ECLI:NL:RBOVE:2021:146
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke procedure over boete wegens overtreding van de Meststoffenwet door een mesttransportbedrijf
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel geoordeeld over een beroep van [bedrijf 1] BV tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De minister had op 20 april 2018 twee boetes van in totaal € 500,- opgelegd aan eiseres wegens overtredingen van de Meststoffenwet. Eiseres, een erkend intermediair en transportbedrijf dat dierlijke meststoffen exporteert, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de minister verklaarde het bezwaar ongegrond in een besluit van 25 juli 2019. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 1 december 2020 heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. F.J.M. Kobossen, aangevoerd dat zij ten onrechte niet de mogelijkheid heeft gekregen om een zienswijze in te dienen en dat de minister niet tijdig de relevante stukken heeft verstrekt. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de minister op basis van de wet niet verplicht was om eiseres de gelegenheid te bieden om een zienswijze in te dienen, aangezien de opgelegde boetes onder de drempel van € 340,- blijven. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat eiseres voldoende gelegenheid heeft gehad om te reageren op het NVWA-rapport, dat de basis vormde voor de boetes.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de minister voldoende bewijs heeft geleverd dat eiseres de Meststoffenwet heeft overtreden, met name door het niet adequaat functioneren van de benodigde apparatuur en het niet volledig invullen van het vervoersbewijs. Eiseres heeft geen overtuigende argumenten aangedragen om de bevindingen van de NVWA in twijfel te trekken. De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep ongegrond verklaard, waardoor de opgelegde boetes in stand blijven. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.