd moesten worden, door telkens van verblijfplaats te wisselen. Verdachte heeft, om dat verhaal bij het echtpaar ingang te doen vinden, telefonisch en per e-mail de hoedanigheid aangenomen van verschillende gefingeerde personen (‘typetjes’). Deze personen zouden onder meer bij politie, justitie en de ABN AMRO bank werkzaam zijn.
Verdachte liet het echtpaar telkens via een van zijn typetjes weten naar welke accommodatie zij moesten gaan. Met familie en vrienden was er nauwelijks contact. Van justitie mocht het echtpaar niets zeggen, dit was te gevaarlijk. Justitie zou er ook voor zorgen dat alle rekeningen aan de ondernemers betaald zouden worden. Er is een speciale, veilige, rekening geopend, een zogenaamde SL-rekening, eindigend op “ [nummer 1] ”. Hier zou de AOW en het pensioen van het echtpaar op worden bewaard. Het echtpaar had zelf geen beschikking over de rekening. Zij mochten iedere maand € 100,-- van hun AOW en pensioen opnemen, de rest van de inkomsten moest meteen gestort worden op de voornoemde SL-rekening. In de periode van 4 september 2018 tot en met 28 februari 2022 is per saldo een bedrag van € 183.371,72 van de rekening van het echtpaar naar de SL-rekening overgemaakt. De SL-rekening stond op naam van verdachte.
Verklaring van verdachte
Verdachte heeft bekend dat hij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met gebruikmaking van (door hemzelf als zodanig geduide) ‘typetjes’ heeft doen geloven dat zij vanaf september 2017 voor hun eigen veiligheid niet terug konden naar hun huis in Hoofddorp en dat zij telkens van verblijfplaats moesten wisselen. Ook heeft verdachte bekend dat hij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hun AOW en pensioen gedurende meerdere jaren liet overboeken naar een bankrekening op naam van verdachte, eveneens in het belang van hun veiligheid.
Verdachte heeft verklaard dat hij gedurende al die jaren werd afgeperst door een persoon genaamd [naam 4] en dat hij het geld van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aan die [naam 4] heeft afgegeven. Hij heeft echter van deze afpersing geen aangifte gedaan bij de politie.
De rechtbank stelt de lezing van verdachte over de afpersing door genoemde [naam 4] – mede op basis van de inhoud van het dossier – als ongeloofwaardig terzijde.
4.3.2
De overwegingen van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank stelt vast dat onder 1 primair is tenlastegelegd dat verdachte door gebruikmaking van dwangmiddelen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft geworven, overgebracht en gehuisvest, met het oogmerk van uitbuiting, zoals strafbaar gesteld in artikel 273f lid 1 onder 1º Sr.
Juridisch kader
De rechtbank stelt voorop dat in zaken, waarin gedragingen gericht op uitbuiting in arbeid of diensten van een ander, anders dan seksuele uitbuiting van die ander, zijn ten laste gelegd, dat de vraag dient te worden beantwoord of – en zo ja wanneer – sprake is van ‘uitbuiting’ in de zin van artikel 273f, eerste lid, Sr. De beantwoording van die vraag is sterk verweven met de omstandigheden van het geval, waarbij onder meer betekenis toekomt aan de aard en de duur van de tewerkstelling of te verrichten activiteit, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de verdachte wordt behaald. Bij de weging van deze en andere relevante factoren dienen de in de Nederlandse samenleving geldende maatstaven als referentiekader te worden gehanteerd. [1]
Toepassing op de casus
Verdachte heeft gedurende een periode van ruim 4 ½ jaar misbruik gemaakt van de situatie van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , een ouder echtpaar, een situatie die is ontstaan doordat verdachte voortdurend geld van hen leende en nooit terugbetaalde. Toen het echtpaar hun woning moest verlaten riep verdachte verschillende typetjes in het leven. Hij liet het echtpaar denken dat de woning onrechtmatig verkocht was aan [naam 3] , een criminele Afghaan, dat zij in gevaar waren en dat hun geld niet meer veilig was. Verdachte heeft zich steeds voorgedaan als medewerker van onder andere de bank, van het Openbaar Ministerie of van de politie. Hij stuurde e-mailberichten naar het echtpaar als een van zijn typetjes of belde hen op. Doordat het echtpaar met steeds verschillende mensen en instanties te maken dacht te hebben heeft verdachte, als een of meerdere van zijn typetjes, het vertrouwen van het echtpaar weten te winnen en hen zo voor zich geworven. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] boekten het geld van hun AOW en pensioen meteen na ontvangst over op een, wat zij dachten, veilige rekening. Het was echter de rekening van verdachte. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] deden dit omdat zij dachten dat het geld dan veilig zou zijn en zij over een tijd beschikking zouden hebben over dat geld. Omdat het pensioen vaak ‘s nachts werd bijgeschreven bleven zij hier zelfs voor wakker. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hielden, in opdracht van verdachte, maandelijks slechts een klein bedrag zelf. Hier konden zij niet van rondkomen. Het echtpaar was verwaarloosd en leefde soms van niet meer dan biscuitjes.
Verdachte wist dat het echtpaar niet naar huis kon omdat hun woning was verkocht. Hij zorgde ervoor dat het echtpaar onderdak had, hield hen voor dat ervoor betaald zou worden door justitie en dat zij bijna naar huis zouden kunnen. Het echtpaar geloofde dat zij in gevaar waren, dat zij het hier ook niet over mochten hebben omdat zij dan anderen in gevaar zouden brengen. Als er twijfels waren, belde verdachte als een van zijn typetjes en verzon hij weer een reden waardoor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] nog niet naar huis konden.
Conclusie
Verdachte heeft [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] misleid en in een kwetsbare positie gebracht om vervolgens van die kwetsbare positie misbruik te maken. Hij heeft hen onder valse voorwendselen telkens naar een andere verblijfplaats gestuurd en hen gedurende meerdere jaren hun AOW en pensioen over laten maken naar een op zijn naam staande bankrekening en hen aldus financieel uitgebuit.
De rechtbank acht het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
Juridisch kader
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling voor oplichting is vereist dat de verdachte bij een ander door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling in het leven heeft willen roepen teneinde daarvan misbruik te maken.
Daartoe moet de verdachte een of meer van de in artikel 326, eerste lid, Sr bedoelde oplichtingsmiddelen hebben gebruikt, door welk gebruik die ander is bewogen tot de afgifte van een goed, het verlenen van een dienst, het beschikbaar stellen van gegevens, het aangaan van een schuld of het tenietdoen van een inschuld.
Het antwoord op de vraag of in een concreet geval het slachtoffer door een oplichtingsmiddel dat door de verdachte is gebruikt, is bewogen tot een van voornoemde handelingen, is in sterke mate afhankelijk van de omstandigheden van het geval. In algemene zin kunnen tot die omstandigheden behoren enerzijds de mate waarin de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid het beoogde slachtoffer aanleiding had moeten geven die onjuiste voorstelling van zaken te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen, en anderzijds de persoonlijkheid van het slachtoffer, waarbij onder meer de leeftijd en de verstandelijke vermogens van het slachtoffer een rol kunnen spelen. Bij een samenweefsel van verdichtsels behoren tot die omstandigheden onder meer de vertrouwenwekkende aard, het aantal en de indringendheid van de (geheel of gedeeltelijk) leugenachtige mededelingen in hun onderlinge samenhang.
Toepassing op de casus
Verdachte heeft verklaard dat hij verschillende typetjes creëerde en gebruikte en dat hij die typetjes ook gebruikte bij de ondernemers om er zo voor te zorgen dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] langer konden blijven. Ook heeft hij de ondernemers bewogen om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] etenswaren en handgeld te geven. Verdachte had hier belang bij. Zolang [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet daadwerkelijk naar huis zouden gaan en in het verhaal bleven geloven, boekte [slachtoffer 1] maandelijks geld op de rekening van verdachte. Verdachte zorgde voor de boekingen bij de ondernemers, nam als verschillende typetjes contact op met die ondernemers, vertelde dat hij borg zou staan en stuurde e-mails waarom er nog niet betaald was. Wanneer er een kritische vraag werd gesteld of twijfels werden geuit, verzon verdachte weer een typetje of een verhaal. Toen [slachtoffer 5] vroeg om een schriftelijke verklaring van het Openbaar Ministerie, maakte verdachte een brief van het Openbaar Ministerie na. En hij verstrekte aan [slachtoffer 3] een afschrift van een overboeking om hem te doen geloven dat er was betaald. Doordat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zelf veronderstelden in gevaar te zijn en geholpen zouden worden door verschillende instanties, hebben zij de verhalen van verdachte richting [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] bevestigd. Verdachte heeft ook verklaard dat hij typetjes gebruikte om de ondernemers het verhaal te laten geloven. Gelet op deze omstandigheden kon naar het oordeel van de rechtbank niet van de ondernemers worden verwacht dat zij de oplichting zouden doorzien.
Conclusie
Gelet op het voorgaande en gelet op de in de bewijsbijlage opgenomen bewijsmiddelen is de rechtbank is van oordeel dat verdachte de ondernemers [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] heeft opgelicht door hen te bewegen om aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] onderdak in hun accommodatie te blijven bieden. De rechtbank is van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 7 september 2017 tot en met 5 april 2022 in Nederland,
anderen, genaamd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ,
(telkens) door misleiding en door misbruik van een kwetsbare positie
(telkens) heeft geworven en overgebracht en gehuisvest
met het oogmerk van uitbuiting
immers hebben die handelingen (telkens) bestaan uit:
- het zich voordoen als medewerkers van Justitie, politie en gemeenten die zorg zouden dragen voor de veiligheid van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] en met hen in contact zouden blijven staan en
- het instrueren van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ten aanzien van (nieuwe) verblijflocaties voor die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] en
- het verschaffen en/of het regelen van onderdak voor die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] ,
waarbij die dwangmiddelen hebben bestaan uit:
- het misbruik maken van de situatie dat die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dakloos waren en
- het misleiden van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] door zich voor te doen als medewerkers van Justitie, politie, banken en gemeenten en
- het onder controle brengen en onder druk zetten van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] (onder andere) door die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (via verdachte) voortdurend in contact te houden met voornoemde (geveinsde) medewerkers en
- het die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] doen geloven dat zij gevaar liepen en onder bescherming zouden staan van Justitie en politie en
- het isoleren van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] door die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] al het contact met familieleden en vrienden te laten verbreken,
waardoor die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] geen invulling konden geven aan hun eigen leven (=ontnemen zelfbeschikkingsrecht/beknotten persoonlijke vrijheid), omdat zij zich niet aan de invloedssfeer van verdachte en voornoemde (geveinsde) medewerkers konden onttrekken
(mede) bestaande uit:
- het moeten overmaken van het merendeel van het inkomen aan verdachte en
- het moeten dulden dat die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] geen beschikking hadden over eigen financiële middelen en
- het moeten aangaan van schulden en
