ECLI:NL:RBOVE:2022:449

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 februari 2022
Publicatiedatum
15 februari 2022
Zaaknummer
08/053323-21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor seksueel misbruik van zijn minderjarige buurmeisje

Op 14 februari 2022 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 50-jarige man, die werd beschuldigd van seksueel misbruik van zijn minderjarige buurmeisje. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van het slachtoffer, dat verklaarde dat de verdachte tussen juni 2012 en mei 2013 meerdere seksuele handelingen met haar heeft verricht. De verdachte ontkende de beschuldigingen en stelde dat er slechts één seksuele ontmoeting had plaatsgevonden, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer betrouwbaar waren en voldoende steun vonden in andere bewijsmaterialen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte misbruik had gemaakt van zijn positie als buurman en de kwetsbaarheid van het slachtoffer, die op dat moment nog minderjarig was. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een deel van de aanklachten, maar achtte de ontucht met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige bewezen. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/053323-21 (P)
Datum vonnis: 14 februari 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1971 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 31 januari 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Markink-Grolman en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.R.M. Schaap, advocaat in Groningen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte de minderjarige [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), seksueel heeft misbruikt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 juni 2012 tot en met
10 mei 2013 te Holten, gemeente Rijssen-Holten, in elk geval in Nederland,
met [slachtoffer] (geboren [geboortedatum 2] ), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog
niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
(telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit
of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer] , hebbende verdachte één of meermalen:
- zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer]
gebracht/geduwd/gedrukt en/of
- zijn verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht/geduwd/gedrukt en/of
- zijn verdachtes vinger in de anus van die [slachtoffer] gebracht/geduwd/gedrukt;
2
hij op één meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 juni 2012 tot en met
15 mei 2013 te Holten, gemeente Rijssen-Holten, in elk geval in Nederland,
(telkens) ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid
toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] ),
immers heeft hij, verdachte, één of meermalen
- zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gebracht
geduwd/gedrukt en/of
- zijn verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht/geduwd/gedrukt en/of
- zijn verdachtes vinger in de anus van die [slachtoffer] gebracht/geduwd/gedrukt en/of
de vinger van die [slachtoffer] in zijn verdachtes anus gebracht/geduwd/gedrukt en/of
- de vagina van die [slachtoffer] gelikt en/of
- de (ontblote) borst(en) van die [slachtoffer] betast en/of bevoeld en/of
- de (ontblote) vagina van die [slachtoffer] betast en/of bevoeld en/of
- die [slachtoffer] op/tegen haar mond ge(tong)zoend,
terwijl die [slachtoffer] zich als oppas van de kinderen en/of als hulp in de huishouding
en/of als buurmeisje met rugklachten zich aan verdachtes hulp en/of zorg had
toevertrouwd;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 juni 2012 tot en met
15 mei 2013 te Holten, gemeente Rijssen-Holten, in elk geval in Nederland,
(telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met
geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) te weten door:
- als buurman nader te noemen [slachtoffer] zijn hulp en/of dienst(en) bij haar
rugklachten/herstel aan te bieden in zijn woning en/of (vervolgens)
- (na een ongeval) als buurman de hulp van nader te noemen [slachtoffer] in te roepen
om hem verdachte en zijn, verdachtes, kinderen te ondersteunen en/of
- misbruik te maken van zijn, verdachtes, fysieke en/of mentale overwicht op die
nader te noemen (in leeftijd veel jonger zijnde) [slachtoffer]
(geboren [geboortedatum 2] ) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden
van een of meer ontuchtige handeling(en), te weten één of meermalen:
- zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] te
brengen/duwen/drukken en/of
- zijn verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] te brengen/duwen/drukken
en/of
- zijn verdachtes vinger in de anus van die [slachtoffer] te brengen/duwen/drukken
en/of
- de vinger van die [slachtoffer] in zijn verdachtes anus te brengen/duwen/drukken
en/of
- de vagina van die [slachtoffer] te likken en/of
- de (ontblote) borst(en) van die [slachtoffer] te betasten en/of bevoelen en/of
- de (ontblote) vagina van die [slachtoffer] te betasten en/of bevoelen en/of
- die [slachtoffer] op/tegen haar mond te (tong)zoenen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de onder 1 en onder 2 primair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Dit baseert zij op de aangifte, die volgens haar gedetailleerd en consistent is en die wordt ondersteund door de verklaringen van verdachte en twee getuigen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. De verklaring van [slachtoffer] is onbetrouwbaar en de aangifte vindt onvoldoende steun in de overige bewijsmiddelen. Daarnaast voert de raadsvrouw aan dat [slachtoffer] in de ten laste gelegde periode niet aan de zorg en/of waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Inleiding
Aan verdachte zijn zedendelicten ten laste gelegd. Zedenzaken kenmerken zich doorgaans door het feit dat slechts twee personen aanwezig zijn bij de (beweerde) seksuele handelingen: het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader. Ook in deze zaak is dit het geval. Dat leidt in de regel en ook in deze zaak tot de vraag of aan het bewijsminimum is voldaan.
