ECLI:NL:RBOVE:2020:2643

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 augustus 2020
Publicatiedatum
12 augustus 2020
Zaaknummer
8260977 CV EXPL 20-93
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontbinding van koopovereenkomsten en schadevergoeding na aankoop van defecte voertuigen via online veiling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 11 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de besloten vennootschap ECACIA B.V. De eiser had via een online veiling twee voertuigen gekocht, maar ondervond bij het ophalen van de voertuigen ernstige gebreken. De eiser vorderde ontbinding van de koopovereenkomsten en schadevergoeding, stellende dat de voertuigen niet voldeden aan de verwachtingen die hij mocht hebben op basis van de informatie verstrekt tijdens de veiling. De kantonrechter oordeelde dat de juiste partij was gedagvaard, ondanks dat de contractspartij niet de vennootschap was die de veiling organiseerde. De kantonrechter concludeerde dat het ontbindingsrecht van consumenten ook van toepassing is op aankopen via een online veilingplatform, ongeacht de mogelijkheid tot fysieke biedingen. De rechter oordeelde dat de overeenkomsten rechtsgeldig waren ontbonden en dat de eiser recht had op terugbetaling van de koopsom en schadevergoeding. De vordering tot terugname van de voertuigen en betaling van stallingskosten werd eveneens toegewezen. De proceskosten werden aan de gedaagde partij opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 8260977 CV EXPL 20-93
Vonnis van 11 augustus 2020
in de zaak van
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eisende partij, hierna te noemen [eiser]
gemachtigde: mr. A. Tariki,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ECACIA B.V.,
gevestigd te Heerenveen en kantoorhoudende te Drachten,
gedaagde partij, hierna te noemen Ecacia
gemachtigde: mr. M.D. Kalmijn.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord,
- het tussenvonnis van 18 februari 2020 waarin een mondelinge behandeling is gelast,
- het bericht de griffie aan partijen dat wegens de maatregelen in verband met de corona-crisis er geen mondelinge behandeling zal plaatsvinden maar de zaak naar de rol wordt verwezen voor repliek en dupliek,
- de conclusie van repliek,
- de conclusie van dupliek,
- de akte uitlating producties van [eiser]
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 22 april 2019 heeft [eiser] via Proveiling.nl een bod uitgebracht op zowel een [auto 1] (hierna: het busje), als een [auto 2] (hierna: [auto 2] ). Diezelfde dag heeft [eiser] bericht ontvangen dat zijn biedingen waren geaccepteerd. Via de website kon [eiser] direct betalen met een betaallink, hetgeen hij heeft gedaan.
2.2.
Op 26 april 2019 heeft [eiser] samen met zijn dochter en nichtje beide auto’s opgehaald in Drachten.
2.3.
Bij het ophalen van de auto’s wilde [auto 2] niet starten en was een startbooster nodig om deze aan de praat te krijgen. Kort na het wegrijden viel [auto 2] uit.
2.4.
[eiser] heeft de auto’s langsgebracht bij garage EuroMaster Autoservice te Drachten. In een schriftelijk verklaring van 4 mei 2019 wordt hierover door [C] , monteur bij EuroMaster Autoservice, vermeld:
“Op vrijdag 26 april 2019 om 11:30 kwam bij ons aan de bedrijfsbalie de heer [eiser] vergezeld door zijn dochter en nichtje, met de vraag of wij even naar zijn zojuist gekochte [auto 2] wilde kijken. Er zou volgens de heer [eiser] een nieuwe accu in de auto geplaatst moeten worden en de auto zou heel slecht lopen. [..]
