ECLI:NL:RBOVE:2020:2959

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 september 2020
Publicatiedatum
10 september 2020
Zaaknummer
08-952251-20 en 08-025218-20
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van twee mannen voor grootschalige oplichting via WhatsApp en witwassen

Op 10 september 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee 28-jarige mannen uit Deventer. De mannen zijn veroordeeld voor grootschalige oplichting via WhatsApp en het witwassen van de op deze manier verkregen gelden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten hun slachtoffers benaderden via de populaire chat-app en zich voordeden als familieleden die dringend geld nodig hadden. De hoofdverdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaar, terwijl zijn compagnon een celstraf van 2,5 jaar kreeg opgelegd. De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van de feiten benadrukt, waarbij de slachtoffers vaak in een kwetsbare positie verkeerden en onder druk werden gezet om geld over te maken. De verdachten maakten gebruik van valse identiteiten en listige kunstgrepen om hun slachtoffers te misleiden. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachten zich schuldig maakten aan computervredebreuk door in te breken in de bankomgevingen van hun slachtoffers. De uitspraak is een duidelijke boodschap dat dergelijke vormen van criminaliteit niet worden getolereerd en dat de rechtbank streng zal optreden tegen dit soort misdrijven.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-952251-20 en 08-025218-20
Datum vonnis: 10 september 2020.
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1992 in [geboorteplaats 1] ,
wonende aan [adres 1] ,
nu verblijvende in P.I. Sittard te Sittard.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 augustus 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. ten Velde en van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw mr. E.C.J. Peek, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Parketnummer 08/952251- 20
1.
in de periode van 25 september 2019 tot en met 22 februari 2020 samen met een ander of anderen geldbedragen heeft witgewassen dan wel zich ten aanzien van die geldbedragen schuldig heeft gemaakt aan heling, en daarvan een gewoonte heeft gemaakt.
2.
in de periode van 24 september 2019 tot en met 22 februari 2020 samen met een ander of anderen computervredebreuk heeft gepleegd waarbij wederrechtelijk in het banksysteem van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] is binnengedrongen
en /of
een computerwachtwoord, of toegangscode van een (deel van een) geautomatiseerd werk
heeft vervaardigd, verspreid of voorhanden heeft gehad, met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel l38ab, eerste lid, 138h of 139e van het Wetboek van Strafrecht zou worden gepleegd.
3.
primair
in de periode van 19 oktober 2019 tot en met 17 februari 2020 samen met een ander of anderen [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] heeft opgelicht, waarbij die [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] door verdachte en die ander(en) - via WhatsApp - zijn bewogen om met spoed een of meer geldbedrag(en) over te boeken;
subsidiair
in de periode van 19 oktober 2019 tot en met 17 februari 2020 medeplichtig is geweest aan de oplichting van [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] waarbij die [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] door één of meer anderen - via WhatsApp – werden bewogen om geldbedrag(en) over te boeken en verdachte - al dan niet samen met een ander of anderen - aan de mededader(s) een pinpas, pincode en toegangscode heeft verschaft en een bankrekening ter beschikking heeft gesteld;
meer subsidiair
in de periode van 19 oktober 2019 tot en met 17 februari 2020 samen met een ander of anderen meerdere geldbedragen heeft witgewassen en van dat witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
4.
in de periode van 7 september 2019 tot en met 21 april 2020 samen met een ander of anderen verschillende geldbedragen of hoeveelheden geld heeft witgewassen en van het plegen daarvan een gewoonte heeft gemaakt.
Parketnummer 08-025218-20.
1.
primair:
omstreeks 13 april 2019 computervredebreuk heeft gepleegd waarbij in de persoonlijke bankomgeving van [slachtoffer 7] is binnengedrongen;
subsidiair:
omstreeks 13 april 2019 een geldbedrag (van totaal 1902 euro), heeft witgewassen.
2.
primair:
omstreeks 13 april 2019 samen met een ander of anderen [slachtoffer 8] heeft opgelicht door die [slachtoffer 8] via WhatsApp te bewegen tot afgifte van in totaal 1.902,21 euro, en kort nadat die [slachtoffer 8] de bedragen had overgemaakt dat geld te pinnen;
subsidiair:
omstreeks 13 april 2019 medeplichtig is geweest aan oplichting van [slachtoffer 8] , waarbij die [slachtoffer 8] werd bewogen tot afgifte van in totaal 1.902,21 euro en waarbij verdachte een pinpas en/of pincode en/of toegangscode ten behoeve van internetbankieren heeft verschaft van een rekening waarop de geldbedragen konden worden gestort en via WhatsApp een betaallink heeft verschaft aan mededader(s) die werd gebruikt om die [slachtoffer 8] geld te laten overboeken naar dat rekeningnummer en door het pinnen van die gelden;
meer subsidiair:
omstreeks 13 april 2019 een hoeveelheid geld (te weten 1.902,21 euro) heeft witgewassen.
3.
op 29 januari 2020 te Deventer een vuurwapen, te weten een pistool, van het merk Smith & Wesson, type 2213, voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - dat:
Parketnummer 08/952251- 20
1.
hij op één of neer tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 september 2019 tot en met 22 februari 2020, te Deventer, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens) van een voorwerp, te weten de hierna te noemen geldbedragen, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp, te weten de hierna te noemen geldbedragen, was,
en/of heeft verborgen en/of verhuld wie een voorwerp, te weten de hierna te noemen geldbedragen voorhanden had,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
en/of voorwerpen, te weten de hierna te noemen geldbedragen, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van voorwerpen, te weten de hierna te noemen geldbedragen gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, te weten:
 op 25 september 2019 een hoeveelheid geld (in totaal ongeveer 2.315 euro) (zaak 2, aangifte [slachtoffer 9] , dossier vanaf pag.1000),
 op 25 september 2019 een hoeveelheid geld (in totaal ongeveer 1.600 euro) (zaak 3, aangifte [slachtoffer 10] , dossier vanaf pag.l100),
 op 22 oktober 2019 een hoeveelheid geld (in totaal ongeveer 2.411 euro) (zaak 5, aangifte [slachtoffer 11] , dossier vanaf pag. 1300)
 op 22 februari 2020 een hoeveelheid geld (in totaal ongeveer 6.045 euro) (zaak 11, aangifte [slachtoffer 12] , dossier vanaf pag. 1600)
 op 22 februari 2020 een hoeveelheid geld (in totaal ongeveer 3.868 euro) (zaak 12, aangifte [slachtoffer 13] , dossier vanaf pag. 1700),
en hij en/of zijn mededader(s) van het plegen van dit feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt.

2.

hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 24 september 2019 tot en met 22 februari 2020 te Deventer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten de persoonlijke bankomgeving van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] is binnengedrongen,
[alias medeverdachte 1] . door het doorbreken van een beveiliging,
b. door een technische ingreep, te weten
c. met behulp van valse signalen of een valse sleutel,
te weten door gebruik te maken van een pinpas met bijbehorende pincode en/of een (valse) inlogcode ten behoeve van toegang tot mobielbankieren van de rekeningen van voornoemde [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] in elk geval een niet op naam van hem verdachte staande en/of toebehorende pinpas met bijbehorende pincode en/of bankrekening,
d. door het aannemen van een valse hoedanigheid,
door gebruik te maken van een pinpas met bijbehorende pincode en/of een (valse) inlogcode ten behoeve van toegang tot mobielbankieren van de rekeningen van voornoemde [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] ,
in elk geval een niet op naam van hem verdachte staande en/of toebehorende pinpas met bijbehorende pincode en/of bankrekening
en hij vervolgens de gegevens die zijn opgeslagen, worden verwerkt of worden overgedragen door middel van voornoemd geautomatiseerd werk waarin hij zich wederrechtelijk bevond voor zichzelf/haarzelf en/of een ander heeft overgenomen, afgetapt en/of opgenomen (te weten door het (telkens) pinnen van grote geldbedragen en/of het doen van aankopen van goederen) en/of
hij in of omstreeks 24 september 2019 tot en met 22 februari 2020 te Deventer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een computerwachtwoord, toegangscode en/of daarmee vergelijkbaar gegeven, waardoor toegang kon worden gekregen tot een (deel van een) geautomatiseerd werk
heeft vervaardigd, verkocht, verworven, ingevoerd, verspreid en/of anderszins ter beschikking heeft gesteld en/of voorhanden heeft gehad, met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel l38ab, eerste lid, 138h of 139e Wetboek van strafrecht werd gepleegd, door
 de pinpas met bijbehorende pincode en/of de inloggegevens ten behoeve van internetbankieren van de bankrekening van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] voorhanden te hebben en/of
 met die pinpas en bijbehorende pincode geld te pinnen en/of goederen aan te schaffen en/of
 met die inloggegevens in te loggen op het persoonlijke mobiel/internetbankieren account van die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
 vervolgens geld te pinnen en/of goederen aan te schaffen vanaf de rekening van die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] ;
(zaak 2, dossier pag. 1000),
(zaak 3, dossier pag. 1100)
(zaak 5, dossier pag. 1300)
(zaak 11, dossier pag. 1600)
(zaak 12, dossier pag. 1700)
3
primair:
hij op of omstreeks 19 oktober 2019 en/of 17 februari 2020 te Deventer, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6]
(telkens) heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten de afgifte van een hoeveelheid geld (te weten resp. in totaal 10.150 euro en/of 1.440 euro en/of 4.330 euro), door (via (een) mededader(s)),
met die [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] ,
 middels een mobiel telefoonnummer via Whatsapp contact op te nemen en zich daarbij voor te doen als een familielid van die [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6]
 daarbij aan te geven een nieuw telefoonnummer te hebben,
 tegenover die [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] te doen voordoen dat er een storing bij de bank zou zijn
 vervolgens die [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] te vragen om (met spoed) één of meerdere openstaande bedragen over te maken;
(zaak 4, dossier pag. 1200)
(zaak 9, dossier pag. 1400)
(zaak 10, dossier pag. 1500)
Subsidiair:
één of meer onbekend gebleven dader(s) op of omstreeks 19 oktober 2019 en/of 17 februari 2020 te Deventer, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] (telkens) heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten de afgifte van een hoeveelheid geld (te weten resp. in totaal 10.150 euro en/of 1.440 euro en/of 4.330 euro),
door (via (een) mededader(s)) met die [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6]
 middels een mobiel telefoonnummer via WhatsApp contact op te nemen en zich daarbij voor te doen als een familielid van die [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6]
 daarbij aan te geven een nieuw telefoonnummer te hebben,
 tegenover die [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] te doen voordoen dat er een storing bij de bank zou zijn
 vervolgens die [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] te vragen om (met spoed) één of meerdere openstaande bedragen over te maken,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen op/in of omstreeks (een korte periode voor) 25 september 2019 en/of l (een korte periode voor) 17 februari 2020 te Deventer en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid/ middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door
 het ronselen/verschaften/voorhanden hebben van een pinpas en/of pincode en/of toegangscode ten behoeve van internetbankieren van de bankrekening(en) waar voornoemde bedragen op konden worden gestort,
 het ter beschikking laten stellen van zijn medeverdachtes bankrekening ten behoeve van het storten van het/de hiervoor genoemde bedrag/bedragen
 het doorgeven via WhatsApp aan die onbekend gebleven mededader(s) van een betaallink met daarop een bedrag en een bankrekeningnummer, welke betaallink werd gebruikt om die [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] geld te laten overboeken naar die bankrekeningnummers en/of
 het kort na het overmaken van het geld door die [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] pinnen van die gelden;
(zaak 4, dossier pag. 1200)
(zaak 9, dossier pag. 1400)
(zaak 10, dossier pag. 1500)
Meer subsidiair:
hij op één of meer tijdstippen op in of omstreeks 19 oktober 2019 en/of 17 februari 2020, te Deventer,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen. althans alleen,
(telkens) van een voorwerp, te weten de hierna te noemen geldbedragen, de werkelijke aard/ de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp, te weten de hierna te noemen geldbedragen was, en/of
heeft verborgen en/of verhuld wie een voorwerp, te weten de hierna te noemen geldbedragen, voorhanden had,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
en/of voorwerpen, te weten de hierna te noemen geldbedragen, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van voorwerpen, te weten de hierna te noemen geldbedragen gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, te weten:
 op 19 oktober 2019 een hoeveelheid geld (in totaal ongeveer 10.151 euro) (zaak 4, dossier vanaf pag. 1200)
 op 17 februari 2020 een hoeveelheid geld (in totaal ongeveer 1.440 euro) (zaak 9, dossier vanaf pag. 1400)
 op 17 februari 2020 een hoeveelheid geld (in totaal ongeveer 4.330 euro) (zaak 10, dossier vanaf pag. 1500),
en hij en/of zijn mededader(s) van het plegen van dit feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
4.
hij in of omstreeks de periode van 7 september 2019 tot en met 21 april 2020, te Deventer, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens)
voorwerpen, te weten de hierna te noemen geldbedragen, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van voorwerpen, te weten de hierna te noemen geldbedragen gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
te weten een geldbedrag van
 3.400 3.400 euro, althans een hoeveelheid geld (zaak 1, aangifte [slachtoffer 14] , dossier vanaf pag. 2000),
 3.400 1.500 euro, althans een hoeveelheid geld (zaak 6, aangifte [slachtoffer 15] , dossier vanaf pag. 2100),
 3.400 2.495 euro, althans een hoeveelheid geld (zaak 7, aangifte [slachtoffer 16] , dossier vanaf pag. 2200)
 3.400 2.400 euro, althans een hoeveelheid geld (zaak 8, aangifte [slachtoffer 17] , dossier vanaf pag. 2300),
 3.400 2.371 euro, althans een hoeveelheid geld (zaak 14, aangifte [slachtoffer 18] , dossier vanaf pag. 2400)
 3.400 2.230 euro, althans een hoeveelheid geld (zaak 15, aangifte [slachtoffer 19] , dossier vanaf pag. 2500)
 3.400 een hoeveelheid geld (zaak 16, aangifte [slachtoffer 20] , dossier vanaf pag. 2600)
 3.400 een hoeveelheid geld (zaak 17, aangifte [slachtoffer 21] , dossier vanaf pag. 2700)
 3.400 3.580 euro, althans een hoeveelheid geld (zaak 18, aangifte [slachtoffer 22] , dossier vanaf pag. 2800),
 3.400 1.000 euro, althans een hoeveelheid geld (zaak 19, aangifte [slachtoffer 23] , dossier vanaf pag. 2900)
 3.400 9.850 euro, althans een hoeveelheid geld (zaak 22, aangifte [slachtoffer 24] , dossier vanaf pag. 3200),
 3.400 500 euro, althans een hoeveelheid geld (zaak 23, aangifte [slachtoffer 25] , dossier vanaf pag. 3300)
 3.400 3.160 euro, althans een hoeveelheid geld (zaak 24, aangifte [slachtoffer 26] , dossier vanaf pag. 3400)
en hij van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt;
Parketnummer 08/025218-20
1
Primair:
hij op één of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 13 april 2019 te Deventer, althans (elders) in Nederland, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten de persoonlijke bankomgeving van [slachtoffer 7] en/of een pinautomaat van de Rabobank,
is binnengedrongen
[alias medeverdachte 1] . door het doorbreken van een beveiliging,
b. door een technische ingreep, te weten,
c. met behulp van valse signalen of een valse sleutel, te weten door gebruik te maken van een pinpas met bijbehorende pincode van die [slachtoffer 7] , in elk geval een niet op naam van hem verdachte staande en/of toebehorende pinpas met bijbehorende pincode,
d. door het aannemen van een valse hoedanigheid door gebruik te maken van een pinpas met bijbehorende pincode van die [slachtoffer 7] , in elk geval een niet op naam van hem verdachte staande en/of toebehorende pinpas met bijbehorende pincode;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 13 april 2019 te Twello, gemeente Voorst en/of te Deventer, althans (elders) in Nederland, een voorwerp, te weten een geldbedrag (totaal 1902 euro), heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een voorwerp, te weten voornoemd geldbedrag gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
2.
Primair:
hij op of omstreeks 13 april 2019 te Twello, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 8] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te wetende afgifte van een hoeveelheid geld (in totaal 1902,21 euro),
door
 middels een mobiel telefoonnummer via WhatsApp contact op te nemen met die [slachtoffer 8] en zich daarbij voor te doen als de zoon van die [slachtoffer 8] en/of
 deze [slachtoffer 8] te doen voorkomen dat er een storing bij de bank zou zijn en/of
 deze [slachtoffer 8] te vragen om (met spoed) één of meerdere openstaande bedragen over te maken en/of
 kort nadat die [slachtoffer 8] de bedragen had overgemaakt het pinnen van dat geld;
Subsidiair:
één of meerdere onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 13 april 2019 te Twello, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 8] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te wetende afgifte van een hoeveelheid geld (in totaal 1902,21 euro),
door
 middels een mobiel telefoonnummer (06-) via WhatsApp contact op te nemen met die [slachtoffer 8]
 en zich daarbij voor te doen als de zoon van die [slachtoffer 8] en/of
 deze [slachtoffer 8] te doen voordoen dat er een storing bij de bank is en/of
 deze [slachtoffer 8] te vragen om (met spoed) één of meerdere openstaande bedragen over te maken,
waardoor die [slachtoffer 8] werd bewogen tot de afgifte van die hoeveelheid geld,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op/in of omstreeks (in een korte periode voorafgaande aan) 13 april 2019 te Twello en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door
 het ronselen/verschaften/voorhanden hebben van een pinpas en/of pincode en/of toegangscode ten behoeve van internetbankieren van de bankrekening(en) waar voornoemde bedragen op konden worden gestort,
 deze één of meerdere onbekend gebleven perso(o)n(en) de persoonlijke gegevens van voornoemde [slachtoffer 8] ter beschikking te stellen en/of
 het doorgeven via WhatsApp aan die onbekend gebleven mededader(s) van een betaallink met daarop een bedrag en een bankrekeningnummer, welke betaallink werd gebruikt om die [slachtoffer 8] geld te laten overboeken naar dat bankrekeningnummer en/of
 het kort na het overmaken van het geld door [slachtoffer 8] pinnen van die gelden;
Meer subsidiair:
hij op of omstreeks 13 april 2019 te Twello, althans (elders) in Nederland, een voorwerp, te weten een hoeveelheid geld (te weten 1902,21 ), voorhanden heeft gehad en/of overgedragen, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf.
3.
hij op of omstreeks 29 januari 2020 te Deventer een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Smith & Wesson, type 2213, kaliber .221r. zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Ten aanzien van parketnummer 08-952251-20
De feiten 1, 2, 3 en 4:
Op 12 december 2019 heeft een medewerker [casino 1] te Deventer aangifte gedaan van witwassen.
In de aangifte werd melding gedaan van het feit dat in het casino meerdere malen geld was opgenomen dat vermoedelijk was verkregen uit strafbare feiten. Uit de politiesystemen bleek dat ook op 28 oktober 2019 melding was gedaan van vergelijkbare, opmerkelijke, geldopnames in [casino 1] . Het casino had daarvan de camerabeelden veiliggesteld. Naar aanleiding van de aangifte van december 2019 heeft de officier van justitie een strafrechtelijk onderzoek gestart onder de naam ‘ Lucky ONRAA20001 ’. [1]
Uit onderzoek bleek dat bij de "verdachte” pintransacties in [casino 1] op 19 en 22 oktober 2019 verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] betrokken waren.
Op 19 oktober 2019 werd gezien dat twee mannen veel contant muntgeld hadden gepind, dat door hen even later werd ingewisseld voor briefgeld. De mannen hadden in een tijdsbestek van 22 minuten voor € 1.800,-- aan munten gepind. Op 22 oktober 2019 werden dezelfde twee mannen gezien in het casino terwijl zij bij de pinautomaat muntgeld pinden. De mannen pinden toen met verschillende telefoons binnen 21 minuten een bedrag van
€ 1.180,-- aan muntgeld en wisselden dat geld even later om. [2]
Gevraagd naar hun legitimatie heeft één van de twee mannen op 22 oktober 2019 een identiteitsbewijs getoond op naam van [verdachte] , geboren [geboortedatum 1] 1992.
De andere man rende het casino uit. Even later rende ook degene die zich gelegitimeerd had het casino uit, onder achterlating van een bankpas, zijn identiteitsbewijs en een bedrag van
€ 1.063,50.
Het vermoeden was dat de twee mannen geld hadden gepind van een rekening die niet aan hen toebehoorde en zich schuldig maakten aan witwassen.
Verbalisant [verbalisant 1] herkende later de tweede man als [medeverdachte 1] .
Ten aanzien van parketnummer 08-025218-20
De feiten 1 en 2
Op 18 april 2019 heeft [slachtoffer 8] (hierna: [slachtoffer 8] ) aangifte gedaan van identiteitsfraude en oplichting, gepleegd via WhatsApp.
Aangever had op 13 april 2019 verschillende WhatsApp berichten ontvangen vanaf telefoonnummer [telefoonnummer 1] . [3] Hij zag daarbij een profielfoto van zijn zoon en kleinzoon. In het eerste bericht werd door ‘zijn zoon’ gemeld dat hij een nieuw nummer had en dat zijn oude nummer kon worden gewist. Na een berichtje over het eten appte ‘zijn zoon’ dat zijn bank een storing had waardoor hij problemen had met de betaling van enkele rekeningen. [slachtoffer 8] kreeg het verzoek om twee forse rekeningen te betalen. Aangever had de indruk dat het verhaal klopte omdat zijn zoon met de tuin bezig was en de rekeningen daar betrekking op hadden. Verzocht werd om een bedrag van € 973,72 en een bedrag van
€ 928,49 over te maken naar een - via WhatsApp doorgegeven - rekeningnummer op naam van [slachtoffer 7] (hierna: [slachtoffer 7] ). Beide bedragen zijn door aangever overgemaakt naar voornoemd rekeningnummer. Toen even later de zoon van aangever arriveerde, begreep aangever van zijn zoon dat hij niet verzocht had om het geld over te boeken. Daarop is contact met de bank opgenomen. Het gestorte bedrag (in totaal: € 1902,21 euro) kon niet meer worden gestorneerd.
Op basis van onderzoek naar de identiteit van de rekeninghouder van [rekeningnummer 1] , de verklaringen van rekeninghouder [slachtoffer 7] , onderzoek aan de hand van camerabeelden van de Rabobank naar de pintransacties op 13 april 2019 tussen 17:50 uur en 17:55 uur - waarbij geldbedragen van € 900,-- en € 1.000,-- zijn opgenomen van genoemde bankrekening - kwam verdachte naar voren als de pinner van het geld. [4]
Feit 3:
Tijdens zijn verhoor naar aanleiding van het voorgaande heeft verdachte op 29 januari 2020 onder meer verklaard dat het klopt dat hij de beschikking over een vuurwapen had, een ‘Smith en Wesson’, zoals onder 3 ten laste gelegd.
Het vuurwapen is mede aan de hand van de verklaringen van verdachte en zijn vriendin op 29 januari 2020 in beslag genomen.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de feiten onder 08-952251-20
Ten aanzien van parketnummer 08-952251-20 onder 1 en 2 acht de officier van justitie op basis van het onderzoek wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de zaken met de zaaknummers 2, 3 en 5 in een nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte 1] en/of anderen schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen.
Verdachte en de medeverdachte hebben de in die zaken ten laste gelegde geldbedragen verworven en voorhanden gehad door die gelden te pinnen.
Ten aanzien van de vraag in hoeverre sprake is geweest van medeplegen is de officier van justitie van mening dat uit het dossier blijkt dat zowel verdachte [verdachte] als verdachte [medeverdachte 1] bij de feiten van de zaakdossiers 2 en 3 en 5 betrokken zijn geweest, en die feiten ook tezamen en in vereniging hebben gepleegd. De officier van justitie heeft daartoe betoogd dat het dossier vele camerabeelden bevat die zien op zaakdossiers waarop alleen verdachte [verdachte] is te zien, maar tevens camerabeelden waar (mede-)verdachte [medeverdachte 1] op te zien is, bijvoorbeeld op de camerabeelden van de gebeurtenissen die zich op 25 september 2019 bij de [winkel] en bij [tankstation] hebben voorgedaan. De verdachten verplaatsten zich op dat moment samen in een auto, te weten een Ford Fiësta.
De inbeslaggenomen en uitgelezen telefoon van [medeverdachte 1] bevatte vele foto’s van (verschillende) bankpassen, chatgesprekken met ‘geldezels’ alsook berichten waaruit blijkt dat [medeverdachte 1] betaallinks heeft aangemaakt en die naar [verdachte] heeft verzonden.
Ten aanzien van zaakdossier 5 geldt dat op camerabeelden, opgenomen in het casino, beide verdachten, [verdachte] en [medeverdachte 1] , samen zijn te zien.
Ten aanzien van verdachte [verdachte] geldt dat het dossier voldoende bewijs bevat om te concluderen dat hij ook de feiten van de zaakdossiers 11 en 12 samen met een ander of anderen heeft gepleegd. De geldezel in die zaken, [slachtoffer 3] , heeft verklaard dat zij haar pas en code (gedwongen) heeft moeten afstaan aan onbekende mannen. Verdachte heeft meermaals grote geldbedragen gepind van de rekening van [slachtoffer 3] .
Uit de bewijsmiddelen volgt dat beide verdachten vele malen geldbedragen hebben gepind en/of gecasht. Verdachten hebben die geldbedragen verworven, voorhanden gehad, en (deels) overgedragen en gebruikt. De officier van justitie acht daarom het (mede-)plegen van gewoontewitwassen in de onder 1 ten laste gelegde zaken bewezen.
De officier van justitie acht ook het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Er is sprake geweest van het - in nauwe en bewuste samenwerking met een of meer anderen - plegen van computervredebreuk door bankrekeningen van derden (de ‘geldezels’) te hacken met gebruikmaking van een valse inlogcode, een valse sleutel of een valse hoedanigheid, én van het plegen van het misdrijf van het onrechtmatig voorhanden hebben van inlogcodes, wachtwoorden en pincodes met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 138b of 139c Sr zou worden gepleegd in de zin van artikel 139d lid 2 Sr.
De officier van justitie acht op grond van het dossier voorts het medeplegen van de onder 3 primair (de zaken 4, 9 en 10) ten laste gelegde oplichtingen wettig en overtuigend bewezen. Beide verdachten zijn bij deze zaken betrokken geweest. Uit het bewijs volgt dat de feiten in een nauwe en bewuste samenwerking zijn gepleegd waarbij [verdachte] en [medeverdachte 1] - in samenwerking met weer andere verdachten - een cruciale rol hebben gespeeld in een geheel van oplichtingshandelingen teneinde de oplichting(en) te doen slagen.
De officier van justitie is van oordeel dat ook het onder 4 ten laste gelegde, een ‘verzamelfeit’ betreffende het medeplegen van (gewoonte-)witwassen van geldbedragen in dertien zaken wettig en overtuigend kan worden bewezen verklaard. Uit de bewijsmiddelen volgt dat het telkens verdachte is die de door de aangevers overgemaakte geldbedragen pint, en daarmee – samen met anderen - die geldbedragen heeft witgewassen aangezien verdachte wist dat dat geld uit enig misdrijf was verkregen.
Ten aanzien van de onder 08-025218-20 ten laste gelegde feiten
De officier van justitie acht het onder 2 ten laste gelegde medeplegen van oplichting wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft die oplichting gepleegd in een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte.
Ook het onder 3 ten laste gelegde kan worden bewezenverklaard, aldus de officier van justitie.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting de volgende verweren gevoerd - samengevat weergegeven - :
Ten aanzien van parketnummer 08-952251-20:
Feit 1:
De raadsvrouw heeft – ten aanzien van alle ten laste gelegde zaken - vrijspraak bepleit van witwassen in de zin van artikel 420bis lid 1 onder [alias medeverdachte 1] Sr omdat geen sprake is geweest van verbergings- of verhullingshandelingen.
De raadsvrouw heeft daarnaast vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde ‘medeplegen’ omdat het dossier onvoldoende aanwijzingen bevat dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en een of meer medeverdachten.
Zó al op grond van het dossier zou kunnen worden geconcludeerd dat sprake is van aanknopingspunten om uit te gaan van een samenwerking dan is daarover onvoldoende bekend geworden om te kunnen beoordelen in welke vorm die samenwerking dan heeft plaatsgevonden en/of welk gewicht daarbij aan het aandeel van verdachte kan worden gehecht. De gedragingen van verdachte zijn hoogstens te kwalificeren als het (alleen) plegen van ‘opzetwitwassen in de zin van artikel 420bis lid 1 onder b Sr’ aldus de raadsvrouw.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van zaak 5 (benadeelde: [slachtoffer 11] ).
Voor die zaak geldt, aldus de raadsvrouw, dat uit het dossier niet meer duidelijk is dan dat verdachte zich bij de pinautomaat in het casino heeft bevonden. Op basis van de stukken, de waarneming aan de hand van de (wazige) camerabeelden en de bij die stukken en beelden behorende tijdstippen is een deel van de pintransacties of afschrijvingen niet, dan wel onvoldoende, te linken aan verdachte.
Tenslotte dienen de bedragen zoals die in de afzonderlijke zaken zijn ten laste gelegd naar beneden te worden bijgesteld, aldus de raadsvrouw. Alleen dát deel van de geldbedragen kan worden bewezen verklaard, waarvan vaststaat dat verdachte die daadwerkelijk zelf heeft opgenomen.
Feit 2:
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak van feit 2 bepleit wegens gebrek aan bewijs.
Daartoe is aangevoerd - samengevat weergegeven - dat niet kan worden bewezenverklaard dat sprake is geweest van ‘wederrechtelijk binnendringen’ in een geautomatiseerd werk, vanwege de - door verdachte - veronderstelde toestemming van de rekeninghouders dan wel de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , dat zij een rekening hebben geopend onder druk van ene [naam 2] .
Op basis van het dossier kan niet méér worden vastgesteld dan dat verdachte in de zaken 2, 3, 11 en 12 de bankpassen van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] voorhanden heeft gehad en gebruikt. Verdachte had die passen via, via, verkregen.
Ten aanzien van de zaken 11 en 12 geldt dat de (nadere) verklaring van [slachtoffer 3] - dat zij haar bankpas onder druk heeft afgestaan - als onbetrouwbaar dient te worden aangemerkt en niet kan worden gebezigd voor het bewijs. Ten aanzien van zaak 5 geldt dat het dossier geen bewijs bevat dat verdachte de beschikking heeft gehad over de bankpas van [slachtoffer 2] .
Feit 3:
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit van de onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde (mede-) plegen van oplichting in de zaken met de zaaksnummers 4, 9 en 10 dan wel de medeplichtigheid aan oplichting, wegens - primair - het ontbreken van (dubbel) opzet dan wel - subsidiair - een gebrek aan bewijs ten aanzien van betrokkenheid van verdachte.
Verdachte had geen wetenschap ten aanzien van het feit dat anderen middels WhatsApp werden opgelicht, aldus de raadsvrouw. Daarnaast speelde verdachte bij het plegen van de oplichtingen geen actieve rol en kreeg hij slechts een klein percentage van de buit. Hij werd door anderen ‘als een loopjongen gebruikt’ en heeft zich vooral beziggehouden met het pinnen van geld. Deze rol kan niet worden beschouwd als het leveren van een wezenlijke bijdrage aan het ten laste gelegde handelen.
Die rol van verdachte is ook te beperkt geweest om te oordelen dat sprake is geweest van medeplichtigheid aan de oplichtingen. Uit het dossier kan slechts worden afgeleid dat verdachte pinpassen voorhanden heeft gehad en in een enkel geval ook zelf een pintransactie heeft verricht. Mocht de rechtbank komen tot een bewezenverklaring van oplichting dan kan de rol/bijdrage van verdachte hooguit worden beschouwd als die van een medeplichtige.
Feit 4:
Onder feit 4 wordt aan verdachte in 13 zaken verweten zich schuldig te hebben gemaakt aan gewoonte witwassen. Gewoonte witwassen in de zin van artikel 420 lid 1 aanhef onder b Sr en artikel 420ter Sr kan worden bewezenverklaard, aldus de raadsvrouw.
Ten aanzien van parketnummer 08-025218-20:
Feit 1:
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit en daartoe aangevoerd dat het bestanddeel ‘wederrechtelijk binnendringen in een geautomatiseerd werk’, onderdeel van het tenlastegelegde delict (artikel 138ab lid 1 Sr ) niet kan worden bewezenverklaard. Zowel verdachte als [slachtoffer 7] hebben immers verklaard dat [slachtoffer 7] zijn bankpas en de bijbehorende pincode vrijwillig afgestaan aan verdachte.
Het onder 1 subsidiair ten laste gelegde witwassen kan, mede op grond van de verklaring van verdachte, worden bewezenverklaard, aldus de raadsvrouw, maar alleen in de zin van artikel 420bis lid 1 aanhef onder b Sr. Het geldbedrag dient volgens de raadsvrouw te worden beperkt tot € 1.900,-- nu verdachte bedragen van € 900,-- en € 1.000,-- heeft gepind.
Feit 2:
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit van de primair ten laste gelegde oplichting, wegens gebrek aan bewijs. Verdachte heeft zich daaraan niet schuldig gemaakt. Het telefoonnummer waarmee de WhatsApp berichten naar [slachtoffer 8] zijn verzonden is niet aan verdachte te linken. Het dossier bevat ook onvoldoende aanknopingspunten om te oordelen dat sprake is geweest van medeplegen. De rol van verdachte kan hooguit worden beschouwd als die van een medeplichtige.
Feit 3: Ten aanzien van dit feit zijn geen verweren gevoerd.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder parketnummer 08-952251-20 onder 1, 2, 3 primair en 4 ten laste gelegde feiten en de onder parketnummer 08-025218-20 onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
4.4.1
Ten aanzien van parketnummer 08- 08-952251-20, feit 1, 2, 3 primair en 4:
Aan verdachte wordt onder genoemd parketnummer op basis van bevindingen in het onderzoek ‘Lucky’ verweten zich schuldig te hebben gemaakt aan - kortgezegd – het (mede-) plegen van gewoontewitwassen, oplichting en computervredebreuk.
Uit het onderzoek ‘Lucky’ is ten aanzien van de werkwijze in algemene zin het volgende gebleken. [5]
In het onderzoek Lucky zijn vele aangiften ingediend ter zake van oplichting en/of
(identiteits-)fraude.
De aangevers zijn steeds via WhatsApp benaderd door iemand die zich uitgaf voor een naaste (vaak een gezins - of familielid) van de aangever. Middels een WhatsApp-bericht gaf die ‘naaste’ aan dat hij of zij een nieuw telefoonnummer had en het oude nummer kon worden gewist. Bij dat eerste WhatsApp-bericht en de daarop volgende berichten was telkens de profielfoto van de betreffende naaste te zien; aangevers waren (mede) hierdoor in de veronderstelling dat het bericht van die naaste afkomstig was. De ‘naaste’ verzocht de aangever in alle gevallen om hem of haar (met spoed) te helpen bij de betaling van één of meer rekeningen. De redenen waarom hij of zij zelf dat zelf niet kon doen wisselden: een storing in internetbankieren, de aanschaf van een nieuwe telefoon en dergelijke. De hoogte van de gevraagde ‘bedragen’ varieerde van honderden tot enkele duizenden euro’s. Door de wijze waarop de misleiding plaatsvond, voelden aangevers zich genoodzaakt om hun naaste te helpen. De druk werd vaak behoorlijk opgevoerd.
In alle gevallen is verzocht om het geld direct naar de rekening van ‘de schuldeiser’ over te maken waarbij dan een rekeningnummer van een ‘geldezel’ of ‘money-mule’ werd opgegeven en een link met een betaalverzoek werd gestuurd. Nadat was betaald, werden vaak nog één of meer betalingsverzoeken gedaan onder het mom dat er ‘nog een factuur over het hoofd was gezien’ of een soortgelijke reden. Vrijwel steeds werd om een bewijs van betaling verzocht. Het overgemaakte geld werd veelal binnen een half uur na de overboeking van de rekening gepind.
De pinner kon veelal inloggen op de persoonlijke bankomgeving van de geldezel via een app voor internetbankieren of anders via de website van de bank. De inlogcodes waren daarvoor van de geldezel/ rekeninghouder verkregen. De online bankomgevingen van de geldezels waren zó ingesteld dat zodra geld was overgemaakt er een melding binnenkwam. Het overgemaakte geld kon hierdoor nog vóórdat de rekening kon worden geblokkeerd, worden opgenomen. In een aantal gevallen is met behulp van NFC (Near Field Communication) gepind, waarbij een telefoon als pinpas wordt gebruikt.
De rechtbank stelt ten behoeve van de beoordeling van de aan verdachte ten laste gelegde feiten, onder meer oplichting en (gewoonte)witwassen, allereerst de volgende relevante (beoordelings-)kaders voorop.
Oplichting [6]
Bij artikel 326, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (het strafbare feit oplichting) gaat het ten aanzien van het gebruik van een samenweefsel van verdichtsels het in de kern om gesproken en/of geschreven uitingen die bij die ander een meer dan een enkele leugenachtige mededeling gebaseerde onjuiste voorstelling van zaken in het leven kunnen roepen. (..) (..) van 'meer dan een enkele leugenachtige mededeling' kan niet slechts sprake zijn indien meerdere duidelijk van elkaar te scheiden leugens kunnen worden aangewezen, maar ook indien sprake is van een leugenachtige mededeling van voldoende gewicht, in combinatie met andere aan de verdachte toe te rekenen omstandigheden die tot misleiding van het beoogde slachtoffer kunnen leiden, zoals het misbruik van een tussen de verdachte en het beoogde slachtoffer bestaande vertrouwensrelatie.
Bij listige kunstgrepen gaat het in vergelijkbare zin in de kern om meer dan een enkele misleidende feitelijke handeling die een onjuiste voorstelling van zaken in het leven kan roepen. Bij de oplichtingsmiddelen die bestaan uit het aannemen van een valse naam of een valse hoedanigheid, gaat het er in de kern om dat het handelen van de verdachte ertoe kan leiden dat bij de ander een onjuiste voorstelling van zaken in het leven wordt geroepen met betrekking tot de 'persoon' van de verdachte, hetzij wat betreft diens naam, hetzij wat betreft diens hoedanigheid, waarbij die onjuiste voorstelling van zaken in het leven wordt geroepen teneinde daarvan misbruik te maken.
Van het in het bestanddeel ‘beweegt’ tot uitdrukking gebrachte causaal verband is sprake als voldoende aannemelijk is dat het slachtoffer mede onder invloed van de door het desbetreffende oplichtingsmiddel in het leven geroepen onjuiste voorstelling van zaken is overgegaan tot de afgifte van enig goed, tot het verlenen van een dienst, tot het ter beschikking stellen van gegevens, tot het aangaan van een schuld of tot het teniet doen van een inschuld als bedoeld in art. 326, eerste lid, Sr.
Witwassen: [7]
Op grond van doel en strekking van art. 420bis Sr (witwassen) en mede in het licht van de geschiedenis van de totstandkoming van die bepaling moet worden aangenomen dat uit de bewijsmiddelen niet behoeft te kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Uit de bewijsmiddelen hoeft niet te kunnen worden afgeleid door wie, wanneer en waar dit misdrijf concreet is begaan. Dat onder een verdachte aangetroffen contant geld ‘uit enig misdrijf afkomstig is’, kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is.
Het is aan het openbaar ministerie bewijs bij te brengen waaruit zodanige feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid. Indien de vastgestelde feiten en omstandigheden het vermoeden rechtvaardigen dat een geldbedrag dat de verdachte voorhanden heeft gehad – onmiddellijk of middellijk – uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld. (..)
Uit de wetsgeschiedenis volgt dat ook in het geval het witwassen de opbrengsten van eigen misdrijf betreft, van de witwasser in beginsel een handeling wordt gevergd die erop is gericht ‘om zijn criminele opbrengsten veilig te stellen’. Gelet hierop moet worden aangenomen dat indien vaststaat dat het enkele verwerven of voorhanden hebben door de verdachte van een voorwerp dat onmiddellijk afkomstig is uit een door hemzelf begaan misdrijf niet kan hebben bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat voorwerp, die gedraging niet als (schuld)witwassen kan worden gekwalificeerd.
Er moet dus sprake zijn van een gedraging die meer omvat dan het enkele verwerven of voorhanden hebben en die een op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat door eigen misdrijf verkregen voorwerp gericht karakter heeft. [8]
Medeplegen. [9]
De betrokkenheid aan een strafbaar feit kan als medeplegen worden bewezen verklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan ook sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier blijkt ten aanzien van de relevante feiten en omstandigheden in het kader van de ten laste gelegde feiten in het algemeen, en de rol van de verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] in het bijzonder, het volgende.
Verdachte heeft tijdens zijn verhoren van 28 en 29 april 2019 ten aanzien van zijn handelen het volgende verklaard.
Een jaar of twee geleden werd hij door personen benaderd die hem vroegen of hij bankpassen wilde aanleveren waar geld op kon worden gestort. Verdachte wilde dat wel en hij kreeg daar dan € 200,-- voor. Verdachte heeft over die andere personen niet willen verklaren. Van de rekeningen van die rekeninghouders / ‘geldezels’, kon geld worden gepind. Verdachte had wel het vermoeden dat dat geld op die rekeningen binnenkwam ‘via WhatsApp’. Het Whats-appen naar de aangevers deed verdachte, naar eigen zeggen, niet zelf. Het regelen van een bankpas en bankgegevens ging soms via-via, en soms kende hij de geldezel zelf. Verdachte stuurde wel foto’s rond, via Snapchat, met een tekst als ‘Deel je kaarten..’, en daar kreeg hij wel positieve reacties op. Zij, die hun rekening overdroegen, wisten wel wat er ging gebeuren, aldus verdachte. Verdachte kreeg van de rekeninghouders ook de inlogcodes om in hun bankomgeving te kunnen inloggen. Hij kon inloggen met zijn telefoon. Verdachte maakte in de apps van de banken ook betaalverzoeken aan voor bedragen van twee [alias medeverdachte 1] drieduizend euro en die stuurde hij dan door met Snapchat. Hij kon in de bankomgeving ook de limieten verhogen. Bij het activeren van de app van de Rabobank koos hij zelf de code. De code van de rekeninghouder/ geldezel werkte dan niet meer. Verdachte zag hoeveel geld er binnenkwam op de rekening van de geldezel. Zodra hij de melding ontving dat een betaalverzoek was voldaan, gaf hij zijn telefoon aan iemand om te pinnen, of hij ging zelf pinnen. Met de app van de bank ‘Bunq’ kon verdachte geld pinnen met zijn telefoon. Dat deed hij bij [casino 1] te Deventer. Toen het casino moeilijk ging doen, vroeg hij aan anderen om het geld te pinnen. Bij andere banken gebruikte bij de bankpas.
Verdachte heeft van heel veel bankrekeningen geld gepind. Hij kreeg vijftig procent van het gepinde geld. Als iemand anders voor hem gepind had, betaalde verdachte diegene, met wisselende bedragen. Zodra was gepind, pakte hij zijn deel, de helft. Iedereen kreeg ‘zijn procenten’. Het geld gaf hij vaak direct weer uit. Verdachte had een werktelefoon, een Iphone. Daarvan heeft verdachte de toegangscode niet willen verstrekken. Het nummer van zijn andere telefoon, een Samsung Galaxy A20, was: [telefoonnummer 2] .
De hiervoor weergegeven verklaringen van verdachte omtrent zijn activiteiten vinden steun in vele bewijsmiddelen in het dossier - opgenomen in de aan dit vonnis gehechte bewijsmiddelen bijlage - , in de eerste plaats in de vele aangiften van benadeelden. De verklaringen van verdachte vinden voorts bevestiging in processen-verbaal van bevindingen met betrekking tot camerabeelden, verhoren met verklaringen van ‘geldezels’, bevindingen met betrekking tot in voertuigen aangetroffen bankpassen en bevindingen met betrekking tot in de telefoons van de verdachten aangetroffen (chat-)gesprekken, waarbij onder meer betaallinks en/of afbeeldingen van bankpassen en banksaldo’s zijn verzonden.
Uit genoemde bewijsmiddelen volgt dat verdachte telkens op enigerlei wijze kan worden gelinkt aan de ten laste gelegde zaken/aangiften , hetzij op basis van waarneming op camerabeelden van hetgeen zich heeft afgespeeld bij pinautomaten bij bankgebouwen en/of casino’s en in winkels, hetzij op basis van onder verdachte aangetroffen en/of door verdachte gebruikte pinpassen, hetzij op basis van overige bevindingen uit het opsporingsonderzoek, zoals verklaringen van verdachten of getuigen of gevoerde chatgesprekken.
Uit het dossier blijkt dat het (grootschalige) (gewoonte-)witwassen heeft kunnen plaatsvinden door het plegen van vele - met behulp van WhatsApp - oplichtingen en computervredebreuk. Telkens zijn de aangevers door een combinatie van het aannemen van een valse naam en/of hoedanigheid en een samenweefsel van verdichtsels in de vorm van leugenachtige berichten, verzonden via WhatsApp en listige kunstgrepen (gepleegd door middel van computervredebreuk en daarmee samenhangende strafbaar handelen) bewogen tot afgifte (het overmaken) van vele geldbedragen.
Het door de aangevers overgemaakte geld is telkens zeer kort na de overboekingen van de bankrekeningen van de geldezels gehaald in de vorm van contant geld, dat vervolgens aan anderen is overgedragen en/of gebruikt. Er is op grote schaal misbruik gemaakt van bankrekeningen van derden/ geldezels; op de bankomgeving van die bankrekeningen is door verdachten ingebroken met behulp van soms nieuw aangemaakte pin- en inlogcodes.
Alle ten laste gelegde strafbare feiten en handelingen hangen nauw met elkaar samen.
Ook in de overeenkomende modus operandi - gezien de inhoud van de aangiften - ziet de rechtbank steun voor haar oordeel dat de ten laste gelegde feiten in samenhang moeten worden beschouwd en beoordeeld.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte bij het plegen van die met elkaar samenhangende strafbare feiten een actieve rol heeft gespeeld en daarbij tevens heeft gehandeld in een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachten, waaronder medeverdachte [medeverdachte 1] . Hoewel niet steeds sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering, is de bijdrage van verdachte aan het ten laste gelegde steeds van een zodanig gewicht geweest dat deze moet worden aangemerkt als medeplegen. Zo heeft verdachte personen geronseld die hun bankpas en bankgegevens hebben afgestaan en die als geldezel konden fungeren. Verdachte wist dat op die rekeningen veel geld zou binnenkomen, dat afkomstig was van slachtoffers van frauduleus handelen via WhatsApp.
Verdachte heeft ook anderszins essentiële bijdragen geleverd aan activiteiten in het kader van de oplichtingen, bijvoorbeeld door vele betaalverzoeken aan te maken en deze door te sturen naar medeverdachten en door op actieve wijze de bankrekeningen van de vele geldezels te beheren, betaallimieten te verhogen en (pin - en inlog-)codes aan te maken en/of te wijzigen waardoor de oorspronkelijke rekeninghouders geen gebruik meer konden maken van hun bankomgeving. Verdachte heeft bovendien veelvuldig geldbedragen opgenomen van rekeningen van die geldezels. Hij stond ten tijde van het plegen van de oplichtingen en het overmaken van het geld door de benadeelden steeds in nauw contact met één of meer medeverdachten.
Op basis van vooraf gemaakte afspraken met de medeverdachten - van wie verdachte geen naam heeft willen noemen - heeft verdachte gedeeld in de buit, naar eigen zeggen voor vijftig procent, en dat geld, zoals hij heeft verklaard, meestal in korte tijd ook weer uitgegeven.
Gelet op het voorgaande en gelet op hetgeen voor het overige is gebleken ten aanzien van het handelen van verdachte en de medeverdachten is de rechtbank van oordeel dat verdachte binnen het geheel niet een slechts onderschikte rol heeft gespeeld maar, daarentegen, een essentiële, actieve en organiserende rol. Verdachte heeft bij de uitvoering van de feiten (telkens) een materiële en/of intellectuele bijdrage geleverd van een zodanig gewicht dat sprake is geweest van medeplegen.
Met in achtneming van het hiervoor overwogene acht de rechtbank het onder 1 ten laste gelegde medeplegen van (gewoon-)witwassen in de zaken 2, 3, 5, 11 en 12, het onder feit 2 ten laste gelegde medeplegen van computervredebreuk in de zaken 2, 3, 5, 11 en 12 en het onder feit 4 ten laste gelegde gewoontewitwassen in de zaken met de zaaksnummers 1, 6, 7, 8, 14, 15 16, 17, 18,, 19, 22, 23, en 24 wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van de onder 1 en 4 ten laste gelegde voorwerpen in de vorm van geldbedragen waren, zo stelt de rechtbank vast, onmiddellijk afkomstig uit door verdachte - in samenwerking met de medeverdachten - zelf begane misdrijven. De rechtbank acht bewezen dat verdachte die geldbedragen, samen met een ander of anderen, heeft witgewassen door die geldbedragen te hebben verworven en voorhanden te hebben gehad en doordat verdachte, in het bijzonder gelet op zijn gedragingen met betrekking tot die geldbedragen, welke gedragingen de rechtbank in dit verband redengevend acht, daarnaast handelingen heeft verricht die er naar hun uiterlijke verschijningsvorm (kennelijk) gericht op zijn geweest de criminele herkomst van die geldbedragen te verbergen of te verhullen.
Dat verbergen en verhullen heeft in dit geval telkens bestaan uit het doorsluizen van de uit oplichting verkregen geldbedragen naar rekeningen van geldezels, het binnen zeer korte tijd na de overboekingen door de aangevers contant opnemen van dat geld, en dat contante geld (deels) overdragen aan een of meer medeverdachten en het besteden /uitgeven van dat geld.
De rechtbank acht tevens wettig en overtuigend bewezen verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 3 primair ten laste gelegde medeplegen van oplichting in de zaken 4, 9 en 10 (oplichting ten aanzien van de aangevers [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] ).
parketnummer 08-025218-20:
feit 1 primair en feit 2.
[slachtoffer 7] heeft bij de politie verklaard dat hij in maart of april 2019 in contact kwam met [verdachte] uit Deventer. [verdachte] vertelde dat hij geld kon verdienen door zijn bankpas en pincode af te staan. Hij wilde ook kunnen internetbankieren met die bankrekening. [slachtoffer 7] ging akkoord omdat hij geld nodig had.
Verdachte heeft verklaard – hier kort weergegeven - dat hij het telefoonnummer van zijn begeleider van het UWV, [slachtoffer 8] , en het rekeningnummer van [slachtoffer 7] aan [naam 3] of [naam 3] uit Almere-Haven heeft gegeven, door verdachte ook [naam 3] genoemd.
[naam 3] zou daar via WhatsApp fraude mee gaan plegen. Hij vroeg verdachte om mee te doen. Verdachte zou bankpassen verstrekken en een telefoonnummer en naam van iemand en de naam van diegene op Facebook. Met behulp van Facebook zou een profielfoto worden gemaakt die bij de fraude zou worden gebruikt en gekeken kunnen worden wie vrienden waren et cetera. [naam 3] zou zich voordoen als zoon van [slachtoffer 8] .
Verdachte heeft de bankpas van [slachtoffer 7] geregeld, waar het geld op zou worden gestort, en hij zou gaan pinnen. Verdachte ontving van de medeverdachte een afbeelding waaruit bleek dat [slachtoffer 8] appte dat het geld zou worden overgemaakt. Het contact van verdachte met [naam 3] verliep meestal via Snapchat.
Verdachte kon internetbankieren met de rekening van [slachtoffer 7] . Hij had het internetbankieren zo ingesteld, dat hij een melding kreeg zodra geld was overgemaakt. Na het pinnen heeft verdachte het afgesproken bedrag in de vorm van contant geld aan [naam 3] overhandigd. Volgens afspraak ontving verdachte zelf vijftig procent; dat geld moest hij dan delen met degene van wie de bankpas was. Hij pinde een bedrag van ongeveer
€ 1.900,-- of 2.000,--.
Uit het voorgaande volgt dat verdachte aan de medeverdachte allerlei gegevens heeft verstrekt - het telefoonnummer en de personalia van de benadeelde, een bankrekeningnummer met naam - terwijl hij wist dat daarmee, middels WhatsApp, fraude zou worden gepleegd.
Voorafgaand aan de oplichting zijn afspraken gemaakt en taken verdeeld.
Verdachte regelde een bankpas en pincode. Verdachte was ervan op de hoogte dat [naam 3] of [naam 3] die gegevens nodig had om een ander om de tuin te leiden. Hij wist dat de medeverdachte [slachtoffer 8] zou gaan benaderen via WhatsApp en hem – onder valse naam en voorwendselen – verzoeken zou gaan doen om geld over te maken. Tijdens het plegen van het feit bleef verdachte in nauw contact met de medeverdachte; de laatste stuurde hem een bericht zodra duidelijk was dat de benadeelde het geld zou overmaken. Daarop nam verdachte het geld snel op. De buit werd fifty-fifty verdeeld.
Verdachte heeft een cruciale rol gespeeld door de gegevens te verschaffen en het geld op te nemen en aldus bewust en actief meegewerkt aan het tot stand brengen van de oplichtingshandelingen.
De rechtbank is gelet op het voorgaande in samenhang bezien, van oordeel dat verdachte zich schuldig gemaakt aan het onder 2 primair ten laste gelegde medeplegen van oplichting.
Ten aanzien van feit 1 primair - de ten laste gelegde computervredebreuk - overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat het betalingsverkeer in Nederland in de huidige tijd voor een zeer groot deel gedigitaliseerd plaatsvindt.
Daartoe stellen de financiële instellingen bankrekeningen en allerlei vormen van internetbankieren ter beschikking die primair bedoeld zijn om het betalingsverkeer op integere manier te laten plaatsvinden. Het gebruik van internetbankieren is strikt voorbehouden aan daartoe gerechtigde personen. Misbruik van het gebruik van bankrekeningen of internetbankieren schendt de integriteit van het betalingsverkeer in Nederland.
De rechtbank stelt op basis van verklaring van [slachtoffer 7] vast dat hij zijn bankrekening ter beschikking heeft gesteld aan verdachte, en daartoe zijn bankpas en pincode aan verdachte heeft overhandigd. Daarbij was [slachtoffer 7] aldus zijn verklaring zich voldoende bewust van het feit dat de rekening gebruikt zou gaan worden voor wederrechtelijke activiteiten. Nu de rekening ook feitelijk is gebruikt voor wederrechtelijke activiteiten, zonder dat [slachtoffer 7] exact wist welke strafbare feiten gepleegd zouden gaan worden en tot welke overboekingen dat via zijn rekening zou leiden, en verdachte deze rekening ook feitelijk heeft gebruikt voor verschillende overboekingen en opnamen van geld afkomstig van oplichting, kan vastgesteld worden dat [slachtoffer 7] voor deze meer concrete handelingen geen toestemming heeft verleend. Nu verdachte deze concrete handelingen heeft verricht zonder specifieke toestemming van de rekeninghouder, is de rekening wederrechtelijk gebruikt. Verdachte is daarmee wederrechtelijk binnengedrongen in een geautomatiseerde werk, namelijk de bankomgeving van [slachtoffer 7] , met behulp van een valse sleutel, namelijk gebruik makend van de pincode, en door het aannemen van een valse hoedanigheid, waarbij verdachte zich heeft voorgedaan als de rechtmatige gebruiker van de rekening.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3:
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de - in de bijlage weergegeven – bewijsmiddelen. De rechtbank zal - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), daarbij volstaan met een opsomming van die bewijsmiddelen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hierboven opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 08-952251-20 onder 1, 2, 3 primair en 4 en het 08-025218-20 onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Parketnummer 08-952251-20:
1.
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 september 2019 tot en met 22 februari 2020 in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens van een voorwerp, te weten de hierna te noemen geldbedragen, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en verhuld en heeft verborgen en verhuld wie de rechthebbende op de hierna te noemen geldbedragen was, en
heeft verborgen en verhuld wie de hierna te noemen geldbedragen voorhanden had,
terwijl hij en zijn mededader(s) wisten dat die voorwerpen geheel - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
en voorwerpen, te weten de hierna te noemen geldbedragen, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en omgezet en van voorwerpen, te weten de hierna te noemen geldbedragen gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij en zijn mededader(s) wisten dat die voorwerpen geheel - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, te weten:
 op 25 september 2019 een hoeveelheid geld (in totaal ongeveer 2.315 euro) (zaak 2, aangifte [slachtoffer 9] , dossier vanaf pag.1000),
 op 25 september 2019 een hoeveelheid geld (in totaal ongeveer 1.600 euro) (zaak 3, aangifte [slachtoffer 10] , dossier vanaf pag.l100),
 op 22 oktober 2019 een hoeveelheid geld (in totaal ongeveer 2.411 euro) (zaak 5, aangifte [slachtoffer 11] , dossier vanaf pag. 1300)
 op 22 februari 2020 een hoeveelheid geld (in totaal ongeveer 6.045 euro) (zaak 11, aangifte [slachtoffer 12] , dossier vanaf pag. 1600)
 op 22 februari 2020 een hoeveelheid geld (in totaal ongeveer 3.868 euro) (zaak 12, aangifte [slachtoffer 13] , dossier vanaf pag. 1700),
en hij en zijn mededader(s) van het plegen van dit feit een gewoonte hebben gemaakt.