4.3.2
Het bewijsminimum
Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan het bewijs dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd niet uitsluitend worden aangenomen op grond van de verklaring van één getuige. Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, dient sprake te zijn van steunbewijs. Die ondersteuning hoeft niet te zien op alle onderdelen van de tenlastelegging. Het gaat erom dat de verklaring op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal, zodat die verklaring ‘niet op zichzelf staat’, maar als het ware is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron. De rechtbank benadrukt dat deze maatstaf omtrent het toereikend zijn van een verklaring dient te worden onderscheiden van de beoordeling of een verklaring betrouwbaar is. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. Het gaat hierbij niet slechts – kwantitatief – om het aantal bronnen van redengevende bewijsgronden, maar ook om de vraag of de aangifte in voldoende mate – kwalitatief – wordt ondersteund door ander bewijsmateriaal.
4.3.3
De feiten waarover geen discussie bestaat
Verdachte was in de ten laste gelegde periode de ongeveer veertigjarige buurman van [slachtoffer] . Hij woonde met zijn gezin in Holten. [slachtoffer] is geboren op [geboortedatum 2] en was destijds vijftien (feit 1 en 2) en zestien (feit 2) jaar. Zij woonde bij haar ouders. [slachtoffer] speelde met en paste ook wel op, op de kinderen van verdachte.
4.3.4
De verklaring van [slachtoffer]
In het dossier bevinden zich een proces-verbaal van het ‘informatief gesprek zeden’ met [slachtoffer] en een proces-verbaal van haar aangifte.
Haar verklaringen houden het volgende in.
heeft vier à vijf keer seks met verdachte gehad. Verdachte kwam die keren met zijn penis in de vagina van [slachtoffer] . Dit was telkens bij verdachte thuis in de kelder. De eerste keer was op oudejaarsdag 2012 en de laatste keer vlak voor haar zestiende verjaardag. [slachtoffer] en verdachte hadden in die periode veel contact via de telefoon en per e-mail.
Wat aanvankelijk begon met het geven van een omhelzing op vakantie in juni 2012, ontaardde daarna in vergaande seksuele handelingen van verschillende aard. Naast de vaginale penetratie heeft verdachte [slachtoffer] gezoend, haar borsten betast en zijn vinger in haar vagina gebracht. Daarnaast heeft hij de hand van [slachtoffer] gepakt en deze over zijn penis bewogen. Ook is er sprake van anaal vingeren geweest.
heeft twee keer met verdachte afgesproken op een andere locatie dan de woning van verdachte. Zo heeft verdachte [slachtoffer] in zijn auto gebeft en gevingerd en heeft zij hem daar gepijpt. Hij ejaculeerde toen in haar mond. Op een ander moment heeft hij [slachtoffer] in de buitenlucht gezoend en gevingerd.
heeft verklaard dat zij bij de eerste zoen van verdachte verstijfde en zich daarna terugtrok. In een later gesprek heeft zij tegen verdachte gezegd dat zij dit niet wilde en dat zij er klaar mee was. Bij de daaropvolgende seksuele handelingen had [slachtoffer] een passieve houding: zij ging er in mee, probeerde zich groot te houden en durfde geen nee te zeggen. [slachtoffer] was bang om overal de schuld van te krijgen. Zij was onzeker en probeerde iedereen te vriend te houden. Op school kon [slachtoffer] niet veel aansluiting krijgen met leeftijdsgenoten.
