ECLI:NL:RBOVE:2021:3021

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 juli 2021
Publicatiedatum
27 juli 2021
Zaaknummer
ak_20 _ 246
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van persoonsgebonden budget voor hoogbegaafde kinderen en de rol van de moeder als professionele begeleider

In deze zaak hebben de hoogbegaafde kinderen [voornaam 1] en [voornaam 2] [achternaam] een beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een persoonsgebonden budget (pgb) door het college van burgemeester en wethouders van Olst-Wijhe. De rechtbank Overijssel heeft op 27 juli 2021 uitspraak gedaan. De kinderen zijn sinds oktober 2017 niet meer naar school gegaan, omdat het reguliere onderwijs niet aansluit bij hun behoeften. Hun moeder, die onderwijspsychologe is, biedt hen thuis begeleiding. Het college heeft aanvankelijk een pgb voor 22 uur informele zorg per week toegekend, maar de aanvraag voor vergoeding van de begeleiding door de moeder is afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de moeder, gezien haar professionele achtergrond, recht heeft op een hoger tarief voor de uren dat zij als professional ondersteuning biedt. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat de kinderen vanaf 1 oktober 2017 recht hebben op een pgb voor 12 uur per week tegen het informele tarief en 10 uur per week tegen het professionele tarief. De rechtbank benadrukt dat het noodzakelijk is dat er nu duidelijkheid komt voor de kinderen en dat de ondersteuning moet worden voortgezet totdat er een passende oplossing is gevonden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/246

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[voornaam 1] en [voornaam 2] [achternaam] , te [woonplaats] , eisers,

vertegenwoordigd door hun ouders,
gemachtigde: mr. B.J.M. de Leest.
en

het college van burgemeester en wethouders van Olst-Wijhe, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 11 juli 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag om een persoonsgebonden budget (pgb) voor [voornaam 1] en [voornaam 2] [achternaam] (eisers) op grond van de Jeugdwet (Jw) ten behoeve van de bekostiging van hulp, verleend door hun moeder, afgewezen en eisers in aanmerking gebracht voor een pgb voor 22 uur bovengebruikelijke informele zorg, zoals dat al was verstrekt per april 2018.
Bij besluit van 19 december 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Op 26 augustus 2020 heeft een comparitie plaatsgevonden.
De ouders van eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 1] coördinator Jeugd en
[naam 2] teamleider Werk Inkomen Zorg.
Op uitnodiging van de rechtbank was namens de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) [naam 3] aanwezig.
Met een brief van 17 september 2020 heeft de gemachtigde van verweerder laten weten, dat besloten is niet verder met de ouders in gesprek te gaan.
Op 2 november 2020 heeft verweerder een aanvullend verweerschrift ingezonden, waarop namens eisers op 5 november 2020 is gereageerd.
Het beroep is vervolgens op 16 november 2020 behandeld ter zitting van de meervoudige kamer. Het onderzoek is geschorst, omdat partijen alsnog met elkaar in overleg wilden gaan. Zij hebben mediation beproefd. Omdat dit niet succesvol was, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten om uitspraak te doen.

Overwegingen

1.1.
[voornaam 1] (geboren [geboortedatum 1] ) en [voornaam 2] (geboren [geboortedatum 2] ) [achternaam] zijn hoogbegaafd. Ze gaan sinds oktober 2017 niet meer naar school. Regulier onderwijs sluit volgens hun ouders niet aan bij de behoefte en profielen van [voornaam 1] en [voornaam 2] en een passend alternatief is nog niet gevonden. De moeder van [voornaam 1] en [voornaam 2] begeleidt hen thuis. Moeder is onderwijspsychologe en specialist op het gebied van hoogbegaafdheid.
1.2.
Vanaf oktober 2017 is verweerder betrokken bij de kinderen. Verweerder heeft in april 2018 een ondersteuningsplan opgesteld, dat de ouders van eisers niet hebben getekend.
1.3.