2.

hij op meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 24 september 2019 tot en met 22 februari 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens opzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten de persoonlijke bankomgeving van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] is binnengedrongen,
c. met behulp van valse signalen of een valse sleutel,
te weten door gebruik te maken van een pinpas met bijbehorende pincode en/of een (valse) inlogcode ten behoeve van toegang tot mobielbankieren van de rekeningen van voornoemde [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] in elk geval een niet op naam van hem, verdachte, staande en toebehorende pinpas met bijbehorende pincode en bankrekening,
d. door het aannemen van een valse hoedanigheid,
door gebruik te maken van een pinpas met bijbehorende pincode en een (valse) inlogcode ten behoeve van toegang tot mobielbankieren van de rekeningen van voornoemde [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , in elk geval een niet op naam van hem verdachte staande en toebehorende pinpas met bijbehorende pincode en bankrekening
en hij vervolgens de gegevens die zijn opgeslagen, worden verwerkt of worden overgedragen door middel van voornoemd geautomatiseerd werk waarin hij zich wederrechtelijk bevond voor zichzelf en/of een ander heeft overgenomen, afgetapt en/of opgenomen
(te weten door het (telkens) pinnen van grote geldbedragen en/of het doen van aankopen van goederen) en
hij in of omstreeks 24 september 2019 tot en met 22 februari 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, een computerwachtwoord, toegangscode en/of daarmee vergelijkbaar gegeven, waardoor toegang kon worden gekregen tot een (deel van een) geautomatiseerd werk
heeft vervaardigd, verworven, ingevoerd, verspreid en/of anderszins ter beschikking heeft gesteld en/of voorhanden heeft gehad, met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel l38ab, eerste lid, 138h of 139e Wetboek van strafrecht werd gepleegd, door
 de pinpas met bijbehorende pincode en/of de inloggegevens ten behoeve van internetbankieren van de bankrekening van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] voorhanden te hebben en
 met die pinpas en bijbehorende pincode geld te pinnen en/of goederen aan te schaffen en
 met die inloggegevens in te loggen op het persoonlijke mobiel/internetbankieren account van die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en
 vervolgens geld te pinnen en/of goederen aan te schaffen vanaf de rekening van die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] .
3
primair:
hij op of omstreeks 19 oktober 2019 en/of 17 februari 2020 in Nederland tezamen en in vereniging met meer anderen, meermalen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] telkens heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten de afgifte van een hoeveelheid geld (te weten resp. in totaal 10.150 euro en 1.440 euro en 4.330 euro), door (via (een) mededader(s)), met die [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] ,
 middels een mobiel telefoonnummer via Whatsapp contact op te nemen en zich daarbij voor te doen als een familielid van die [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6]
 daarbij aan te geven een nieuw telefoonnummer te hebben,
 tegenover die [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] te doen voordoen dat er een storing bij de bank zou zijn
 vervolgens die [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] te vragen om (met spoed) één of meerdere openstaande bedragen over te maken.
(zaak 4, dossier pag. 1200)
(zaak 9, dossier pag. 1400)
(zaak 10, dossier pag. 1500)
4.
hij in of omstreeks de periode van 7 september 2019 tot en met 21 april 2020 in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens voorwerpen, te weten de hierna te noemen geldbedragen, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en omgezet
en
van voorwerpen, te weten de hierna te noemen geldbedragen gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij en zijn mededader(s) wisten dat die voorwerpen geheel - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, te weten een geldbedrag van
 3.400 3.400 euro, althans een hoeveelheid geld (zaak 1, aangifte [slachtoffer 14] , dossier vanaf pag. 2000),
 3.400 1.500 euro, althans een hoeveelheid geld (zaak 6, aangifte [slachtoffer 15] , dossier vanaf pag. 2100),
 3.400 2.495 euro, althans een hoeveelheid geld (zaak 7, aangifte [slachtoffer 16] , dossier vanaf pag. 2200)
 3.400 2.400 euro, althans een hoeveelheid geld (zaak 8, aangifte [slachtoffer 17] , dossier vanaf pag. 2300),
 3.400 2.371 euro, althans een hoeveelheid geld (zaak 14, aangifte [slachtoffer 18] , dossier vanaf pag. 2400)
 3.400 2.230 euro, althans een hoeveelheid geld (zaak 15, aangifte [slachtoffer 19] , dossier vanaf pag. 2500)
 3.400 een hoeveelheid geld (zaak 16, aangifte [slachtoffer 20] , dossier vanaf pag. 2600)
 3.400 een hoeveelheid geld (zaak 17, aangifte [slachtoffer 21] , dossier vanaf pag. 2700)
 3.400 3.580 euro, althans een hoeveelheid geld (zaak 18, aangifte [slachtoffer 22] , dossier vanaf pag. 2800),
 3.400 1.000 euro, althans een hoeveelheid geld (zaak 19, aangifte [slachtoffer 23] , dossier vanaf pag. 2900)
 3.400 9.850 euro, althans een hoeveelheid geld (zaak 22, aangifte [slachtoffer 24] , dossier vanaf pag. 3200),
 3.400 500 euro, althans een hoeveelheid geld (zaak 23, aangifte [slachtoffer 25] , dossier vanaf pag. 3300)
 3.400 3.160 euro, althans een hoeveelheid geld (zaak 24, aangifte [slachtoffer 26] , dossier vanaf pag. 3400)
en hij van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt.
Parketnummer 08-025218-20:
1
Primair:
hij op tijdstippen op of omstreeks 13 april 2019 in Nederland, telkens opzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten de persoonlijke bankomgeving van [slachtoffer 7] en/of een pinautomaat van de Rabobank, is binnengedrongen
c. met behulp van valse signalen of een valse sleutel,
te weten door gebruik te maken van een pinpas met bijbehorende pincode van die [slachtoffer 7] , in elk geval een niet op naam van hem verdachte staande en toebehorende pinpas met bijbehorende pincode,
d. door het aannemen van een valse hoedanigheid door gebruik te maken van een pinpas met bijbehorende pincode van die [slachtoffer 7] , in elk geval een niet op naam van hem verdachte staande en/of toebehorende pinpas met bijbehorende pincode.
2.
Primair:
hij op 13 april 2019 in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 8] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten de afgifte van een hoeveelheid geld (in totaal 1902,21 euro),
door
 middels een mobiel telefoonnummer via Whatsapp contact op te nemen met die [slachtoffer 8] en zich daarbij voor te doen als de zoon van die [slachtoffer 8] en
 deze [slachtoffer 8] te doen voorkomen dat er een storing bij de bank zou zijn en
 deze [slachtoffer 8] te vragen om (met spoed) één of meerdere openstaande bedragen over te maken en
 kort nadat die [slachtoffer 8] de bedragen had overgemaakt het pinnen van dat geld.
3.
hij op of omstreeks 29 januari 2020 te Deventer een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Smith & Wesson, type 2213, kaliber .221r. zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 138ab, 139d lid 2 sub b, 326, 420bis lid 1 ahf onder [alias medeverdachte 1] en onder b en 420ter van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 lid 1 en 55 van de Wet wapens en munitie (Sr).
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 08-952251-20:
feit 1
het misdrijf:
medeplegen van gewoontewitwassen;
feit 2
het misdrijf:
medeplegen van computervredebreuk
en
een computerwachtwoord, toegangscode of daarmee vergelijkbaar gegeven waardoor toegang kan worden gekregen tot een geautomatiseerd werk of een deel daarvan verwerven en verspreiden of anderszins ter beschikking stellen of voorhanden hebben, met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 138a eerste lid, 138 b of 139c wordt gepleegd,
meermalen gepleegd;
feit 3 primair:
het misdrijf:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
feit 4
het misdrijf:
medeplegen van gewoontewitwassen;
Parketnummer 08-025218-20:
feit 1 primair
het misdrijf:
computervredebreuk;
feit 2 primair
het misdrijf:
medeplegen van oplichting;
feit 3
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de onder parketnummer 08-952251-20 onder feit 1, 2, 3 primair en 4 en de onder parketnummer 08-025218-20 onder 1 primair, 2 primair en 3 bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de onder parketnummer 08-952251-20 onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten en de onder parketnummer 08-025218-20 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaar, met aftrek van het voorarrest.
De officier van justitie heeft daarbij betoogd dat het gaat om meerdere ernstige feiten waarbij vele slachtoffers zijn gemaakt die, terwijl zij te goeder trouw waren, grote geldbedragen hebben overgemaakt.
De feiten zijn gepleegd met een grote mate van slinksheid en in georganiseerd verband. Ten aanzien van verdachte is sprake van het gedurende een langdurige periode witwassen van grote geldbedragen, het medeplegen van oplichtingen, het hacken van bankomgevingen met onrechtmatige gebruikmaking van wachtwoorden alsmede het voorhanden hebben van een vuurwapen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de strafoplegging in de eerste plaats verzocht om rekening te houden met de achtergrond en de persoonlijke omstandigheden van haar cliënt.
Daarnaast heeft de raadsvrouw verzocht om mee te wegen dat hij sinds zijn aanhouding openheid van zaken heeft gegeven en het feit dat het financiële voordeel uit de feiten is behaald relatief beperkt is gebleven nu haar cliënt een groot deel van het gepinde geld aan medeverdachten heeft afgestaan. Hij heeft inmiddels inzicht verkregen in de laakbaarheid van zijn handelen en is voornemens om zijn leven na de detentie een nieuwe wending te geven. De raadsvrouw heeft verzocht rekening te houden met het feit dat de eerdere veroordelingen van alweer oudere datum zijn en rekening te houden met de inhoud van het meest recente reclasseringsadvies en de daarin opgenomen bijzondere voorwaarden. In het geval van oplegging van gevangenisstraf heeft de raadsvrouw verzocht om aan haar cliënt niet een zwaardere straf op te leggen dan een korte onvoorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een forse voorwaardelijke gevangenisstraf en daarnaast een taakstraf, zo nodig van maximale duur.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich samen met anderen, waaronder - ten aanzien van parketnummer 08/952251-20 - met de medeverdachte [medeverdachte 1] , schuldig gemaakt aan het op grote schaal plegen van fraude, in de vorm van vele oplichtingen via social media en
(gewoonte-)witwassen van uit die oplichtingen verkregen gelden. Het frauduleuze handelen heeft zich in een langdurige periode en op zeer grote schaal voorgedaan.
Verdachte en zijn medeverdachte hebben vele slachtoffers gemaakt.
Behalve genoemde feiten heeft verdachte zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het meermalen plegen van computervredebreuk.
Met behulp van mobiele telefoons en van derden verkregen bankpassen en bijbehorende bankgegevens als inlogcodes, hebben verdachte en de medeverdachten kunnen binnendringen in de bankomgeving van die derden, overschrijvingen en banksaldo’s bekeken, betaalverzoeken aangemaakt en banklimieten verhoogd. Bij de oplichtingen, met behulp van WhatsApp gepleegd, zijn vele personen benaderd onder een valse naam en hoedanigheid waarbij verdachte en de medeverdachten zich hebben voorgedan als een naaste van het slachtoffer die in geldnood zat. Verdachte en de mededaders hebben vele slachtoffers geld afhandig weten te maken door hen te bewegen grote geldbedragen over te maken in reactie op verhalen over geldnood. Daarbij hebben verdachte en de medeverdachten op een listige en gewetenloze wijze misbruik gemaakt van de goedheid en het vertrouwen van anderen. Het overgemaakte geld werd heel snel na de overboeking contant opgenomen, verdeeld en uitgegeven.
Verdachte heeft een zeer actieve en organiserende rol gespeeld bij het frauduleuze handelen, onder meer door bankpassen en de bijbehorende bankgegevens en inlogcodes te verzamelen, betaalverzoeken aan te maken, banksaldo’s te checken en geld te pinnen. Verdachte heeft aldus een essentiële rol gespeeld in het geheel waarbinnen het strafbare handelen mogelijk is gemaakt.
Verdachte heeft kennelijk louter gehandeld ten behoeve van zijn eigen financieel gewin en zich op geen enkele wijze bekommerd om de persoonlijke en financiële situatie van zijn (vele) slachtoffers.
Het handelen van verdachte en de mededaders heeft bij de slachtoffers behalve heel veel stress en overlast in meer of mindere mate financiële schade ten gevolge gehad. Bovendien is door het handelen van verdachte en de medeverdachten het vertrouwen dat in een samenleving moet kunnen worden gesteld in het bankwezen en het financieel/ economisch verkeer ernstig geschaad.
De rechtbank acht het handelen van verdachte bijzonder naar, ernstig en laakbaar.
Verdachte heeft zich naast voornoemde feiten ook schuldig gemaakt aan en het voorhanden hebben van een vuurwapen.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en ernst van de feiten en een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie gedateerd 13 juli 2020 waaruit blijkt dat verdachte in het verleden reeds vele malen onherroepelijk is veroordeeld ter zake van, onder meer, soortgelijke feiten. Die eerdere veroordelingen hebben verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden opnieuw strafbare feiten te begaan.
De rechtbank is van oordeel dat het voorgaande ten nadele van verdachte moet meewegen bij de straftoemeting.
De rechtbank weegt bij de strafoplegging voorts ten nadele van de verdachte mee dat anders dan zijn raadsvrouw heeft betoogd verdachte niet meer dan slechts ten dele openheid van zaken heeft gegeven.
Bij een ernstige inbreuk op de rechtsorde, op een grote schaal, zoals hier aan de orde is past naar oordeel van de rechtbank alleen een aanzienlijke vrijheidsbenemende straf.
Bij de bepaling van de duur van de vrijheidsbenemende straf zoekt de rechtbank aansluiting bij de Oriëntatiepunten straftoemeting van het LOVS (Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken
).
Daarin wordt voor een fraudebedrag tussen de € 10.000,- en € 70.000,- als uitgangspunt gehanteerd een gevangenisstraf van twee tot vijf maanden en een taakstraf.
De rechtbank overweegt daarbij dat behalve het witwassen van vele geldbedragen verdachte een belangrijke rol heeft gespeeld bij het plegen van een groot aantal oplichtingen en het plegen van computervredebreuk. Hierbij is op grote schaal een ernstige inbreuk gemaakt op vertrouwensrelaties van slachtoffers. De rechtbank komt daarom tot een aanzienlijk hogere straf dan de genoemde oriëntatiepunten aangeven.
Bovendien heeft verdachte een vuurwapen voorhanden gehad.
Gelet op de ernst en de hoeveelheid feiten, de langdurige periode waarin het strafbare handelen zich heeft voorgedaan, de rol van verdachte, de nauwe samenwerking met de medeverdachten, de grote schaal waarop de strafbare feiten zijn begaan en de gebleken recidive, acht de rechtbank, alles afwegende, oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een substantiële duur - van een duur als hierna vermeld - passend en geboden.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van inbeslaggenomen voorwerpen geen beslissing kan worden genomen omdat op grond van het dossier niet duidelijk is, of en zo ja, ten aanzien van welke voorwerpen een beslissing genomen dient te worden, aangezien het dossier geen beslaglijst bevat.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partijen
Parketnummer 08-952251-20:
De volgende personen hebben zich ten aanzien van
feit 1als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces:
[slachtoffer 9] , [slachtoffer 10] , [slachtoffer 11] en [slachtoffer 13].
Deze benadeelde partijen hebben gevorderd verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van:
 [slachtoffer 9] : € 2.315,-- [drieëntwintighonderdvijftien euro];
 [slachtoffer 10] : € 1.600,-- [zestienhonderd euro];
 [slachtoffer 11] : € 2.411,80 [vierentwintighonderdelf euro tachtig];
 [slachtoffer 13] : € 3.868,33 [achtendertighonderdachtenzestig euro en drieëndertig cent],
te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De gevorderde materiële schade bestaat in alle gevallen uit de volgende posten:
- afschrijving(en) van hun bankrekening als gevolg van oplichting.
De volgende personen hebben zich ten aanzien van
feit 3als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces:
[slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] .
Deze benadeelde partijen hebben gevorderd verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van:
 [slachtoffer 4] : € 12.476,85 [twaalfduizendvierhonderdzesenzeventig euro en vijfentachtig cent];
 [slachtoffer 5] : € 1.440,-- [veertienhonderdveertig euro];
 [slachtoffer 6] : € 4.330,60 [vierduizenddriehonderddertig euro en zestig cent],
te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- afschrijving(en) van hun bankrekening als gevolg van oplichting.
De volgende personen hebben zich ten aanzien van
feit 4als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces:
[slachtoffer 14] , [slachtoffer 19],
[slachtoffer 18] , [slachtoffer 20] , [slachtoffer 24],
[slachtoffer 25] , [slachtoffer 26] en [slachtoffer 27].
Deze benadeelde partij hebben gevorderd verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van:
 [slachtoffer 14] : € 3.400,-- [vierendertighonderd euro];
 [slachtoffer 19] : € 2.230,-- [tweeëntwintighonderddertig euro];
 [slachtoffer 18] : € 2.377,55 [drieëntwintighonderdzevenenzeventig euro en vijfenvijftig cent];
 [slachtoffer 20] : € 5.661,25 [zesenvijftighonderdéénenzestig euro en vijfentwintig cent] (inclusief immateriële schade);
 [slachtoffer 24] : € 9.353.45 [negenduizenddriehonderddrieënvijftig euro en vijfenveertig cent];
 [slachtoffer 25] : € 750,-- [zevenhonderdvijftig euro], (inclusief immateriële schade);
 [slachtoffer 26] : € 3.460,-- [vierendertighonderdzestig euro],(inclusief immateriële schade);
 [slachtoffer 27] : € 6.085,-- [zesduizendvijfentachtig euro], (inclusief immateriële schade),
te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
 afschrijving(en) van hun bankrekening als gevolg van oplichting.
[slachtoffer 27] : afschrijving(en) van een bankrekening als gevolg van oplichting, te vergoeden uren besteed na het delict, en omzetderving.
Bij na te noemen benadeelde partijen bestaat de genoemde vordering tot schadevergoeding voor een deel mede uit immateriële schade, te weten bij:
 [slachtoffer 20] : een deel groot: € 450,--
 [slachtoffer 25] : een deel groot: € 250,--
 [slachtoffer 26] : een deel groot: € 300,--
 [slachtoffer 27] : een deel groot: € 2.000,--
Parketnummer 08/025218-20:
[slachtoffer 8]heeft zich ten aanzien van
feit 2 primairals benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij heeft gevorderd verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van: € 1.196,21 [elfhonderd zesennegentig euro en éénentwintig cent],
te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- afschrijvingen van bankrekening als gevolg van oplichting.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 27] af te wijzen omdat deze vordering geen verband houdt met één van de ten laste gelegde zaken.
De officier van justitie heeft verzocht om de overige vorderingen toe te wijzen, voor zover deze zien op materiële schade, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Voor zover de vorderingen zien op immateriële schadevergoeding heeft de officier van justitie verzocht die af te wijzen omdat in die gevallen, een aantasting van de persoon of geestelijk letsel niet is vastgesteld, zij het dat het handelen van verdachte(n) (veel) overlast en ellende heeft veroorzaakt.
De officier van justitie heeft verzocht om ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 9] , [slachtoffer 10] , [slachtoffer 11] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] te bepalen dat verdachte voor die schade hoofdelijk aansprakelijk is, samen met de medeverdachte(n).
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw is primair van mening dat de vorderingen van de benadeelde partijen niet ontvankelijk zijn, voor zover deze zien op feiten waarvan verdachte volgens het pleidooi van de verdediging moet worden vrijgesproken.
Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat de vorderingen van de benadeelde partijen slechts kunnen worden toegewezen in die gevallen waarin, en voor zover als, de vorderingen zien op feiten en/of handelingen waar verdachte op grond van bewijs uitdrukkelijk bij betrokken is. Slechts die vorderingen, die rechtstreeks verband houden met (bewezen verklaarde) witwasfeiten kunnen worden toegewezen en dan nog slechts tot voor dat deel van de vordering ten aanzien waarvan kan worden vastgesteld dat verdachte betrokken is geweest bij het pinnen/ witwassen van dat geldbedrag.
Voor zover de vorderingen zien op immateriële schade heeft de raadsvrouw verzocht die vorderingen niet ontvankelijk te verklaren omdat het bestaan van geestelijk letsel niet is vastgesteld op basis van objectieve maatstaven.
De raadsvrouw heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 27] niet ontvankelijk te verklaren omdat die vordering geen verband houdt met zaken die ten laste zijn gelegd.
8.4
.4 Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 08-952251-20:
Feit 1 en 3 primair:
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de hierna te noemen benadeelde partijen.
De opgevoerde schadepost(en) ten aanzien van de materiële schade is/zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot de volgende bedragen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd:
 [slachtoffer 9] : € 2.315,-- ;
 [slachtoffer 10] : € 1.600,-- ;
 [slachtoffer 11] : € 2.411,80;
 [slachtoffer 13] : € 3.868,33;
 [slachtoffer 4] : € 12.476,85;
 [slachtoffer 5] : € 1.440,-- ;
 [slachtoffer 6] : € 4.330,60.
Feit 4:
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de hierna te noemen benadeelde partijen.
De opgevoerde schadepost(en) ten aanzien van de materiële schade is/zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot de volgende bedragen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd:
 [slachtoffer 14] : € 3.400,-- ;
 [slachtoffer 19] : € 2.230,-- ;
 [slachtoffer 18] : € 2.377,55;
 [slachtoffer 20] : € 5.211,25;
 [slachtoffer 24] : € 9.353.45,-- ;
 [slachtoffer 25] : € 500,-- ;
 [slachtoffer 26] : € 3.160,-- ;
De door de benadeelde partijen [slachtoffer 20] , [slachtoffer 25] en [slachtoffer 26] onder immateriële schade opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan, omdat deze onvoldoende is onderbouwd.
Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden.
Deze benadeelde partijen zullen om die reden voor dat deel niet-ontvankelijk worden verklaard. Zij kunnen de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 27] niet ontvankelijk verklaren nu op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet is gebleken dat verdachte door het bewezen verklaarde handelen aan deze benadeelde partij rechtstreeks schade heeft toegebracht.
Parketnummer 08/025218-20:
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 2 primair bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij [slachtoffer 8] .
De opgevoerde schadepost(en) ten aanzien van de materiële schade is/zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot de volgende bedragen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd:
- [slachtoffer 8] : € 1.196,21.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, indien en voor zover de vorderingen zijn toegewezen, aangezien verdachte jegens die benadeelde partijen naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 36f, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

10. De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Parketnummer 08-952251-20:
feit 1
het misdrijf: medeplegen van gewoontewitwassen;
feit 2
het misdrijf: medeplegen van computervredebreuk
en
een computerwachtwoord, toegangscode of daarmee vergelijkbaar gegeven waardoor toegang kan worden gekregen tot een geautomatiseerd werk of een deel daarvan verwerven en verspreiden of anderszins ter beschikking stellen of voorhanden hebben, met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 138a eerste lid, 138 b of 139c wordt gepleegd,
meermalen gepleegd;
feit 3 primair:
het misdrijf: medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
feit 4
het misdrijf: medeplegen van gewoontewitwassen;
Parketnummer 08-025218-20:
feit 1 primair
het misdrijf: computervredebreuk;
feit 2 primair
het misdrijf: medeplegen van oplichting;
feit 3
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
strafbaarheid verdachte
 verklaart verdachte strafbaar voor het onder parketnummer 08-952251-20 onder feit 1, 2, 3 primair en 4 en onder parketnummer 08-025218-20 onder 1 primair, 2 primair en 3 bewezenverklaarde;
Straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
Schadevergoeding:
Parketnummer 08/025218-20:
Feit 1 en 3 primair:
 veroordeelt verdachte tot betaling aan de hierna genoemde benadeelde partijen van het hierna volgende bedrag:

[slachtoffer 9] (feit 1):
€ 2.315,--(te vermeerderen met de
wettelijke rentevanaf 25 september 2019) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;

[slachtoffer 10] (feit 1):
€ 1.600,--(te vermeerderen met de
wettelijke rentevanaf 25 september 2019) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;

[slachtoffer 11] (feit 1):
€ 2.411,80(te vermeerderen met de
wettelijke rentevanaf 22 oktober 2019) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;

[slachtoffer 13] (feit 1):
€ 3.868,33(te vermeerderen met de
wettelijke rentevanaf 22 februari 2020) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;

[slachtoffer 4] (feit 3 primair):
€ 12.476,85(te vermeerderen met de
wettelijke rentevanaf 19 oktober 2019) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;

[slachtoffer 5] (feit 3 primair):
€ 1.440,--(te vermeerderen met de
wettelijke rentevanaf 17 februari 2020) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;

[slachtoffer 6] (feit 3 primair):
€ 4.330,60(te vermeerderen met de
wettelijke rentevanaf 17 februari 2020) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
 veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door genoemde benadeelde partijen als hiervoor genoemd gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;

legtde
maatregel opdat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van de hierna te noemen bedragenten behoeve van de hierna te noemen benadeelden en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet.