4.3.5
De betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer]
Het verweer van de verdediging houdt samengevat in dat de verklaring van [slachtoffer] onbetrouwbaar is omdat:
  • [slachtoffer] niet duidelijk maakt op welke specifieke data de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden;
  • er (vergaande) seksuele handelingen bleven plaatsvinden, terwijl [slachtoffer] over het eerste fysieke contact met verdachte heeft verklaard dat zij dit niet wilde;
  • [slachtoffer] inconsistent heeft verklaard over wanneer de kinderen van verdachte thuis waren;
  • het voor verdachte fysiek onmogelijk was om na november 2012 de hem verweten seksuele handelingen te plegen;
  • [slachtoffer] in haar aangifte verwijst naar lamellen in het kantoor van verdachte, terwijl daar gordijnen hingen;
  • [slachtoffer] in haar aangifte verwijst naar een feestweek in mei 2013, terwijl er in die periode geen feestweek in Holten was.
De rechtbank constateert dat [slachtoffer] een uitgebreide en gedetailleerde verklaring heeft afgelegd. Die verklaring is authentiek. Dit geldt voor de beschrijving van de aard en de intensiteit van de seksuele handelingen alsook de omstandigheden waaronder die hebben plaatsgevonden. Wat ook bijdraagt aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer] is dat zij diverse keren heeft gezegd dat zij iets niet meer weet, bijvoorbeeld wat er op enig moment precies door haar of door verdachte is gezegd of tussen hen is gebeurd.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar is.
De rechtbank is verder van oordeel dat de argumenten die de verdediging tegen de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer] aanvoert, geen hout snijden. Zij zijn op onderdelen onduidelijk, speculatief dan wel irrelevant, zodat de rechtbank daarop niet uitvoerig zal ingaan. Dat [slachtoffer] specifieke datums waarop de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden niet meer weet, doet aan de betrouwbaarheid van haar verklaring niet af. [slachtoffer] geeft voldoende nauwkeurig aan waar en in welke periode de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. Daarnaast wordt door de verdediging miskend dat [slachtoffer] uitvoerig heeft verklaard waarom de seksuele handelingen verder gingen dan zij zelf wilde. Dat het voor verdachte na november 2012 fysiek onmogelijk was om seksuele handelingen te verrichten is niet aannemelijk geworden.
4.3.6
De verklaring van verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting het volgende verklaard.
Hij heeft één keer seks met [slachtoffer] gehad. Dit was in zijn woning en vond een paar dagen na de zestiende verjaardag van [slachtoffer] plaats. Verdachte kwam toen naakt uit de douche, zag [slachtoffer] tegen de deurpost staan en is vervolgens met haar naar de slaapkamer gegaan. Hij heeft haar daar gezoend, gebeft en is met zijn penis in haar vagina gegaan. [slachtoffer] heeft verdachte gepijpt. Er waren op dat moment geen andere personen in de woning aanwezig.
[slachtoffer] was doorgaans heel stil en onzeker en hij kon zien dat zij een vrij laag zelfbeeld had. Op vakantie heeft hij haar een omhelzing gegeven, omdat ze op dat moment een beetje ‘triestig’ leek.
Hij zag [slachtoffer] een aantal keren in de week. Daarnaast stuurden zij elkaar redelijk veel
e-mails waarin zij onder andere spraken over school en over gevoel. Ook had hij veel telefonisch contact met haar via de telefoon. Hij sprak haar over allerlei dingen, bijvoorbeeld over school, spelen in de tuin en paardrijden.