Op 18 december 2017 heeft een multidisciplinair overleg (MDO) plaatsgevonden tussen de ouders, het samenwerkingsverband passend onderwijs, leerplicht, het Toegangsteam Jeugd van verweerder en hulpverleners van eisers. Na dit overleg heeft verweerder een expertise aangevraagd bij orthopedagoog [naam 4] Op 19 april 2018 heeft opnieuw een MDO plaatsgevonden. Namens eisers is een ondersteuningsplan van 23 april 2018 ingebracht, opgesteld door [naam 4] en geldend voor de periode tot aan de zomervakantie 2018. Verweerder heeft op 14 juni 2018 laten weten het plan niet goed te keuren en aangekondigd de de RvdK te vragen om onderzoek te verrichten naar de situatie van [voornaam 1] en [voornaam 2] en te bezien wat nodig is om de situatie te verbeteren. Daarna volgde een mailwisseling met de ouders, die zich bij de stukken bevindt. Op 27 juni 2018 heeft verweerder de RvdK verzocht om onderzoek te doen.
1.4.
In afwachting van de resultaten van het onderzoek door de RvdK heeft verweerder vanaf april 2018 op grond van de Jw een pgb verstrekt voor 22 uur per week tegen een tarief van € 20,- per uur voor bovengebruikelijke zorg. Daarnaast is vanaf 1 januari 2018 een pgb verleend voor orthopedagogische begeleiding door [naam 4] voor 4,6 uur per week en vanaf 1 maart 2018 voor 6,5 uur dagbesteding per kind. Vanaf 1 april 2018 ontvangen eisers ook Zorg in natura (ZIN) bij Smederij, voor 5 uur per maand.
1.5.
Met een mailbericht van 18 juni 2019 hebben de ouders van [voornaam 1] en [voornaam 2] een aanvraag gedaan voor jeugdhulp in de vorm van een pgb. Het pgb wordt volgens de aanvraag ingezet voor de ondersteuning door de moeder op het gebied van scholing en begeleiding. Verzocht is om 10 uur per week per kind, naar een tarief dat past bij de beroepscompetenties van moeder.
1.6.
Met het primaire besluit van 11 juli 2019 heeft verweerder een pgb toegekend vanwege bovengebruikelijke zorg voor 22 uur per week met een tarief van € 20,- per uur. Een pgb voor behandeling/begeleiding door de moeder van eisers is afgewezen. Dit besluit is in bezwaar gehandhaafd. Eisers zijn in beroep gekomen.
De standpunten van partijen in beroep
2.1.
Bij brief van 20 mei 2020 heeft de rechtbank vragen gesteld aan zowel eisers als aan verweerder. Deze vragen zijn op 23 juli 2020 respectievelijk 9 juni 2020 beantwoord.
2.2.
Namens [voornaam 1] en [voornaam 2] is naar voren gebracht dat hun moeder vanuit haar achtergrond als onderwijspsycholoog begeleiding biedt die op termijn re-integratie in onderwijs mogelijk maakt. De inhoudelijk verantwoordelijke orthopedagoog [naam 4] vindt deze inzet doeltreffend, adequaat en professioneel. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat er vooralsnog geen andere professionele partij is die deze begeleiding van moeder kan overnemen. Gevraagd wordt om de erkenning dat de moeder van [voornaam 2] en [voornaam 1] professionele begeleiding biedt, waarbij een vergoeding hoort conform het professionele tarief naar het daadwerkelijk verleende aantal uren zorg.
2.3.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat een pgb aan de orde is, omdat de moeder van [voornaam 2] en [voornaam 1] thuis moet zijn op de uren dat de kinderen niet naar school gaan. Het toegekende pgb is gerelateerd aan 26 schooluren, verminderd met de vier uren die eisers naar de zorgboerderij gaan. Het pgb wordt niet verstrekt bij wijze van voorziening in onderwijs, omdat begeleiding vanuit de Jw daar geen betrekking op kan hebben.
2.4.
Verweerder heeft verwezen naar het rapport dat op 6 april 2020 door de RvdK is uitgebracht. Voor [voornaam 1] en [voornaam 2] is een traject geadviseerd bij Welzien te Nijmegen, een vorm van dagbesteding waarbij zorg en onderwijs samenkomen voor kinderen die zijn vastgelopen binnen het reguliere onderwijs. Zodra [voornaam 1] en [voornaam 2] toe zijn aan onderwijs, begeleidt Welzien hen hier naartoe. Voor de verwerking van de trauma’s die [voornaam 1] en [voornaam 2] hebben ervaren op school is al hulp ingezet in de vorm van een ReAttach methode en hondenbegeleiding. Ook psychotherapie wordt opgestart. Partijen zijn tot de afspraak gekomen dat de hulp die al was ingezet, inclusief dyslexiebegeleiding en hondenbegeleiding met terugwerkende kracht door verweerder wordt gefinancierd. Vanaf 2020 is een begin gemaakt met het uitvoeren van het advies van de RvdK. Op 11 november 2020 is een MDO belegd, om de stand van zaken en de naleving van de gemaakte afspraken te bespreken.