- het moeten dulden dat verdachte telkens de verblijfplaats van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2]
bepaalde en het moeten dulden dat zij zich meermalen moesten verplaatsen naar een andere locatie;
2.
hij in de periode van 20 juli 2018 tot en met 23 december 2021 te, Gemeente Rijssen-Holten, Ootmarsum en Haaksbergen,
,
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, de navolgende personen heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het verlenen van een dienst, te weten de navolgende goederen en diensten,
- [slachtoffer 5] bewogen tot het ter beschikking stellen van meerdere kamers, en de afgifte van eten en meerdere geldbedragen, en
- [slachtoffer 4] bewogen tot het ter beschikking stellen van meerdere hotelkamers)en tot de afgifte van eten en/meerdere geldbedragen, en
- [slachtoffer 3] , bewogen tot het ter beschikking stellen van meerdere kamers en de afgifte van eten en meerdere
geldbedragen, en door, (telkens) met voornoemd oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid (telkens)
- telefonisch of online een (hotel)overnachting te boeken (voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ) en
- voornoemde personen telefonisch, per mail of via een website (internet) te benaderen, en,
- zich meerdere keren jegens voornoemde personen te presenteren onder meerdere valse namen, en
- zich jegens voornoemde personen te presenteren als iemand die werkzaam is bij Justitie of politie of een bank en
- voornoemde personen te kennen te geven dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gevaar liepen en
- het vertrouwen te wekken dat de (openstaande) rekeningen betaald zouden worden en dat hij, verdachte of de persoon als wie verdachte zich voordeed borg zou staan voor de gemaakte kosten.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 273f en 326 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: mensenhandel, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: oplichting, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar met aftrek van de tijd die hij in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z Sr op te leggen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring van feit 1 komt, om er rekening mee te houden dat er geen sprake is van een kenmerkende mensenhandel dan wel wederrechtelijke vrijheidsberoving. Verder heeft de raadsman verzocht om er rekening mee te houden dat er ten aanzien van feit 2 geen precieze bedragen ten laste zijn gelegd en dus geen benadelingsbedrag bekend is. Hierdoor kan, gelet op de LOVS-oriëntatiepunten, een gevangenisstraf van maximaal twee maanden worden opgelegd. Tot slot heeft de raadsman verzocht rekening te houden met het Pro Justitia rapport waarin wordt geadviseerd om het ten laste gelegde verminderd aan verdachte toe te rekenen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , die zich in een kwetsbare positie bevonden na de gedwongen verkoop van hun woning, gedurende meer dan vier en een half jaar uitgebuit. Verdachte heeft het vertrouwen van het echtpaar weten te winnen en hen op een geraffineerde wijze meegenomen in de schijnwereld die hij had opgetuigd. Hierdoor heeft verdachte misbruik gemaakt van het vertrouwen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in mensen en instanties. Dit blijkt ook wel uit de verklaring die [slachtoffer 1] heeft afgelegd bij de politie. Hij kan maar niet geloven dat justitie en de bank niet worden gebeld om zijn verhaal te bevestigen. Verdachte heeft jarenlang inbreuk gemaakt op de menselijke waardigheid en de persoonlijke vrijheid van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Zij leefden jarenlang een zwervend bestaan en hadden niets meer dan een auto en wat bezittingen. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] konden niet tot nauwelijks contact hebben met familie of vrienden omdat dit gevaar zou opleveren. Uit de ter terechtzitting door [slachtoffer 1] voorgelezen slachtofferverklaring blijkt dat zij in een nachtmerrie hebben geleefd en hebben moeten afzien.
Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan oplichting. Verdachte heeft (onder valse namen) de hotel-/bed and breakfast/bungalowpark eigenaren [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] beloftes gedaan over het kunnen borg staan voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] of maakte met hen afspraken over betalingen. De afspraken werden niet nagekomen. Net als [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] geloofden [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gevaar liepen en dat verschillende instanties bij hen betrokken waren. Dit heeft hen ertoe bewogen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] langer onderdak te bieden of hen in hun dagelijkse levensonderhoud te voorzien, door maaltijden te verstrekken of boodschappengeld te lenen. De ondernemers werden voorgehouden dat wanneer de situatie voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] veilig zou zijn, zij betaald zouden worden. Verdachte heeft hiermee een enorme financiële schade aangericht bij de ondernemers en hun vertrouwen in gasten beschaamd. Verdachte heeft hierbij enkel gehandeld vanuit zijn eigen financiële belang.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het Pro Justitia-rapport van 22 oktober 2022 waarin over verdachte is gerapporteerd door J. Kluin, GZ-psycholoog (hierna ook: de psycholoog). De psycholoog concludeert dat er bij verdachte sprake is van matige tot ernstige beperkingen in het persoonlijkheidsfunctioneren. Dit laat zich het best classificeren als een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met gemengde persoonlijkheidstrekken (antisociaal en narcistisch). De ten laste gelegde feiten kunnen worden gezien als een onderdeel van antisociaal gedrag waarbij het bevredigen van de eigen behoeften en het vermijden van onlust bij verdachte centraal stond. Verdachte wordt weinig gehinderd door schaamte en berouw.
Verdachte heeft de neiging tot het ontkennen en minimaliseren en het vermijden van zijn delict(zettend) gedrag. Hierdoor is er een risico op het afwijzen van vrijwillige hulp.
Alles in overweging nemend concludeert de psycholoog dat de pathologie van verdachte ten dele, maar niet volledig, heeft doorgewerkt in het tenlastegelegde. Er wordt geadviseerd om het tenlastegelegde bij een bewezenverklaring verminderd toe te rekenen.
De rechtbank neemt het voornoemde advies van de psycholoog over en komt op basis daarvan tot het oordeel dat de bewezenverklaarde feiten verminderd aan verdachte moeten worden toegerekend. De rechtbank zal dit in strafverminderende zin meewegen.
De psycholoog heeft geadviseerd om verdachte bij een bewezenverklaring een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met begeleiding vanuit de reclassering en als bijzondere voorwaarde een ambulante forensisch psychiatrische behandeling. Er wordt verwacht dat verdachte zich zal houden aan de gestelde voorwaarden. Een vrijwillig kader zal naar verwachting ontoereikend zijn.
De reclassering heeft in het rapport van 2 januari 2023 geadviseerd om bij een bewezenverklaring een straf op te leggen zonder bijzondere vooraarden. De reclassering verwacht niet dat verdachte die openheid zal geven die nodig is om eventuele bijzondere voorwaarden na te kunnen leven.
Ter terechtzitting heeft I.F.J. Nibbelink, reclasseringswerker te Enschede, verklaard het gegeven advies nog steeds te onderschrijven. Er is een verschil van inzicht met de psycholoog over de haalbaarheid van de voorgestelde voorwaarden. De reclassering kan geen verantwoordelijkheid dragen voor een traject, gelet op de problematiek van verdachte en het inzicht van verdachte in zijn problematiek. Er is met name twijfel of verdachte alle openheid zal geven die nodig is. Als verdachte bereid is aan zijn problematiek te werken dan kan dat naar het oordeel van de reclassering ook in een vrijwillig kader.
De strafmodaliteit en de hoogte daarvan
Gelet op de ernst van de gepleegde feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf heeft de rechtbank rekening gehouden met straffen die in mensenhandel- en oplichtingszaken worden opgelegd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft in haar overwegingen ook het advies van de reclassering meegewogen en komt op basis daarvan tot de conclusie dat in het geval van verdachte het opleggen van bijzondere voorwaarden om een gedragsbeïnvloeding te bewerkstelligen niet haalbaar zal zijn.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
Feit 1
8.1.1
Vordering van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 367.572,47 (driehonderdzevenenzestigduizend vijfhonderdtweeënzeventig euro en zevenveertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
  • € 47.575,55 schuld [bedrijf 4] ;
  • € 112.075,-- schuld hotel [bedrijf 2] ;
  • € 4.550,20 schuld [bedrijf 5] ;
  • € 183.371,72 onverschuldigde bankbetalingen.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt totaal € 20.000,-- gevorderd, bestaande uit de volgende posten:
  • € 10.000,-- [slachtoffer 1] ;
  • € 10.000,-- [slachtoffer 2] .
De benadeelde partij heeft verder verzocht om verdachte te veroordelen tot betaling van de door hem gemaakte proceskosten, betreffende een bedrag van € 6.047,70. Bestaande uit de volgende posten:
  • € 6.000,-- (rechtsbijstandsverzekeraar ARAG);
  • € 47,70 (reiskosten).
Feit 2
8.1.2
Vordering [slachtoffer 5]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 48.611,33 (achtenveertigduizend zeshonderdelf euro en drieëndertig eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
  • € 47.381,33 verblijfkosten;
  • € 1.230,-- contant leefgeld.
8.1.3
Vordering [slachtoffer 4]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 112.075,-- (honderdtwaalfduizend vijfenzeventig euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
8.1.4
Vordering [slachtoffer 3]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 6.400,-- (zesduizend vierhonderd euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit:
  • € 4.550,20 hoofdsom;
  • € 651,33 incassokosten, griffierecht en rente;
  • € 651,-- incassokosten;
  • € 1200,-- niet ontvangen inkomsten.
De benadeelde partij heeft verder verzocht om verdachte te veroordelen tot betaling van de door hem gemaakte proceskosten, betreffende een bedrag van € 651,--.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle vorderingen voor het geheel kunnen worden toegewezen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat, gelet op de bepleite vrijspraak en/of ontslag van alle rechtsvervolging, de vorderingen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard. De verdediging heeft subsidiair verzocht de vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren omdat deze een onevenredige belasting voor het strafgeding vormen.
In het geval dat de rechtbank de vorderingen ontvankelijk verklaart, heeft de verdediging het volgende naar voren gebracht.
De vordering van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] voldoet wat betreft het bedrag van € 164.200,75 niet aan de stelplicht, er wordt geen grondslag genoemd, en moet daarom worden afgewezen. De geleden immateriële schade is onvoldoende onderbouwd. De toekomstige reis-en parkeerkosten zijn geen materiële schade maar betreffen proceskosten. Deze komen enkel voor vergoeding in aanmerking als er sprake is van procederen in persoon. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] laten zich bijstaan door een advocaat. Om deze reden moet deze post worden afgewezen. De reis- en parkeerkosten van de reeds bijgewoonde zittingen moeten eveneens worden afgewezen omdat deze niet onder de noemer proceskosten kunnen vallen.
De vorderingen van [slachtoffer 5] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] zijn gericht tegen de verkeerde persoon. Het is immers niet verdachte, maar het zijn [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] die van de diensten van de ondernemers gebruik hebben gemaakt. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben een schuldverklaring getekend. [slachtoffer 5] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] dienen zich daarom bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te melden.