[slachtoffer 9] (feit 1):
€ 2.315,--te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 september 2019 / gijzeling voor de duur van
33 dagenkan worden toegepast - een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan - ;

[slachtoffer 10] (feit 1):
€ 1.600,--te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 september 2019 / gijzeling voor de duur van
26 dagenkan worden toegepast - een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan -;

[slachtoffer 11] (feit 1):
€ 2.411,80te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2019 / gijzeling voor de duur van
34 dagenkan worden toegepast - een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan - ;

[slachtoffer 13] (feit 1):
€ 3.868,33te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 februari 2020 / gijzeling voor de duur van
48 dagenkan worden toegepast - een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan - ;

[slachtoffer 4] (feit 3 primair):
€ 12.476,85te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 oktober 2019/ gijzeling voor de duur van
97 dagenkan worden toegepast - een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan - ;

[slachtoffer 5] (feit 3 primair):
€ 1.440,--te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 februari 2020 / gijzeling voor de duur van
24 dagenkan worden toegepast - een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan - ;

[slachtoffer 6] (feit 3 primair):
€ 4.330,60te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 februari 2020 / gijzeling voor de duur van
53 dagenkan worden toegepast - een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan - ;
 bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
Feit 4:
 veroordeelt verdachte tot betaling aan de hierna genoemde benadeelde partijen van het hierna volgende bedrag:
[slachtoffer 14]:
€ 3.400,--(te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 september 2019) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
[slachtoffer 19]:
€ 2.230,--; (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 februari 2020) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
[slachtoffer 18]:
€ 2.377,55;(te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 februari 2020) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
[slachtoffer 20]:
€ 5.211,25; (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 september 2019) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
[slachtoffer 24]:
€ 9.353.45,--; (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 augustus 2019) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
[slachtoffer 25]:
€ 500,--; (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 november 2019) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
[slachtoffer 26]:
€ 3.160,--; (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 april 2019) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
 veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partijen als hiervoor genoemd gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;