2.5.
In het aanvullend verweerschrift van 2 november 2020 heeft verweerder benadrukt
dat de ouders van eisers pas op 18 juni 2019 een concrete aanvraag hebben gedaan, waarop verweerder bij besluit van 11 juli 2019 heeft beslist. Er is volgens verweerder geen reden om verder terug te kijken dan de datum van die aanvraag. Voor het hanteren van een professioneel tarief ziet verweerder geen aanleiding. Nog los van de vraag of het wenselijk is dat de kinderen door moeder worden begeleid, volgt volgens verweerder uit artikel 10, derde lid, sub c en artikel 11 van de Verordening dat dienstverlening door een persoon uit het sociale netwerk hooguit tegen een tarief van € 20,- per uur kan worden vergoed.
Tot slot heeft verweerder uiteengezet dat begeleiding vanuit de Jw geen betrekking kan hebben op onderwijs. Begeleiding van de kinderen ter bevordering van de instroom naar onderwijs wel, maar die begeleiding moet naar het oordeel van verweerder niet door de ouders worden geboden.
2.6.
Namens eisers is in reactie op het aanvullende verweerschrift naar voren gebracht dat de reden dat eisers moeilijk te plaatsen zijn, is gelegen in het ontbreken van geschikte voorzieningen in de regio. Het is zeker niet zo dat de ouders van eisers voor deze situatie hebben gekozen; ook zij vinden het wenselijk dat de zorg door andere partijen wordt overgenomen. Zolang een passende voorziening nog steeds niet beschikbaar is, is het echter
noodzakelijk dat de moeder van eisers de zorg biedt. Verwezen is ook naar de adviezen van Psychologenpraktijk [naam 5] uit 2019. Het gaat uitdrukkelijk niet om het enkel bieden van onderwijs. De moeder van eisers hoopt gaandeweg haar inbreng te kunnen afbouwen. Ook uit het advies van [naam 5] volgt dat stapsgewijs gewerkt moet worden aan de mogelijkheid tot overdracht naar externen. Eisers zien in de uitspraak van 30 december 2016, ECLI:NL:RBOVE:2016:5199 steun voor het standpunt dat hun moeder een tarief moet ontvangen dat hoger ligt dan de door verweerder gehanteerde € 20,- per uur. Ze is bij uitstek een professional op het gebied van de jeugdhulp aan hoogbegaafde kinderen en begeleidt sinds 2020 als zzp-er ook weer andere kinderen. Eisers zien niet in waarom de Verordening hieraan in de weg zou staan. Eisers wijzen er tot slot op dat zij zich hebben gemeld in oktober 2017. Als er aanleiding is het pgb te herzien, moet bij die melding worden aangesloten en niet bij hun formele aanvraag van juni 2019.
De van belang zijnde regelgeving
3. De van belang zijnde bepalingen uit wet- en regelgeving zijn opgenomen in de bijlage.
Het oordeel van de rechtbank
3.1.
Partijen verschillen niet van mening over de hulpvraag. [voornaam 1] en [voornaam 2] hebben hulp nodig, omdat zij in oktober 2017 voortijdig school hebben verlaten. Er is sprake van een complexe zorgvraag, voortkomend uit hun hoogbegaafdheid en negatieve ervaringen op school. Omdat het onderwijs binnen het reguliere systeem niet op een voor hen passende wijze kon worden ingericht, zijn zij vanaf oktober 2017 thuis. De beide kinderen hebben een verschillende ondersteuningsbehoefte, wat de begeleiding ingewikkeld maakt. Duidelijk is ook dat de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen binnen het gezin ontoereikend zijn, zodat een voorziening op het gebied van jeugdhulp nodig is en verweerder die hulp moet bieden.
3.2.