Wat betreft de vordering van [slachtoffer 5] stelt de verdediging zich subsidiair nog op het standpunt dat [slachtoffer 5] enkel stelt dat hij “om de tuin is geleid”. Hij heeft hiermee niet voldaan aan de stelplicht, de vordering moet daarom worden afgewezen.
Ook [slachtoffer 4] heeft enkel gesteld schade te hebben geleden door “oplichting” en hiermee niet voldaan aan de stelplicht. De vordering moet daarom worden afgewezen.
De door [slachtoffer 3] gevorderde incassokosten komen niet voor vergoeding in aanmerking omdat deze geen verband houden met de bewezenverklaarde feiten en de gevorderde “niet ontvangen inkomsten” zijn onvoldoende onderbouwd.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , en de ondernemers [slachtoffer 5] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] voor een deel dezelfde schade van verdachte vorderen. Het betreft de schade die de ondernemers hebben geleden doordat zij niet betaald zijn voor de door hen geleverde diensten. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben voor diezelfde schade een schuldbekentenis getekend. De rechtbank zal om deze reden eerst de vorderingen van de ondernemers (feit 2) bespreken en daarna ingaan op de vordering van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (feit 1).
8.4.1
Vordering [slachtoffer 5]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde onder 2 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
Uit het overzichtsarrest van de Hoge Raad van 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793 (hierna ook: overzichtsarrest) volgt dat de stelplicht rust op de benadeelde partij. In de context van het strafproces heeft de stelplicht in het bijzonder betrekking op de feiten en omstandigheden die niet kunnen worden vastgesteld aan de hand van het uit het strafdossier af te leiden gegevens met betrekking tot het aan de verdachte tenlastegelegde feit, hetgeen in het bijzonder geldt voor feiten en omstandigheden die bepalend zijn voor de aard en de omvang van de gevorderde schade.
De rechtbank is van oordeel dat door [slachtoffer 5] aan de stelplicht is voldaan. De feiten en omstandigheden waar de vordering van [slachtoffer 5] op rust kunnen voldoende worden vastgesteld aan de hand van het strafdossier. Het verzoek tot schadevergoeding is voldoende onderbouwd en ook aannemelijk. Er is een overzichtsfactuur met alle verblijfsdata, boekingsnummers en openstaande bedragen.
De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 48.611,33, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
8.4.2
Vordering [slachtoffer 4]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde onder 2 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
De rechtbank is van oordeel, onder verwijzing naar hetgeen hierover bij [slachtoffer 5] is overwogen, dat door [slachtoffer 4] aan de stelplicht is voldaan. De feiten en omstandigheden waar de vordering van [slachtoffer 4] op rust kunnen voldoende worden vastgesteld aan de hand van het strafdossier. Het verzoek tot schadevergoeding is voldoende onderbouwd en ook aannemelijk. De vordering is onderbouwd aan de hand van facturen en een overzicht met alle betalingen.
De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 112.075,--, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
8.4.3
Vordering [slachtoffer 3]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde onder 2 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost “hoofdsom” is voldoende onderbouwd en aannemelijk en zal worden toegewezen tot een bedrag van € 4.550,20.
De kostenposten van totaal € 651,33, door de benadeelde partij afgerond op € 651,-, die op de nota van Incassobureau Vanhommerig staan vermeld zijn naar het oordeel van rechtbank ook rechtstreeks schade, omdat dit bureau is ingeschakeld om het geld te verhalen op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Daarmee is het (gevolg)schade van de oplichting en geen vergoeding voor proceskosten. De optelsom van deze posten is in de vordering door de benadeelde partij afgerond op € 5.200,--.
De onder de post “niet ontvangen inkomsten” opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade niet is onderbouwd, terwijl namens verdachte de omvang ervan gemotiveerd is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal die gelegenheid niet bieden en de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De (tweede) post “incassokosten” betreft naar het oordeel van de rechtbank geen schade die rechtstreeks verband houdt met het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal dit deel van de vordering afwijzen.
Conclusie
De rechtbank zal het gevorderde toewijzen tot een bedrag van € 5.200, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. De rechtbank wijst de post “incassokosten” van € 651,-- af en bepaalt dat benadeelde partij voor het resterende deel van de vordering niet-ontvankelijk is en de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
8.4.4
Vordering [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde onder 1 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
Materiële schade
Zoals hiervoor al is overwogen stelt de rechtbank vast dat de ondernemers [slachtoffer 5] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] rechtstreeks schade hebben geleden door het handelen van verdachte. De rechtbank heeft de gevorderde schade toegewezen aan de benadeelde partijen [slachtoffer 5] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] . Omdat deze partijen hun schade rechtstreeks kunnen verhalen bij verdachte zal de rechtbank deze schadeposten bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] afwijzen.
De schadepost “onverschuldigde bankbetalingen” is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en aannemelijk. Op basis van het strafdossier kan de omvang van de schade worden vastgesteld en onderbouwd. De rechtbank zal de gevorderde materiële schade daarom toewijzen tot een bedrag van € 183.371,72.
Immateriële schade
Over de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank het volgende. Naar het oordeel van de rechtbank is het evident dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde immateriële schade hebben geleden. De rechtbank acht het billijk, gelet op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en gelet op wat in vergelijkbare gevallen in andere zaken is toegewezen, om een bedrag van € 10.000,-- aan immateriële schadevergoeding per persoon toe te wijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Proceskosten
De rechtbank overweegt dat een redelijke uitleg van artikel 532 Sv meebrengt dat de kosten voor rechtsbijstand die de benadeelde partij heeft moeten maken op dezelfde wijze wordt begroot als in civiele zaken, wat doorgaans neerkomt op het hanteren van het liquidatietarief kanton. Als de rechtbank dit tarief in deze casus zou hanteren zouden de kosten boven de gevorderde € 6.000,-- uitkomen. De rechtbank zal de proceskosten om die reden toewijzen tot een bedrag van € 6.000,--
Reiskosten
Wat betreft de door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gevorderde reiskosten overweegt de rechtbank dat deze betrekking hebben op het bijwonen van een (slachtoffer-)gesprek met de officier van justitie en de zittingen bij de rechtbank. Dit betreft geen rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit veroorzaakte schade. Deze kosten zijn in dit geval ook niet aan te merken als voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten, omdat de benadeelde partij niet in persoon, maar met een advocaat procedeert. In dit verband wordt verwezen naar het bepaalde in artikel 238 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in samenhang met het artikel 239 Rv alsmede naar jurisprudentie van de Hoge Raad (HR 28 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:414). De gevorderde reiskosten zullen om die reden worden afgewezen.
Conclusie
De rechtbank zal het gevorderde toewijzen tot een bedrag van € 203.371,72 bestaande uit € 183.371,72 aan materiële schade en € 20.000,-- aan immateriële schade, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum, waarop de schade is ontstaan. De rechtbank wijst af wat meer of anders is gevorderd.
De rechtbank veroordeelt verdachte in de proceskosten tot een bedrag van € 6.000,-- en wijst de gevorderde reiskosten af.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Aan de schadevergoedingsmaatregel wordt de mogelijkheid van gijzeling verbonden. Voor de bepaling van de omvang van de gijzeling is het bepaalde in artikel 36f, vijfde lid Sr van toepassing. Hieruit volgt dat de gijzeling ten hoogste een jaar mag belopen.
Indien de gijzeling van de toegewezen vorderingen bij elkaar wordt opgeteld, zou de gijzeling de maximaal toegestane duur van een jaar ruimschoots overschrijden. Gelet hierop zal de rechtbank de gijzeling van de vorderingen naar rato vaststellen op de hierna genoemde dagen gijzeling:
  • vordering [slachtoffer 5] : 48 dagen;
  • vordering [slachtoffer 4] : 109 dagen;
  • vordering [slachtoffer 3] 4 dagen;
  • vordering [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] : 199 dagen.
Toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 57 en 60a Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf: mensenhandel, meermalen gepleegd;
feit 2, het misdrijf: oplichting, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren;
schadevergoeding
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (feit 1) toe tot een bedrag van € 203.371,72, (bestaande uit € 183.371,72 materiële schade en € 20.000,-- immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 april 2022;
  • wijst af alles wat meer of anders is gevorderd aan materiële schade;
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 6.000,--, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • wijst af alles wat meer of anders is gevorderd aan proceskosten;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 203.371,72, (zegge:
tweehonderddrieduizend driehonderdeenenzeventig euro en tweeënzeventig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 april 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
199 dagenkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
[slachtoffer 3]
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] (feit 2) toe tot een bedrag van € 5.200,00 (bestaande uit materiële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 september 2018;
  • bepaalt dat de benadeelde partij in het restant van het materiële gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk is, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • wijst af de gevorderde incassokosten;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 5.200,00, (zegge: vijf
duizend tweehonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 september 2018 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
4 dagenkan worden toegepast.
Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
[slachtoffer 4]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] (feit 2) toe tot een bedrag van
€ 112.075,-- (bestaande uit materiële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2020;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 112.075,--(zegge:
honderdtwaalfduizend vijfenzeventig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2020 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
109 dagenkan worden toegepast.
Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
[slachtoffer 5]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] (feit 2) toe tot een bedrag van € 48.611,33,-- (bestaande uit materiële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 december 2021;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 48.611,33, (zegge:
achtenveertigduizend zeshonderdelf euro en drieëndertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 december 2021 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
48 dagenkan worden toegepast.
Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. M.J.G.B. Heutink en
mr. H. Stam, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.H. Bomans-Weekhout, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 13 april 2023.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van politie-eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022169400. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feiten 1 en 2