4.4
De vaststelling van de redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt, na deze weergave van de relevante verklaringen en op basis van de inhoud van het dossier en van hetgeen op zitting is besproken de volgende feiten en omstandigheden vast.
[slachtoffer] was het buurmeisje van verdachte en kwam geregeld bij verdachte en zijn gezin thuis, in Holten. Nadat [slachtoffer] in de zomer van 2012 (begin ten laste gelegde periodes) met verdachte en zijn gezin op vakantie was geweest, heeft verdachte seksuele handelingen met haar verricht. Verdachte heeft [slachtoffer] gezoend, heeft zijn penis in de vagina en in de mond van [slachtoffer] gebracht en heeft haar over haar vagina gelikt. Deze handelingen hebben plaatsgevonden voor 16 mei 2013, de dag waarop verdachte aan zijn vrouw zijn gedragingen heeft opgebiecht.
Zowel [slachtoffer] als verdachte hebben verklaard dat seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. Zij verklaren verschillend over de frequentie en einddatum. [slachtoffer] verklaart over veel verschillende momenten en vier à vijf keer seksueel binnendringen, voor haar zestiende verjaardag. Verdachte verklaart dat de handelingen eenmalig hebben plaatsgevonden na die zestiende verjaardag.
De rechtbank stelt vast dat in elk geval wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de door verdachte toegegeven seksuele handelingen hebben plaatsgevonden in de periode van 1 juni 2012 tot en met 15 mei 2013.
4.5
De overwegingen van de rechtbank
4.5.1
Feit 1
Om tot een bewezenverklaring van feit 1 te kunnen komen dient de ontucht, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] , door verdachte te zijn gepleegd op het moment dat [slachtoffer] de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt. De verklaring van verdachte biedt hiervoor geen steunbewijs. Verdachte ontkent namelijk stellig en bij herhaling dat hij vóór de zestiende verjaardag van [slachtoffer] seks met haar heeft gehad.
De vraag is dus of er in het dossier voldoende steunbewijs aanwezig is.
Het overige in het dossier aanwezige bewijsmateriaal wordt gevormd door verklaringen van twee getuigen, namelijk: [getuige 1] (de moeder van [slachtoffer] ) en [getuige 2] (een kennis van [slachtoffer] ).
De rechtbank constateert dat geen van die getuigen uit eigen waarneming heeft verklaard over de seksuele handelingen. De getuigenverklaringen zijn daarnaast weinig concreet over wat er gebeurd zou zijn en bevatten meningen en conclusies. De getuigen verklaren niet over het precieze moment waarop de seksuele handelingen zouden hebben plaatsgevonden. Bovendien zijn de getuigenverklaringen voor een groot deel gebaseerd op hetgeen [slachtoffer] aan die getuigen heeft verteld en komen in zoverre dus uit dezelfde bron.
Op grond van voorgaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] niet als steunbewijs voor de verklaring van [slachtoffer] kunnen dienen. Dit betekent dat er met betrekking tot feit 1, naast de aangifte, onvoldoende steunbewijs is. Aan het bewijsminimum is dus niet voldaan. De rechtbank is daarom van oordeel dat er onvoldoende wettig bewijs is en dat verdachte van het onder feit 1 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
4.5.2
Feit 2 primair
Om tot een bewezenverklaring van feit 2 primair te kunnen komen dient er ontucht te zijn gepleegd met een aan verdachtes zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige.
-
Ontucht
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het leeftijdsverschil en het verschil in ontwikkeling van verdachte en [slachtoffer] , de door verdachte gepleegde seksuele handelingen in strijd zijn met de sociaal-ethische norm, en om die reden ontuchtig zijn.
- Aan zorg en/of waakzaamheid toevertrouwd
De verdediging heeft betwist dat [slachtoffer] aan de zorg van verdachte was toevertrouwd.
De rechtbank overweegt daarover het volgende.