Verweerder heeft zich ingespannen passende jeugdhulp te vinden vanaf het moment dat de gemeente in oktober 2017 bij het gezin betrokken raakte. Vanwege de complexiteit van de casus is de RvdK als deskundige partij ingeschakeld om onderzoek te doen naar een passende oplossing. Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek was het plan dat [voornaam 1] en [voornaam 2] gebruik zouden gaan maken van een onderwijs-zorgcombinatie in Nijmegen, maar dat is niet blijvend van de grond gekomen. Als gevolg hiervan zijn eisers vanaf oktober 2017 nagenoeg aaneengesloten thuis geweest. Zij worden daar door hun moeder begeleid op sociaal, emotioneel en didactisch vlak en ontvangen daarnaast dagbesteding en therapie. Naar een passende onderwijsvoorziening in de regio wordt ondertussen gezocht, maar partijen zijn het erover eens dat deze er tot op dit moment nog niet is.
3.3.
Verweerder heeft bij wijze van tijdelijke maatregel vanaf april 2018 een pgb verstrekt voor 22 uur informele zorg per week door moeder en voor dagbesteding. Met de bestreden besluitvorming is dit geformaliseerd. Partijen verschillen met elkaar van mening over de omvang van de benodigde jeugdhulpvoorziening, het tarief van het daaraan gekoppelde pgb en, zo is tijdens de procedure naar voren gekomen, de ingangsdatum van de voorziening.
3.4.
De rechtbank staat voor de vraag of verweerder een toereikende voorziening heeft toegekend zoals bedoeld in artikel 2.3 van de Jw. Dit betekent dat de rechtbank zal moeten beoordelen of de verstrekte jeugdhulp een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin [voornaam 1] en [voornaam 2] in staat worden gesteld gezond en veilig op te groeien naar zelfstandigheid. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is.
De rechtbank licht dat oordeel hieronder toe.
De urenomvang
3.5.
Verweerder heeft voor de thuisondersteuning in totaal 22 uur pgb per week verstrekt. Dat zijn de uren waarop de kinderen normaal naar school zouden gaan, verminderd met de uren dagbesteding. Namens eisers is in beroep een overzicht verstrekt waaruit volgt dat zij thuis 56 uur zorg ontvangen. Gemachtigde heeft in beroep betoogd dat verweerder daarom gehouden is jeugdhulp te verstekken over deze 56 uren. De rechtbank acht het met het oog op de hulpvraag echter reëel aan te sluiten bij de 22 uren waarin [voornaam 2] en [voornaam 1] noodgedwongen thuis zijn omdat zij geen onderwijs volgen en daar door moeder worden begeleid. Daarbij laat de rechtbank ook wegen dat voor [voornaam 1] en [voornaam 2] naast die uren ook aanvullend hulpverlening en dagbesteding worden ingezet. Voor de rechtbank is niet aannemelijk geworden dat het totaalpakket aan ondersteuning in de huidige omvang niet volstaat. De rechtbank verwijst nog naar de aanvraag van eisers van 18 juni 2019 waarin eisers de vraag voor jeugdhulp hebben beperkt tot 10 uren per kind.
De zorg die moeder biedt
3.6.
Op basis van de resultaten van het Raadsonderzoek en ook de bevindingen van Psychologenpraktijk [naam 5] staat voor de rechtbank vast dat de optimale ondersteuning voor [voornaam 2] en [voornaam 1] een onderwijs- en zorgarrangement zou zijn, binnen een voor de kinderen, mede gelet op hun leeftijd, aanvaardbare afstand. Tot op de dag van vandaag is een dergelijke voorziening nog niet beschikbaar. Op basis van alle in het dossier aanwezige informatie van ter zake deskundigen en dat wat besproken is tijdens de comparitie en de zitting bij de rechtbank is de rechtbank ervan overtuigd geraakt dat de huidige situatie, waarin moeder thuis ondersteuning aan [voornaam 2] en [voornaam 1] biedt, weliswaar niet ideaal is maar wel het best denkbare en ook noodzakelijke alternatief. Moeder is in staat gebleken [voornaam 2] en [voornaam 1] in de thuissituatie die ondersteuning te bieden die aansluit bij hun behoeften en specifieke problematiek en heeft hen in staat gesteld zich ondanks het verblijf thuis verder te ontwikkelen zoals onder meer de RvdK tijdens de comparitie heeft bevestigd. Dit neemt overigens niet weg dat het ook naar het oordeel van de rechtbank wenselijk is dat ernaar wordt gestreefd dat moeder zo snel als mogelijk haar inzet tijdens de schooluren overdraagt aan derden. Dat is momenteel echter nog niet aan de orde.
3.7.