1.

Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 2 oktober 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 74-76):
Op dinsdag 2 oktober 2018 om 11:00 uur, verscheen voor mij, in het politiebureau, Teambureau Haaksbergen, De Brink 1, 7481 EE Haaksbergen, een persoon die mij opgaf te zijn:
Achternaam : [slachtoffer 3]
Voornamen : [slachtoffer 3]
"Ik ben [slachtoffer 3] . Samen met mijn vrouw besturen we een [bedrijf 1] aan [adres 1] te Haaksbergen. Op 20 juli 2018, ontvingen we via booking.com een reservering van voor een overnachting van 3 nachten. De reservering stond op naam van de heer [slachtoffer 1] . Op vrijdag, 20 juli, rond 16:00 uur kwamen de heer [slachtoffer 1] en diens partner [slachtoffer 2] bij ons om een paar dagen in onze [bedrijf 1] te overnachten.
Toen de maandag 23 juli naderde, had ik contact met [verdachte] . Ik begreep dat hij een vriend was van de heer [slachtoffer 1] en mw. [slachtoffer 2] . Hij gaf aan dat hij bij de ABN AMRO werkte. [verdachte] vroeg mij of het verblijf van de heer [slachtoffer 1] en mw. [slachtoffer 2] verlengd kon worden naar acht dagen. [verdachte] gaf aan dat hij garant/borg zou staan voor het verblijf en de kosten. Na totaal acht dagen zouden alle kosten voldaan worden. Tijdens deze dagen hebben ze ook bij ons ontbeten en consumpties genuttigd. Ze hebben de consumpties echter nooit betaald. Na deze acht dagen in onze [bedrijf 1] , had ik nog steeds geen geld ontvangen. Om mijn geld te krijgen had ik al om de twee dagen contact met [verdachte] . Er kwamen iedere keer weer andere excuses boven tafel om niet te betalen. Toen ik uiteindelijk op 28 juli nog steeds geen geld had ontvangen, heb ik de heer [slachtoffer 1] en mw. [slachtoffer 2] verzocht te vertrekken uit onze [bedrijf 1] . Op maandag 6 augustus 2018, rond 23:00 uur kregen we een telefoontje We kregen de heer [slachtoffer 1] aan de lijn. Hij vroeg ons of ze niet nog 1 nachtje bij ons mochten overnachten. Aangezien ik wist dat het mensen waren van boven de 70 jaar en het al laat op de avond was, kon ik het niet over mijn hart verkrijgen om ze de deur te wijzen. Uiteindelijk zijn de heer [slachtoffer 1] en mw. [slachtoffer 2] tot en met 7 september bij ons in de [bedrijf 1] verbleven. Ons werd iedere keer de garantie gegeven dat we het geld zouden ontvangen. Tijdens een van deze gesprekken heb ik van [verdachte] geëist, dat hij een kopie van zijn ID aan mij zou toesturen. Deze ontving ik enige tijd later per mail. Het gaat voluit om [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] -1955.
We hebben de heer [slachtoffer 1] en mw. [slachtoffer 2] tot en met 7 september 2018 liefdevol verzorgd. Omdat ze geen geld hadden heb ik ze regelmatig lunchpakketten en maaltijden aangeboden. Ik heb voorgesteld een maaltijd voor ze te bereiden, voor 10 euro per persoon per dag. Daarnaast hebben we ze regelmatig voorschotten gegeven, ze hadden werkelijk geen cent. Ook nu weer zou de heer [verdachte] borg staan voor alle gemaakte kosten. Er is ontelbare keren telefonisch, mail of app contact geweest met de heer [verdachte] en/of [slachtoffer 1] dan wel mw. [slachtoffer 2] om onze factuur betaald te krijgen. De heer [verdachte] heeft ons tot 15 september 2018 doen geloven dat we ons geld, zouden ontvangen. Om hun beloftes kracht bij te zetten heeft de heer [verdachte] ons ook een keer per mail een bankoverschrijving toegestuurd om aan te geven dat er 4200 euro naar onze rekening ( [rekeningnummer 1] ) was overgeboekt. De 4200 euro is echter nooit op onze rekening binnengekomen. Ze hebben ons met de bankoverschrijving laten geloven dat het geld overgemaakt zou worden.