Tijdens het doormeten van de accu bleek deze defect te zijn. Na het plaatsen van een nieuwe accu kon de auto weer gestart worden. De auto liep echter helemaal niet goed en het klonk alsof de auto maar op drie cilinders liep. Ik heb de auto aan onze testcomputer geplaatst en er kwamen maar liefst 84 foutmeldingen in beeld. Na enig onderzoek zag ik dat de bougie kabels over vonkten naar elkaar. Ik heb een nieuwe set bougie kabels geplaatst. Dit mocht helaas niet baten. Vervolgens heb ik de bobine en de bougies vervangen. Hierdoor liep de auto iets beter, maar helaas waren nog lang niet alle foutmeldingen opgelost. Uit de metingen kwam telkens naar voren dat er duidelijk iets mis is met de derde cilinder.
Ik heb meneer [eiser] eerlijk advies gegeven dit elders te laten repareren aangezien de geraamde kosten wel kunnen oplopen van 1200 tot 1500 euro. Ook heb ik de heer [eiser] afgeraden met deze auto van Drachten naar [woonplaats] te rijden. In overleg met de heer [eiser] heb ik aangeboden dat [auto 2] op het terrein van de Euromaster mocht blijven staan tot deze opgehaald of weggereden zou worden”
En:
“Op vrijdag 26 april 2019 om 11:30 kwam bij ons aan de bedrijfsbalie de heer [eiser] vergezeld door zijn dochter en nichtje, met de vraag of wij even naar zijn zojuist gekochte [auto 1] wilde kijken. Er zou volgens de heer [eiser] gladde banden onder zijn auto zitten. [..]
Bij controle bleek dat alle vier de banden spek glad waren. Er zat totaal geen profiel meer op. Bovendien waren de gladde banden gemonteerd op verschillende velgen, namelijk 13 en 14 inch, iets wat in Nederland niet is toegestaan. Het is niet mogelijk hiermee door een APK keuring te komen.
Ik heb meneer [eiser] eerlijk advies gegeven om bij de sloperij [D] een aantal veilige stalen velgen met goede banden te laten monteren.”
2.5.
[eiser] heeft op 4 mei 2019 een brief met onder meer de volgende inhoud aan ProVeiling, t.a.v. de heer [B] , gestuurd:
“Meneer [B] ,
Op 26 april 2019 heb ik bij uw bedrijf Pro Veiling twee auto,s gekocht. Te weten een [auto 1] 1.9 D, kavelnummer [1] en een [auto 2] met kavel nummer [2] Totaal bedrag voor beide auto plus kosten € 3950,82 Er is echter niet geleverd wat er beschreven stond. [..]
Ik heb u hierover per mail bericht en ik heb diverse keren met uw personeel lid mevrouw [A] gesproken. Helaas heeft u besloten om dit verder niet in behandeling te nemen en niet met een passende oplossing te komen.
Ik laat u bij deze nogmaals weten dat ik van de koop af wil zien, zoals besproken met mevrouw [A] . Ik eis mijn geld retour en de gemaakte kosten voor vervoer en reparatiekosten. Dit bedrag, bedraagt naast de door u berekende kosten, een bedrag van € 450,- [..]”
2.6.
In een door [eiser] overgelegd uittreksel uit het KvK-register betreffende Ecacia staat als startdatum van de onderneming 28 maart 2019 vermeld. Onder het kopje “Vestiging” staat vermeld:

Bezoekadres Ampèrelaan 3 10, 9207AM Drachten
Telefoonnummer 0854865752
[..]
Activiteiten SBI-code: 82992 – Veilingen van huisraad, kunst, antiek, machines e.d. onroerende goederen
Het drijven van een onderneming die zich richt op het opzetten, beheren en exploiteren van een (online) veiling voor roerende zaken, in het bijzonder faillisementsgoederen.”
Verder staat onder het kopje “Oude statutaire namen” en “Oude handelsnamen” vermeld dat zij van 28 maart 2019 tot en met 30 september 2019 de statutaire naam en handelsnaam ProVeiling B.V. had. Onder het kopje “Oude vestigingsadressen” staat vermeld dat zij voorheen als vestigingsadres de adressen: Heremaweg 22, 8444AP Heerenveen en De Roef 20 a, 9206AK Drachten heeft gehad.