De verwijzing van de raadsvrouw in haar pleitnota naar de conclusie van A-G Machielse [1] , die overigens door de Hoge Raad [2] niet is gevolgd, miskent de specifieke omstandigheden van deze zaak. Die omstandigheden baseert de rechtbank op de verklaringen van verdachte en [slachtoffer] en zijn de volgende.
[slachtoffer] was in de ten laste gelegde periode het minderjarige buurmeisje van de ruim vijfentwintig jaar oudere verdachte. [slachtoffer] was een opgroeiend, nog onderwijs volgend en niet zelfstandig wonend meisje. Het leeftijdsverschil en het verschil in levensfase tussen verdachte en [slachtoffer] was aanzienlijk. Uit die omstandigheden vloeit een zekere mate van overwicht van verdachte op [slachtoffer] voort. Daarnaast was [slachtoffer] in de ten laste gelegde periode onzeker en kon zij op school niet veel aansluiting krijgen met leeftijdsgenoten. Verdachte kende [slachtoffer] als een timide meisje met een laag zelfbeeld.
[slachtoffer] zat dus in een kwetsbare fase van haar leven en verdachte wist van die kwetsbaarheid. Uit die omstandigheden volgt dat [slachtoffer] weinig weerstand aan verdachte kon bieden.
De contacten tussen verdachte en [slachtoffer] gingen bovendien verder dan gebruikelijke buurman-buurmeisje contacten. Verdachte had intensief contact met [slachtoffer] . Zij kwam wekelijks meermalen bij hem thuis. [slachtoffer] speelde met en paste op, op de kinderen van verdachte. Ook is zij met het gezin van verdachte op vakantie geweest. Verdachte had met haar bovendien veelvuldig één-op-één contact via de telefoon en per e-mail. Verdachte bood daarmee een luisterend oor aan een kwetsbaar buurmeisje. Tegen die achtergrond was sprake van een feitelijke afhankelijkheidsrelatie.
Alle bovengenoemde omstandigheden, in onderlinge samenhang beschouwd, brengen mee dat [slachtoffer] als gevolg van die afhankelijkheid en dat overwicht minder weerstand aan verdachte kon bieden en dat verdachte daarvan misbruik heeft gemaakt. En het is precies dat aspect dat in artikel 249, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) centraal staat: de bescherming van afhankelijke minderjarigen tegen seksuele handelingen.
De rechtbank concludeert dan ook dat [slachtoffer] in de ten laste gelegde periode aan de zorg en waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd.
Dit betekent dat er met betrekking tot feit 2 primair, naast de aangifte, voldoende steunbewijs is in de verklaring van verdachte. De rechtbank acht feit 2 primair daarom wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft in de ten laste gelegde periode ontucht gepleegd met een aan verdachte zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] .
4.6
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij
op één meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 01 juni 2012 tot en met
15 mei 2013 te Holten, gemeente Rijssen-Holten,
in elk geval in Nederland,
(telkens)ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en
/ofwaakzaamheid
toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] ),
immers heeft hij, verdachte
, één of meermalen
- zijn, verdachtes, penis
en/of vinger(s)in de vagina van die [slachtoffer] gebracht
geduwd/gedrukten
/of
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht
/geduwd/gedrukten
/of
- zijn verdachtes vinger in de anus van die [slachtoffer] gebracht/geduwd/gedrukt en/of
de vinger van die [slachtoffer] in zijn verdachtes anus gebracht/geduwd/gedrukt en/of
- de vagina van die [slachtoffer] gelikt en
/of
- de (ontblote) borst(en) van die [slachtoffer] betast en/of bevoeld en/of
- de (ontblote) vagina van die [slachtoffer] betast en/of bevoeld en/of
- die [slachtoffer] op/tegen haar mond ge(tong)zoend,
terwijl die [slachtoffer] zich als oppas van de kinderen en/of als hulp in de huishouding
en/of als buurmeisje met rugklachten zich aan verdachtes hulp en/of zorg had
toevertrouwd.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 249 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2 primair het misdrijf: ontucht plegen met een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat aan verdachte wordt opgelegd, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen opmerkingen gemaakt over een eventueel op te leggen straf.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft als man van begin 40 seks gehad met [slachtoffer] , zijn kwetsbare minderjarige buurmeisje. Verdachte heeft geen rekening gehouden met de ongelijkwaardige positie die tussen hen bestond. Hij heeft de verantwoordelijkheid die hij als volwassene ten opzichte van haar had, genegeerd. Verdachte heeft met zijn handelen ernstig inbreuk gemaakt op zowel de lichamelijke als de geestelijke integriteit van [slachtoffer] . Verdachte heeft het vertrouwen dat zij in hem had en haar afhankelijke positie misbruikt. Hij heeft zijn eigen behoeften en verlangens volledig boven de belangen van [slachtoffer] geplaatst.