2.

Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] van 6 januari 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 15 t/m 18):
Op donderdag 6 januari 2022 om 15:21 uur, hoorde ik een persoon die mij opgaf te zijn:
Aangever
Achternaam : [slachtoffer 5]
Voornamen : [slachtoffer 5]
""Hierbij doe ik aangifte van oplichting/bedrog. Ik ben eigenaar van het [bedrijf 4] , gelegen aan [adres 2] te Holten. Ik en mijn vrouw runnen dit park.
En ben een schadebedrag van 1230,- euro contant aan leefgeld aan hen kwijt. Ik vond hun verhaal namelijk zo erg en heb hun voor verzorgingsproducten en beleg en dergelijke geld gegeven. Dit contante geld is al bij het totaalbedrag berekend.
Men heeft bij mij verbleven vanaf 30 maart 2020, vanaf ongeveer 15.00 uur t/m 23 december 2021 tot ongeveer 15.00 uur.
Ze zijn wel even bij mij weggeweest en hebben in die tussenperiode dus elders verbleven. Dit kwam omdat er op dat moment geen bungalow beschikbaar was. Toen hebben ze met behulp van [naam 1] en [verdachte] elders voor korte tijd onderkomen gevonden. Later hebben wij ook in een magazijn van ons twee bedden geplaatst en het recreatiegebouw ter beschikking gesteld. Hier heb ik geen geld voor gerekend.
Men heeft de eerste dagen, een langweekend, betaald. Dit is een bedrag van 320,45 euro en een bedrag van 212 euro. Dit was van 30 maart 2020 t/m 3 april 2020. Dit bedrag is betaald door ene [verdachte] .
Het verhaal zit zo dichtgetimmerd dat ik echt, en bijna nog steeds, in hun verhaal ben gaan geloven. Ik dacht echt dat de veiligheid van deze mensen dusdanig in gevaar was, dat ik dit moest doen voor hen en dat ik echt niet met derden mocht praten over hetgeen hun overkomen is. Ze hebben mij echt goed weten te overtuigen.
Op maandag 30 maart 2020 rond 11.05 uur kwam er bij mij een telefoontje binnen met het verzoek om een bungalow te reserveren. De bevestiging en tevens factuur heb ik verzonden via email naar [mailadres 1] .
Het volledige bedrag voldaan is via iDeal door [verdachte] van banknummer [rekeningnummer 2] .
Ook heb ik nog een ander email adres van bovenstaand persoon en wel: [mailadres 2] en een telefoonnummer die bij deze [verdachte] moet horen: [telefoonnummer] .
Nu achter af, gebruikte [naam 1] ditzelfde telefoonnummer.
Op 2 april 2020 is er via mijn website een boeking gemaakt voor de fam. [slachtoffer 1] met geboortedatum [geboortedatum 2] -1943. Het opgegeven adres is [adres 3] Hoofddorp. De reservering is direct weer via iDeal betaald via hetzelfde rekeningnummer.
Ik vermoed ergens tegen het einde van die verblijfsperiode is het verzoek binnen gekomen om het verblijf nogmaals te verlengen. Aangezien de eerste twee reserveringen direct betaald zijn heb dit te goeder trouw gereserveerd. Het contact liep via [naam 2] . Ik ben meerdere keren naar de bungalow gegaan en verzocht om te betalen. Ook heb ik via e-mail diverse herinneringsnota's gestuurd. Op een gegeven moment heb ik als borg de autosleutels in beslag genomen. Ik ontving toen een verontwaardigde mail van [naam 2] . Hierin schrijft hij hoe goudeerlijk deze twee mensen toch wel niet zijn en dat hij het geld zou overmaken. Hij zou in het ziekenhuis liggen en mensen mochten allen met beschermende kleding bij hem komen. Ik was overtuigd dat het in orde zou komen.
Telkens werd er gevraagd om de reservering te verlengen. Zo ging het constant door. Het verhaal wordt steeds gecompliceerder en ik kreeg steeds meer informatie over de werkelijke reden van hun verblijf. Ze moesten natuurlijk ook wel steeds meer vertellen om mij overtuigd te houden. Ze spraken o.a. over een Afghaan, genaamd [naam 3] , die hun volgde en dat de politie met getrokken wapens het een en ander heeft voorkomen.
Door al het email verkeer en overtuigende verhalen die continu hetzelfde zijn, ook onafhankelijk van elkaar ben ik gaan geloven in hun verhaal. Ik kreeg zelfs medelijden met deze mensen. Een leugen zou niemand toch zo lang en zo goed kunnen volhouden!
Er was nooit een speld tussen te krijgen. Als ik twijfels had werden die keurig uitgelegd en bevestigd door externen. Zo heb ik telefonisch enkele keren gesproken met [naam 1] (gebruikt als emailadres: [naam 15] ) maar heb ik ook tal van email verkeer gehad met deze man.
Telkens werd het verhaal van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bevestigd en beloofd dat het niet lang meer zou gaan duren. Er werd mij o.a. gezegd dat de veiligheid van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in gevaar was. Deze problemen moesten eerst opgelost worden. Hiervoor moest o.a. een nieuw identiteit aangevraagd worden. Ik ging hierin mee want ik wilde ze natuurlijk niet in gevaar brengen. Hierbij kwam bij dat justitie en OM betrokken waren en die wilde ik niet voor de voeten lopen door zelf naar de politie te gaan. Ik heb o.a. gesproken met ene [naam 5] , deze deed zich voor als medewerker van justitie. Ene [naam 6] van binnenlandse zaken was betrokken in deze zaak net zoals [naam 7] van de belastingdienst. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] kregen vaak telefoon. Deze gesprekken kon ik meeluisteren via ons camerasysteem. Ook als zij dachten dat ik niet in de buurt was gingen de (telefoon) gesprekken altijd over de desbetreffende onderwerpen en werden de problemen besproken. Dat verstevigde mijn gevoel dat de waarheid gesproken werd.
Telkens mocht ik de appjes lezen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ontvingen. O.a. van [naam 8] . Hij zou werkzaam zijn als CEO (Chief Executive Officer, hoogste bestuurder bij een organisatie) bij de ABN-AMRO bank. Hieruit werd het verhaal ook telkens bevestigd.
Rond begin december 2021 heb ik contact opgezocht met de politie. Ik vertrouwde het niet meer. Ik had in die periode [naam 9] , Officier van Justitie, aan de telefoon samen met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en heb toen geëist dat ik een brief zou ontvangen van het OM dat zij hierbij betrokken zijn. Deze brief heb ik op 21 december mogen inzien en met toestemming mogen fotograferen. Deze brief heb ik doorgestuurd naar de politie. Toen werd mij duidelijk dat ik beter met deze situatie kon stoppen. De brief bleek geen echte brief van justitie te zijn.

3.

Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] van 8 februari 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 68 t/m 72):
Aangever
Achternaam: [slachtoffer 4]
Voornamen: [slachtoffer 4]
"Hierbij doe ik aangifte van oplichting/bedrog. Op 8 september 2018 is er via booking.com een hotelovernachting geboekt voor 2 nachten bij [bedrijf 2] te Ootmarsum
Dit is geboekt op naam van dhr. [verdachte] . Deze heeft ook de betaling online gedaan. Als gastnaam is de heer [slachtoffer 1] opgegeven. Op 8 september 2018 kwam meneer [slachtoffer 1] bij ons samen met zijn vrouw, het betreft een ouder echtpaar. Ze kwamen wat verwaarloosd over en hadden geen koffers bij zich. Ik weet wel dat ze al hun bezittingen in de auto hadden liggen.
De eerste 6 nachten zijn geboekt via booking.com. De overnachtingen zijn zonder ontbijt geboekt. Het werd mij wel duidelijk dat ze niet direct zouden vertrekken dus ik heb ze toen voorgesteld om rechtstreeks bij ons te boeken. Ik heb toen met dhr. [verdachte] afgesproken, via de telefoon dat ze er ontbijt bij zouden krijgen en dat achteraf de rekening zou worden betaald.
Het viel op dat ze tegen iedereen vertelden dat ze in de problemen zaten, dat hun huis was verkocht aan een groep Afghanen en dat dit via oplichting met een notaris was gegaan. Ze konden voor hun eigen veiligheid niet terug naar huis en de politie en justitie was van het hele verhaal op de hoogte.
Later bleek dat de naam van [verdachte] niet de echte was, maar dat dit een meneer [naam 2] moest zijn. De rekening werd niet door hen betaald. Ik heb ze er vaak genoeg op aangesproken dat ze de rekening moesten betalen. Ze gaven me elke keer gelijk maar vertelden ook dat alle betalingen via [naam 2] zouden gaan. Ze leken dan ook boos als er nog niet betaald was en zij namen dan weer contact op met deze [naam 2] . Ook ik heb vele mailtjes naar hem gestuurd. Af en toe kwam er dan weer wat geld binnen.
Ik had ook wel met het echtpaar te doen. Zoals gezegd zagen ze er toch wel verwaarloosd uit, zag ik dat ze eigenlijk alleen maar biscuitjes aten. Het leek door de contacten of ik echt met de bank te maken had of met anderen die het verhaal bevestigen.
Het echtpaar had een tablet waar ze alle mailverkeer op hadden. Ik hoorde ze onderling discussiëren over de problemen die ze hadden en waarom ze dit overkwam. Dit was voor mij dan wel weer een bevestiging dat ze echt in de problemen waren. Op 1 januari 2020 is het echtpaar bij ons weggaan. Op elke vraag die ik stelde hadden zij wel een antwoord. Dit antwoord werd dan een paar dagen later wel weer bevestigd door een mail die ze hadden gekregen. Ook werd dit verhaal dan wel weer bevestigd door de mensen die ik via de telefoon sprak zoals [naam 1] en [verdachte] . Nogmaals, door het hele verhaal en door de bevestigingen elke keer via mail of via anderen is het zo gelopen en had ik de overtuiging dat het geld echt wel betaald zou worden.
Door de mails en door hun verhalen kreeg ik ook de indruk dat er verschillende instanties met hen bezig waren zoals banken, politie en justitie.

4.