Op het punt van de vraag of de inzet van moeder volledig voor vergoeding vanuit de Jw in aanmerking komt overweegt de rechtbank het volgende. Uit de toelichting van moeder ter zitting begrijpt de rechtbank dat haar ondersteuning aan [voornaam 1] en [voornaam 2] deels hulpverlening wegens onder andere traumaverwerking betreft en deels het doorlopen van het onderwijsprogramma. Ook is zij gewoon aanwezig als moeder. Zij doet bijna alles tegelijkertijd.
Professionele ondersteuning
3.8.
De moeder van [voornaam 2] en [voornaam 1] is onderwijspsycholoog met kennis van en ervaring op het gebied van hoogbegaafdheid. Zij heeft meerdere jaren gewerkt als docent en onderzoeker met als specialiteit differentiatie in leren. Op de zitting heeft zij toegelicht als zzp-er kinderen en professionals te begeleiden bij problemen op dat terrein en er zijn in beroep facturen ingezonden waaruit dit blijkt. De rechtbank gaat ervan uit dat de moeder van eisers met haar
achtergrond als onderwijspsycholoog over de kennis en competenties beschikt om professionele hulp te bieden, en ook dat zij in staat is dit voor haar zoons te doen. In de praktijk is immers gebleken dat haar begeleiding resultaat heeft gehad. Voor zover de inzet van moeder thuis een dergelijk beroepsmatig karakter heeft, is er naar het oordeel van de rechtbank daarom sprake van professionele ondersteuning. Verweerder is voor wat betreft deze uren ten onrechte uitgegaan van het (lagere) informele tarief van € 20,- per uur. Eisers hebben voor de uren dat zij thuis door hun moeder professioneel worden ondersteund recht op het bijpassende tarief. Anders dan verweerder heeft gesteld staan artikel 10 en 11 van de Verordening aan verstrekking van een hoger tarief niet in de weg. Tijdens deze uren gaat het immers om zorg door een professional en is niet doorslaggevend dat de hulpverlener tot het sociale netwerk behoort. Op dit punt is het beroep gegrond.
Thuisonderwijs
3.9.
Voor zover de ondersteuning thuis is gericht op het realiseren van (passend) onderwijs heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank terecht betoogd dat de Jw geen wettelijke grondslag biedt voor de toekenning van een individuele jeugdhulpvoorziening [1] . In beginsel is een voorziening voor de uren thuisonderwijs vanuit de Jw dus niet mogelijk. Een pgb ten behoeve van scholing door de moeder van eisers is terecht afgewezen. Verweerder heeft er echter voor gekozen alle uren waarop eisers tijdens schooluren thuis zijn aan te merken als uren waarop door moeder informele begeleiding wordt geboden. Omdat deze benadering in het voordeel van [voornaam 1] en [voornaam 2] is, gaat ook de rechtbank hiervan uit.
De ingangsdatum van de maatwerkvoorziening
3.10.
Naar het oordeel van de rechtbank is aanleiding om voor de ingangsdatum van de toekenning aan te sluiten bij het moment dat het gezin vanuit de leerplicht bij verweerder bekend raakte. De behoefte aan ondersteuning was vanaf dat moment evident. Uit de namens eisers ingezonden stukken is duidelijk geworden dat er in de eerste helft van oktober 2017 contact is geweest tussen de ouders van [voornaam 2] en [voornaam 1] en de afdeling Jeugd en Gezin van verweerder, en dat dit contact vanaf dat moment is blijven bestaan. Aangezien moeder haar ondersteuning al vanaf oktober 2017 biedt, ziet de rechtbank aanleiding om voor de ingangsdatum van de te verstrekken voorziening ook van die datum uit te gaan en niet van het moment waarop verweerder feitelijk een pgb is gaan verstrekken (april 2018) of de formele aanvraag (juni 2019). Ook op dit punt is het beroep gegrond.
Conclusie en finale geschilbeslechting
4.1.