legtde
maatregel opdat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van de hierna te noemen bedragenten behoeve van de hierna te noemen benadeelden en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling kan worden toegepast, een en ander voor zover dit niet door een mededader zal zijn voldaan.
Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet.
[slachtoffer 14]:
€ 3.400,--te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 september 2019 / gijzeling voor de duur van
44 dagenkan worden toegepast - een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan - ;
[slachtoffer 19]:
€ 2.230,--te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 februari 2020 / gijzeling voor de duur van
32 dagenkan worden toegepast - een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan - ;
[slachtoffer 18]:
€ 2.377,55te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 februari 2020 / gijzeling voor de duur van
33 dagenkan worden toegepast - een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan - ;
[slachtoffer 20]:
€ 5.211,25te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 september 2019 / gijzeling voor de duur van
61 dagenkan worden toegepast - een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan - ;
[slachtoffer 24]:
€ 9.353.45,--te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 augustus 2019 / gijzeling voor de duur van
81 dagenkan worden toegepast - een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan - ;
[slachtoffer 25]:
€ 500,--te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 november 2019 / gijzeling voor de duur van
10 dagenkan worden toegepast - een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan - ;
[slachtoffer 26]:
€ 3.160,--te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 april 2020 / gijzeling voor de duur van
41 dagenkan worden toegepast - een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan - ;
 bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
 bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 27]in het geheel
niet-ontvankelijkis in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
 bepaalt dat de benadeelde partijen
[slachtoffer 20] , [slachtoffer 25]en
[slachtoffer 26]voor een deel groot € 450,-( [slachtoffer 20] ), € 250,-- ( [slachtoffer 25] ) en € 300,-- ( [slachtoffer 26] )
niet-ontvankelijkzijn in de vordering, en dat deze benadeelde partijen de vorderingen voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
Parketnummer 08/025218-20:
 veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 8]ten aanzien van
feit 2 primairvan een bedrag van
€ 1.196,21(te vermeerderen met de
wettelijke rentevanaf 13 april 2019) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
 veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partijen als hiervoor genoemd gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
 legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het onder 2 primair bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.196,21,
te vermeerderen met de
wettelijke rentevanaf 13 april 2019 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
21 dagenkan worden toegepast - een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan - .
Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
 bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. ten Boer, voorzitter, mr. A . van Holten en mr. N.J.C. Monincx, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. van Westerlaak, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 10 september 2020.
Bijlage: bewijsmiddelenbijlage.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Parketnummer 08/952251-20
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het einddossier van de regiopolitie Oost-Nederland in het onderzoek ‘Lucky’, genummerd OONRAA20001, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] en gesloten op 2 juli 2020, met bijlagen. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van de feiten onder 1, 2, 3 en 4:
 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] , opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 2] , gesloten op 28 april 2020 (dossierpagina 192/ 253) voor zover inhoudende als
verklaring van verdachte [verdachte]:
(pag. 195/256 onderaan:)In het dagelijks leven regel ik weleens een bankpasje, zodat daar geld op komt. Ik krijg dan zelf een percentage van het geld dat van die rekening wordt gehaald. Ik wil niet zeggen voor wie ik dan zo’n pas regelt. Mijn mobiele telefoonnummer van zijn Samsung Galaxy A20 is: [telefoonnummer 2] .
(pag. 196/257:)
Ik maak wel gebruik van apps als WhatsApp en Snapchat. Ik kon met mijn telefoon geld pinnen bij de pinautomaat via een app van de bank Bunq. Dat heb ik onder meer gedaan bij [casino 1] te Deventer. Toen het casino daar moeilijk over ging doen, vroeg ik dat aan anderen. Het bedrag dat ik kreeg deelde ik dan. Er werd geld werd gepind van rekeningen van verschillende rekeninghouders. Die passen kreeg ik soms via-via, soms kende ik de rekeninghouders zelf. Ik logde met mijn telefoon in op die rekeningen. Daarvoor kreeg ik de code van de mensen die een rekening hadden geopend.
De inbeslaggenomen Iphone is een werktelefoon, maar daar wil ik geen toegangscode van afgeven.
(pag. 196 /257:)
Ik had wel vermoedens dat op die rekeningen geld binnenkwam via WhatsApp. Dat WhatsApp-en deed ik niet zelf; ik moest alleen geld pinnen.
(pag. 195/256:)Ik kom wel in casino’s; een casino in de omgeving van Nijmegen en ook in andere casino’s zoals in [casino 1] in Deventer.
(pag. 196/257 onderaan:)
Ik wist hoeveel er geld op de rekening kwam. Ik maakte betaalverzoeken aan in de app en die stuurde ik dan door via Snapchat. Ik zeg niet naar wie. Bij die betaalverzoeken ging het om bedragen tussen de twee - en drieduizend euro. Zodra ik een bevestiging kreeg dat het betaalverzoek was betaald, of daarover een melding kwam, moest er gepind worden. Dan gaf ik mijn telefoon aan iemand anders of ik ging zelf het geld pinnen.
(pag. 197/258 bovenaan:)
Als anderen voor mij gingen pinnen, gaf ik daar wisselende bedragen voor; daar sprak ik geen vast bedrag voor af Als er was gepind was pakte ik mijn deel. Ik gaf het geld vaak direct weer uit; ik probeerde van het leven te genieten.
 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] , opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 2] , gesloten op 29 april 2020 (dossierpagina 198/259) voor zover inhoudende als
aanvullende verklaringen van verdachte [verdachte]:
U houdt aan mij allerlei foto’s/ opnames voor, en geeft mij de gelegenheid hierop te reageren.
(foto’s en stills van camerabeelden: zie bijlagen bij het verhoor, pag. 206/267 – 281/343)
Bijlage 1.1 (pag. 267/206; betreftzaak 6, aangifte [slachtoffer 15], PL-0600-2019491387):
(pag. 199/260) Ik ben daar geld aan het pinnen. Ik wist dat er geld op die rekening kwam, en ik pinde het eraf.
Bijlage 2 (pag. 208/269; betreftzaak 1, aangifte [slachtoffer 14], PL2300 – 2019146565):
(pag. 199/ 260)
Ik ben die persoon die is te zien op die foto - die in het casino is gemaakt – en die € 1.000,-- pint.
In het casino gebruikte ik altijd de Bunq-bankomgeving. Ik kreeg dan een melding in de app van de Bunq bank. Bij andere banken pinde ik met een pasje.
Via apps op mijn telefoon kon ik zien of er geld op de rekening stond en de limiet verhogen. Bij het activeren van de app van de Rabobank koos ik de code. Het gevolg was dat de oude code niet meer werkte; daardoor konden anderen niet (meer) in hun bankomgeving via de app. Bij andere banken werkte dat anders.
Bijlagen 3.1- 3.4 (pag. 209/270 – 212/ 274; betreftzaak 5, aangifte [slachtoffer 11]. PL1500- 2019301237.Beelden/ stills camerabeelden van geld pinnen bij [casino 1] Deventer, 22 oktober 2019)
(pag. 200/261) Ik ben degenen die is te zien op deze camerabeelden. De bankgegevens van de rekening op naam van [slachtoffer 2] had ik via-via gekregen.
(tweede alinea) Ik heb heel erg vaak gepind; ik kan me niet alles herinneren.
(pag. 200/261 halverwege) Normaal gesproken kwamen er bedragen van € 3.000,-- tot € 5.000,-- binnen op een Bunq-bankrekening.
Bijlage 4:
(bijlage 4.1 e.v., vanaf pag. 213/274 t/m 223-284; betreft
zaak 2 en zaak 3, aangiften [slachtoffer 9] en [slachtoffer 10], PL0600- 2019439805; PL 0600-2019437009;
beelden van [tankstation] tankstation en de [winkel] .)
(pag. 201/262) Op die camerabeelden, opgenomen in de [winkel] , is te zien dat ik aan het pinnen ben. Ik kan me herinneren dat ik toen een telefoon heb gekocht.
Bijlage 71- 7.7(pag. 243/ 304 t/m 249 / 310,
betreft: zaak 8, aangifte [slachtoffer 17],PL1100- 2020031472, (
camerabeelden 11 februari 2020)
(pag. 202/ 263 derde en vierde alinea)
Dat ben ik. Ik ben hier aan het pinnen. U zegt dat ik pin van de rekening van [naam 33] en u vraagt of ik die persoon dan ken. Nee, ik ken haar niet.
(pag. 202/263 halverwege)
U vraagt hoeveel geld ik aan anderen moest afstaan. Ik gaf 50% aan de persoon die het geld erop gooit. Ik deelde mijn geld alleen met degene van wie ik de bankpas had gekregen.
Er waren genoeg mensen die hun bankpasje afstonden omdat ze wat willen verdienen.
Bijlage 8.1 – 8.9. (pag. 250/311 – 258/319; betreft
zaak 10, aangifte [slachtoffer 6]; c
amerabeelden 17 februari 2020, zaak 10,PL1700-2020054539)
(pag. 202/263)
Ik ben degene die op die beelden te zien. Ik maakte weleens een foto van een banksaldo. U zegt dat in deze zaak is geld naar een rekening van [medeverdachte 1] is overgemaakt en dat ik met zijn bankpas geld opneem. [medeverdachte 1] ken ik wel.
(pag. 203/264 bovenaan) Het kan zijn dat ik geld heb gepind met een bankpas van ene [slachtoffer 3] . Toen ik staande werd gehouden had ik een paar bankpasjes teveel.
[naam 4] ken ik wel; hij gaf mij zijn rekeninggegevens en hij heeft ook wel voor mij gepind. [naam 5] en [medeverdachte 2] hebben ook voor mij gepind en aan mij hun bankpas gegeven. Ik ken ook een [naam 7] , uit Deventer; ook van hem hebben we een bankpas van hem gehad.
(pag. 203/ 264 halverwege)
U vraagt hoe ik het regelde dat mensen hun bankpassen afstonden. Via SnapChat stuurde ik wel foto’s rond met de tekst ‘Deel je kaarten..’ ofzo. Dan kreeg ik best wat positieve reacties.
Ik heb inderdaad met de bankpas van [naam 8] bij het [casino 2] gepind.
T. a .v. bijlage 8.4(pag. 261/322 en 262 /323; betreft
zaak 12 aangifte [slachtoffer 13],
camerabeelden pinautomaat, 22 februari 2020,PL1500-2020063113)
U houdt mij voor dat [slachtoffer 3] uit [plaats 2] heeft verklaard dat een blanke en een donkere man bij haar thuis kwamen en haar € 2.000,-- beloofden wanneer zij geld op haar rekening mochten storten, en dat ik op deze camerabeelden met haar bankpas sta te pinnen.
Ik kan me herinneren dat ik toen gepind heb. Ik kwam daar iemand tegen; ik zeg niet wie.
Bijlagen 9.1 – 9.13(
camerabeelden geldautomaat, betreft
zaak 11PL1300-2020042973, pag. 266/327 t/m 278/ 340).
(pag. 203/264) Dat ben ik op die beelden. Over de andere persoon op de beelden zeg ik niets.
Bijlage 10.1 – 10.3:
(
foto’s beveiligingscamera van een geldautomaat 25 februari 2020;betreft
zaak 15; pag. 279/ 341 e.v.)
(pag. 203/264 onderaan, pag. 204) Ik ben degene die op de beelden is te zien. Ik heb van veel verschillende bankrekeningen gepind.
U vraagt waar al het geld is gebleven en waar dat voor is gebruikt; onder meer dat bedrag
€ 10.000,-. Iedereen kreeg zijn procenten.
U vraagt of één persoon opdrachten gaf, of meerdere personen. 99% gebeurde door één en dezelfde persoon. Als degene waar ik mee werkte een keer niet kon, dan vroeg ik wel iemand anders. Ik deed dit alles om geld te verdienen.
Een jaar of twee geleden werd ik benaderd door personen. Ze vroegen of ik een pasje kon leveren. Ik heb dat gedaan en ik kreeg daar geld voor. Ik was de hele dag kaarten aan het regelen en ik zag het als mijn werk.
En, ten aanzien van feit 1, 2, 3 en 4:
 Het proces-verbaal van
aangifte, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 4] en gesloten op 3 oktober 2019 (pag. 1005 – 1007), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – al verklaring van
aangever [slachtoffer 9] (zaak 2):
Ik doe aangifte van oplichting, gepleegd op 24 september 2019 om 17:00 uur en 25 september 2019 om 14:30 uur.
Doordat een valse naam/valse hoedanigheid werd aangenomen, dan wel gebruik heeft gemaakt van listige kunstgrepen/samenweefsel van verdichtsels, werd ik bewogen tot afgifte van geld/goed.
Op dinsdag 24 september 2019 omstreeks 17.00 uur kreeg ik op mijn mobiele telefoon via WhatsApp een bericht. Ik zag de profielfoto van mijn zus [naam 9] . In het appje stond: “ Hoi [slachtoffer 9] , wil je mijn nieuwe nummer opslaan, ik ben sinds vandaag overgestapt naar Sim-only. Haar nieuwe nummer was [telefoonnummer 3] .
Na wat appjes over en weer vroeg ze of ik mijn pc had aanstaan. Ze zei dat zij een storing had met internetbankieren en ze gaf aan dat ze nog een betaling moest verrichten die voor morgen betaald moest zijn. Ik probeerde haar eerst op haar nieuwe nummer te bellen maar dat lukte niet. De volgende dag ontving ik van haar een betaalverzoek van de bank Bunq met het verzoek een bedrag van € 857,50 over te maken naar rekeningnummer [rekeningnummer 2] , door te boeken naar: [rekeningnummer 3] . Hierna kreeg ik nóg twee betaalverzoeken, de eerste betrof wederom een bedrag van € 857.50 euro. De rekeningnummers waren hetzelfde als de eerste keer. Op zaterdag 28 september 2019 belde ik mijn zus en vroeg wanneer ze het mij zou terug betalen. Ze vroeg wat ik bedoelde en zo kwam ik erachter dat ik was opgelicht. Bij deze aangifte voeg ik kopieën van onder andere de banktransacties en de Whats-App berichten met de betaalverzoeken die mij zijn toegestuurd.
Bijlagen:
 Prints van betaalverzoeken (pag. 1008 en 1009) en prints van banktransacties BUNQ BV 25 september 2019 betreffende drie afschrijvingen van bedragen à € 857,50, € 857,50 en € 600,-- vanaf de ABN-Amro rekening van [slachtoffer 9] . (pag. 1010).
 Prints van Whats-App berichten met onder meer enkele betaalverzoeken.
 Het proces-verbaal van
aangifte, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5] en gesloten op 1 oktober 2019 (pag. 1105 – 1107), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als
verklaring van aangever [slachtoffer 10] (zaak 3):
Ik doe aangifte van oplichting, gepleegd op 25 september 2019 tussen 14:50 uur en 17:00 uur.
Doordat een valse naam/valse hoedanigheid werd aangenomen dan wel gebruik maakte van listige kunstgrepen/samenweefsel van verdichtsels, werd ik bewogen tot afgifte van geld/goed.
Op 25 september 2019 omstreeks 15:50 uur kreeg ik een WhatsApp bericht van – naar ik veronderstelde - mijn broer, vanaf het nummer: [telefoonnummer 4] . In dit berichtje stond: “Wil je even mijn nieuwe nummer aanpassen? [naam 10] ”. Ik paste zijn telefoonnummer aan. Ik had met [naam 10] een gesprek via WhatsApp over de verbouwing van een oprit. Degene met wie ik appte kwam echt over als mijn broer. Diezelfde dag omstreeks 15:20 uur vroeg [naam 10] of ik voor hem een betaling kon overmaken omdat hem dat zelf niet lukte door een systeemfout. Hij vroeg om één keer € 800,-- en één keer € 700,-- over te maken. Ik kreeg vervolgens twee betaalverzoekjes vanaf de bank Bunq; één van € 857,50 en één van € 742,50; totaal € 1600,-- .
Ik kwam op een site van de Bunq-bank en kon via Ideal betalen. Ik heb de twee bedragen overgemaakt vanaf mijn zakelijke en mijn persoonlijke bankrekening naar het opgegeven rekeningnummer [rekeningnummer 4] , ten name van [slachtoffer 1] .
Nadat het geld was overgemaakt kreeg ik nog een appje van [naam 10] of het allemaal geregeld was.
Op 26 september 2019 werd ik gebeld door de fraudeafdeling van de Rabobank en kreeg ik te horen dat ik was opgelicht.
 Het proces-verbaal van verdenking m.b.t. (mede-)verdachte [slachtoffer 1] , opgemaakt door verbalisant [verbalisant 6] , gesloten op 28 februari 2020 (pag. 1018 – 1019), voor zover inhoudende als
bevindingen van verbalisantvoornoemd:
[slachtoffer 9] en [slachtoffer 10] hebben aangifte van oplichting gedaan. Aan hen is via WhatsApp verzocht (op 24 september 2019 en op 25 september 2019) om betalingen over te maken de rekening [rekeningnummer 3] .
Op grond van een vordering ex. artikel 126nc van het Wetboek van Strafvordering zijn bij de bank de identificerende gegevens gevorderd van: [rekeningnummer 3] .
Door de bank Bunq BV zijn de gegevens verstrekt. Genoemd rekeningnummer staat op naam van:
[slachtoffer 1], geboren [geboortedatum 2] 2001, wonende te [woonplaats] .
 Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] , opgemaakt en gesloten op 4 november 2019 (pag. 1020 - 1021) voor zover inhoudende als
bevindingen van verbalisant voornoemd:
Op grond van een vordering, heeft de Bunq-bank een overzicht verstrekt van transacties met betrekking tot het bankrekeningnummer [rekeningnummer 3] . In dat overzicht zijn een aantal winkelketens te vinden.
Op 18 oktober 2019 heb ik de winkels benaderd met de vraag of zij camerabeelden hebben van personen die op 25 september 2019 hun winkel hebben bezocht. Van de [winkel] te Deventer werd bericht ontvangen inhoudende dat zij camerabeelden hebben van personen die op de bewuste dag en het bewuste tijdstip op die beelden zijn te zien.
Op 25 september 2019 om 16.14 uur is een bedrag afgeschreven van € 1.045,-- in verband met de aanschaf van een telefoon. Op beelden van die middag zouden twee blanke mannen staan van 20 [alias medeverdachte 1] 25 jaar oud. Die telefoon kostte € 1.042,-- en daarnaast was er nog een blikje Redbull en Fuze Ice tea gekocht. De camerabeelden zijn veiliggesteld en zullen worden uitgewerkt.
Behalve de [winkel] bleek ook het [tankstation] -station aan [adres 2] camerabeelden te hebben van 25 september 2019.
 Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] , opgemaakt en gesloten op 25 oktober 2019 (pag. 1032 – 1033) voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als
bevindingen van verbalisantvoornoemd:
Op 25 oktober 2019 heb ik camerabeelden bekeken die door de [winkel] te Deventer zijn aangeleverd. Op een USB- stick staan camerabeelden opgenomen met verschillende camera’s.
Camera 18:
Bij een gangpad met mobiele telefoons staat naast een medewerker van de [winkel] een jongen met een blank uiterlijk van ongeveer 25 jaar, met op zijn gezicht een soort sikje aan onderzijde kin.
De jongen draagt een zwart shirt, zwart petje van “The North Face”. (persoon 1).
De medewerker van de [winkel] scant een doorzichtig doosje met een grijze deksel erop met daarin een zwart doosje. De medewerker van de [winkel] loopt weg en persoon 1 loopt achter hem aan.
Camera 2:
Te zien is dat persoon 1 in de richting van de kassakoopjes loopt. Hij heeft zijn telefoon in zijn hand. Daarachter loopt een jongen, van ongeveer 25 jaar, die witte schoenen, een spijkerbroek, en een witte trui draagt, met opdruk Boss (persoon 2). Persoon 2 heeft een briefje in zijn linkerhand.
Camera 4:
Persoon 1 pakt bij de kassa een blikje red bull. De kassamedewerkster pakt het doorzichtige doosje achter de kassa aan. Persoon 1 en persoon 2 staan samen bij de kassa. Persoon 2 pakte ice tea uit de koeling en geeft die aan persoon 1. Beide personen hebben een telefoon in hun hand. Persoon 1 legt zijn telefoon langs het pinapparaat. De kassamedewerkster opent de doorzichtige doos, pakt het zwarte doosje eruit en geeft deze aan persoon 1.
Persoon 1 opent zijn blikje Red Bull en geeft de Ice tea aan persoon 2. Persoon 1 krijgt een bon overhandigd van de kassamedewerkster. Persoon 1 en persoon 2 lopen weg, met het zwarte doosje en de bon van de [winkel] . De [winkel] heeft een foto meegestuurd, waarop de beide personen zijn te zien terwijl zij de [winkel] verlaten. Van de [winkel] is ook een kopie van de aankoopbon verkregen. Daaruit blijkt dat een Samsung Galaxy (Note 10 +, 256 GB, kleur black) was gekocht. Op de aankoopbon staan ook een blikje Red Bull en Ice-tea.
Bijlagen:
 Aankoopbon [winkel] 25 september 2019 16:15:08 uur; aanschaf Samsung Galaxy Note 10, € 1.042,--, Red Bull Energydrank en Fuze Tea; 25 (pag. 1034);
 Prints van camerabeelden [winkel] , 25 september 2019, rond 16:20 – 16:22 uur (pag. 1035 – 1041).
 Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 8] , opgemaakt en gesloten op 28 oktober 2019 (dossierpagina 1042 – 1045) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven – als
bevindingen van verbalisantvoornoemd:
Uit het transactieoverzicht van rekeningnummer [rekeningnummer 3] is gebleken dat op 25 september 2019 om 13:26 uur een betaling is gedaan van € 7,-- bij het [tankstation] -tankstation aan [adres 2] te Apeldoorn.
Het [tankstation] -tankstation heeft de camerabeelden van 25 september 2019 van 13:20 uur tot 13:40 uur veiliggesteld en, op basis van een vordering, verstrekt. Op de camerabeelden is het volgende te zien.
Datum/tijdstip: vanaf 25 september 2019 te 13:26:20 uur.
Een grijze Renault Megane Scenic ( [kenteken 1] ) met twee personen komt aanrijden en stopt bij pomp 7. De bestuurder, een blanke man van +/- 25 jaar, loopt naar de winkel. Hij heeft een wat gezet postuur en kort opgeschoren haar en een beginnend baardje. Hij draagt een zwarte jas van Adidas en een donkerkleurig poloshirt met merklabel (vermoedelijk BOSS). De bijrijder een blanke man met een wit petje op, blijft in het voertuig. De bestuurder heeft een tatoeage links in zijn nek en loopt de winkel in. Hij koopt bij de kassa een pakje sigaretten en houdt daarbij zijn mobiele telefoon tegen het pinapparaat. Kennelijk verricht hij (13:26:58 uur) een contactloze betaling. Dit tijdstip komt overeen met het tijdstip van de afschrijving op het transactieoverzicht van de rekening [rekeningnummer 3] . De bestuurder stapt om 13:27:20 uur weer in het voertuig en rijdt weg. Ik noem deze man ‘verdachte 1’.
Ik heb ook de camerabeelden van de [winkel] te Deventer van dezelfde middag bekeken. Ik herken de persoon, die in het proces-verbaal van bevindingen van het uitkijken van de camerabeelden van de [winkel] wordt aangeduid met ‘persoon 1’, zonder twijfel als zijnde verdachte 1.
Behalve het petje en de jas komen alle uiterlijke kenmerken (huidskleur, leeftijdsindicatie, postuur, schoenen) voor het overige exact overeen.
De persoon op de camerabeelden van de [winkel] Deventer die collega [verbalisant 7] heeft aangeduid met ‘persoon 2’, komt qua gezicht overeen met de bijrijder op de camerabeelden van de [tankstation] [adres 2] in Apeldoorn. Ik noem deze persoon ‘verdachte 2’.
De grijze Renault Megane ( [kenteken 1] ) blijkt op basis van de politiesystemen sinds 3 juli 2018 op naam te staan van [naam 11] , geboren op 29 juli 1998 te Deventer. Uit de politiesystemen blijkt dat deze persoon recent is aangemerkt als verdachte in een zaak van oplichting/WhatsApp-fraude.
Uit verklaringen van [naam 11] bij de politie lijkt dat hij een relatie heeft met [zus verdachte] , geboren op 19 januari 2001 te Lelystad.
[zus verdachte] heeft vier broers, waaronder:
[verdachte], geboren op [geboortedatum 1] 1992 te [geboorteplaats 1] .
In de politiesystemen zag ik een foto van [verdachte] in Bluespot van 18 juni 2013. Op deze foto is te zien dat [verdachte] tatoeage links in zijn nek heeft. De tatoeage komt qua vorm, grootte, plaats in de nek, kleur, et cetera exact overeen met de tatoeage van verdachte 1 die op camerabeelden van de [tankstation] [adres 2] in Apeldoorn te zien is.
[verdachte] is in het bezit van een rijbewijs dat recent (24 juni 2019) is afgegeven. Ik zag dat de op de rijbewijsfoto afgebeelde persoon overeenkwam met verdachte 1.
[verdachte] staat in het GBA ingeschreven op het adres [adres 1] .
Op hetzelfde GBA adres staat ingeschreven:
[medeverdachte 1], geboren op [geboortedatum 3] 1992 te [geboorteplaats 2] .
In Bleuspot stond een foto van [medeverdachte 1] , gemaakt op 10 mei 2019. Ik herken de persoon van deze foto als de persoon, die door collega [verbalisant 7] in het proces-verbaal van bevindingen over de camerabeelden afkomstig van de [winkel] te Deventer ‘persoon 2’ wordt genoemd. Dit is vermoedelijk tevens de bijrijder, die is te zien op de camerabeelden van het [tankstation] tankstation aan [adres 2] in Apeldoorn.
Op grond van het voorgaande concludeer ik het volgende:
 Verdachte 1: [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] 1992 te [geboorteplaats 1] .
 Verdachte 2: [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum 3] 1992 te [geboorteplaats 2] .
 Het proces-verbaal van verhoor van (mede-)verdachte [slachtoffer 1] , opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9] , van politie Eenheid Oost-Nederland, gesloten op 1820 november 2019 (pag. 1054 - 1059) voor zover inhoudende als
verklaring van (mede-)verdachte [slachtoffer 1]– zakelijk weergegeven - :
Ik heb op 24 september 2019 een BUNQ-bankrekening geopend, maar ik heb daar zelf niets mee gedaan. Ik weet het rekeningnummer niet eens.
Een klasgenoot, [naam 2] , vroeg aan mij om die rekening te openen. Bij het openen van de rekening moest ik van [naam 2] een verkeerd adres invullen.
Ik kreeg een bevestigingsmail van de BUNQ-bank en inlogcodes, per sms, op mijn telefoon. Die heb ik via WhatsApp naar [naam 2] doorgestuurd. [naam 2] woont in Deventer. Ik heb de betaalpas nooit ontvangen. Er is blijkbaar misbruik van die rekening gemaakt.
 Het proces-verbaal van
aangifte, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 10] van politie Eenheid Den Haag, gesloten op 11 november 2019 (pag. 1307 – 1309) voor zover inhoudende als
verklaring van aangever [slachtoffer 11] (zaak 5):
Ik doe aangifte van fraude/ oplichting gepleegd op 22 oktober 2019 tussen 13:27 uur en 19:31 uur.
Op dinsdag 22 oktober 2019 omstreeks 13:25 uur kreeg ik een WhatsApp- berichtje van mijn broer, [naam 12] . Ik las: “Hoi [slachtoffer 11] , wil je mijn nieuwe nummer opslaan? Oude komt te
vervallen. Gr. [naam 12] ”.
Omdat mijn broer mij vroeg of ik zijn nieuwe nummer wilde opslaan kreeg ik geen argwaan. Ik was in die periode ook heel druk. Om 14:25 uur berichtte ‘ [naam 12] ’: ‘Oké, ik zal het kort houden. Ik moet een betaling doen maar kan vanwege een systeemfout niet inloggen. Zou jij het kunnen overmaken, dat ik het jou terugstort zodra ik weer kan inloggen ?’
Hij zou de gegevens sturen. Het zou wel gaan om een hoog bedrag, ongeveer € 2.700,-- ; [naam 12] vroeg of dat een probleem was. Ik antwoordde: ‘Stuur maar door’. Om 14:38 uur appte ‘ [naam 12] ’ dat hij de iDeal link had doorgestuurd en hij vroeg of het ging lukken. Om 14:45 uur appte hij ‘Laat je het weten als het gelukt is ? (..) Alvast bedankt.’ Om 15:04 uur ontving ik een link met een betaalverzoek van de Bunq-bank. Ik vroeg [naam 12] : ‘Waarvoor is het eigenlijk? Wanneer komt het terug ?’.
[naam 12] appte om 15:57 uur: ‘Ik heb inmiddels contact gehad met de bank. Binnen 24 uur moet ik weer kunnen bankieren, er is een systeemfout. De betaling moet vandaag binnen zijn. (..).’
Om 17:37 uur appte ik [naam 12] : het ‘2.400 €’ en [naam 12] appte meteen terug: ‘Klopt’. Ik appte hem: ‘Betaald !’ en [naam 12] even later ‘Ok. Heel erg bedankt.’. Ik geef u uitgeprint:
 link met een Tikkie betaalverzoek (
bijlage4b)
 kopie van een bankafschrift (bijlage 4C) waarop is te zien dat op 22 okt.2019, 17:38 uur van mijn rekening een bedrag [alias medeverdachte 1] € 2.411,80 middels Ideal een betaling is overgemaakt naar rekeningnummer [rekeningnummer 2] ; met omschrijving [rekeningnummer 5] [slachtoffer 2] Transactienummer: [nummer 1] . (bijlage 4c).
Om 18:11 uur appte [naam 12] : ‘Ik zie dat er nog een bedrag openstaat. Kun je dat alsjeblieft nog overmaken ? Betaal je iets rente.’ waarna ik om 18:12 uur een link naar de Bunq bank met een betaalverzoek ontving met de vraag: ‘Lukt dat nog ?’.
Ik zag even later dat ik om 18:17 uur, om 18:19 uur, om 18:24 uur en om 18:31 uur audiogesprekken had gemist. Ik appte [naam 12] : ‘Ik ben aan het werk.’. Ik stuurde om 18:48 uur berichten dat het bedrag van € 2.411,80 was betaald.