Het proces-verbaal van verdachte [slachtoffer 1] , van 4 april 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 123 t/m 127):
V: U bent vanochtend aangehouden bij [hotel] in Rijssen. Hoe is het nu met u?
A: Justitie is voor ons een waardeloze begeleiding, al vanaf het begin. Ik vind het jammer dat de contactpersoon niet gebeld is. 4,5 jaar geleden moesten mijn vrouw en ik het huis uit. We woonden in [adres 4] .
Ik snap niet waarom u de bank niet hebt gebeld. Als u de CEO van de bank belt kunt u dit nagaan. Dit de heer [naam 8] .
V: We kunnen op de bankafschriften zien dat uw pensioen naar meneer [verdachte] gaat ?
A: Uit mijn hoofd krijgt ik zo rond de 2100 à 2200 euro pensioen. Ik krijg dan ook nog AOW. Als dit geld gaat naar een SL-rekening. Dit geld wordt daar bewaard. We kunnen daar niet bijkomen. Een deurwaarder heeft mijn rekening geblokkeerd en daarom wordt het direct op de rekening van [verdachte] gestort. Het geld is voor ons. De rekening waar het op gestort wordt eindigt op [nummer 1] .
V: U zegt ons dat u een andere naam krijgt. Waarom is dat?
A: Justitie acht dat nodig. Omdat de Afghaan die ons huis heeft gekocht levensgevaarlijk is. Hij probeert mensen op te lichten. Het huis zou onrechtmatig verkocht zijn. Dit zei de rechter, meneer [naam 11] . Toen wij al uit het huis waren, zijn er ongeveer een half jaar later een aantal jongeren op de parkeerplaats van ons appartement geweest en deze hadden pistolen bij zich. Dit werd ons verteld door [naam 12] een politieman.
V: Waar komt u van rond ?
A: Ik mag 50 euro van de AOW en 50 euro pensioen laten staan en daar moeten mijn vrouw en ik de hele maand mee doen. We eten bij het hotel. We hebben bijna geen geld dus om van te leven.
V: Maar waarom verblijft u dan in hotels als u dat niet kunt betalen ?
A: Het gaat van de rekening af die op naam staat van meneer [verdachte] . [naam 2] regelt dat.
V: Hebt u zich schuldig gemaakt aan oplichting?
A: Nee, absoluut niet. Ik heb iedereen netjes uitgelegd wat er aan de hand is. Justitie zou mij helpen. Er staat geld genoeg op de SL-rekening.
V: De rekeningen van de hotels zijn niet betaald en u hebt u ook schuldbekentenissen getekend. Waarom hebt u dat gedaan ?
A: Omdat ik ervan overtuigd was dat ik mijn geld zou krijgen en dat ik dan kon betalen.
V: Hebt u vrienden ?
A: Die zijn aardig afgestapt omdat wij van Justitie niets mochten zeggen.
V: Waarom mocht u niets zeggen ?
A: Omdat het gevaarlijk was. Dit vanwege de Afghaan en zijn vrienden.
V: Wie heeft geregeld dat u in de hotels terecht kwam?
A: De advocaat [naam 11] . Ik denk in samenspraak met [naam 2] . Hij doet dit op naam van [verdachte] .

5.

Het proces-verbaal van verdachte [slachtoffer 1] , van 4 april 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 128 t/m 132):
Opmerking verdachte:
Ik begrijp heel veel, maar ik snap nog steeds niet dat Justitie niets van zich heeft laten horen en dat u, de politie, geen navraag hebt gedaan. Jullie hebben het alleen over de oplichtingen en niet over de namen die ik genoemd heb, de heer [naam 13] en de heer [naam 9] . U vertelt mij dat u navraag hebt gedaan bij Justitie en dat de namen niet voorkomen. Meneer [naam 8] , de CEO van ABM/AMRO weet overal van, althans dat neem ik aan.
V: Het huis schijnt via een veiling verkocht te zijn. Waarom moest uw huis via een veiling verkocht worden ?
A: De Afghaan, [naam 3] , die het huis gekocht heeft, had contact met de voorzitter van onze vereniging. Kennelijk hebben zij iets bekokstooft want zij hebben beiden vastgezeten. Ons was verteld dat het onrechtmatig verkocht was en dat we er binnen 3 maanden weer in konden. Vervolgens belde de oud-directeur van de bank waar ik gewerkt had, dat het huis te koop stond. Hij vroeg mij of ik ging verhuizen. Ik denk dat het huis toen voor ongeveer 300.000 euro te koop stond. We hebben van de notaris ongeveer 39.000 euro gekregen. Justitie of de bank, ik dacht Justitie heeft hiervan 20.000 euro achtergehouden voor als er nog wat kwam. Ik kan u niet zeggen op wat voor gebied. Later is het geld bijgeschreven bij een tegoed wat ik had. Ik had een heleboel geld tegoed en doordat de SL-rekening geopend is kon anderen niet aan mijn geld komen.
V: U zegt dan dat de koop ongedaan zou worden gemaakt door het Openbaar Ministerie en een rechter. U noemt dan namen (van mensen) die helemaal niet werkzaam zijn binnen Justitie. Volgens het notariskantoor blijkt dat het huis op een legale manier is geveild en jullie het huis moesten verlaten, hoe triest het ook was. Uiteindelijk bent u op 8 september 2017 het huis uit gezet. Waar bent u toen naar toe gegaan ?
A: Alle schulden zijn bij de verkoop van de woning afgelost. In ieder geval bij mijn zwager. Ik had veel meer schulden.
V: Waar bent u geweest tussen 7 september 2017 en 20 juli 2018
A:Onder andere Haaksbergen. In samenspraak met [naam 11] en [naam 2] . Voornamelijk werd het via [naam 11] geregeld. Rond de tijd dat [naam 11] overspannen werd, is hij opgevolgd door [naam 1] . We werden gebeld door [naam 1] en van [naam 11] als er iets geboekt was en waar we naar toe konden. Het kon ook via de IPad geweest zijn. [naam 2] doet alles op naam van [verdachte] .
V: De eerste aangifte die bij ons binnen is gekomen was op 2 oktober 2018. De eigenaar van een bed en breakfast in Haaksbergen verklaarde dat er op 20 juli 2018 een reservering is geboekt via booking.com voor een overnachting van 3 nachten. Hoe is dit betaald.
A: De eerste paar keer is betaald door meneer [naam 11] . We hebben ongeveer 3 maanden hier gezeten en omdat we niet meer betaalden moesten we eruit.
V: Na deze 3 dagen werd er contact met de bed en breakfast opgenomen door ene [verdachte] .
V: Door [verdachte] zou de rekening betaald worden, maar deze is nooit betaald. Waarom betaalt [verdachte] de rekening niet ?
A: Deze rekening zou betaald worden door Justitie. Dit was een hoofdofficier uit Amsterdam. Iemand zou langskomen met geld voor ons zodat we ook geld kregen om te leven. Zoals gewoonlijk heeft Justitie niet betaald.
6.
Het proces-verbaal van verdachte [slachtoffer 1] , van 5 april 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 133 t/m 137 en 140):
V: U zegt dat u naar huis zou gaan. Wat bedoelt u hiermee ?
A: Ik bedoel hiermee het adres [adres 4] . Dit hebben we ook aangegeven toen we voor de veiligheid weg moesten.
V: Maar in het huis wonen nu anderen mensen.
A: [naam 2] is ongeveer 1,5 week geleden nog in het appartement geweest en hier woont niemand. Hij heeft ons dit zelf verteld. Waarschijnlijk heeft hij dit via de mail gedaan.
V: Gisteren vertelde u dat uw pensioen gelijk overgeboekt wordt naar een bankrekening eindigend op [nummer 1] . Welke naam zet u hierbij?
A: [verdachte] . Dit is wel dezelfde persoon als [verdachte] . Ik weet niet waarom het niet op de naam van [verdachte] kon. Diegene die dit account aangemaakt heeft destijds werkt allang niet meer bij de bank.
V: Hoelang speelt het dan al dat uw pensioen naar deze rekening gaat ?
A: Ik denk ongeveer 2 jaar. Ongeveer 2 jaar kunnen we niet meer over ons eigen geld beschikken. De deurwaarders weten precies wanneer we ons geld krijgen en dan is het eraf voordat we er erg in hebben. Vandaar dat we het direct over boeken naar de rekening van Scheurs.
V:Waarom bent u naar [bedrijf 2] gegaan?
A: Via [naam 2] kregen we te horen dat we daarnaartoe moesten. Dit werd geregeld via booking.com.
V: Wie verlengt jullie verblijf elke keer?
A: Dit zal [naam 2] zijn.
V: Wie zou de rekeningen betalen?
A: Ik blijf erbij dat dit Justitie zou zijn. Zolang wij niet naar huis konden zou de oplossing door Justitie aangebracht moeten worden.
V: Elke keer als er gesproken werd over wanneer u naar huis zou gaan was er wel wat. Of u had geen geld gekregen, of het was niet veilig of het huis was niet klaar. Hoe kan dit allemaal?
A: Dat klopt, of we (hadden) geen toestemming van de gemeente. Het huis aan de [adres 4] zou verbouwd worden, toen kwamen ze erachter dat er problemen waren met de buizen of was er wat anders. We zouden vandaag naar huis gaan, maar omdat we bij de politie zitten kunnen we niet naar huis.
V: Ook [bedrijf 3] heeft aangifte gedaan. Ook hier hebben jullie langere tijd gezeten zonder dat de rekeningen werden betaald. Hoe zijn jullie bij [bedrijf 3] terechtgekomen?
A: Dit ging ook weer via [naam 2] . We hebben eerst even bij [bedrijf 6] gezeten in Holten. Deze ging dicht vanwege Corona en toen gingen we naar [bedrijf 3] .

7.

Het proces-verbaal van verdachte [slachtoffer 2] , van 4 april 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 144 t/m 146 ):
V: Vertel zelf eens over uw leven, dus wat voor werk u gedaan hebt, waar u woont of gewoond hebt enzovoort.
A: Sinds 7 september 2017 zijn we de deur uit. Ons huis is toen gevorderd door mijn zwager. Sindsdien zwerven we wat rond. Mijn man heeft ook AOW en die heeft ongeveer 2000 euro pensioen. Dit krijgen wij gestort op bankrekeningnummer [rekeningnummer 3] . Dit is een betaalrekening van mijn man en mij samen. Wij kunnen hier prima van rondkomen. We hebben verder geen schulden. Alleen maar bij die bedrijven die aangifte tegen ons hebben gedaan. We hebben nu al vier en een half jaar geen contact meer met onze familie. Dat mocht niet. Dat was te gevaarlijk voor ons. Dat mocht niet van Justitie.