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van zedendelicten vaak langdurige en ernstige psychische schade van dit soort gebeurtenissen ondervinden. Ook in deze zaak is sprake van een grote impact van het feit op [slachtoffer] , zoals blijkt uit de door haar ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring. Zij had op enig moment suïcidale gedachten, doordat zij in haar omgeving als schuldige werd aangewezen en zij zich door niemand gesteund voelde. Verder ondervindt zij nog dagelijks angstgevoelens en is haar vertrouwen ernstig geschaad doordat zij door haar buurman in de woning waar zij regelmatig verbleef, is misbruikt. De rechtbank rekent dit verdachte ten zeerste aan. Verdachte presenteerde zich ter zitting als slachtoffer en vroeg vooral aandacht voor alles wat hem in zijn leven in zijn beleving was aangedaan. De rechtbank oordeelt het onbegrijpelijk dat hij, naar eigen zeggen zelf twee keer slachtoffer van seksueel grensoverschrijdend gedrag, geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden, laat staan dat hij oprecht spijt heeft betoond.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van een uittreksel uit de justitiële documentatie van 30 december 2021, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
Net als de officier van justitie acht de rechtbank geen andere dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Nu de rechtbank verdachte vrijspreekt van feit 1 en slechts een eenmalige seksuele gebeurtenis bewezen verklaart zal zij een lagere straf opleggen dan de officier van justitie heeft gevorderd. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat slechts een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna te noemen duur passend en ook geboden is, mede rekening houdend met het taakstrafverbod van artikel 22b Sr.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor het opleggen van het niet gevorderde, maar door het slachtoffer gewenste, locatie- en/of contactverbod.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidsstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 16.149,50, waarvan € 1.149,50 aan materiële schade en € 15.000,-- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de kosten van diverse (therapie) sessies bij een behandelaar.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering voldoende is onderbouwd en integraal dient te worden toegewezen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich, gelet op de bepleite integrale vrijspraak, op het standpunt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering. Indien de rechtbank wel komt tot een bewezenverklaring, dient de schadevergoeding te worden gematigd.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
Materiële schade
Het bestaan van materiële schade is aannemelijk en de omvang is voldoende onderbouwd door middel van diverse facturen. De gevorderde materiële schade is bovendien niet weersproken. De rechtbank zal het gevorderde (€ 1.149,50) daarom toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten de laatste dag van de bewezenverklaarde periode: 15 mei 2013.
Immateriële schade
Voor wat betreft de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank het volgende. Artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) geeft een limitatieve opsomming van gevallen waarin deze bepaling recht geeft op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen. Voor zover hier van belang komt deze schade voor toewijzing in aanmerking als er sprake is van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’. Van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo’n geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. [3] Deze uitzonderingen zijn met name aan de orde in zedenzaken, waarin het strafbare feit een dusdanig ernstige inbreuk vormt op het zelfbeschikkingsrecht en de lichamelijke integriteit, dat dit op zichzelf als een aantasting van de persoon dient te worden beschouwd en reeds daarom smartengeld kan worden toegewezen. Het vaststellen van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld is in die gevallen niet nodig. [4]
De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak sprake is van een uitzonderingssituatie zoals hierboven beschreven. Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit en de gevolgen daarvoor voor de benadeelde partij, is zij ‘op andere wijze’ in haar persoon aangetast. Ter terechtzitting is voldoende komen vast te staan dat met het door verdachte gepleegde zedendelict een ernstige inbreuk is gemaakt op de integriteit en persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, een toen minderjarig meisje, waardoor zij in haar persoon is aangetast. Zij heeft immers seksuele handelingen moeten dulden en verrichten. De rechtbank overweegt verder dat uit de verklaring van de behandelaar van de benadeelde partij blijkt dat zij diverse ernstige klachten heeft.