[naam 12] appte om 18:50 uur: ‘Klopt, maar staat nog een bedrag open wat erbij hoort. Zou je dat zo meteen nog kunnen doen ?’ en even later ‘Er moet nog een betaling gedaan worden.’ met daarbij een betaallink naar de Bunq bank en de vraag: ‘Wil je dat nog doen ?’. Het betrof een betaalverzoek [alias medeverdachte 1]
€ 1.225,75 voor een betaling naar [rekeningnummer 5] op naam van [slachtoffer 2] . Om 19:31 uur appte ‘ [naam 12] ’: ‘Was het nog gelukt ?’.
Ondertussen sprak ik mijn broer [naam 12] die vertelde dat hij niet degene was geweest die mij de betaalverzoeken en de Whatsapp-berichten had gestuurd.
Omdat ik de profielfoto van mijn broer bij de berichten zag staan en vanwege de vraag om zijn nieuwe nummer op te slaan had ik niet door dat het niet mijn broer [naam 12] was.
Ik vermoed dat de dader de profielfoto van mijn broer heeft aangemaakt via zijn Facebookaccount. Als ik had geweten dat deze ‘ [naam 12] ’ niet mijn echte broer [naam 12] was, had ik dit geld nooit overgemaakt.
Bijlagen: prints van Whatsapp-berichten met betaalverzoeken (pag. 1310 – 1318).
 Het proces-verbaal van verdenking, betreffende [slachtoffer 2] , opgemaakt door verbalisant [verbalisant 6] , politie eenheid Oost-Nederland, opgemaakt en gesloten op 2 maart 2020 (pag. 1322 – 1323) voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als
bevindingen van verbalisant voornoemd:
Op grond van een vordering ex. artikel 126nc van het Wetboek van Strafvordering zijn bij de bank Bunq BV de identificerende gegevens gevorderd van het rekeningnummer [rekeningnummer 5] .
Door Bunq BV zijn gegevens verstrekt waaruit is gebleken dat het rekeningnummer op naam is gesteld van:
[slachtoffer 2], geboren [geboortedatum 4] 2001, [adres 3] .
 Het proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] , politie eenheid Oost-Nederland, opgemaakt en gesloten op 23 april 2020 (pag. 1328 – 1332) voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als
verklaring van verdachte [slachtoffer 2]:
U vraagt wat ik kan verklaren over het de bankrekening met nummer [rekeningnummer 5] (de rechtbank begrijpt: [rekeningnummer 5] ).
Ik heb met de telefoon een account aangemaakt bij de bank Bunq, voor [naam 2] . Ik moest een foto maken van mijn ID-kaart en gegevens invullen. [naam 2] instrueerde mij welke gegevens ik moest invullen. Ik heb niet mijn eigen persoonsgegevens ingevoerd. De inloggegevens van het account gaf ik aan [naam 2] . Ik heb zelf geen gebruik gemaakt van het Bunq account.
U zegt dat op 22 oktober 2019 een bedrag van € 2.411,80 naar deze rekening is overgemaakt en dat dat geld bij [casino 1] in Deventer is gepind. Nadat ik de inloggegevens van het Bunq account aan [naam 2] had gegeven had ik geen toegang meer tot het account omdat het wachtwoord was veranderd.
 Het door verbalisant [verbalisant 1] opgemaakte
proces-verbaal van verdenkingten aanzien van
[verdachte], opgemaakt en gesloten op 5 november 2019 (pag. 53 - 55 en pag. 1227 – 1229) voor zover inhoudende als bevindingen van
relaas van verbalisant voornoemd– zakelijk weergegeven - :
Op 28 oktober 2019 kwam een melding binnen [casino 1] te Deventer dat twee personen vermoedelijk fraudeleuze handelingen in het casino hadden gepleegd.
Op 19 en 22 oktober 2019 was door personeel gezien dat twee mannen munten hadden gepind uit de pinautomaat die munten van € 2,-- uitgeeft. De mannen speelden een korte periode op de gokautomaten en wisselden vervolgens de overige munten in voor contant briefgeld.
Vanwege de privacywetgeving zijn van de pintransacties alleen de laatste vier nummers van de bankrekening geregistreerd. Het casino kon niet van alle transacties de pinbonnen aanleveren. Op 19 oktober 2019 werd in een tijdbestek van 22 minuten voor € 1.800,-- aan munten gepind. Na het inwisselen van de munten voor contant briefgeld verlieten de mannen het casino.
Op 22 oktober 2019 zag het personeel [casino 1] dezelfde twee mannen en vond eenzelfde gang van zaken plaats. De twee mannen pinden met verschillende telefoons, binnen 21 minuten een bedrag van € 1.180,-- aan munten en wisselden het grootste deel daarvan in voor contant briefgeld.
Bij de vraag naar legitimatie legitimeerde één van de mannen zich met een bankpas en een identiteitsbewijs op naam gesteld van
[verdachte], geboren op [geboortedatum 1] 1992. De andere man rende het casino uit. Vervolgens rende ook de man die zich legitimeerde, het casino uit met achterlating van zijn bankpas, zijn identiteitsbewijs en € 1.063,50.
De beelden van de bewuste tijdstippen van de beveiligingscamera’s [casino 1] zijn opgevraagd. Op de beelden is te zien dat de verdachten gepinde munten willen inleveren bij het casino. Op de beelden van 22 oktober 2019 is te zien dat verdachte [verdachte] zich legitimeert en zijn bankpas laat zien, en dat even later beide mannen kort na elkaar het casino uitrennen. Het vermoeden is dat munten zijn betaald met geld van een bankrekening die niet aan de verdachten toebehoort.
Herkenning tweede man
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , heb de tweede man herkend als:
[medeverdachte 1].
[medeverdachte 1] staat in het GBA ingeschreven op [adres 1] , hetzelfde adres als het adres waar [verdachte] staat ingeschreven.
 Het
proces-verbaal Herkenning persoondoor opsporingsambtenaar, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 11] en gesloten op 7 november 2019 (pag. 1238 /1239 - 1348 ), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - :
Op donderdag 7 november 2019 kreeg ik via briefing een aandachtvestiging van Basisteam IJsselland-Zuid te Deventer waarin werd op basis van beeldmateriaal de herkenning van een persoon gevraagd.
De aandachtvestiging bevatte 1 foto. (bijlage: pag. 1240).
De persoon links op de foto herken ik als:
[medeverdachte 1], geboren: [geboortedatum 3] 1992 te [geboorteplaats 2] .
Adres: [adres 1] .
Ik ken [medeverdachte 1] vanuit mijn werkzaamheden en heb hem meerdere keren aangehouden voor signaleringen. [medeverdachte 1] heeft een grote [letter] in zijn nek getatoeëerd. De laatste keer dat ik hem zag was op donderdag 20 juni 2019 om 00:30 uur. Ik herkende hem onmiddellijk toen ik de foto zag. Ik droeg geen voorkennis van de zaak waarin herkenning van de persoon werd gevraagd.
Bijlage: Foto pag. 1240.
 Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 12] en gesloten op 27 februari 2020 (pag. 1606 – 1607), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven – als
verklaring van aangeefster [slachtoffer 12](
zaak 11):
Ik doe aangifte van identiteitsfraude en phishing, gepleegd op 22 februari 2020 van 13:23 uur tot 15:00 uur.
Op 22 februari 2020 omstreeks 13.23 uur ontving ik een WhatsApp-bericht van mijn dochter [naam 13] .In het bericht stond dat [naam 13] een nieuw telefoonnummer: [telefoonnummer 5] . De WhatsApp profielfoto was een foto van [naam 13] . Het gesprek ging onder meer over de aanschaf van een nieuwe telefoon en dat [naam 13] niet kon bankieren. Ik had geen argwaan. Het gesprek verliep alsof ik contact met mijn dochter had. Om 13.30 uur vroeg [naam 13] of ik voor haar geld wilde overmaken, omdat zij twee rekeningen moest betalen.
Ik vroeg of ik de rekeningen per mail toegestuurd kon krijgen.
Ze reageerde door te zeggen dat dat niet kon omdat de app nog geïnstalleerd moest worden maar ze zou de bedragen terugbetalen op 28 februari 2020. Het zou gaan om bedragen van € 3.288,38 en
€ 2.757,33. Ik stemde in met haar verzoek. Ik heb de volgende betalingen verricht:
 22 22 februari 2019 te 13.75 uur: € 3.288,38 naar rekeningnummer [rekeningnummer 6] . Omschrijving: [nummer 2] ten name van [slachtoffer 3] .
 22 22 februari 2019 14.25 uur: € 2.757,33 naar rekeningnummer [rekeningnummer 6] . Omschrijving 2009985 ten name van [slachtoffer 3] .
Bijlagen:
 afschriften/prints van uitgewisselde chatberichten (1609-1616) en
 twee betalingsbewijzen/ cryptocurrency (pag. 1608 -1609.
 Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 13] en gesloten op 4 maart 2020 (pag. 1705 - 1707), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven – als
verklaring van aangeefster [slachtoffer 13] (zaak 12):
Ik doe aangifte van oplichting gepleegd op 22 februari 2020 om 12:14 uur en zaterdag 22 februari 2020 om 12:54 uur.
Doordat een valse naam/valse hoedanigheid aannam, dan wel gebruik maakte van listige kunstgrepen /samenweefsel van verdichtsels, werd ik bewogen tot afgifte van geld.
Op 22 februari 2020 omstreeks 12.09 uur kreeg ik een WhatsApp bericht. Ik zag dat het mijn dochter [naam 14] was. Zij schreef dat ze een andere telefoon en een ander telefoonnummer had. Door de manier van schrijven dacht ik dat het echt om [naam 14] ging.
[naam 14] vroeg of ik geld wilde overmaken, omdat zij niet kon inloggen op haar bank. Ik las dat ze geld moest overmaken maar wel een hoog bedrag was. Even later stuurde [naam 14] me de gegevens van de rekeninghouder en het bedrag. Het geld, een bedrag van € 3.868,33, moest naar: [slachtoffer 3] , [rekeningnummer 7] o.v.v. [nummer 2] . Ik schreef dat ik waarschijnlijk mijn Identifier nodig had. [naam 14] schreef terug dat ik zelf mijn limiet kon instellen of het anders in twee keer kon proberen. Op zaterdag 22 februari 2020 omstreeks 13.54 uur maakte ik het bedrag over naar rekeningnummer [rekeningnummer 7] en appte [naam 14] dat het gelukt was.
Toen appte [naam 14] dat ze nóg een rekening had liggen die betaald moest worden. Ik voelde dat het niet goed zat en zei dat ik aan fraude dacht.
Ik belde naar het zogenaamde nieuwe nummer van [naam 14] en kreeg een voor mij onbekend persoon aan de lijn en hoorde aan de stem dat het niet [naam 14] was. Een vriendin van mij belde naar [naam 14] op haar oude nummer. [naam 14] zei dat ze niet via WhatsApp om geld had gevraagd. Ik overhandig u prints van de WhatsApp gesprekken die ik met de dader heb gevoerd en een bankafschrift.
Bijlagen:
 prints van de WhatsApp berichten (pag. 1708 – 1714)
 bankafschrift, afschrijving [alias medeverdachte 1] € 3.868,33.
 Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 14] en [verbalisant 15] , opgemaakt en gesloten op 24 februari 2020 (pag. 1622 - 1625) voor zover inhoudende als
verklaring van aangeefster [slachtoffer 3] (m.b.t. zaak 11 en 12):
Ik doe aangifte van wederrechtelijke vrijheidsberoving en diefstal met geweld, gepleegd tussen vrijdag 21 februari 2020 te 11:45 uur en maandag 24 februari 2020 te 11:17 uur.
Op 21 februari 2020 omstreeks 12:00 uur liet ik in Deventer mijn hond uit. Bij Kortelingenstraat spraken twee donkergetinte mannen van ongeveer dertig jaar mij aan. Man 2 zette ineens een mes op mijn rechterbovenbeen en zei dat ik moest meelopen naar mijn huis. Ik ben door deze twee mannen met geweld gedwongen om mijn bankpas en al mijn bankgegevens af te staan, inclusief de inloggegevens van de bank en de pincode van mijn bankpas.
In de middag van 22 februari 2020 zag ik in het startscherm van ING bank-app dat mijn bank saldo anders was; ruim boven de duizend euro. Ik logde in via de app en zag dat er grote bedragen waren bijgeschreven en ook afgeschreven. Ik kende de namen van de personen niet die bij de bijgeschreven bedragen stonden. Daarna kon ik niet meer inloggen via mijn ING.
Mijn rekeningnummer is [rekeningnummer 7] .
De volgende transacties hebben via mijn rekening plaatsgevonden:
22-02-2020 om 12:54 uur, + 3.868,33 euro
[slachtoffer 28] .
[rekeningnummer 8]
22-02-2020 om 13:14 uur - 3.860,00
Opname ING [adres 4]
22- 02-2020 om 13:57 uur, + 3.288,38
[slachtoffer 12]
[rekeningnummer 9]
22-02-2020 om 14:02 uur - 2.000,00
Geldautomaat Deventer NLD
Terminal 911952
22-02-2020 om 14:03 uur; - 1.290,00
Geldautomaat Deventer NLD
Terminal 911952
22-02-2020 om 14:25 uur; + 2.757,33
[slachtoffer 12]
[rekeningnummer 9]
22-02-2020 om 14:27 uur - 2.000,00
Geldautomaat Deventer NLD
Terminal 911952
22-02- 2020 om 14:28 uur; - 750,00
Geldautomaat Deventer NLD
Terminal 911952.
 Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] en gesloten op 30 april 2020 (pag. 1620 – 1621) voor zover inhoudende als
bevindingen van verbalisantvoornoemd:
Op 3 maart 2020 is [verdachte] , geboren [geboortedatum 1] 1992 tijdens een politiecontrole staande gehouden. In de auto van [verdachte] (kenteken [kenteken 2] ) werden negen bankpassen aangetroffen. Al deze bankpassen stonden op naam van derden.
Eén van deze bankpassen ( [rekeningnummer 6] ) stond op naam van
[slachtoffer 3]. In de politiesystemen bleek dit rekeningnummer verband te houden met twee aangiftes van WhatsApp-oplichting. Bij beide aangiftes is genoemde rekening van [slachtoffer 3] gebruikt werd om geld naar te laten overmaken door de aangevers. [slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij haar bankpas moest afgeven aan twee personen en een overzicht verstrekt van de overboekingen.
De bedragen werden opgenomen bij geldautomaten in Deventer. De beelden van deze geldopnames zijn opgevraagd en ik heb die beelden bekeken.
Op deze beelden herken ik genoemde
[verdachte]als degene die het geld van deze rekening pint, op drie momenten. Zie de screenshots van de pinacties op de volgende pagina (pag. 1621).
Pinmoment 1: ING-bank. (drie stills van camerabeelden in de hal van een bankgebouw en bij een pinautomaat)
Pinmoment 2 Rabobank (twee stills van camerabeelden van de situatie rond een pinautomaat)
Pinmoment 3: Rabobank. (twee stills van camerabeelden van de situatie rond een pinautomaat).
 Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 16] , van politie Eenheid Oost-Nederland, gesloten op 21 oktober 2019 (pag. 1208 – 1210) voor zover inhoudende als
verklaring van aangever [slachtoffer 4] (zaak 4):
Ik doe aangifte van oplichting, gepleegd in de periode tussen 18 oktober 2019 te 19:37 uur en 19 oktober 2019 te 14:36 uur. Een voor mij onbekend persoon, die zich als een ander voordeed, heeft mij bewogen tot de afgifte van geld met het oogmerk om zichzelf of een ander wederrechtelijk te bevoordelen.
Op 18 oktober 2019 ontving ik 19.37 uur via WhatsApp een appje van mijn broer, [naam 15] .
[naam 15] schreef dat hij een nieuw telefoonnummer had en vroeg mij om dat nummer [telefoonnummer 6] , in mijn telefoon te zetten. Dit heb ik gedaan. Bij het bericht verscheen de profielfoto van mijn broer [naam 15] waardoor ik geen argwaan had. Achteraf is gebleken dat deze foto van zijn Facebookpagina moet zijn gehaald. Op 19 oktober 2019 om 10.16 uur probeerde ik [naam 15] te bellen. Hij appte dat de verbinding slecht was en dat hij per WhatsApp iets wilde vragen. Hij berichtte dat hij problemen had bij het betalen van een rekening en vroeg of ik die rekening voor hem kon betalen. Ik wist dat [naam 15] problemen had met zijn aannemer en een rekening nog niet had betaald.
Op 19 oktober 2019 om 10.35 uur appte [naam 15] of ik die rekening wilde overmaken.
Ik wilde [naam 15] graag helpen en heb de rekeningen die [naam 15] aan mij doorgaf overgemaakt naar het rekeningnummer [rekeningnummer 10] , ten name van [medeverdachte 2] . Ik heb de volgende bedragen overgemaakt:
een bedrag van € 724,95, een bedrag van € 796,80, een bedrag van € 767,50, een bedrag van € 772,50, een bedrag van € 924,95, een bedrag van € 862,50, een bedrag van € 897,95, een bedrag van € 931,95, een bedrag van € 864,50, een bedrag van € 867,50, een bedrag van € 937,95, een bedrag van € 824,95, een bedrag van € 697,95, een bedrag van € 769,95, een bedrag van € 834,50, een bedrag van € 947,95, een bedrag van 964,90, en een bedrag van € 927,50.
In totaal heb ik naar die rekening van [medeverdachte 2] een bedrag van € 10.151,15 overgemaakt.
Op dezelfde dag om 12.20 uur had ik het gevoel dat er iets niet klopte. Ik belde mijn schoonzus gebeld en begreep van haar dat het verhaal niet klopte. Ik heb gelijk mijn rekening laten blokkeren. Als ik had geweten dat ik niet met mijn broer was, maar iemand die zich als hem voordeed, was ik natuurlijk nooit overgegaan tot het overmaken van de bovenstaande rekeningen. Ik overhandig u een uitdraai van de bewuste WhatsApp gesprekken en rekeningafschriften.
Bijlagen:
 Uitdraai WhatsApp-berichten uitgewisseld op 18 oktober 2019 vanaf 19:37 uur en 19 oktober 2019 vanaf 10:16 uur tot 13:02 uur (pag. 1211 – pag. 1213)
 Prints van rekeningafschriften: diverse overboekingen van [rekeningnummer 11] op naam van [naam 15] naar: [rekeningnummer 10] op naam van [medeverdachte 2] (pag. 1214 – 1221)
 Het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot bankgegevens, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 17] , politie Eenheid Oost-Nederland, 24 juni 2020, (pag. 1222 – 1223) voor zover inhoudende als
bevindingen van verbalisant voornoemd (m.b.t. zaak 4):
Op 21 oktober 2019 is aangifte gedaan van fraude, gepleegd op / tussen 18 oktober 2019, 19.37 uur en 19 oktober 2019, 14.36 uur. Het slachtoffer heeft meerdere geldbedragen had overgemaakt naar het rekeningnummer [rekeningnummer 10] , op naam van:
[medeverdachte 2].
De bankgegevens van het rekeningnummer [rekeningnummer 10] zijn opgevraagd. Gebleken is dat op 19 oktober 2019 op de volgende tijden de volgende geldbedragen werden overgemaakt naar genoemd rekeningnummer [rekeningnummer 10] :
 0 0m 10.43 uur: € 724,95;
 0 10.44 uur: € 796,80;
 0 10.44 uur: € 767,50;
 0 10.45 uur: € 772,50;
 0 10.57 uur: € 924,95;
 0 10.59 uur: € 862,50;
 0 11.28 uur: € 897,95;
 0 11.29 uur: € 931,95;
 0 11.30 uur: € 864,50;
 0 11.51 uur: € 867,50;
 0 11.53 uur: € 937,95;
 0 11.54 uur: € 824,95;
 0 11.55 uur: € 697,95;
 0 11.57 uur: € 769,95;
 0 11.58 uur: € 834,50.
Op 19 oktober 2019 zijn op de volgende tijdstippen vanaf rekeningnummer [rekeningnummer 10] de volgende bedragen opgenomen:
 10.49 10.49 uur: € 1.000,00
 10.49 10.52 uur: € 2.000,00
 10.49 10.55 uur: € 60,00
 10.49 11.00 uur: € 940,00
 10.49 11.02 uur: € 840,00
 10.49 11.36 uur: € 600,00
 10.49 11.36 uur: € 600,00
 10.49 11.37 uur: € 600,00
 10.49 11.38 uur: € 600,00
 10.49 11.39 uur: € 300,00
 10.49 11.57 uur: € 2.460,00
 10.49 12.12 uur: € 300,00
 10.49 12.14 uur: € 200,00
 10.49 12.17 uur: € 200,00
 10.49 12.20 uur: € 200,00
 10.49 12.23 uur: € 200,00
 10.49 12.23 uur: € 200,00
 10.49 12.26 uur: € 200,00
 10.49 12.27 uur: € 200,00
 10.49 12.28 uur: € 200,00
 10.49 12.29 uur: € 200,00.
Bijlage(pag. 1224 – 1226)
 Transactieoverzicht van het rekeningnummer [rekeningnummer 10] met bovengenoemde overschrijvingen en geldopnamen (reeks geldopnamen o. a . te Deventer op 19 en 21 oktober 2019).
 Het proces-verbaal van
verhoor van (mede-)verdachte, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 18] en [verbalisant 3] , van politie Eenheid Oost-Nederland, gesloten op 20 april 2020 (pag. 1250 - 1257) voor zover inhoudende als
verklaring van (mede-)verdachte [medeverdachte 2] (zaak 4):
U houdt mij voor dat ik op 12 februari 2020 ben gehoord ter zake van witwassen in een zaak waarbij het slachtoffer ruim € 2.400,-- had overgemaakt naar een bankrekeningnummer ( [rekeningnummer 12] ) dat op mijn naam stond, en u zegt dat ik nu weer op het politiebureau zit op verdenking van witwaszaken.
[verdachte] is hiervoor verantwoordelijk. Je moet je bankpas aan hem afgeven. [verdachte] heeft een pistool en hij bedreigt iedereen, woordelijk. Ik sprak met hem af bij het [plein] in Deventer. Hij stond dan buiten te wachten bij ‘ [casino 1] ’. [verdachte] hangt daar rond en is dan met meerdere jongens. Ik moest van hem een Bunq-rekening openen. Ze pinnen bij de casino omdat je daar kunt pinnen zonder een limiet. Ik heb vaak voor [verdachte] gepind, ook bij [casino 1] . Je moest binnen zoveel mogelijk pinnen. Een bedrag van € 2.000,-- was normaal. Ik kreeg de bankpas van [verdachte] . Een van de jongens van [verdachte] stond ook wel op afstand te kijken. De ene keer kreeg ik een bankpas mee met een code; [verdachte] gaf die code. Soms kreeg ik van [verdachte] een telefoon mee en daarmee kon ik dan pinnen in het casino. Het klopt dat wij op 21 november 2019 bij [casino 1] vanuit een PIN-wisselaar geld hebben opgenomen afkomstig van rekeningnummers, die betrokken waren bij strafbare feiten. [verdachte] stond met zijn auto bij de ABN Amrobank.
Als je klaar was gaf je het geld aan [verdachte] .
 Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 19] , opgemaakt en gesloten op 24 februari 2020 (pag. 1405 - 1406) voor zover inhoudende als
verklaring van aangeefster [slachtoffer 5] (zaak 9):
Ik doe aangifte van oplichting door middel van WhatsApp en ‘Tikkie”, gepleegd op 17 februari 2020 van 10:40 uur tot 14:19 uur.
Op 17 februari 2020 om 10:40 uur kreeg ik via Whatsapp een berichtje van mijn zoon [naam 16] .
Ik zag de naam van [naam 16] staan en een foto van [naam 16] . [naam 16] schreef ‘Hey mam, dit is mijn nieuwe nummer’. De wijze van appen, taalgebruik en toonzetting, was precies de wijze zoals [naam 16] altijd appt. Zijn nieuwe nummer zou [telefoonnummer 7] zijn.
Ik heb daarop het nummer van [naam 16] gewijzigd. Ik kreeg die dag meerdere appjes van [naam 16] .
Even later ontving ik een app van [naam 16] met het verzoek om geld over te maken. Hij appte dat hij niet kon inloggen bij de ING-bank en hij stuurde een afbeelding van de foutmelding. Ik appte dat geen problemen had bij het inloggen bij de ING-bank. Ik heb voor [naam 16] via ‘Tikkie’ van mijn zakelijke ASN-bankrekening een bedrag van € 740,-- en een bedrag van € 700,-- overgemaakt. De derde betaling, een bedrag van € 750,-- , mislukte vanwege mijn limiet. Dat bedrag heb ik toen overgemaakt via een normale overboeking van mijn ASN-bankrekening [rekeningnummer 13] . De betalingen moesten naar: rekeningnummer [rekeningnummer 14] ten name van [medeverdachte 1] . Toen mijn man thuis kwam en ik hem alles vertelde, zei hij dat ik was opgelicht. Ik belde de ASN-bank. De ASN-medewerker lichtte de fraude-afdeling in. Alleen de laatste overboeking van € 750,-- kon nog teruggehaald worden.
Bijlagen:
 Prints van berichten uitgewisseld via WhatsApp ‘ [naam 16] , tel. [telefoonnummer 7] , (pag. 1409 – 1411);
 Rekeningafschriften 17 februari 2020, afschrijvingen van € 700,--, € 750,-- en € 740,-- (pag. 1412 – 1414).
 Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 20] , opgemaakt en gesloten op 21 februari 2020 (pag. 1505 – 1507) voor zover inhoudende als
verklaring van aangeefster [slachtoffer 6] (zaak 10):
Ik doe aangifte van oplichting gepleegd op 17 februari 2020 van 10:41 uur tot 22:00 uur.
Op maandag 17 februari 2020 ontving ik om 10.41 uur berichten in WhatsApp van, naar ik aannam, mijn dochter [naam 17] . Ik las: ‘Hoi pap, dit is mijn nieuwe nummer’. Ik vroeg of ik het oude kon verwijderen en ze reageerde: ‘Yes, oude nummer vervalt’ met het teken van het duimpje omhoog. Zo is haar stijl dus ik had geen reden om te denken dat het niet [naam 17] was.
Haar nieuwe nummer zou zijn: [telefoonnummer 8] . De profielfoto bij het nieuwe nummer was gelijk aan haar profielfoto op Facebook. Alles was vertrouwd.
‘ [naam 17] ’ appte dat ze problemen had met internetbankieren en dat het vijf dagen zou duren voordat ze een nieuwe toegangscode kreeg. Ze gaf aan dat ze dringend een aantal betalingen moest doen en vroeg of ik kon helpen. Ze appte ‘Het is wel een redelijk hoog bedrag pap’. Als mijn dochter aangeeft dat zij in een lastig pakket zit wil ik haar graag helpen.
In de appjes die volgden vroeg [naam 17] (12:10 uur) om een bedrag van € 2.830,60 over te maken naar de ABN-Amro rekening: [rekeningnummer 14] ten name van ‘ [medeverdachte 1] ’, o.v.v. [nummer 3] . Die betaling heb ik om 12.40 uur gedaan. Om 13.16 uur verzocht [naam 17] mij om nog een openstaande betaling te doen naar hetzelfde bankrekeningnummer. Dit keer zou het gaan om een bedrag van € 1.500,-- o.v.v. [nummer 4] . Ook die betaling heb ik gedaan, om 13.30 uur.
Om 12.19 uur heb ik via het nieuwe telefoonnummer contact gezocht met [naam 17] maar ze nam niet op. Nadat ik tweemaal, om 13.58 uur en om 14.08 uur, een spraakoproep had verzonden, waar ze ook niet op reageerde, kreeg ik argwaan.
Om 14.10 uur belde [naam 17] via haar oude nummer, [telefoonnummer 9] . Ik vroeg om uitleg en ik hoorde [naam 17] zeggen dat ze helemaal niet om geld had gevraagd. Ik heb meteen contact opgenomen met de ING bank en mijn rekening laten blokkeren. De ING-bank belde terug.
De ING-bank had contact gehad met de ABN-AMRO bank. ABN-AMRO had doorgegeven dat er al niets meer op rekeningnummer [rekeningnummer 14] stond.
Bijlagen:
 Bankafschriften met afschrijvingen van rekening [slachtoffer 6] , 17 februari 2020, € 1500,-- en € 22.830,60, naar: [rekeningnummer 14] . (pag. 1508 – 1509);
 Prints van in WhatsApp uitgewisselde berichten (pag. 1510 – 1521).
 Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 21] , gesloten op 26 februari 2020 (pag. 1524) voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als
bevindingen van verbalisant voornoemd:
Op 26 februari 2020 zijn naar aanleiding van een vordering van de ABN-Amro bank de NAW-gegevens van de houder van bankrekeningnummer [rekeningnummer 14] ontvangen.
Rekeningnummer [rekeningnummer 14] staat op naam van de heer
[medeverdachte 1], geboren [geboortedatum 3] 1992, [geboorteplaats 2] .
In het politiesysteem Bluespot heb ik gezocht op deze naam. Deze persoon staat in het GBA vermeld als:
[medeverdachte 1], geboren [geboortedatum 3] 1992 (27) te [geboorteplaats 2] , BSN [bsn-nummer] , adres
[adres 1] .
 het opgemaakt proces-verbaal van bevindingen ‘Bankgegevens [rekeningnummer 14] [medeverdachte 1] ’, opgemaakt en gesloten door verbalisant [verbalisant 17] op 24 juni 2020 (pag. 1522 – 1523) voor zover inhoudende als
bevindingen van verbalisant- zakelijk weergegeven
- :
Bij de politie zijn aangiften gedaan van fraude, gepleegd op maandag 17 februari 2020 tussen 10.41 uur en 22.00 uur (BVH-registratie/pv-nummer PL1700-2020054539,
zaak 10, aangever [slachtoffer 6]) en van fraude, gepleegd op 17 februari 2020 tussen 10.40 uur en 14.19 uur (BVH/pv nummer PL1700-2020059434,
zaak 9, aangever [slachtoffer 5]).
De aangever hebben geldbedragen hebben overgemaakt naar rekeningnummer [rekeningnummer 14] . Dit rekeningnummer staat op naam van:
[medeverdachte 1], geboren [geboortedatum 3] 1992 te [geboorteplaats 2] , wonende aan de [adres 1] .
Uit de bankgegevens van [rekeningnummer 14] (tabel 1) blijkt dat:
 op 17 februari 2020 omstreeks 12.37 uur een geldbedrag van € 2.830,60 is overgemaakt vanaf het rekeningnummer [rekeningnummer 15] op naam van [slachtoffer 6] naar het rekeningnummer [rekeningnummer 14] op naam van [medeverdachte 1] ;
 vervolgens op 17 februari 2020 omstreeks 12.47 uur een geldbedrag van € 2.000,-- en omstreeks 12.48 uur een geldbedrag van € 830,-- zijn opgenomen vanaf [rekeningnummer 14] bij een geldautomaat te Deventer;
 op 17 februari 2020 omstreeks 13.26 uur een geldbedrag van € 1.500,-- is overgemaakt vanaf [rekeningnummer 15] op naam van [slachtoffer 6] , naar [rekeningnummer 14] op naam [medeverdachte 1] ;
 op 17 februari 2020 via twee Tikkie-betaalverzoeken omstreeks 13.21 uur een geldbedrag van
€ 740,-- en omstreeks 13.22 uur een geldbedrag van € 700,-- zijn overgemaakt vanaf [rekeningnummer 13] t.n.v. [naam 18] naar [rekeningnummer 14] op naam [medeverdachte 1] ;
 vervolgens op 17 februari 2020 tussen 13.28 uur en 13.30 uur, vier keer een geldbedrag van
€ 600,-- en omstreeks 13.31 uur een geldbedrag van € 540,-- is opgenomen vanaf [rekeningnummer 14] op naam [medeverdachte 1] bij een geldautomaat te Deventer;
 op 17 februari 2020 omstreeks 16.02 uur een geldbedrag van € 750,-- is overgemaakt vanaf [rekeningnummer 13] op naam van [naam 18] (PL1700-2020059434) naar [rekeningnummer 14] op naam [medeverdachte 1] .
 Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 22] , opgemaakt en gesloten op 12 maart 2020 (pag. 1528 - 1529)
Op 24 februari 2020 deed ik (naar aanleiding van de aangifte van [slachtoffer 6]