8.

Het proces-verbaal van verdachte [slachtoffer 2] , van 4 april 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 147 t/m 152):
V: Volgens onze gegevens staat u niet op een adres in Nederland ingeschreven. Waarom staat u niet ingeschreven op een adres in Nederland?
A: Het klopt dat wij niet staan ingeschreven. Dit komt omdat wij gevaar lopen. Niemand mag weten waar wij verblijven. Dit is al sinds september 2017. Dit is door ene [naam 3] gekomen. Hij heeft oneigenlijk het appartement gekocht. Dit is door een notaris gebeurd. Deze notaris heet [naam 14] . Deze notaris is uit zijn ambt gezet en heeft ook vastgezeten.
V: Waarom woont u niet meer op dit adres?
A: Het huis werd verkocht omdat wij geld van mijn zwager hadden geleend en dit geld moest terugbetaald worden. Wij hebben iemand geholpen en dit is [verdachte] . [verdachte] zou uit huis worden gezet met zijn 3 kinderen omdat hij een huurachterstand had. Mijn man wilde dit niet en voorkwam dit door hem geld te lenen. Wij hebben [verdachte] door de jaren heen 200.000 euro geleend. Zijn kinderen hadden o.a. geld nodig voor de studie.
V: Door de schulden zouden er criminelen achter jullie aanzitten waardoor het huis verkocht moest worden. Hoe zit dat precies?
A: Dat klopt dit is [naam 3] en zijn handlangers. Zij hebben met getrokken pistolen op ons zitten wachten. Dit heb ik niet zelf gezien. Justitie heeft ons toen in veiligheid gebracht. [naam 3] is een Afgaan en is een vastgoed crimineel. Hij had ons huis gekocht. Maar omdat de transactie niet goed was gegaan moest hij het huis teruggeven. Wij zijn naar de verkoop van onze woning naar Havelte gegaan. [naam 2] heeft. ons hierbij geholpen. [naam 2] werkt bij de ABN-AMRO bank. Wij zijn toen gebeld door iemand van justitie dat wij gevaar liepen. Wij zijn toen door justitie geholpen om onderdak te krijgen. U vraagt mij wat er met ons geld gebeurd. Ons geld moeten wij overmaken naar een tussen rekening. Dit eindigt op [nummer 1] . Wij moeten het geld veiligstellen. Dit omdat wij een nieuw identiteit krijgen. Wij maken dus het geld over naar een tussenrekening en hebben er zelf geen beschikking over. Wij moeten binnen het kwartier al ons geld naar die tussenrekening overmaken. Het pensioengeld komt vaak 's nachts binnen en dit moeten wij dan direct overmaken. Hiervoor blijven wij dan wakker. Dit moet direct zodat het veiliggesteld kan worden. De AOW maken wij over wanneer het binnenkomt. Wij mochten in totaal 100 euro zelf houden.
V: In alle aangiftes komt eigenlijk terug dat jullie geen cent te besteden hebben, dat jullie ook geregeld geld kregen om boodschappen te doen. Hoe kan dat?
A: Omdat we dus al ons geld afstaan omdat dit voor ons bewaard zou worden.
V: Waar bent u toen naar toe gegaan?
A: Toen zijn we naar Ootmarsum gegaan. Naar [bedrijf 2] .
V: Hoe kwam u bij dit adres?
A: Wij werden hier naartoe gestuurd door [naam 2] . Hij vertelde altijd waar wij naartoe moesten.
V: Wie zou de rekeningen betalen?
A: Uiteindelijk moest Justitie dat betalen. Maar ja, dat is dus niet gebeurd. Ik hoorde van [naam 15] , van AFM (autoriteit financiële markt) die vertelde ons dat er 450.000 was overgemaakt naar de tussenrekening waar wij ook ons geld naartoe overmaken. Daar zouden dan de openstaande rekeningen van betaald worden.
V: We hebben ook de bankafschriften van uw rekeningnummer opgevraagd. Hierop is te zien dat op het moment dat u uw pensioen krijgt, u dit ook bijna gelijk stuurt naar een bankrekening. Die is dus van [verdachte] . Wist u dat?
A: Nee, dat wist ik niet Ik dacht dat we het geld naar een tussenrekening van de bank stuurden. Zodat het daar veilig stond. Ik had geen idee dat we het geld overmaakten naar [verdachte] .

9.