2.7.
In een door [eiser] overgelegd uittreksel uit het KvK-register betreffende Regoed B.V. staat onder het kopje “Vestiging” onder meer vermeld:
Bezoekadres De Roef 20 a, 9206AK Drachten
Telefoonnummers [..]
854865752
Activiteiten SBI-code: 82992 – Veilingen van huisraad, kunst, antiek, machines e.d. roerende goederen
[..]
[..] Het online veilen van goederen onder andere uit faillissementen en bedrijfsbeëindigingen.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert, samengevat en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
voor recht te verklaren dat de twee koopovereenkomsten met betrekking tot de koop van de [auto 1] (kavelnummer [1] ) en de [auto 2] (kavelnummer [2] ) rechtsgeldig zijn ontbonden;
Zowel primair als subsidiair:
Ecacia te veroordelen om aan [eiser] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van EUR 5.826,57, te vermeerderen met de buitengerechtelijke kosten, begroot op EUR 666,33, beide te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
Ecacia te veroordelen om binnen 7 dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis de auto’s terug te nemen van [eiser] , door (i) de tenaamstelling van beide auto’s te wijzigen naar Ecacia, (ii) met afgifte aan [eiser] van vrijwaringsbewijzen van het RDW en verder (iii) de auto’s weg te halen van hun huidige stallingsplaatsen althans een door [eiser] aangewezen plaats, een en ander op straffe van verbeurte van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van EUR 100,- voor iedere dag dan wel gedeelte daarvan dat Ecacia niet tijdig en volledig voldoet aan deze veroordeling met een maximum van EUR 50.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de diverse vervaldata tot aan de dag der algehele voldoening;
Ecacia te veroordelen tot betaling van een vergoeding voor de (stallings)kosten ter hoogte van EUR 20,- over de periode vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag van volledige en deugdelijke nakoming van de gevorderde terugname, telkens te betalen uiterlijk op de eerste dag van iedere maand, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de diverse vervaldata tot aan de dag der algehele voldoening; en
verder met veroordeling van Ecacia in de kosten van deze procedure, salaris gemachtigde daaronder begrepen, en in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de 14 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2.
Ecacia voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid – is de juiste partij gedagvaard?

Standpunt [eiser]
4.1.
Volgens [eiser] zijn de overeenkomsten betreffende de koop van de auto’s met Ecacia aangegaan, althans is er sprake van vereenzelviging van de rechtspersonen Ecacia en Regoed B.V. Ecacia was ten tijde van de koop nog ProVeiling B.V. genaamd en het was daarmee ProVeiling, waarmee [eiser] zaken had gedaan. [eiser] mag er als consument van uitgaan dat ten tijde van de transactie de vennootschap met de statutaire naam ProVeiling zijn contractspartij is. ProVeiling B.V. exploiteerde blijkens het KvK-uittreksel een veilinghuis.
4.2.
Daarbij speelt mee dat eventuele onduidelijkheid voor rekening van Ecacia komt. Zij had de wettelijke verplichting om – voor zover de contractspartij een andere vennootschap is – dit kenbaar te maken. Uit de algemene voorwaarden of uit de contactpagina op de website valt niet op te maken met welke vennootschap er zaken wordt gedaan, terwijl artikel 6:230b sub 2 BW vereist dat de identiteit van de ondernemer, waaronder het KvK-nummer, kenbaar wordt gemaakt. Deze informatie moet door de ondernemer op eigen initiatief worden verstrekt, op een makkelijke en toegankelijke plaats beschikbaar zijn en moet in alle door de ondernemer verstrekte documenten worden opgenomen. Dit is niet gebeurd, zodat voor [eiser] onduidelijk is met wie hij zaken deed. Ter onderbouwing legt [eiser] een ‘screenshot’ van de contactpagina van de website proveiling.nl over.
Standpunt Ecacia
4.3.