De rechtbank is op grond van het voorgaande, en mede gelet op wat in soortgelijke zaken wordt toegekend, van oordeel dat een immateriële schadevergoeding van € 10.000,-- redelijk en billijk is, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf dezelfde datum als hiervoor bepaald. De gevorderde immateriële schade komt daarmee gedeeltelijk voor vergoeding in aanmerking. Voor het resterende deel van de gevorderde immateriële schade verklaart de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Conclusie
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van
€ 11.149,50 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 mei 2013, bestaande uit materiële en immateriële schade. Voor het overige verklaart de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 90 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde artikelen.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 2 primair het misdrijf:
ontucht plegen met een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 2 primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van
€ 11.149,50 (zegge: elfduizend honderdnegenenveertig euro en vijftig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 mei 2013;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het onder feit 2 primair bewezen verklaarde feit en tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 11.149,50 (zegge elfduizend honderdnegenenveertig euro en vijftig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 mei 2013 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat
gijzelingvoor de duur van
90 (zegge: negentig)dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk is, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.G.J. Gehring, voorzitter, mr. A.M.G. Ellenbroek en
mr. S.K. Huisman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.R. Kuiper, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2022.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer ONRBC20542. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] , van 23 juli 2020, pagina 9-19, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[verdachte] was een buurman van mij. Hij en zijn vrouw hebben twee kinderen. Zij woonden net als ik in Holten.
Ik kon toen niet veel aansluiting krijgen op school met leeftijdsgenoten. In het dorp is het ook heel logisch dat je met de buurkinderen speelt en zo ben ik ook bij hen [de rechtbank begrijpt: verdachte en zijn gezin] terecht gekomen.
In juni of juli 2012 ben ik op vakantie geweest met hun, en daarna is het begonnen. In mei 2013 is het geëindigd. Dat weet ik nog omdat het vlak na mijn verjaardag allemaal is uitgekomen, ik ben 11 mei jarig.
Met seks bedoel ik dat hij met de piemel in mijn vagina ging. Hij heeft mij gebeft. Ik heb hem ook gepijpt.
2.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 31 januari 2022, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
In juni 2012 is [slachtoffer] met mij en mijn gezin meegegaan op vakantie. [slachtoffer] speelde met mijn kinderen. Zij paste wel eens op hen op. Ik zag [slachtoffer] een aantal keren in de week. Wij spraken over allerlei dingen, zoals over school, spelen in de tuin en paardrijden. Wij hadden ook redelijk veel contact via e-mail. Het ging over school en ook wel eens over gevoel. [slachtoffer] was heel stil en onzeker. Ik kon zien dat zij een vrij laag zelfbeeld had. Na haar zestiende verjaardag zijn wij in bed beland. Ik heb haar toen gezoend en wij hebben seks gehad. In mijn woning in Holten en hebben wij elkaar gezoend. Wij hebben geslachtsgemeenschap gehad. Zij heeft mij gepijpt en ik heb haar gebeft. De donderdag na de zestiende verjaardag van [slachtoffer] is alles uitgekomen.

Voetnoten

1.A-G Machielse 19 april 2005, ECLI:NL:PHR:2005:AS8464.
2.Hoge Raad 19 april 2005, ECLI:NL:HR:2005:AS8464.
3.Hoge Raad d.d. 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793.
4.Hoge Raad d.d. 29 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:1024.