Het proces-verbaal van verdachte [slachtoffer 2] , van 5 april 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 153, 155 en 158):
U vraagt mij of wij ook contant geld kregen van [slachtoffer 4] , eigenaar van [bedrijf 2] . Dit klopt. Hier waren wij heel blij mee. Wij konden dan bijvoorbeeld naar de kapper en een beetje tanken. Ook haalden wij dan toiletartikelen.
10.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , van 5 april 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 168-170, 174 en 175):
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hebben mij heel erg geholpen, zoveel dat ze zelfs het huis kwijt zijn.
Eerst hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
[de rechtbank begrijpt [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ]mij bewust en later onbewust geholpen. Dit onbewuste was toen ik de typetjes na ging doen. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] weten niet alles, Hoe ik mij voordeed als een ander, weten ze niet. Ik geef dit toe. Ik deed mij voor als verschillende personen. Ik deed dit omdat ik geld nodig had. Je kan niet elke maand zomaar tegen iemand zeggen: " hej joh doe mij geld." Dus heb ik iets bedacht.
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zaten in een hotel en met de betalingen voor het hotel, heb ik hun ook geholpen. Ik heb de hotelkamer betaald. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] staan mij heel erg aan het hart en u zult zich dan afvragen: waarom doe ik het dan nou, nou omdat ik zelf hiermee gered ben.
U vraagt mij of mijn vrouw op de hoogte is van de situatie van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] Zij weet niet dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] mijn rekening betalen. Ik ken ze al heel lang. Ik ben een jaar of 4/ 5 geleden met die stemmetjes begonnen. Dit is begonnen met een fictieve man, [naam 16] . Dit om ze ervan te overtuigen om mij te helpen. Ik heb zo veel typetjes gehad.
U vraagt mij welke typetjes ik gespeeld heb. Ik kan u zeggen verschillende o.a.:
[naam 2] , [naam 8] , [naam 1] , medewerkers van de bank: [naam 17] en [naam 18] en meer. Ik denk dat ik wel 15 typetjes heb gespeeld.
U vraagt mij of ik ook verschillende e-mails gebruikt heb. Dit heb ik. O.a.: [mailadres 3] .
U vraagt mij hoeveel mensen ik nog meer heb opgelicht met die stemmetjes.
Ik heb niet altijd opgelicht. Ik heb dit gedaan bij [slachtoffer 4]
[de rechtbank begrijpt [slachtoffer 4] ]en [slachtoffer 5] . Hiermee bedoel ik dat ik dit gedaan heb terwijl zij hier bij hen onderdak kregen.
Dit om hen ook te overtuigen. Ze geloofden mij net als [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] mochten sommige typetjes graag en als ik ze dan liet vervagen vonden ze het heel erg dat, dat typetje er niet meer was.
11.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 6 april 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 176 t/m 181):
Als ik het over [slachtoffer 4] heb bedoel ik [slachtoffer 4] van het hotel [bedrijf 2] . En als ik het over [slachtoffer 5] heb dan bedoel ik [slachtoffer 5] van de camping [bedrijf 3] . Ik begrijp dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] [slachtoffer 1] hier in de verklaring soms wordt afgekort als [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Mijn kosten waren altijd hoger dan mijn inkomen. En zodra het bij een deurwaarder kwam dan werd ik gekort en hield weer te weinig over. Ik leende dus voor mijn vaste lasten geld bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Ik weet dat [slachtoffer 1] geld van zijn zwager had geleend om mij te kunnen helpen aan geld. De kinderen van zijn zwager hebben op een gegeven moment aangeven dat dit geld terug moest komen en zijn zwager heeft toen een rechtszaak aangespannen. In 2017 escaleert dit en moeten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hun woning verkopen. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn toen hun huis uitgezet.
Het is dus allemaal begonnen na de verkoop van de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Ik had geld nodig en ik wist dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] geld over hadden van de verkoop. Ik heb toen mijn eerste typetje verzonnen en wel [naam 16] . Ik weet dat [slachtoffer 1] na de verkoop van zijn woning en aan het eind van de betalingen nog ongeveer 34 à 35.000 euro over hield. Ik heb [slachtoffer 1] toen overgehaald om 15.000 euro over te maken naar een SL speedlink-rekening. Dit heb ik als typetje [naam 2] gedaan. Dit is een rekening met het nummer [nummer 2] .
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn dus uit hun woning vertrokken en hebben her en der verbleven. Ik had dit
geregeld. Ik regelde dat onder mijn eigen naam. Ik belde dan met het park. [slachtoffer 1] kon dit in het begin nog zelf betalen. Op een gegeven moment was het geld op.
Na een paar jaar dacht ik dat ik beter zelf hun verblijf kon begeleiden. Ik bedacht toen weer typetjes. Als ik dan met [slachtoffer 1] appte om het terug te koppelen hoe het gesprek gegaan was deed ik dit als typetje [naam 8] . Dit omdat [slachtoffer 1] dan altijd dacht dat het dan wel goed zou komen. [naam 8] werkte namelijk bij de bank.
U vraagt mij naar het hotel in Ootmarsum. Dit was bij [slachtoffer 4] . Ik heb toen de eerste 2 à 3 keer betaald. Ik heb geregeld dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hier konden verblijven. Dat wil zeggen ik heb de eerste overnachting geboekt en betaald. Ik heb hierna telefonisch contact gehad met [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] als typetje [naam 1] . [naam 1] was iemand die intermediair was tussen Justitie en [slachtoffer 1] . Hij zorgde voor de verbinding. [naam 1] werkte voor [bedrijf 7] . Ik had ondertussen hele verhalen, hele fantasieën bedacht. [slachtoffer 4] geloofde hierin en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ook. Hierdoor konden [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] tegen geringe bedragen of eigenlijk door de kosten even te stoppen, verblijven. Ik denk dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hier wel een ton aan schulden hebben opgebouwd. Dit voor het verblijf en het eten en dergelijke.
De verstandhouding tussen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] was ondertussen ook niet meer goed. [slachtoffer 4] heeft ze toen gewoon de deur uitgezet. Volgens mij zijn [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] toen direct naar [slachtoffer 5] gegaan. Ik heb toen met [slachtoffer 5] gebeld om een plek te regelen. Ik heb gebeld als [verdachte] . Ik kan dit trouwens ook als booking.com geboekt hebben. Bij [slachtoffer 5] heb ik volgens mij 2 x betaald. Dit deed ik van het geld van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Bij [slachtoffer 5] kregen ze eten.
Ik zorgde meestal als typetje [naam 1] dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] uitstel van betaling kregen bij verschillende horeca ondernemers. Ik heb ook een verhaal verzonnen over [naam 3] en het OM. Het zit heel diep. Ik probeer het samen te vatten.
Ik heb het zo gemaakt dat [naam 3] achter [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aan zou zitten. moest hebben. Dit omdat [naam 3] een misdaad verleden had en dit is echt zo. Dit heb ik uitgezocht. Hierom hadden [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bescherming nodig. Ik heb toen een verhaal in de lucht gebracht met verschillende typetjes die o.a. bij het OM werkten.
Ik denk dat ik ongeveer 3 jaar het pensioen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op mijn naam heb gekregen. Ik kreeg in totaal van hun binnen per maand 3400 euro. Dit bedrag keer 3 jaar is 126.000 euro. [slachtoffer 1] hield zelf 100 euro. 50 voor de lopende en 50 voor zijn spaarrekening.
12.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 19 april 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 188, 191 t/ 193 en 195 t/m 201):
V: Hoe leefden [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dagelijks?
A: Ze hadden bij [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] een goed leven, daarvoor wilde het nog wel eens stagneren.
Ik keek altijd of het een betaalbaar iets was , want ze moesten ook eten enzovoort.
De eerste 2 jaar betaalde [slachtoffer 1] het zelf. [slachtoffer 1] was niet goed in het zelf regelen van de onderkomens. [slachtoffer 1] wilde niet altijd naar een andere plek. Hij vertelde ook dat hij naar de media wilde. Hij wilde dit omdat hij zich niet goed behandeld voelde door 1 van mijn typetjes.
Er was een vertrouwenspersoon, [naam 2] . [naam 1] kwam uit Hoogeveen, deze heb ik stilletje afgevoerd. Ik gebruikte het typetje [naam 2] om [slachtoffer 1] weer rustig te krijgen. Ik vertelde dan dat als hij naar de media ging ze nog verder van huis waren. Ik gebruikte [naam 2] omdat [slachtoffer 2] hier nogal gek van was.
V: Welke spullen hadden ze bij zich?
A: Ze hadden hun auto vol met kleding.
V: [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben ook bij anderen geleend om jou te betalen. Wat weet je hiervan ?
A: Ik wist dat niet. Maar als je kijkt naar de totaal schuld wat ik bij [slachtoffer 1] heb geleend zou dat kunnen. Ik denk dat ik een bedrag van ongeveer 186.000 euro in totaal heb geleend.
V: Je vertelde in een eerder verhoor dat [slachtoffer 1] zelf 100 euro hield. Wie bepaalde het bedrag van 100 euro?
A: 1 van mijn typetjes. Dit was het typetje [naam 8] . Ze mochten 50 euro opnemen van de AOW en 50 euro van het pensioen. Er mocht nooit meer dan 100 euro op de rekeningcourant staan. Dit was bedacht door een van mijn typetjes omdat anders de deurwaarder het geld eraf kon halen. Voor de deurwaarder gebruikte ik het typetje [naam 19] . Hij was van [bedrijf 8] .
Via hem zorgde ik ervoor dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] het geld overboekten naar mij. Als [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] het er een keer niet mee eens waren dan belde ik als deurwaarder en legde ik uit waarom iets moest gebeuren. Ik deed dit dan als [naam 19] . Ik liet [slachtoffer 1] zelf nooit bellen met deze [naam 19] . [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hadden zelf geen nummers van mijn typetjes.
V: Wat gebeurde er met het bedrag wat over was van het verkochte appartement, na het aflossen van de schulden? (39.700)
A: Ik heb tegen [slachtoffer 1] gezegd dat hij 15.000 euro op de SL moest zetten. Dit is de speedlink.
V: Wat dachten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] de afgelopen jaren over het appartement aan de [adres 4] ? (waarom dachten zij dit?)
A: Ze dachten dat ze dat nog steeds konden terugkrijgen. Dit dachten ze omdat ik hun het vertrouwen gaf dat dit zou gebeuren. Ik gebruikte hiervoor het typetje [naam 1] . Ik hield ze voor ogen dat ze terug konden komen als het weer veilig was.
V: Wat heb jij aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] verteld over de rekening waar ze het pensioen en AOW
geld op zouden stortten?
A: Dit is de SL rekening en het verhaal van de deurwaarder. Ik heb tegen [slachtoffer 1] gezegd dat hij zijn geld moest storten op de rekeningen met [nummer 1] of [nummer 2] op het eind. Ook is er nog een rekening met [nummer 3] , maar deze gebruik ik niet zoveel. Ik heb ze dit gezegd zodat hun geld veilig stond, dat er geen deurwaarder of andere schuldeisers bij konden komen.
V: Je gaf in een eerder verhoor aan dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] her en der verbleven. Wat kan je
hier over vertellen? Wie bepaalde/besliste waar ze naartoe gingen om te verblijven?
A: Ik besliste dat.
V: Wie bepaalde hoe lang [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ergens verbleven?
A: Dat bepaalde eigenlijk de prijs van het onderkomen.
V: Met wie hadden [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] nog contact de laatste jaren?
A: Met een zus van [slachtoffer 1] die in [plaats] woont. Ze spraken haar regelmatig.
V: In het kader van de geheimhouding mochten ze toch geen contact met anderen ?
A: Ik heb gezegd dat, als ze zeker weten dat ze ernaar toe konden gaan, mochten ze het laten weten. Ik bedoel hiermee dat op het moment dat het huis vrij zou komen voor hen, dan mochten ze het zeggen.
V: Maar het huis kwam nooit vrij, dat wist je ?
A: Klopt, dat wist ik, ik zat ook altijd te denken hoe ik dat op moest lossen.
V: Hij was ervan overtuigd dat hij naar huis ging?
A: Dat klopt, maar doordat ik mijn typetjes gebruikte kon ik hem ervan weerhouden dat hij naar huis zou gaan.
V: Wat kan je vertellen over Afghanen die met pistolen op de parkeerplaats stonden?
A: [naam 12] is als politieman bij de uithuiszetting geweest. [slachtoffer 1] vertelde mij dat en ik heb [naam 12] toen als typetje gebruikt. Ik [slachtoffer 1] gebeld als typetje [naam 12] . Ik heb [slachtoffer 1] toen gezegd dat er camera's zijn geplaatst bij de woning voor de veiligheid. Ik heb een dagtaak gehad aan dit alles.
V: Wat kan je vertellen over een brief van [naam 9] , officier van justitie?
A: Ik heb deze brief bekeken op internet hoe die eruitzag en deze heb ik zo goed mogelijk nagemaakt. Ik had een beroep op [slachtoffer 5] gedaan, even voor kerst vorig jaar. Ik had deze brief naar [slachtoffer 1] gemaild en hij heeft deze aan [slachtoffer 5] laten zien. [slachtoffer 5] heeft kennelijk met Justitie gebeld en toen bleek dat deze mensen die op de brief stonden niet bestonden. Daarna heeft [slachtoffer 5] ze uit [bedrijf 3] gezet omdat ze oplichters waren.
V: Wat wilde je bereiken met deze brief ?
A: Even rust zodat ik na kon denken wat de volgende stap zou zijn.
13.
Het proces-verbaal van bevindingen bankgegevens van 18 maart 2022, opgemaakt door [verbalisant] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 95 en 96):
[rekeningnummer 4] Betaalrekening
[afbeelding]

Voetnoten

1.HR 27 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI7099.