Niet Ecacia, maar Regoed B.V. organiseerde en deed de veilingen. De auto’s werden ook door Regoed B.V. aan [eiser] gefactureerd. Dit blijkt uit de factuur, waarop het KvK-nummer van Regoed B.V. staat vermeld. Alleen al door ‘proveiling.nl’ in te typen op de website van de Kamer van Koophandel komt Regoed B.V. en niet Ecacia naar voren. [eiser] wist bovendien dat hij een factuur had gekregen en had aan de hand daarvan kunnen vaststellen dat hij zaken deed met Regoed B.V. en niet met Ecacia.
4.4.
Dat Regoed B.V. niet heeft voldaan aan haar informatieverplichting op grond van artikel 6:230b e.v. BW betekent niet dat Ecacia – als derde partij – kan worden aangesproken.
Het oordeel van de kantonrechter
4.5.
Naar vaste rechtspraak komt het bij de beantwoording van de vraag wie als wederpartij bij een overeenkomst is aan te merken, aan op wat partijen bij de totstandkoming van de overeenkomst daaromtrent jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en hebben mogen afleiden. [1]
4.6.
Door [eiser] is onvoldoende gesteld om tot het oordeel te kunnen komen dat de overeenkomsten met Ecacia zijn gesloten. In het KvK-uittreksel staat bij de rechtspersoon Regoed B.V. immers vermeld dat deze handelt onder de handelsnaam
www.proveiling.nl. Ook in het faillissementsverslag van de curator is dit vermeld. Uit geen van de overgelegde stukken volgt dat
www.proveiling.nlop enige wijze (bijvoorbeeld als handelsnaam of als domeinnaam) aan ProVeiling B.V. toebehoorde. Een en ander vindt tevens bevestiging in de factuur, waarop het KvK-nummer van Regoed B.V. staat vermeld. Dit betekent dat moet worden aangenomen dat de handelsnaam
www.proveiling.nlaan Regoed B.V. toebehoorde en dat daarom aangenomen moet worden dat met biedingen via
www.proveiling.nleen overeenkomst wordt gesloten met Regoed B.V. Dat beide rechtspersonen voorts dezelfde (indirect) eigenaar en bestuurder [B] hadden, doet aan het voorgaande niet af. Immers, niet is gesteld, noch is gebleken, dat [B] bij het sluiten van de overeenkomsten was betrokken.
4.7.
Uit het voorgaande volgt dat Regoed B.V. contractspartij was bij de koopovereenkomsten. Dit leidt er in beginsel toe dat [eiser] de verkeerde partij in de procedure heeft betrokken. Dit kan anders zijn indien, zoals [eiser] ook bepleit, sprake is van vereenzelviging van beide rechtspersonen. [eiser] heeft hiertoe onweersproken gesteld dat achter beide rechtspersonen dezelfde natuurlijke persoon zit, te weten de heer [B] , dat beide vennootschappen zijn gevestigd (geweest) op hetzelfde adres en dat zij nagenoeg dezelfde naam hebben, nu Regoed B.V. ten tijde van de verkoop onder de handelsnaam
www.proveiling.nlopereerde en Ecacia destijds de statutaire naam ProVeiling B.V. had. Verder is door [eiser] gesteld dat beide rechtspersonen – blijkens de KvK-uittreksels – dezelfde bedrijfsactiviteiten uitvoerden, namelijk kortgezegd het exploiteren van een veilinghuis. Verder werd op de website niet vermeld dat overeenkomsten met Regoed B.V. werden gesloten, en heeft [eiser] onweersproken gesteld dat ook in de Algemene Voorwaarden die op de overeenkomst van toepassing zijn verklaard enkel de naam ProVeiling voorkwam.
4.8.