Het voorgaande maakt dat aan het bestreden besluit een zorgvuldigheids- en een motiveringsgebrek kleeft. Het bestreden besluit moet worden vernietigd. De rechtbank ziet in de specifieke omstandigheden van het geval en in afwijking van bestaande rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep [2] aanleiding verweerder niet in de gelegenheid te stellen nader onderzoek te doen, maar zelf in de zaak te voorzien. Voor de rechtbank is van doorslaggevend belang dat er al bijna vier jaren zijn verstreken sinds verweerder bij het gezin betrokken werd. Partijen zijn meermalen met elkaar in gesprek gegaan, daarbij begeleid door professionals, zonder dat zij er in zijn geslaagd tot een vergelijk te komen. Bovendien moeten zij in de toekomst met elkaar verder, waarvoor een goede verstandhouding essentieel is. In het belang van de kinderen is het noodzakelijk dat er nu duidelijkheid komt en dat partijen zich op de toekomst kunnen richten. Een voortdurende strijd tussen de ouders van de kinderen en verweerder en de energie die daarmee gepaard gaat, gaat ten koste van de energie die aan de kinderen wordt besteed en is daarmee niet in het belang van de kinderen. De rechtbank zal daarom met deze uitspraak het conflict finaal beslechten. Hieronder legt de rechtbank uit op welke wijze zij dit doet en hoe zij tot die keuze is gekomen.
4.2.
Zoals in rechtsoverwegingen 3.6, 3.7 en 3.9 is overwogen was verweerder naar het oordeel van de rechtbank gehouden met ingang van 1 oktober 2017 een pgb voor 22 uur jeugdhulp per week te verstrekken. Het tarief dat hierbij gehanteerd moet worden betreft het informele tarief, met uitzondering van de uren waarop de moeder van [voornaam 1] en [voornaam 2] professionele ondersteuning biedt; voor deze uren is het professionele tarief aan de orde. De verdeling in informele en formele ondersteuning in de thuissituatie is lastig te bepalen. Uit de toelichting van moeder ter zitting is ook gebleken dat de verschillende vormen van hulp als vanzelf in elkaar overlopen. De rechtbank acht het in die situatie reëel per schooldag uit te gaan van één uur professionele ondersteuning per kind. Uit de stukken volgt dat beide kinderen verschillende problematiek hebben en daarmee een andere hulpvraag, zodat de hulp niet aan beiden tegelijk gegeven kan worden. Eén uur professionele hulp per kind per schooldag lijkt de rechtbank voldoende en méér uit het oogpunt van het kind niet noodzakelijk of gewenst. Hiervan uitgaande gaat het om in totaal 10 uur professionele ondersteuning per week.
4.3.
Het voorgaande betekent dat verweerder vanaf 1 oktober 2017 voor de inzet van moeder een jeugdhulpvoorziening moet treffen in de vorm van een pgb. Het tarief van het pgb bedraagt voor 12 uur per week het informele tarief en voor 10 uur per week het formele tarief. Verweerder heeft geen eindtermijn verbonden aan de voorziening, maar heeft deze toegekend ‘totdat er een andere oplossing voor uw kinderen is gevonden’. De rechtbank zal hierbij aansluiten en bepalen dat verweerder deze ondersteuning verstrekt tot een passend alternatief voor [voornaam 1] en [voornaam 2] beschikbaar is dan wel de situatie wijzigt.
5. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.938,- (1 punt voor het indienen van een bezwaarschrift, 1 punt voor de hoorzitting in bezwaar, 1 punt voor het beroepschrift, 0,5 punt voor de comparitie en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 534,- in bezwaar en € 748,- in beroep, en een wegingsfactor 1).
6. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder het griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit;
- bepaalt dat eisers vanaf 1 oktober 2017 in aanmerking komen voor een pgb voor begeleiding individueel, voor 12 uur per week naar het informele tarief; en
- bepaalt dat eisers vanaf 1 oktober 2017 voor in totaal 10 uur per week in aanmerking komen voor een pgb voor hulpverlening naar het professionele tarief;
- bepaalt dat deze uitspraak geldt tot het moment dat er een passend alternatief voorhanden is of de situatie wijzigt;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eisers te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 2.938,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.R.H. Lutjes, voorzitter, mr. R.J. van Lochem en mr. W.M.B. Elferink, leden, in aanwezigheid van mr. F. Ernens, griffier, op:
De uitspraak wordt op de eerstvolgende donderdag in het openbaar uitgesproken.
griffier voorzitter
De voorzitter is verhinderd te tekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.
Bijlage: wet- en regelgeving
De Jeugdwet
In artikel 2.3 van de Jeugdwet is het volgende bepaald:
Indien naar het oordeel van het college een jeugdige of een ouder jeugdhulp nodig heeft in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen en voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn, treft het college ten behoeve van de jeugdige die zijn woonplaats heeft binnen zijn gemeente, voorzieningen op het gebied van jeugdhulp en waarborgt het college een deskundige toeleiding naar, advisering over, bepaling van en het inzetten van de aangewezen voorziening, waardoor de jeugdige in staat wordt gesteld:
gezond en veilig op te groeien;
te groeien naar zelfstandigheid, en
voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau.
