Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het verloop van de procedure
2.De standpunten van de veroordeelde en de officier van justitie
3.De ontvankelijkheid
4.De beoordeling
5.De beslissing
gegrond;
celmateriaalvan de veroordeelde terstond wordt
vernietigd.
Rechtbank Overijssel
Op 2 december 2020 heeft de enkelvoudige raadkamer van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan op een bezwaarschrift van een veroordeelde tegen het bepalen en verwerken van zijn DNA-profiel. De veroordeelde, die in 2005 was veroordeeld voor afpersing, diende op 5 oktober 2020 een bezwaarschrift in, dat op 12 oktober 2020 door de rechtbank was ontvangen. Tijdens de niet-openbare zitting op 2 december 2020 zijn zowel de veroordeelde als de officier van justitie gehoord. De veroordeelde voerde aan dat er bijzondere omstandigheden waren die het bepalen en verwerken van zijn DNA-profiel onterecht maakten, onder andere omdat het incident 15 jaar geleden had plaatsgevonden en hij sindsdien geen strafbare feiten had gepleegd. De officier van justitie betwistte dit en stelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die het bevel tot DNA-afname konden rechtvaardigen.
De raadkamer heeft de argumenten van beide partijen gewogen en vastgesteld dat het bezwaarschrift ontvankelijk was. De raadkamer concludeerde dat, hoewel de formele vereisten voor het afnemen van DNA-materiaal waren nageleefd, de lange tijdsduur sinds de veroordeling en het feit dat de veroordeelde sindsdien niet in aanraking was gekomen met justitie, een reden vormden om het bevel tot DNA-afname niet te handhaven. De raadkamer verklaarde het bezwaarschrift gegrond en beval de officier van justitie om het celmateriaal van de veroordeelde terstond te vernietigen.