Voor de vraag of grond bestaat voor vereenzelviging van rechtspersonen is het Rainbow-arrest van de Hoge Raad richtinggevend. [2] In dat arrest heeft de Hoge Raad overwogen dat
“door degene die (volledige of overheersende) zeggenschap heeft over twee rechtspersonen, misbruik kan worden gemaakt van het identiteitsverschil tussen deze rechtspersonen, en dat hetgeen met zodanig misbruik werd beoogd, in rechte niet behoeft te worden gehonoreerd. Het maken van zodanig misbruik zal in de regel moeten worden aangemerkt als een onrechtmatige daad, die verplicht tot het vergoeden van de schade die door het misbruik aan derden wordt toegebracht. Deze verplichting tot schadevergoeding zal dan niet alleen rusten op de persoon die met gebruikmaking van zijn zeggenschap de betrokken rechtspersonen tot medewerking aan dat onrechtmatig handelen heeft gebracht, doch ook op deze rechtspersonen zelf, omdat het ongeoorloofde oogmerk van degene die hen beheerst rechtens dient te worden aangemerkt als een oogmerk ook van henzelf.”
4.9.
Voornoemd arrest heeft onder meer betrekking op gevallen waarin de ondernemingsactiviteiten van een vennootschap worden beëindigd, terwijl die activiteiten door een andere vennootschap worden voortgezet met geen ander oogmerk dan benadeling van de crediteuren van de eerstgenoemde vennootschap door het verijdelen van verhaal door de crediteuren op die vennootschap. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiser] , gelet op hetgeen in 4.7 is overwogen, voldoende onderbouwd gesteld dat Regoed B.V. en ProVeiling B.V. – thans Ecacia – zijn opgericht met het oogmerk om [eiser] , en eventuele anderen die aan veilingen via het online-platform hebben deelgenomen, in zijn verhaalsmogelijkheden te beperken. Dit volgt in het bijzonder uit de – onweersproken – stellingen van [eiser] dat Regoed B.V. handelde onder de naam
www.proveiling.nlen in zijn algemene voorwaarden de bedrijfsnaam ProVeiling hanteerde, terwijl tevens de rechtspersoon ProVeiling B.V. bestond die dezelfde bedrijfsactiviteiten uitvoerde, op hetzelfde adres als Regoed B.V. was gevestigd en dezelfde (indirect) eigenaar en bestuurder had. Een en ander zonder op de website aan te geven dat met Regoed B.V. werd gehandeld en niet met de rechtspersoon ProVeiling B.V. Voorts blijkt uit de uittreksels uit het KvK-register (zie 2.6 en 2.7), dat beide ondernemingen hetzelfde telefoonnummer hadden.
4.10.
Hoewel het op de weg van Ecacia had gelegen om tegenover de onderbouwde stellingen van [eiser] feiten en omstandigheden aan te voeren op grond waarvan kan worden geconcludeerd dat van misbruik geen sprake is, heeft zij dit nagelaten. Haar verweer komt in essentie neer op een beschrijving van de bedrijfsstructuren van Ecacia en Regoed B.V., en een betwisting van de stellingen van [eiser] dat de curator de onderlinge verhoudingen niet zou snappen. Daarmee is evenwel nog niet betwist dat beide vennootschappen onder een gelijksoortige naam handelden, aan dezelfde bestuurder/eigenaar toebehoorden en dezelfde, althans gelijksoortige, activiteiten verrichten. Voorts is door Ecacia niet gemotiveerd waarom/met welk doel beide ondernemingen met gelijkluidende (handels)namen dan waren opgericht, en is op dit onderdeel geen bevrijdend verweer gevoerd.
4.11.