Artikel 8.1.1, eerste lid, van de Jw bepaalt dat indien de jeugdige of zijn ouders dit wensen, het college hun een pgb verstrekt dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken.
Op grond van het tweede lid van dit artikel wordt een pgb verstrekt indien:
- de jeugdige of zijn ouders naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat zijn tot een redelijke waardering van de belangen ter zake dan wel met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor, gemachtigde, gecertificeerde instelling of aanbieder van gesloten jeugdhulp, in staat zijn de aan het pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;
- de jeugdige of zijn ouders zich gemotiveerd op het standpunt stellen dat zij de individuele voorziening die wordt geleverd door de aanbieder, niet passend achten; en
- naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort en die de jeugdige of zijn ouders van het budget willen betrekken, van goede kwaliteit is.
Op grond van het derde lid van dit artikel kan bij verordening worden bepaald onder welke voorwaarden de persoon aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van iemand die behoort tot het sociale netwerk.

Verordening Jeugdhulp Olst-Wijhe 2018

Artikel 10. Regels voor PGB.
1. Het tarief voor een PGB: a. is gebaseerd op een door de jeugdige of zijn ouders opgesteld plan over hoe zij het PGB gaan besteden; b. is toereikend om veilige, doeltreffende, doelmatige en kwalitatief goede jeugdhulp die tot de individuele voorzieningen behoren van derden te betrekken, en c. bedraagt – onverminderd het bepaalde in lid 3 - ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura;
2. De kostprijs van zorg in natura wordt bepaald door de (regionale) inkoop (niet zijnde trajectprijzen). 3. Het tarief voor een PGB voor dienstverlening door:
a. een jeugdhulpaanbieder zijnde een natuurlijke persoon die, het verband van natuurlijke personen dat of de rechtspersoon die bedrijfsmatig jeugdhulp doet verlenen (en werkt volgens de norm van de verantwoorde werktoedeling) bedraagt maximaal 100% van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura;
b. een jeugdhulpaanbieder zijnde een solistisch werkende jeugdhulpverlener (zzp’er) (die werkt volgens de norm van de verantwoorde werktoedeling) bedraagt maximaal 80% van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura;
c. een persoon uit het sociale netwerk dan wel een persoon anders dan de onder a en b genoemde jeugdhulpaanbieders bedraagt maximaal 50% van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura met een maximum het tarief per uur voor een niet professionele zorgverlener zoals in artikel 5.22, lid 2 van de Regeling langdurige zorg is vermeld.
(…)
Artikel 11. Voorwaarden PGB voor jeugdhulp door persoon uit sociaal netwerk
De persoon aan wie een PGB wordt verstrekt, kan de jeugdhulp onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk dan wel van een persoon niet zijnde een jeugdhulpaanbieder als bedoeld in de Jeugdwet:
1. dat dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is
dan professionele jeugdhulp;
2. dat naar het oordeel van het college het verlenen van informele zorg, in combinatie met alle overige verplichtingen en verantwoordelijkheden van deze persoon, een gezonde balans tussen draagkracht en draaglast niet verstoort en het verlenen van de informele zorg niet leidt tot de noodzaak een voorziening voor respijtzorg ter ontlasting van de informele hulp toe te kennen.
3. dat de informele hulp op geen enkele wijze druk op de jeugdige en/of zijn ouders(s) heeft
uitgeoefend bij de besluitvorming om over te gaan tot uitbetaling;
4. dat de informele hulp een recente verklaring omtrent gedrag natuurlijke personen (VOG NP), specifiek screeningsprofiel 45. ‘Gezondheidszorg en welzijn van mens en dier’, kan overleggen;
5. dat naar het oordeel van het college de kwaliteit van de geboden hulp voldoende is gewaarborgd;
6. de informele hulp bevoegd en bekwaam is, (gelet op het doel van de jeugdhulp) de betreffende
jeugdhulp te verlenen.

Voetnoten

1.Uitspraak van de rechtbank Den Haag, ECLI:NL:RBDHA:2018:8310.
2.Uitspraak van 27 mei 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1150.