zaak 10) nader onderzoek.
Aangever had op 17 februari 2020 geld overgemaakt naar bankrekening [rekeningnummer 14] , op naam van [medeverdachte 1] geboren op [geboortedatum 3] 1992 te [geboorteplaats 2] .
Een medewerker van ABN AMRO heeft laten weten dat op 17 februari 2020 om 12.47 uur en 12.48 uur is gepind vanaf rekeningnummer [rekeningnummer 14] bij de pinautomaat met nummer [nummer 5] aan [adres 5] in Deventer. De camerabeelden van de pinautomaat [nummer 5] zijn gevorderd en verkregen. Ik heb op 24 februari 2020 die beelden bekeken. Op de camerabeelden is te zien dat om 12.47 uur een persoon pint.
Ik heb een politiefoto van [medeverdachte 1] vergeleken met de beelden. Ik zag gelijk dat de man op de camerabeelden niet dezelfde persoon was. Op 25 februari 2020 zag ik in het politiesysteem een registratie dat [medeverdachte 1] op 18 februari 2020 is aangehouden. In het voertuig waarin [medeverdachte 1] , zijn toen een ABN-random reader en bankafschrijvingen aangetroffen. In de registratie wordt vermeld dat [medeverdachte 1] samen was met [verdachte] .
In het politiesysteem zag ik verder dat [verdachte] was aangehouden op 29 januari 2020. [verdachte] heeft toen verklaard dat hij pint in opdracht van anderen.
Ik heb de politiefunctionarissen – die [verdachte] hebben aangehouden - een e-mail gestuurd met als bijlagen foto’s van de camerabeelden, opgenomen op 17 januari 2020, bij de ABN AMRO op [adres 5] . Verbalisant [verbalisant 23] liet weten dat hij de persoon op deze beelden herkent als:
[verdachte]geboren op [geboortedatum 1] 1992 in [geboorteplaats 1] .
 Het proces-verbaal van bevindingen AOT, opgemaakt en gesloten op 28 april 2020 (pag. 100/289) voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven - :
Op 28 april 2020 te 11.45 werd verdachte [verdachte] aangehouden.
Ten tijde van de aanhouding bevond verdachte zich links achter in een voertuig, een Peugeot 108 voorzien van het kenteken [kenteken 3] .
De bestuurder van het voertuig was [naam 19] en de bijrijder [naam 20] .
Naast [verdachte] op de achterbank lagen twee telefoons, een Samsung A20E en een IPhone. Deze telefoons zijn overgedragen aan het onderzoeksteam.
 Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 24] en [verbalisant 17] , gesloten op 29 april 2020, (pag. 111/ 162 – 112/ 163) voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven - :
Verdachte [verdachte] is door de politie meermalen gecontroleerd in Ford Fiësta, kenteken [kenteken 4] .
Op 28 april 2020 zat bij de fouillering van de verdachte [verdachte] zat een zwarte autosleutel van het automerk Ford. De personenauto werd aangetroffen op de kruising Varlarstraat-Bernoldstraat te Deventer. De Ford Fiësta is op 29 april 2020 doorzocht.
In het dashboardkastje werd een brief aangetroffen van de ABN-Amro Bank voor het activeren van een ABN-Amro betaalpas, gericht aan de heer
[verdachte], [adres 1] .
In het voertuig werden daarnaast meerdere poststukken van het CJIB, bekeuringen wegens snelheidsovertredingen, aangetroffen in het portier aan de bijrijderskant. De CJIB poststukken waren gericht aan:
[medeverdachte 1], [adres 1] .
In het dashboardkastje lag een ingevuld aanrijdingsformulier, betreffende een aanrijding op 15 april 2020 te 06:30 uur. Als bestuurder zijn de gegevens ingevuld van
[verdachte].
In het dashboardkastje werden verder twee ongebruikte simkaarten aangetroffen van het merk Lyca Mobile, voorzien van IMSI nummer [nummer 6] en IMSI nummer [nummer 7] .
In de kofferbak van de Ford Fiesta bevonden zich meerdere tassen. In een van de tassen zaten drie doosje van mobiele telefoons van de merken Apple en Samsung. In het voertuig voorts, onder de stoel van de bijrijder in een koffer en een sporttas in de kofferbak, drie identifiers van banken aangetroffen; twee identifiers van de ABN-Amro bank en een van de Regiobank.
 Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 25] , [verbalisant 26] , [verbalisant 27] , [verbalisant 28] , [verbalisant 29] , [verbalisant 30] , opgemaakt en gesloten op 27 april 2020 (pagina 95 – 99) voor zover inhoudende – samengevat weergegeven – als
bevindingen van verbalisantenvoornoemd:
Omstreeks 03:30 uur (
de rechtbank begrijpt:op 3 maart 2020, zie relaasproces-verbaal pag. 8) verliet een man het [hotel] in Apeldoorn met een Peugeot 108 ( [kenteken 2] ) (pag. 99). De man reed de A1 op. Wij hebben het voertuig staande gehouden. Van de bestuurder is rijbewijs en kentekenbewijs gevorderd.
(pag. 98) De bestuurder bleek te zijn:
[verdachte], geboren op [geboortedatum 1] 1992 te
[geboorteplaats 1] .
(pag. 97) Bij doorzoeking van het voertuig van [verdachte] zijn, in het dashboardkastje, negen bankpassen van verschillende banken en op naam van diverse personen aangetroffen, te weten bankpassen op naam van:
 [slachtoffer 29] (SNS Bank, wereldpas, [rekeningnummer 16] );
 [slachtoffer 3] (ING betaalpas, [rekeningnummer 6] );
 [slachtoffer 30] , ANB Amro bankpas ( [rekeningnummer 17] );
 [slachtoffer 31] (ING Betaalpas ( [rekeningnummer 18] );
 [slachtoffer 32] (ABN Amro bankpas ( [rekeningnummer 19] );
 [slachtoffer 33] (ING bankpas [rekeningnummer 20] );
 [slachtoffer 34] (ABN-Amro bankpas, [rekeningnummer 21] );
 [slachtoffer 35] (ING betaalpas, [rekeningnummer 22] );
 [slachtoffer 36] (KNAB bankpas, [rekeningnummer 23] ).
 Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 31] , opgemaakt en gesloten op 17 juni 2020 (pagina 141 - 145) voor zover inhoudende – samengevat weergegeven – als
bevindingen van verbalisantvoornoemd:
Op 28 april 2020 te 11:50 uur is [verdachte] , op de openbare weg, buiten heterdaad aangehouden.
Bij de aanhouding had [verdachte] een tweetal smartphones bij zich: een Iphone en een Samsung A20e.
De Samsung is in beslag genomen (PL0600-201 9551960-2253330).
Op 11 juni 2020 heb ik de image van deze Samsung A20e bekeken. Het volgende heb ik aangetroffen.
Gegevens telefoon: Samsung, SM-A202F_DS Galaxy A20e; provider Lebara, telefoonnummers:
SIM 1: [telefoonnummer 10]
SlM 2: [telefoonnummer 2] .
WhatsApp gesprekken(pag. 142)
Gesprek 1:Op 28 april 2020,vindt een WhatsApp gesprek plaats tussen [alias medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 11] ) en ‘ [alias verdachte] ’
(+ [telefoonnummer 10] ). Het gesprek beslaat 126 berichten. De betreffende WhatsApp chatgeschiedenis tussen [alias medeverdachte 1] en ‘ [alias verdachte] ’ is vanwege de omvang gebrand op DVD welke wordt toegevoegd aan dossier Lucky (bijlage 1). Het WhatsApp gesprek gaat voor een groot gedeelte over een ruzie over kleding van [alias medeverdachte 1] , die [alias verdachte]
verkocht zou hebben bij [bedrijf] in Deventer. In (audio-)berichten wordt veelvuldig met het woord gescholden. Uit de Audio bestanden is op te maken dat [alias medeverdachte 1] zichzelf ‘ [medeverdachte 1] ’ noemt en dat hij ‘ [alias verdachte] ’ ‘ [verdachte] ’ noemt. In een audiobericht zegt [alias medeverdachte 1] onder meer:
‘Helemaal klaar met die kankergrapjes. Hele dag moet ik achter jou aanrennen net zoals een junk met die problemen elke keer. Met die mensen van die kaarten, snap je. Je heb lekker die geld allemaal in je zak gestoken Bro. Maar ik zit hier met de problemen snap je. Ga lekker snel weg met die geld snap je. Maar maak niet uit Bro. Opkankeren, vieze kanker flikker.’
Er werden een aantal betaalverzoeken door [alias medeverdachte 1] naar ‘ [alias verdachte] ’ gezonden.
Gesprek 2:
Op 24, 25, 27 en 28 April 2020, vindt er een WhatsApp gesprek plaats tussen [naam 21] (+ [telefoonnummer 12] ) en [alias verdachte] (+ [telefoonnummer 10] ). Het gesprek beslaat vijftig berichten. De betreffende WhatsApp chatgeschiedenis tussen [naam 21] en [alias verdachte] is vanwege de omvang gebrand op DVD welke wordt toegevoegd aan dossier Lucky (bijlage 2).
Het WhatsApp gesprek gaat voor het grootste gedeelte over of [alias verdachte] kan regelen dat er 10 Kop een
rekening komt te staan, en dat er dan gelijk actie is. (..).
Dat er een kaart gevuld moet worden om wat te verdienen.
 Het proces-verbaal van digitaal onderzoek, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 32] en gesloten op (pag. 149 – 169) met als bijlagen (11) uitdraaien van chatgesprekken / chatgeschiedenissen via Facebook Messenger en WhatsApp voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als
bevindingen van verbalisantvoornoemd:
(pag. 149)
Op 23 juni 2020 heb ik in het onderzoek ‘Lucky’ een smartphone en de daarop aanwezige informatie/ chatgegevens onderzocht. Het betreft:
Een Samsung, SM-AI05F Galaxy A10, inbeslagname code: [code] .
Inbeslaggenomen onder verdachte
[medeverdachte 1] ,geboren [geboortedatum 3] 1992 te [geboorteplaats 2] .
1.1.
Ronselen bankpassen via Facebook Messenger
Het Facebookprofiel en het daaraan verbonden chatapplicatie Facebook Messenger, in gebruik bij
verdachte [medeverdachte 1] , luidt: ‘ [naam 22] ’.
In de Facebook Messenger berichtengeschiedenis trof ik een groot aantal chatberichten aan die betrekking hebben op het regelen van bankpassen van potentiele ‘money mules’ of via tussenpersonen.
(pag. 163)
1.2.5
Witwassen en ronselen bankpassen met [naam 23] . ( [telefoonnummer 10] )
In de WhatsApp berichtengeschiedenis met het contact ‘ [naam 23] ’, de bijnaam van verdachte [verdachte] , tevens gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 10] , staan vele berichten uitgewisseld tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] . Blijkens de inhoud van de berichten houden [medeverdachte 1] en [verdachte] zich bezig met het regelen van bankpassen en het uitwisselen van (scherm)afbeeldingen van bankpassen en mobiele internetbankomgevingen.
(pag 164/165)
Zo stuurde [medeverdachte 1] op 19 april 2020 om 11:06:51 afbeelding 29 (printscreen met bankgegevens rekening [naam 24] ) naar [verdachte] . De afbeelding werd gemaakt met de Samsung SM-A1O5FN van [medeverdachte 1] op 21 april 2020 om 11:30:33.
Uit onderzoek is gebleken dat de afgebeelde bankrekening [rekeningnummer 24] ten name
van [naam 24] , werd gebruikt werd voor het witwassen van geld, verkregen door middel van oplichting met behulp van WhatsApp van [slachtoffer 26] . Zij werd op 21 april 2020 bewogen tot afgifte van een geldbedrag van € 3.164,94.
Op 22 april 2020 om 12:31:54 en daarna stuurde [verdachte] de onderstaande WhatsApp berichten naar [medeverdachte 1] .
“Ja, ik ga niet zomaar gooien.”
“Daarom vraag ik jou.”
“Van heb je ze plan gehoord ??”
“Hij heeft die orra niet.”
“Is nog bij een pool.”
“Wij moeten hen half uur van te voren zeggen die [naam 21] .”
“En die [naam 21] laat die pooi dan naar hem toe komen, ofzo.”
“Die [naam 21]
“Heeft die ribba ???”
“Jij die orra bij [naam 21] .”
Op 22 april 2020 te 13:02:47 en daarna stuurde [medeverdachte 1] de onderstaande WhatsApp berichten naar medeverdachte [verdachte] .
“Die knab.”
“En die [naam 25] heeft asn.”
“En die [naam 21] die heeft toch die orra met die Pool maar die gozer heeft geen geld. Je kent t wel. Ik kan niet overmaken of iets jij wel met die groen ? Stuur 20 euro naar die pooi van die orra. Die is morgen vroeg 8 uur r3ady.”
“Die [naam 21] heeft alles al geregeld.”
“Staat op 10k.”
“Straks die knab halen.”
“We moeten die knab ophalen.”
“Jonge k heb die kk Pool ook nog geld. overgemaakt voor die orra en zet hem nu weer op
10k voor 4 dagen.”
“Ja dan die knab erbij en die orra bij [naam 21] .”
“Die knab moeten we ook man en gelijk orra openen.”
Hierbij stuurde [medeverdachte 1] op 21 april 2020 11:30:35 uur een afbeelding van een bankpas van [naam 26] (afbeelding 30) naar [verdachte] .
[medeverdachte 1] verstuurde onderstaande betaalverzoeken/ betaallinks naar verdachte [verdachte] .
Deze hebben betrekking op een vooralsnog onbekende KNAB-bankrekening waar geldbedragen naar toe konden worden overgemaakt:
Op 23-4-2020 11:06:1 8(UTC÷2) Wil je mij € 475,00 betalen voor 1232021 via [link] . Je kunt betalen tot en met 30 april 2020.
Op 23-4-2020 11 :06:55(UTC+2) Wil je mij € 495,50 betalen voor 15520120 via [link] . Je kunt betalen tot en met 30 april 2020.
Op 23-4-2020 11:08:01 (UTC+2) Wil je mij € 495,95 betalen voor 24134 via [link] . Je kunt betalen tot en met 30 april 2020.
Op 23-4-2020 11:08:41 (UTC+2) Wil je mij € 500,00 betalen voor 13520405 via [link] . Je kunt betalen tot en met 30 april 2020.
Op 23-4-2020 11:09:37 uur: Wil je mij € 475,59 betalen voor 1232021 via
[link]. Je kunt betalen tot en met 30 april 2020.
En ten aanzien van feit 4:
 Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 33] , gesloten op 16 september 2019 (pag. 2001-2003) voor zover inhoudende als
verklaring van aangeefster [slachtoffer 14](
zaak 1):
Ik doe aangifte van oplichting, gepleegd op 11 september 2019 van 15:29 uur tot 18:10 uur.
Op 11 september 2019 om 15.29 uur ontving ik een berichtje via WhatsApp van telefoonnummer: [telefoonnummer 13] ontving met de tekst: “Hey mam, wil je mijn nieuwe nummer opslaan?”
Ik zag de profielfoto van mijn zoon [naam 27] .
Ik had vervolgens via WhatsApp een gesprek met een persoon waarvan ik dacht dat het mijn zoon [naam 27] was. Hij vertelde dat hij een auto ging kopen maar door een storing bij de bank niet bij zijn geld kon komen. [naam 27] vroeg me of ik het geld spoedig kon overmaken naar hem zodat hij voor 17.00 uur de auto kon laten overschrijven. Ik wilde hem natuurlijk helpen en ik maakte om 16.53 uur € 2.400,-- over naar bankrekening [rekeningnummer 25] ten name van [naam 28] , het opgegeven rekeningnummer. Ik probeerde [naam 27] te bellen maar dat lukte niet. Ik hoorde een raar geluid. Ik appte [naam 27] dat ik een schurend geluid hoorde en [naam 27] antwoordde dat hij dat ook hoorde.
[naam 27] vroeg even later of ik nog eens € 1.000,-- kon storten op hetzelfde rekeningnummer voor een servicepakket en winterbanden. Hij zou goed gespaard hebben. Ik maakte om 17.17 uur dat bedrag over op hetzelfde bankrekeningnummer. Ik kreeg een onderbuikgevoel. Dit kwam ook omdat [naam 27] daarna nogmaals om € 800,-- vroeg waarbij hij aangaf dat hij een foutje had gemaakt.
Omstreeks 17.32 uur belde ik het oude nummer van [naam 27] . Ik vertelde hem over het WhatsApp-gesprek en de nieuwe auto. Ik hoorde dat [naam 27] daar helemaal niets van af wist.
Ik heb toen meteen de Rabobank gebeld en daarna de politie. Ik heb het nummer nog in mijn telefoon staan en het gesprek heb ik ook bewaard.
Doordat een valse naam/valse hoedanigheid is aangenomen, dan wel gebruik is gemaakt van listige kunstgrepen/samenweefsel van verdichtsels, werd ik bewogen tot afgifte van het geld.
Als ik had geweten, dat de verdachte een valse naam/valse hoedanigheid had aangenomen, dan wel gebruik maakte van listige kunstgrepen/samenweefsel van verdichtsels, dan was ik niet tot afgifte overgegaan.
 Het proces-verbaal van bevindingen ‘Verzamel-PV’, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] (pag. 198 – 206), voor zover inhoudende
als bevindingen van verbalisant(pag. 199):
Verdachte [verdachte] is op camerabeelden herkend als degene die om 16:56 uur en om 17:02 uur geld pint.
 Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 34] , en gesloten op 4 november 2019 (pag. 2101 - 2104 ) voor zover inhoudende als
verklaring van aangever [slachtoffer 15](
zaak 6):
Ik doe aangifte van identiteitsfraude, gepleegd op 31 oktober 2019 van 10:12 uur tot 13:53 uur.
Op 31 oktober 2019 ontving om 10.12 uur een bericht via WhatsApp het nummer: [telefoonnummer 14] . Dit bericht was “Hoi mam, wil je mijn nieuwe nummer opslaan” met daarbij een smiley en een kusje. Dit was precies een bericht zoals mijn dochter [naam 29] dat altijd stuurt. Ze appte “Ik heb nu sim only, ik kon mijn oude telefoon gewoon houden”. Ik heb het nummer opgeslagen. Hierna volgden wat berichten van haar en vroeg ze: “Kun je even kijken of er een storing is bij internetbankieren ? Ik moet wat overmaken maar krijg steeds foutmelding als ik wil inloggen”. [naam 29] stuurde: “Kun je alsjeblieft wat overmaken voor mij ? Dat ik het jou terugbetaal als ik weer kan inloggen.” Ik appte dat ik dat wel wilde doen.
[naam 29] appte: “Dank je wel. Ik stuur de gegevens door. Het is wel een hoog bedrag, ierg? Ik pak het even erbij. Bijna € 2.800,-- Lukt dat ?”. Ik appte: “Ja, dat kan wel.”
Hierop ontving ik de volgende gegevens:
Naam: [naam 30]
IBAN: [rekeningnummer 26]
Omschrijving: [nummer 8]
Bedrag: € 997,90
Naam: [naam 30]
IBAN: [rekeningnummer 26]
Omschrijving: [nummer 8]
Bedrag: € 984,70
Naam: [naam 30]
IBAN: [rekeningnummer 26]
Omschrijving: [nummer 9]
Bedrag: € 962,50.
[naam 29] vroeg nog om een foto te sturen via WhatsApp als betaalbewijs. Ik vroeg waar het geld voor was en ze zei dat ze dat later zou uitleggen. Om 13.32 uur en om 13.43 uur vroeg zij of het gelukt was. Ik heb om 13.47 uur een screenshot van de betaling gestuurd.
Ik heb drie keer naar het eerder genoemde nummer gebeld maar er werd niet opgenomen.
Rond 13.53 uur heb ik [naam 29] op haar huistelefoon gebeld. Ik vroeg haar of ze het geld had gezien.
[naam 29] vroeg: “Welk geld?”
Mijn man en ik hebben naar de Rabobank gebeld en zijn doorverbonden naar de afdeling fraude.
Een medewerker vertelde mijn man dat in Rotterdam € 1.500,-- was gepind van die rekening.
Als we aangifte zouden doen zouden we het overige geld terug zouden krijgen.
Ik heb € 2.945,10 overgemaakt. Het laatste bedrag, € 962,50 krijg ik teruggestort.
Ik stuur u de screenshots van de WhatsApp berichten. Deze zullen bij mijn aangifte worden gevoegd. Mijn mobiele nummer waarop ik de WA berichten ontving is [telefoonnummer 15] .
Bijlagen:
 Afschriften 3 bankafschrijvingen, overboekingen naar: [naam 30] , [rekeningnummer 26] .
 Prints van WhatsApp berichten (pag. 2109 – 2116).
 Het proces-verbaal van bevindingen ‘Verzamel-PV’, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] (pag. 198 – 206), voor zover inhoudende
als bevindingen van verbalisant(pag. 200):
Verdachte [verdachte] is op camerabeelden herkend als degene die op 31 oktober 2019 om 13:59 uur € 1.500 pint.
 Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 35] , en gesloten op 19 januari 2020 (pag. 2201- 2202) voor zover inhoudende als
verklaring van aangever [slachtoffer 16](
zaak 7):
Ik doe aangifte van oplichting, gepleegd op 16 januari 2020 om 09:00 uur en 16 januari 2020 om 13:00 uur.
Op 16 januari 2020 werd ik om 09:35 uur benaderd door telefoonnummer [telefoonnummer 16] via WhatsApp. De persoon deed zich voor als mijn zus en vertelde mij dat dit haar nieuwe nummer
was. Ik zag de foto van mijn zus en haar man als profielfoto. Na enkele berichten vertelde ‘mijn zus’ dat ze problemen had met internetbankieren. Ik kreeg een afbeelding van de ING toegestuurd waarop een foutmelding was te zien. Ze vroeg me om voor haar ongeveer € 2.500,-- over te maken. Ik heb goed contact met mijn zus en twijfelde niet. Omstreeks 12:23 uur heb ik € 2.549,95 overgemaakt, vanaf [rekeningnummer 27] naar de opgegeven rekening: [naam 31] IBAN: [rekeningnummer 28] , met omschrijving: 7790014. Om 12:32 uur ontving ik de vraag of ik nóg een rekening, die zou openstaan, wilde overmaken. Ik belde naar haar telefoonnummer maar hoorde een raar geluid. Toen werd ik wantrouwig. De persoon vroeg of er weer € 2.100-- kon worden overgemaakt. Dit heb ik niet gedaan. Ik belde de ING bank gebeld. De medewerker vertelde dat ik het geld niet meer terug kon halen.
 Het proces-verbaal van bevindingen ‘Verzamel-PV’, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] (pag. 198 – 206), voor zover inhoudende
als bevindingen van verbalisant(pag. 200):
Verdachte [verdachte] is op camerabeelden van de ABN-Amro bank herkend als degene die bij de geldautomaat € 100,-- pint.
 Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 36] , en gesloten op 15 februari 2020 (pag. 2301 - 2303) voor zover inhoudende als
verklaring van aangever [slachtoffer 17](
zaak 8):
Ik doe aangifte van oplichting gepleegd via WhatsApp in de periode van 11 februari 2020 te 12:15 uur tot 12 februari 2020 te 11:00 uur.
Op 11 februari 2020 om 12.30 uur kreeg ik een appje van [naam 32] , mijn zoon. Althans ik dacht dat deze app van mijn zoon kwam, omdat ik zijn profielfoto zag. Ik las dat hij een nieuw telefoonnummer had: [telefoonnummer 17] . In het appgesprek dat ik met hem had vertelde hij dat hij door deze nieuwe telefoon hij geen toegang had tot zijn bank gegevens. Hij stuurde mij een screenshot van een foutmelding van de ING-app. Ik belde hem maar de verbinding was erg slecht. Hij reageerde weer via de app. [naam 32] vroeg of ik wat rekeningen voor hem wilde betalen want die moesten voor 13.15 uur zijn betaald. Hij gaf mij de naam van de rekeninghouder en het rekeningnummer: Rebecca den [naam 33] , NL98 RABO 0340330260, betalingskenmerk 20008909. Het bedrag was € 2.409,90.
Ik heb het bedrag overgemaakt.
Daarna vroeg hij om nog een betaling te doen à € 1.321,75 via de Bunqbank en hij stuurde een link met een betaalverzoek. Ik heb op de link geklikt en betaald. Ik toon u de link. Hierna stuurde hij nóg een link met een betaal verzoek voor een bedrag van € 521,70. Via de Bunq-bank.
Tijdens de conversatie hebben we een paar keer gebeld maar steeds was de lijn heel slecht; ik kon hem niet verstaan. Ik heb in totaal € 4.253,35 overgemaakt.
Na de derde betaling zag ik dat de profielfoto van mijn zoon was verdwenen. Op 12 februari 2020 had ik contact met mijn zoon via Messenger. Ik had hem screenshots gestuurd van de transacties die ik had gedaan. Hij belde mij op via zijn oude telefoonnummer. Hij vertelde dat hij geen nieuw nummer had en ook niet had gevraagd om betalingen te verrichten. Als ik had geweten dat ik niet met [naam 32] te maken had, was ik nooit tot betaling overgegaan. Ik stuur u een kopie van de WhatsApp conversatie en een overzicht van de overboekingen naar de rekening van [naam 33] [rekeningnummer 37] en [rekeningnummer 38] .
Bijlagen:
 Uitdraai van WhatsApp conversatie (pag. 2304 – 2308)
 Print van bankafschrijvingen van de rekening van [slachtoffer 17] . (pag. 2339 – 2341).
 Het proces-verbaal van bevindingen ‘Verzamel-PV’, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] (pag. 198 – 206), voor zover inhoudende
als bevindingen van verbalisant(pag. 200):
Verdachte [verdachte] is op camerabeelden bij zaak 8 herkend als degene die geld pint van de rekening van [naam 33] .
 Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 56] , en gesloten op 28 februari 2020 (pag. 2401 - 2402) voor zover inhoudende als verklaring van
aangever [slachtoffer 18](
zaak 14):
Ik doe aangifte van oplichting, gepleegd op 25 februari 2020 van 16:45 uur tot 17:15 uur.
Op dinsdag 25 februari 2020 omstreeks 16.45 uur ontving ik een bericht op mijn mobiele telefoon.
Ik zag een WhatsApp bericht van mijn zus, met haar profielfoto en ze schreef dat zij een ander nummer had. Het nummer zou zijn [telefoonnummer 25] . Na diverse berichten las ik dat ze dringend mijn hulp nodig had. Ik belde naar haar nieuwe nummer gebeld maar ik kreeg elke keer geruis. Op een gegeven moment vroeg ze mij om een betaling te doen. Omdat ze bleef aandringen heb ik een bedrag van € 2.377,55 euro vanaf mijn ASN-rekening [rekeningnummer 39] overgemaakt naar [rekeningnummer 17] ten name van [slachtoffer 30] . Na de overboeking bleven berichten binnenkomen en werd ik diverse malen gebeld maar ik kreeg niemand aan de lijn.
Ik heb mijn zus rond 17:25 uur op haar oude mobiele nummer gebeld en ik hoorde van haar dat zij niet om geld had gevraagd. Ik begreep dat ik was opgelicht.
Doordat de verdachte een valse naam en valse hoedanigheid heeft aangenomen dan wel gebruik maakte van listige kunstgrepen / een samenweefsel van verdichtsels, werd ik bewogen tot de afgifte van het geld. Als ik dat had geweten was ik niet tot betaling overgegaan.
Ik verstrek aan u een uitdraai van de chatberichten en een print van een bankafschrift.
Bijlagen:
 Print bankafschrijving. (pag. 2403).
 Uitdraai van WhatsApp conversatie (pag. 2405 - 2412).
 Overzicht mutaties bankrekening [slachtoffer 30] , [rekeningnummer 17] .
 Het proces-verbaal van bevindingen ‘Verzamel-PV’, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] (pag. 198 – 206), voor zover inhoudende
als bevindingen van verbalisant(pag. 201):
Verdachte [verdachte] is op camerabeelden bij zaak 14 herkend als degene die geld pint bij de geldautomaat.
 Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 37] , en gesloten op 2 maart 2020 (pag. 2501 - 2503) voor zover inhoudende als
verklaring van aangever [slachtoffer 19](
zaak 15):
Ik doe aangifte van oplichting, gepleegd op 25 februari 2020 van 16:30 uur tot 23:30 uur.
Op 25 februari 2020 omstreeks 16.30 uur was ik op mijn werk. Ik ontving een bericht via WhatsApp van mijn dochter [naam 34] , van het telefoonnummer [telefoonnummer 18] . Ze schreef dat ze een nieuw nummer had met een nieuw abonnement. Even later appte ze dat ze een probleem had, dat ze niet kon inloggen bij haar bank omdat op nieuwe inloggegevens en een bankpas moest wachten, maar dat ze twee rekeningen moest betalen. Ze vroeg aan mij om het geld voor te schieten en de betaling te regelen zodra ik vrij was, want het zou echt belangrijk zijn. Ze zei erbij dat ze ‘in de stress’ zat. Ik appte dat ik er morgenvroeg verder mee zou gaan maar [naam 34] appte dat de betalingen nog dezelfde dag gedaan moesten worden anders zou sprake zijn van een verhoging. De druk werd behoorlijk opgevoerd. Het was mij niet heel vreemd hoe het gesprek verliep. [naam 34] appte nog: “Het is bijna € 2.500,-- ? “
Het ging om een bedrag van € 2496,98 dat moest worden overgemaakt naar: [rekeningnummer 17] op naam van [slachtoffer 30] . Tegen 23:30 uur heb ik € 2.496,98 euro naar genoemd rekeningnummer op naam van [slachtoffer 30] , vanaf mijn Rabobank rekening overgemaakt. Ik berichtte [naam 34] hierover en zij appte terug dat ze graag een betalingsbewijs wilde hebben zodat ze dat kon doorsturen. Ze zou het geld de volgende dag terugbetalen.
De volgende dag werd ik door de Rabobank benaderd met de vraag of ik een transactie van
€ 2.496.98 had gedaan. De bank vermoedde dat sprake was van oplichting. Na een telefoongesprek met [naam 34] begreep ik dat zij het verzoek niet zelf had gedaan.
Doordat een valse naam/valse hoedanigheid werd aangenomen dan wel gebruik werd gemaakt van listige kunstgrepen /een samenweefsel van verdichtsels, werd ik tot de afgifte van geld bewogen. Als ik dat had geweten was ik niet tot de betaling overgegaan.
 Het proces-verbaal van bevindingen ‘Verzamel-PV’, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] (pag. 198 – 206), voor zover inhoudende
als bevindingen van verbalisant(pag. 201):
Verdachte [verdachte] heeft verklaard dat hij met de bankpas van [slachtoffer 30] geld heeft gepind bij het [casino 2] .
 Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 38] , en gesloten op 26 september 2019 (pag. 2601 -2602) voor zover inhoudende als
verklaring van aangever [slachtoffer 20](
zaak 16):
Ik doe aangifte van oplichting met behulp van WhatsApp, gepleegd in de periode van 24 september 2019 te 18:49 uur tot 25 september 2019 te 10:41 uur. Daarbij is gebruikt gemaakt van een valse naam en van listige kunstgrepen.
Op 24 september 2019 kreeg ik via WhatsApp een berichtje van [naam 35] , een vriendin.
Ik zag haar naam en foto. Ook uit de stijl van het berichtje leidde ik af dat zij het was.
Ik merkte eerst niet dat het iemand anders was, die mij berichten stuurde. [naam 35] vroeg mij om voor haar een aantal betalingen te doen: een bedrag van € 962,70 en een bedrag van € 937,80 naar: [naam 36] met IBAN nummer: [rekeningnummer 29] . Het ging om veel verschillende betalingskenmerken. Pas toen ik inmiddels in totaal
€ 5.221,75had overgemaakt merkte ik dat het niet klopte. Ik wilde eerst haar stem horen. Ik heb belde mijn bank. Men zou contact opnemen met de ABN-Amro bank. Ik hoorde toen van een bankmedewerker dat ongeveer 15 minuten nadat ik de betalingen had gedaan het geld reeds was gepind. U kunt foto’s maken van het chatgesprek en deze bij de aangifte voegen.