Aan het voorgaande doet verder geen afbreuk dat Regoed B.V. volgens Ecacia als partij in de zoekresultaten bij de KvK verschijnt, wanneer op de website van de KvK op
www.proveiling.nlwordt gezocht. In zijn algemeenheid hoeft van [eiser] namelijk niet te worden verwacht dat hij het KvK-register raadpleegt alvorens een bestelling via een website te plaatsen, temeer nu door [eiser] onweersproken is gesteld dat op de website
www.proveiling.nlhet KvK-nummer en de naam van het volgens Ecacia betrokken bedrijf niet stonden vermeld en dus ook niet op voorhand voor [eiser] duidelijk was op welke zoektermen hij dan op de website van de KvK zou moeten zoeken. Voor zover door Ecacia wordt gesteld dat zij nooit actief is geweest in veilingen, staat die stelling haaks op de beschrijving van haar handelsactiviteiten in het KvK-register, waarin staat vermeld dat de activiteiten van Ecacia onder meer bestaan in (online) veilingen van roerende goederen, zodat ook die stelling geen afbreuk kan doen aan het voorgaande.
4.12.
Het vorenstaande leidt ertoe dat als onvoldoende gemotiveerd betwist wordt aangenomen dat misbruik is gemaakt van het identiteitsverschil tussen Regoed B.V. en Ecacia en dat dit misbruik ook aan Ecacia moet worden toegerekend. Het misbruik van het identiteitsverschil moet als dermate ernstig worden aangemerkt, dat vereenzelviging de aangewezen vorm is om dit misbruik ongedaan te maken. Het identiteitsverschil tussen Regoed B.V. en Ecacia dient in zoverre weggedacht te worden. Dit betekent dat indien vorderingen ten aanzien van Regoed B.V. toewijsbaar zouden zijn, deze eveneens uit hoofde van onrechtmatige daad toewijsbaar zijn ten aanzien van Ecacia.
4.13.
Gelet op het voorgaande is de juiste partij gedagvaard en is [eiser] ontvankelijk in zijn beroep.
De ontbinding van de overeenkomsten en schade
Standpunt [eiser]
4.14.
legt aan zijn vordering ten grondslag dat de overeenkomsten ten aanzien van de auto’s buitengerechtelijk zijn ontbonden binnen de termijn die geldt voor de zogenoemde ‘koop op afstand’ (artikel 6:230o BW). Reeds op de dag waarop hij de auto’s heeft opgehaald en op naam heeft gezet heeft hij mondeling te kennen gegeven de overeenkomsten te willen ontbinden. Ook op grond van wanprestatie wegens gebreken in de auto’s mocht [eiser] de overeenkomsten ontbinden. Daarbij geldt dat de auto’s niet voldeden aan de verwachtingen die [eiser] mocht hebben. Op de website stond vermeld dat de auto’s van een APK waren voorzien en dat [auto 2] pas van een tweede eigenaar was, op de foto’s van het dashboard waren geen foutmeldingen te zien. Bij het ophalen van de auto’s ontstonden echter al direct problemen bij [auto 2] en na het langsbrengen bij garage EuroMaster bleken er tal van gebreken aan de auto’s te kleven.
4.15.
Als gevolg van de ontbinding moet Ecacia de auto’s terugnemen en de koopprijs terugbetalen. [eiser] stelt verder als gevolg van het handelen van Ecacia schade te hebben geleden, die over de band van artikel 6:277 BW toewijsbaar is. De schade betreft onder meer reparatiekosten, vervoerskosten van [auto 2] , brandstofkosten, verzekeringskosten, belastingen, overschrijvingskosten van de auto’s, kosten die gepaard gaan met het schorsen van de auto’s en stallingskosten, waarbij de stallingskosten en schorsingskosten zijn gemaakt omdat auto’s niet op de openbare weg konden blijven staan. In een overzicht gaat het om de volgende schadeposten:
[auto 2]
Reparatiekosten Euromaster
297,55
Vervoerskosten
70
Kosten garagerapport raming kosten
118,16
Verzekering (5 maanden x EUR 27,49)
137,45
Belasting (1 kwartaal)
66
Busje
Reparatiekosten (banden)
135
Reparatiekosten overig
360
Verzekering (5 maanden x EUR 50,20)
251
Belasting (1 kwartaal)
148
Beide auto's
Brandstofkosten naar Drachten
35
Kosten overschrijven auto's
20
Kosten schorsing
24,10
Stallingskosten (7 maanden x EUR 20,-)
140
Tanken auto's
74,67
Totaal
1876,93
Daarbij wordt gevorderd dat Ecacia de auto’s weer terugneemt en op haar eigen naam stelt, met afgifte van een vrijwaringsbewijs. Verder wordt gevorderd dat ook de sinds de dagvaarding gemaakte stallingskosten zullen worden vergoed tot het moment dat de auto’s weer op naam van Ecacia zijn gesteld en dat [eiser] wordt gevrijwaard.
