Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
mr. A. Schotman en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. Y. Moszkowicz, advocaat in Utrecht, naar voren is gebracht.
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
- “het moeten plegen van strafbare activiteiten (= criminele uitbuiting)” en
- “het moeten aangaan van schulden”.
- “ [slachtoffer 5] bewogen tot het beschikking stellen van een en/of meerdere (hotel)kamer(s), althans een verblijfplaats en/of de afgifte van een of meer (verzorgingsproduct(en), eten en/of meerdere geldbedrag(en), en/of”
- “ [slachtoffer 4] bewogen tot het beschikking stellen van een en/of meerdere (hotel)kamer(s) en/of tot de afgifte van een of meer (, eten en/of een of meerdere geldbedrag(en), en/of”.
4.De bewijsmotivering
5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
6.De strafbaarheid van verdachte
7.De op te leggen straf of maatregel
8.De schade van benadeelden
- € 47.575,55 schuld [bedrijf 4] ;
- € 112.075,-- schuld hotel [bedrijf 2] ;
- € 4.550,20 schuld [bedrijf 5] ;
- € 183.371,72 onverschuldigde bankbetalingen.
- € 10.000,-- [slachtoffer 1] ;
- € 10.000,-- [slachtoffer 2] .
- € 6.000,-- (rechtsbijstandsverzekeraar ARAG);
- € 47,70 (reiskosten).
- € 47.381,33 verblijfkosten;
- € 1.230,-- contant leefgeld.
€ 112.075,-- (honderdtwaalfduizend vijfenzeventig euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
€ 6.400,-- (zesduizend vierhonderd euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit:
- € 4.550,20 hoofdsom;
- € 651,33 incassokosten, griffierecht en rente;
- € 651,-- incassokosten;
- € 1200,-- niet ontvangen inkomsten.
- vordering [slachtoffer 5] : 48 dagen;
- vordering [slachtoffer 4] : 109 dagen;
- vordering [slachtoffer 3] 4 dagen;
- vordering [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] : 199 dagen.
9.De toegepaste wettelijke voorschriften
10.De beslissing
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (feit 1) toe tot een bedrag van € 203.371,72, (bestaande uit € 183.371,72 materiële schade en € 20.000,-- immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 april 2022;
- wijst af alles wat meer of anders is gevorderd aan materiële schade;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 6.000,--, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- wijst af alles wat meer of anders is gevorderd aan proceskosten;
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 203.371,72, (zegge:
tweehonderddrieduizend driehonderdeenenzeventig euro en tweeënzeventig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 april 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
199 dagenkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] (feit 2) toe tot een bedrag van € 5.200,00 (bestaande uit materiële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 september 2018;
- bepaalt dat de benadeelde partij in het restant van het materiële gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk is, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- wijst af de gevorderde incassokosten;
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 5.200,00, (zegge: vijf
duizend tweehonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 september 2018 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
4 dagenkan worden toegepast.
€ 112.075,-- (bestaande uit materiële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2020;
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 112.075,--(zegge:
honderdtwaalfduizend vijfenzeventig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2020 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
109 dagenkan worden toegepast.
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 48.611,33, (zegge:
achtenveertigduizend zeshonderdelf euro en drieëndertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 december 2021 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
48 dagenkan worden toegepast.
mr. H. Stam, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.H. Bomans-Weekhout, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 13 april 2023.
1.
2.
3.
4.
5.
7.
8.
9.
[de rechtbank begrijpt [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ]mij bewust en later onbewust geholpen. Dit onbewuste was toen ik de typetjes na ging doen. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] weten niet alles, Hoe ik mij voordeed als een ander, weten ze niet. Ik geef dit toe. Ik deed mij voor als verschillende personen. Ik deed dit omdat ik geld nodig had. Je kan niet elke maand zomaar tegen iemand zeggen: " hej joh doe mij geld." Dus heb ik iets bedacht.
[de rechtbank begrijpt [slachtoffer 4] ]en [slachtoffer 5] . Hiermee bedoel ik dat ik dit gedaan heb terwijl zij hier bij hen onderdak kregen.