Ik geef u verder prints van bankafschriften van mijn bankrekening.
Bijlagen:
 Uitdraai bankafschriften met betalingen aan: [naam 36] , [rekeningnummer 29] (pag. 2603 – 2604).
 Uitdraai van WhatsApp conversatie (pag. 2606 – 2628).
 Het proces-verbaal van bevindingen ‘Verzamel-PV’, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] (pag. 198 – 206), voor zover inhoudende
als bevindingen van verbalisant(pag. 202):
Van de opnames bij een geldautomaat zijn camerabeelden verkregen. Op de beelden is te zien dat na de overboekingen in zaak 16 op 24 en 25 september 2019 vanaf de rekening van [naam 36] wordt gepind door [verdachte] en [medeverdachte 1] .
 Het proces-verbaal van bevindingen ‘Bankrekening [rekeningnummer 29] ’ opgemaakt door verbalisant [verbalisant 39] en gesloten op 26 maart 2019 (pag. 2638 – 2637) voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als
bevindingen van verbalisantvoornoemd:
Op 26 september 2019 heeft [slachtoffer 20] aangifte gedaan van oplichting door middel van WhatsApp. Aangeefter heeft in totaal € 5221,75 overgemaakt naar het bankrekeningnummer [rekeningnummer 29] t.n.v. [naam 36] . De bankgegevens van [rekeningnummer 29] ten name van [naam 36] over de periode 23 september 2019 18.53 uur tot en met 25 september 2019 12.36 uur zijn gevorderd bij de ABN AMRO bank.
Te zien is dat op 23 september 2019 om 18:53 uur een bedrag van € 10,00 wordt gestort en een minuut weer wordt gepind. Ik zie verder zes inkomende betalingen vanaf de rekening [rekeningnummer 30] ten name van [slachtoffer 20] , in totaal een bedrag van € 5.211,75. (€10 minder dan vermeld in de aangifte):
Datum Tijd Bedrag Tegenrekeningnummer t.n.v.
24-sep-2019 18.49 uur € 937,80 [rekeningnummer 30] Mw [slachtoffer 20]
24-sep-2019 18.55 uur € 962,70 [rekeningnummer 30] Mw [slachtoffer 20]
24-sep-2019 20.00 uur € 427,50 [rekeningnummer 30] Mw [slachtoffer 20]
24-sep-2019 20.00 uur € 982,75 [rekeningnummer 30] Mw [slachtoffer 20]
25-sep-2019 10.41 uur € 968,50 [rekeningnummer 30] Mw [slachtoffer 20]
25-sep-2019 10.41 uur € 932,50 [rekeningnummer 30] Mw [slachtoffer 20]
Totaal:
€ 5.211,75
Er waren in de betreffende periode nog zes inkomende betalingen zichtbaar vanaf een ander rekeningnummer, namelijk [rekeningnummer 31] ten name van Mw [slachtoffer 21] , Hr 1”. In totaal betrof dit een bedrag van
€ 5.350,80.
Ik zag dat het geld dat werd overgemaakt steeds vrijwel direct daarna werd opgenomen. Zo vond er op dinsdag 24 september 2019 om 18.59 uur, vier minuten na de betalingen van mevrouw [slachtoffer 20] , een contante geldopname plaats van € 500. Deze werd gevolgd door een tiental pinbetalingen bij onder andere [supermarkt] en [winkel] . Om 19.39 uur was het volledige bedrag opgenomen van de rekening.
De rest van die dag en de overige dagen zag ik hetzelfde gebeuren, zowel met het geld afkomstig van mevrouw [slachtoffer 20] als dat van mevrouw [slachtoffer 21] . Alle geldopnamen vonden plaats bij geld- of betaalautomaten in Deventer of Apeldoorn.
 Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 40] , opgemaakt en gesloten op 8 maart 2020 (pag. 2636 - 2637) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - :
Op 6 maart 2020 heb ik een verdachte, [naam 36] , gehoord in verband met een aangifte van oplichting cq fraude door middel van WhatsApp (BVH nummer PL2100-2019201542).
[naam 36] heeft op 7 november aangifte heeft gedaan ter zake misbruik maken van een betaalapp.
[naam 36] heeft verklaard dat hij was benaderd door [naam 2] , een vriend. Deze [naam 2] wist [naam 36] zover te krijgen dat hij een Bunq-app heeft aangemaakt omdat [naam 2] niet meer bij zijn bankrekening zou kunnen. [naam 36] gaf rond 16 oktober 2019 zijn Bunq-app aan [naam 2] . [naam 36] heeft via Snapchat de bijbehorende pincode aan [naam 2] . Later heeft [naam 36] een brief gekregen van de ING bank dat zijn bankrekening [rekeningnummer 32] was geblokkeerd omdat er fraude mee was gepleegd. Naar aanleiding van die aangifte is [naam 2] als verdachte gehoord. [naam 2] heeft verklaard, dat hij [naam 36] niet kende. (opm. verbalisant: [naam 36] heeft als roepnaam [naam 36] . De naam [naam 36] is in het verhoor niet gevallen).
Later is [naam 36] als verdachte gehoord. [naam 36] heeft verklaard dat hij [naam 2] goed kent. Zij wonen in dezelfde straat en zitten op dezelfde school.
Toen aan [naam 36] werd voorgehouden dat op een ABN rekening op zijn naam, [naam 36] , geld is gestort, verkregen door een Whatsapp gesprek verklaarde hij dat hij half september 2019 was benaderd door [naam 2] die hem naar zijn ABN account vroeg. [naam 36] had geen ABN account. Als [naam 36] zo’n account zou aanmaken dan zou hij van [naam 2] geld krijgen. [naam 2] zei dat als hij geld zou krijgen van een man, dat [naam 36] dan de ABN pas kon blokkeren. [naam 36] heeft daarop een ABN account aangemaakt. [naam 36] had na vijf dagen de bankgegevens aan [naam 2] gegeven.
(Opm. verbalisant: zie verder de verklaring van [naam 36] van 6 maart 2020 (pag. 2643). )
 Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 41] , en gesloten op 29 september 2019 (pag. 2701 - 2703) voor zover inhoudende als
verklaring van aangeefster [slachtoffer 21](
zaak 17):
Ik doe aangifte van fraude, gepleegd in de periode van 24 september 2019 te 18:53 uur tot en met 25 september 2019 te 13:45 uur.
Op 24 september omstreeks 18:53 uur ontving ik via WhatsApp een bericht van iemand waarvan ik dacht dat het mijn broer [naam 37] was. Het bericht kwam vanaf nummer [telefoonnummer 26] . [naam 37] vroeg of ik zijn nieuwe telefoonnummer wilde opslaan, omdat hij was overgegaan naar Sim Only. Ik sloeg zijn nieuwe nummer op. We hadden die avond een gesprek via WhatsApp. Rond 20:23 uur zei [naam 37] dat hij steeds storingsmeldingen bij het internetbankieren en hij vroeg of ik iets voor hem zou willen overmaken omdat er haast bij was. Het zou gaan om betalingen van € 932,95 en € 967,40 die overgemaakt moesten worden naar: [rekeningnummer 29] ten name van [naam 36] .
Ik heb de bedragen overgemaakt vanaf mijn ING-rekening [rekeningnummer 31] .
Ik stuurde [naam 37] twee pdf bestandjes van de betalingen. [naam 37] bedankte en zei dat ik he geld zo snel mogelijk terug zou krijgen. Om 22:46 uur krijg ik weer een berichtje van [naam 37] met de vraag of ik nog een bedrag wilde overmaken, naar hetzelfde rekeningnummer. Het ging nu om bedragen van € 924,50 en € 642,50. [naam 37] vroeg of ik weer ‘een bonnetje’ wilde sturen. Op 25 september 2019 om 10:12 uur kreeg ik opnieuw een berichtje van [naam 37] . Hij zei dat er een blokkade op zijn rekening zat en hij vroeg me om nog een bedrag over te maken. Ik heb toen nog eens € 932.95 en € 968,50 euro overgemaakt naar het genoemde bankrekeningnummer. Om 12:19 uur kreeg ik het verzoek om nog € 800,-- over te maken, dan zou alles afgerond zijn. Ik heb mijn broer gebeld op zijn oude nummer. Hij zei dat hij geen verzoeken aan mij had gedaan om te betalen. Ik belde de ING-bank en er werd direct contact opgenomen met de ABNAmro bank.
De betreffende ABN-Amro rekening was al leeg. Als ik had geweten dat het niet mijn broer [naam 37] was die mij de verzoeken, dan had ik dat geld nooit overgemaakt.
Bijlagen(aanvullende stukken,
nagekomen,met betrekking tot de aangifte van [slachtoffer 21] ):
 Overzicht bankbetalingen;
 Overzicht chatgesprekken.
 Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 42] , en gesloten op 12 september 2019 (pag. 2801 - 2803) voor zover inhoudende als
verklaring van aangever [slachtoffer 22](
zaak 18):
Ik doe aangifte van oplichting gepleegd op 7 september 2019 van 12:30 uur tot 17:00 uur.
Op zaterdag 7 september 2019 rond 12.30 uur kreeg mijn vrouw [naam 38] via WhatsApp een appje
van haar zus [naam 39] . Ze schreef dat haar telefoonnummer was gewijzigd in [telefoonnummer 19] .
[naam 39] vertelde tijdens het gesprek aan [naam 38] dat ze niet kon internetbankieren. [naam 38] vertelde dat zij geen storing kreeg te zien. [naam 39] schreef dat ze een betaling moest doen en vroeg [naam 38] haar te helpen. Ze beloofde om het geld maandag terug te storten. [naam 38] had ze geen argwaan en heeft ingestemd om het geld over te maken. Het zou gaan om ongeveer € 2.800,-- en [naam 39] vroeg om het bedrag in drie keer over te maken. Het ging om betalingen van € 927,50 (o.v.v. [nummer 10] ), € 867,25 (o.v.v. [nummer 11] ) en € 932,25 (o.v.v. [nummer 11] ) naar bankrekeningnummer [rekeningnummer 33] , ten name van [naam 40] . [naam 38] heeft deze bedragen over gemaakt. [naam 38] heeft na de betalingen een screenshot geappt om te laten zien dat het geld was overgemaakt.
[naam 39] appte hierna dat er nog een vierde bedrag moest worden overgemaakt moest worden. Ze vroeg [naam 38] om nog € 867,40 over te maken naar hetzelfde bankrekeningnummer. [naam 38] heeft ook dit bedrag overgemaakt. Er werd gevraagd om nog een betaling te doen, van € 497,50.
[naam 38] kreeg echter argwaan en zei dat het niet lukte. [naam 39] vertelde dat ze alles zou uitleggen en telefonisch contact zou opnemen. We hoorden alleen gekraak.
Ik nam contact op met [naam 39] via haar ‘oude’ telefoonnummer. [naam 39] vertelde dat zij geen nieuwe telefoonnummer had en dat ze ook niet om geld had gevraagd.
Doordat een valse naam/valse hoedanigheid werd aangenomen dan wel gebruik werd gemaakt van listige kunstgrepen /een samenweefsel van verdichtsels, is [naam 38] tot de afgifte van geld bewogen. Als zij dat had geweten was zij niet tot de betaling overgegaan.
 Het proces-verbaal van bevindingen ‘Verzamel-PV’, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] (pag. 198 – 206), voor zover inhoudende
als bevindingen van verbalisant(pag. 203 bovenaan):
Op camerabeelden is te zien dat [verdachte] degene is die het geld van de rekening pint.
[medeverdachte 1] heeft op 5 september 2019 een foto van deze bankpas verstuurd, twee dagen voordat de oplichting heeft plaatsgevonden.
 Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 43] , en gesloten op 7 oktober 2019 (pag. 2901- 2902) voor zover inhoudende als
verklaring van aangever [slachtoffer 23](
zaak 19):
Ik doe aangifte van oplichting gepleegd op 2 oktober 2019 tussen 13:40 uur en 18:45 uur.
Op 2 oktober 2019 rond 13:40 uur werd ik via WhatsApp benaderd via telefoonnummer [telefoonnummer 20] door, naar ik begreep, mijn broer. Hij zei dat hij een nieuw nummer had en vroeg me om dat nummer op te slaan; hij zou zijn overgestapt.
Mijn broer is naar Frankrijk verhuisd. Hij vroeg na enkele berichten of ik hem geld kon voorschieten en hem kon helpen met het betalen van enkele rekeningen. Ik heb toen op zijn verzoek drie keer een bedrag overgemaakt het rekeningnummer [rekeningnummer 34] op naam van [naam 41] . Het ging om betalingen van € 945,50, € 980,45 en € 784,05.
Ik heb de bedragen overgemaakt vanaf mijn ING-bankrekening op naam van [slachtoffer 23] . Die avond besloot ik om mijn broer te bellen, op zijn oude nummer. Mijn broer nam op.
Ik begreep toen dat ik niet met mijn broer had geappt en dat ik was opgelicht.
Bijlagen(aanvullende stukken,
nagekomen,met betrekking tot de aangifte van [slachtoffer 21] ):
 Print van chatgesprekken. (pag. 2903 – 2911);
 Het proces-verbaal van bevindingen ‘Verzamel-PV’, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] (pag. 198 – 206), voor zover inhoudende
als bevindingen van verbalisant(pag. 203 halverwege):
Op camerabeelden is te zien dat [verdachte] in zaak 19 € 1.000,-- pint vanaf de rekening, om 15:39 uur.
 Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 44] , en gesloten op 31 augustus 2019 (pag. 3201 -3203) voor zover inhoudende als
verklaring van aangever [slachtoffer 24](
zaak 22) zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte van fraude, gepleegd op 26 augustus 2019 tussen 15:17 uur en 187:08 uur.
Op 26 augustus 2019 werd ik via WhatsApp benaderd door, naar ik aannam, mijn dochter [naam 42] , via telefoonnummer [telefoonnummer 21] . Ze vroeg of ik haar nieuwe nummer wilde opslaan omdat ze was overgestapt. We hebben een gesprek gevoerd via WhatsApp. Tijdens het gesprek vroeg mijn dochter of ik enkele overboekingen wilde verrichten voor haar. Ik vond dat niet vreemd omdat ze bezig is met een verbouwing. Mijn dochter vroeg om vier betalingen te doen naar rekeningnummer [rekeningnummer 35] op naam van [naam 43] . Ik heb die vanaf 15:17 uur gedaan: € 3.465,50 (om 15.39 uur) € 1.584,60, (om 15.53 uur) € 4.104,50, en (om 17.08 uur) € 698,85. In totaal
€ 10.853,45.
Later op de dag ging ik bij mijn dochter langs. Ik begreep toen dat ik was opgelicht. Toen ik die avond contact opnam met de bank hoorde ik, omstreeks 20:30 uur, dat alle bedragen direct contant waren opgenomen bij een pinautomaat.
Bijlagen:
 Print van chatgesprekken. (pag. 3204 - 3207);
 Bankafschriften met bovengenoemde betalingen/ afschrijvingen (pag. 3208 - 3211).
 Het proces-verbaal van bevindingen ‘Verzamel-PV’, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] (pag. 198 – 206), voor zover inhoudende
als bevindingen van verbalisant(pag. 204 halverwege):
Op camerabeelden is te zien dat [verdachte] in zaak 22 het geld van de rekening pint.
 Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 45] , en gesloten op 21 november 2019 (pag. 3301 - 3304) voor zover inhoudende als
verklaring van aangever [slachtoffer 25](
zaak 23):
Ik doe aangifte van identiteitsfraude, gepleegd op 15 november 2019 om 10:40 uur.
Op genoemde datum en genoemd tijdstip ontving ik via WhatsApp een bericht van – naar ik aannam – mijn dochter [naam 44] , via telefoonnummer [telefoonnummer 22] . Ik zag de profielfoto van mijn dochter en kleinzoon. [naam 44] vroeg of ik haar nieuwe nummer wilde opslaan. Ik zag dat ik via hetzelfde nummer ook een gemiste oproep had en ik vroeg of zij dat was. Dat werd bevestigd.
Omstreeks 11:42 stuurde mijn dochter een bericht waarin ze vroeg of ik haar zou kunnen helpen met het betalen van enkele rekeningen. Ze zou het terugbetalen. Ik vroeg om welk bedrag het ging. [naam 44] appte dat het om een ‘wel hoog bedrag’ ging, bijna € 2.600,--.
Het zou gaan om drie rekeningen die moesten worden betaald op de rekening [rekeningnummer 36] op naam van [naam 45] .
Ik vertelde dat ik een weekend weg was en het niet eerder dan zondag kon regelen. In diverse berichten drong [naam 44] echter aan op snelle betaling, anders zou beslag worden gelegd. [naam 44] vroeg rond 18:39 uur of ik dan alsjeblieft € 1.000,-- kon overmaken, er was een regeling getroffen en de rest mocht ze later betalen.
[naam 44] zei dat ik dat wel kon betalen door middel van € 500,-- van mijn zakelijke rekening en € 500,-- van mijn privérekening. Omstreeks € 31.31 uur heb ik € 500,-- overgemaakt vanaf mijn zakelijke rekening naar [rekeningnummer 36] op naam van [naam 45] .
[naam 44] drong erop aan dat ik ook de tweede € 500,-- zou betalen maar ik zei dat ik dat de volgende dag zou doen. De volgende ochtend ontving ik om 8:13 uur een appje met de vraag of het gelukt was. Ik zei dat ik het eind van de dag nog eens zou proberen.
Omstreeks 18:10 uur ontving mijn vrouw een berichtje van onze dochter via het oude nummer.
Onze dochter bleek van niets te weten. Ik nam contact op met de Rabobank.
Men vertelde mij dat het genoemde rekeningnummer een week eerder was geopend en dat het door mij overgemaakte geld kort na de overboeking was opgenomen.
Bijlagen:
 Print van chatgesprekken. (pag. 3305 - 3306);
 Bankafschriften met bovengenoemde betalingen/ afschrijvingen (pag. 3208 - 3211).
 Het proces-verbaal ‘Herkenning persoon’, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] en gesloten op 7 januari 2020 (pag. 3310 – 3311), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven - :
Op 2 en 16 januari 2020 is tijdens de briefing aandacht gevraagd voor een foto van een verdachte, zijnde iemand die geld pint in een fraude/ oplichtingszaak, behorende bij een aangifte met nummer PL1500_BVH_2019325031_1. (zie bijlage: foto, pag. 3312). In de zaak is vanaf het rekeningnummer waar de aangever geld naartoe heeft overgemaakt voor zijn dochter direct € 500,-- afgehaald zijn bij een pinautomaat van de Rabobank te Deventer. Ik herken de persoon op de foto als
[verdachte]. Ik ken hem vanuit mijn werk en een opsporingsonderzoek inzake frauduleuze handelingen. In oktober 2019 is door personeel van een casino te Deventer melding gedaan ten aanzien van deze persoon en mogelijk frauduleus handelen. Ik herken [verdachte] aan het totaalbeeld en zijn gezicht, stand oren, neus. Ik herken hem naar aanleiding van beelden en foto’s van 22 oktober 2019.
 Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 46] , en gesloten op 21 april 2020 (pag. 3401 – 3403) voor zover inhoudende als
verklaring van aangever [slachtoffer 26](
zaak 24):
Ik doe aangifte van oplichting gepleegd op 21 april 2020 van/ tussen 8:56 uur en 11:49 uur.
Op 21 april 2020 ontving ik een WhatsApp bericht vanaf telefoonnummer [telefoonnummer 23] .
Ik las: “Hai mam, dit is mijn nieuwe nummer. Vervang je hem even ?”
Ik ging er vanuit dat het ging om mijn dochter [naam 46] . De manier waarop werd geappt leek erg op haar stijl. [naam 46] gaf ik de daarop volgende berichten aan dat zij een nieuwe telefoon had en problemen had met internetbankieren. Ze moest geld overmaken maar dat lukte niet. Ze vroeg of ik die betaling voor haar wilde doen en dan zou zij mij later terugbetalen. Ik kreeg een betaalverzoek om € 3.164,94 over te maken. Ik heb dat bedrag in reactie op het betaalverzoek vanaf onze ING bankrekening overgemaakt naar de gegevens die ze me stuurde: naar: [naam 24] ; [rekeningnummer 24] .
Ik vertelde [naam 46] dat ik het bedrag had overgemaakt en las dat er nog een betaling gedaan moest worden. Ik ontving toen een betaalverzoek om € 2.915,75 euro over te maken, naar:
[naam 24] ; [rekeningnummer 24] ; Kenmerk: [nummer 12] . Ook dat bedrag heb ik vanaf onze ING-rekening overgemaakt.
Toen werd ik gebeld door een medewerkster van de ING bank. Ze zei dat ik was opgelicht en dat de bedragen die ik had overgemaakt werden bevroren.
Doordat de verdachte een valse naam/valse hoedanigheid heeft aangenomen, dan wel gebruik heeft gemaakte van listige kunstgrepen/ samenweefsel van verdichtsels, werd ik bewogen tot afgifte van het geld.
 Het proces-verbaal van bevindingen ‘Verzamel-PV’, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] (pag. 198 – 206), voor zover inhoudende
als bevindingen van verbalisant(pag. 205 onderaan)
Op camerabeelden is te zien dat [verdachte] in zaak 24 twee bedragen van deze rekening pint: € 2.000,-- en € 1.160,--.
Parketnummer 08/025218-20
Ten aanzien van de feiten 1 primair, 2 primair en 3:
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2020045151Z.
Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
 Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 47] , van politie Eenheid Oost-Nederland, gesloten op 18 april 2019 (pag. 52 – 54) voor zover inhoudende als
verklaring van aangever [slachtoffer 8]:
Ik doe aangifte van identiteitsfraude en oplichting, gepleegd op zaterdag 13 april 2019 van 17:24 uur en 18:15 uur.
Bij de identiteitsfraude en oplichting is de identiteit van mijn zoon [slachtoffer 8] valselijk gebruikt. Ik werd bewogen tot de afgifte van geld doordat de verdachte een valse naam/valse hoedanigheid heeft aangenomen dan wel gebruik heeft gemaakt van een listige kunstgreep en/of een samenweefsel van verdichtsels. Op zaterdag 13 april 2019 omstreeks 17.24 uur ontving ik via WhatsApp een appje van mijn zoon. Ik zag zijn profielfoto met mijn kleinzoon. Het telefoonnummer was: [telefoonnummer 24] . In het app-bericht gaf mijn zoon aan dat hij een nieuw telefoonnummer had en dat het oude gewist kon worden.
Ik vroeg of hij zou komen eten en of hij mij daarna naar Voorst kon brengen. Hij antwoordde dat dat kon maar dat hij eerst enkele rekeningen wilde betalen maar dat zijn bank kennelijk een storing had. Het verhaal klopte wel, naar mijn idee.
Hij vroeg nog wat wij gingen eten. Ik kreeg vervolgens via WhatsApp de vraag of ik het geld kon voorschieten en dat hij het later weer naar mij zou overmaken. Ik stemde daarmee in en kreeg een bedankje. De communicatie wekte bij mij geen argwaan. Ik kreeg de betalingsgegevens door:
 [slachtoffer 7] , [rekeningnummer 1] , bedrag: € 973,72, omschrijving : [omschrijving 1] en
 [slachtoffer 7] , [rekeningnummer 1] , bedrag: € 928,49, omschrijving: [omschrijving 2] .
Na ongeveer twee minuten kreeg ik al de vraag of ik wilde laten weten als het gelukt was. En na negen minuten de vraag: ‘en ?’. Ik antwoordde met ‘bijna’.
Als reactie kreeg ik de vraag of hij het geld contant moest meenemen of dat het later overgemaakt kon worden. Mijn vrouw heeft rond 17:46 uur beide bedragen overgemaakt naar genoemd rekeningnummer overgemaakt. Na de transacties kwam onze zoon [slachtoffer 8] binnen. Ik wist toen meteen dat het foute boel was. Hierna ontving ik nog een paar berichtjes als: 17:55 uur: “Wat gebeurd er dan pff ?”
Mijn vrouw heeft rond 18.15 uur de Rabobank gebeld. Er werd aangegeven dat het door ons overgemaakte geld niet meer gestorneerd kon worden. Ik ben benadeeld voor een bedrag van
€ 1902,21.
 Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 47] van politie Eenheid Oost-Nederland, en gesloten op 22 april 2019 (pag. 55 – 56) voor zover inhoudende:
Aangever [slachtoffer 8] heeft printscreens van de in de aangifte genoemde WhatsApp gesprekken voor het politieonderzoek ter beschikking gesteld. Daarnaast heeft aangever kopieën van afschrijvingen van de Rabobank ter beschikking gesteld voor het politieonderzoek. Uit die afschrijvingen blijkt dat op 13 april 2019 van de Rabo-bankrekening van [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 37] bedragen van € 973,72 en € 928,49 zijn overgemaakt naar [rekeningnummer 1] ten name van [slachtoffer 7] .
 Het proces-verbaal van verhoor van de (mede-)verdachte [slachtoffer 7] , opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 48] en [verbalisant 49] , gesloten op 15 januari 2020 (pag. 93 – 101) voor zover inhoudende:
In maart of april 2019 kwam ik in contact met een jongen. Ik had geen werk en ik had geld nodig. De jongen zei dat ik geld kon verdienen door mijn bankpas en pincode af te staan. Hij moest ook kunnen internetbankieren, op mijn bankrekening. Hij beloofde bedragen die ik nooit zou kunnen verdienen, zoals € 4.000,-- . Ik stemde in en heb mijn bankpas en pincode uitgeleend. Die jongen heet [verdachte] en hij komt uit Deventer. De benadeelde was zijn persoonlijk begeleider van het UWV. Dat heeft [verdachte] mij verteld.
De volgende dag kreeg ik € 300,-- contant van hem en ik kreeg mijn Rabobank-bankpas terug. Ik kreeg een melding van de bank dat ik per direct geen gebruik meer kon maken van mijn rekening.
 Het proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt door verbalisanten, [verbalisant 49] en [verbalisant 50] van politie Eenheid Oost-Nederland, gesloten op 29 januari 2020 (pag. 114 - 122), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaringen van verdachte:
U houdt mij voor dat [slachtoffer 8] aangifte heeft gedaan van oplichting via internet, waarbij hij op 13 april 2019 is bewogen om geld naar een bankrekening en dat uit onderzoek is gebleken dat ik degene ben geweest die dat geld binnen korte tijd na de transactie heb gepind. Het klopt dat ik dat dat nummer aan iemand heb doorgegeven. Die verstuurde volgens mij via WhatsApp berichten naar hem en deed alsof hij zijn zoon was. Fraude via WhatsApp dus. Het geld werd op de rekening van [slachtoffer 7] gestort. Ik werkte bij Holland Auto’s en daar tegenover had iemand een bedrijf met zijn zoon in dienst. [slachtoffer 7] Enginering of zoiets.
Ik had contact met iemand uit Almere. Ik ken hem als [naam 3] maar op Facebook heet hij anders. Via zijn neef kwam ik met hem in contact. Hij heet [naam 3] of [naam 3] . Die [naam 3] heeft mij gevraagd om mee te doen. Hij vroeg mij of ik passen kon regelen. Dat kon ik.
[naam 3] vroeg aan mij een nummer en een naam en zijn naam op Facebook. En ik gaf de gegevens van [slachtoffer 8] , mijn begeleider van het UWV.
Ik heb de bankpas geregeld van de rekening van [slachtoffer 7] geregeld. Daar is het geld op gestort. Ik kreeg bericht, als ik naar die muur kon gaan.
Ik heb het geld gepind. Daarna spraken we af bij de Mac Donalds. Hij kreeg het afgesproken bedrag. Volgens mij was dit de eerste die ik deed. Afgesproken was dat ik vijftig procent kreeg van wat er opgenomen werd en dat moest ik delen met degene van wie de bankpas was. Volgens mij heeft [slachtoffer 8] ongeveer € 2.000,-- naar de bank van [slachtoffer 7] overgemaakt.
De foto die via WhatsApp als profielfoto is meegezonden is van Facebook gehaald. Daarom moest ik ook de voornaam van [slachtoffer 8] geven. Ze kijken op de Facebookpagina en zien dan wie zijn vrienden en alles zijn. Op die manier komen ze aan informatie en een foto.
Ik heb het geld gepakt. [naam 3] of [naam 3] , heeft [slachtoffer 8] , vanuit Almere, benaderd en zich voorgedaan als zijn zoon of zo.
Mijn contact met [naam 3] ging meestal via Snap. Ik heb ongeveer € 1.900,-- of € 2.000,-- gepind, waarschijnlijk in twee keer. Die jongen uit Almere kwam een paar keer bij de Mc Donalds in Apeldoorn. Ik gaf het geld cash aan hem. Ik wist dat ik naar de pinautomaat kon gaan omdat ik dan een foto of filmpje kreeg waaruit bleek dat die [slachtoffer 8] had geappt dat het geld binnen vijf minuten overgemaakt zou zijn. Ik kon internetbankieren en zien of het geld was overgemaakt. Dat had ik zo ingesteld, dat ik een melding kreeg.
Feit 3.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de hier te noemen bewijsmiddelen. De rechtbank zal - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), daarbij volstaan met een opsomming van die bewijsmiddelen.
 De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 11 augustus 2020, voor zover inhoudende – kort weergegeven - :
‘Het klopt dat ik op 29 januari 2020 in mijn woning te Deventer een pistool van het merk Smith & Wesson, voorhanden heb gehad.’
En:
 Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 51] en [verbalisant 52] , van politie eenheid Oost-Nederland en gesloten op 30 januari 2020 (dossierpagina 133 – 134);
 Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 53] en [verbalisant 54] van de politie eenheid Midden-Nederland, en gesloten op 29 januari 2020 (dossierpagina 135 – 136);
 Het proces-verbaal van bevindingen, betreffende een onderzoek naar een vuurwapen, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 55] , van de politie eenheid Midden Nederland, Team Forensische Opsporing, Wapens Munitie Explosieven, en gesloten op 16 maart 2020 (dossierpagina 142 – 143).

Voetnoten

1.Proces-verbaal van relaas (pag. 7 halverwege) en proces-verbaal van aangifte [aangever] (pag. 28 – 31).
2.Proces-verbaal van verdenking, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] (pag. 53 – 55).
3.Het proces-verbaal van relaas, pag. 15 e.v..
4.Proces-verbaal van relaas, pag. 15 – 26, in het bijzonder pag. 15 onderaan en 16 bovenaan, pag. 16 onderaan en pag. 18 bovenaan.
5.Proces-verbaal van relaas einddossier, pagina 6.
6.Hoge Raad 20 december 2016 (ECLI:NL:HR:2016:2889 en ECLI:NL:HR:2016:2892.)
7.O. a . HR 29 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO2628, HR 13 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU6933; HR 21 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014…
8.(o. a . HR 26 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM4440; HR 8 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX4449; HR 17 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2001).
9.HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474 en HR 24 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:718.