Standpunt Ecacia
4.16.
Volgens Ecacia is er geen sprake van ‘koop op afstand’. Er is sprake van een hybride veiling, omdat zowel online als fysiek geboden kon worden op de auto’s. Dit betekent dat moet worden uitgegaan van een openbare veiling en de overeenkomsten dus niet via de regelgeving omtrent ‘koop op afstand’ kunnen worden ontbonden. Verder is er geen sprake van wanprestatie, [eiser] had de gelegenheid op een ‘kijkdag’ de auto’s te inspecteren. De auto’s waren voorzien van een APK, er werd echter geen garantie gegeven op de auto’s en de auto’s waren tweedehands. In de veilingvoorwaarden is vermeld dat de auto’s werden verkocht met alle daaraan verbonden lusten en lasten en dat de kavel kan afwijken van de advertentie/foto’s. Verder is er geen sprake van verzuim, Ecacia is niet in gebreke gesteld. Voorts worden de schadeposten betwist, bij schorsing en stalling hoeft er niet meer te worden verzekerd. Ook valt niet in te zien waarom brandstofkosten zouden moeten worden vergoed.
Het oordeel van de kantonrechter
Ten aanzien van de ontbinding op grond van wanprestatie
4.17.
De kantonrechter stelt voorop dat er op grond van de (vermeende) tekortkomingen in de nakoming geen grondslag is gelegen om de overeenkomsten als ontbonden te beschouwen. Daartoe overweegt de kantonrechter als volgt.
4.18.
Op grond van artikel 7:17 BW moet een afgeleverde zaak aan de koopovereenkomst beantwoorden. Wanneer een zaak niet aan de koopovereenkomst beantwoordt, moet de verkoper op grond van artikel 7:21 BW eerst in de gelegenheid worden gesteld de gebreken te herstellen, alvorens op grond van artikel 7:22 BW de koopovereenkomst kan worden ontbonden.
4.19.
In het onderhavige geval is gesteld noch gebleken dat de mogelijkheid tot herstel van gebreken is geboden, zodat – gelet op artikel 7:22 BW – niet tot ontbinding als gevolg van een (vermeende) tekortkoming in de nakoming kon worden overgegaan.
Ten aanzien van de ontbinding op grond van ‘koop op afstand’
4.20.
In artikel 6:230o BW is, voor zover relevant, geregeld dat een consument een overeenkomst op afstand of een overeenkomst buiten de verkoopruimte zonder opgave van redenen kan ontbinden binnen een termijn van veertien dagen na ontvangst van het goed. Op grond van het bepaalde in artikel 6:230p BW heeft een consument echter geen recht op ontbinding wanneer de overeenkomst is gesloten tijdens een openbare veiling.
4.21.
In artikel 6:230g onder j BW wordt een openbare veiling als volgt gedefinieerd:
“een verkoopmethode waarbij zaken of diensten door middel van een transparante competitieve biedprocedure onder leiding van een veilingmeester door de handelaar worden aangeboden aan consumenten, die persoonlijk aanwezig zijn op de veiling of daartoe de mogelijkheid hebben, en waarbij de winnende bieder zich verbindt de zaken of diensten af te nemen”
4.22.
Voornoemde bepalingen betreffen een implementatie van artikel 9 lid 1 en lid 2 aanhef en onder b, in samenhang bezien met artikel 2 lid 3 en artikel 16 aanhef en onder k van richtlijn 2011/83/EU. De definitie voor “openbare veiling” is daarbij vrijwel woordelijk uit de richtlijn overgenomen, waarbij enkel het begrip “goederen” uit de richtlijn is vervangen voor het – meer in de redactionele context van de Nederlandse regelgeving passende – begrip “zaken”.
4.23.
Voor een juiste uitleg van het begrip “openbare veiling” is daarom niet enkel de tekst van de wettelijke bepaling, maar tevens de achtergrond waartegen deze richtlijn tot stand is gekomen, van belang. De achtergrond van die richtlijn is terug te vinden in de considerans daarvan, waar in overweging 24 staat vermeld:
“Een openbare veiling houdt in dat handelaren en consumenten persoonlijk bij de veiling aanwezig zijn of daartoe in de gelegenheid worden gesteld. De goederen of diensten worden door de handelaar aan de consument aangeboden door middel van een in sommige lidstaten wettelijk toegestane biedprocedure om goederen of diensten in het openbaar te verkopen. De winnende bieder is verplicht de goederen of diensten af te nemen.Gebruikmaking van online-platforms voor een veiling die ter beschikking staan van consumenten en handelaren, mag niet als openbare veiling in de zin van deze richtlijn worden aangemerkt.” (Onderstreping door kantonrechter)
4.24.
Uit de considerans kan, gelet op die overweging, worden opgemaakt dat de EU-regelgeving heeft beoogd het gebruik maken van online-platforms niet onder het begrip “openbare veiling” te scharen. Hieraan zou naar het oordeel van de kantonrechter afbreuk worden gedaan indien veilingen via online-platforms, waarbij tevens de mogelijkheid wordt geboden fysiek te bieden, toch als “openbare veiling” zouden worden aangemerkt, zelfs als de consument van die fysieke mogelijkheid geen gebruik maakt. Temeer nu voor een consument het onderscheid tussen een zuiver online-veiling en een online-veiling met een mogelijkheid tot fysieke bieding, naar mag worden aangenomen, niet zonder meer te maken zal zijn. In dit verband overweegt de kantonrechter verder dat uit overweging 4 van de considerans volgt dat de richtlijn een hoog beschermingsniveau voor consumenten beoogt te bewerkstelligen. Het zou zich (ook) met deze doelstelling niet verhouden indien online-veilingplatforms – ten aanzien van de consument die enkel van het online-platform gebruik maakt – van de beschermingsreikwijdte van de richtlijn en bijgevolg de Nederlandse implementatieregelgeving zouden kunnen ontkomen, door een fysieke veilingmogelijkheid aan te bieden. Steun voor deze uitleg kan ook worden gevonden in het oorspronkelijke voorstel voor deze richtlijn van de Europe Commissie, waarin in overweging 13 van de considerans nog het volgende was opgenomen:
“De specifieke omstandigheden waaronder een aanbod werd gedaan of een overeenkomst werd gesloten, zouden niet relevant moeten zijn voor de definitie van een overeenkomst op afstand. Wanneer een handelaar alleen nu en dan op afstand verkoopt of gebruikt maakt van een door derden georganiseerd systeem zoals bijvoorbeeld een online-platform, zou dat niet moeten betekenen dat de consumenten minder bescherming genieten. Ook wanneer er bij een transactie sprake is geweest van persoonlijk contact buiten verkoopruimten tussen handelaar en consument, dient de overeenkomst toch als een overeenkomst op afstand beschouwd te worden, als de overeenkomst vervolgens gesloten is uitsluitend door middel van technieken voor communicatie op afstand, zoals internet of telefoon. Voor handelaren zou een eenvoudigere definitie van een overeenkomst op afstand de rechtszekerheid verbeteren en hen beschermen tegen oneerlijke concurrentie.” [3]
Het ontbindingsrecht van consumenten bij ‘koop op afstand’ is daarom naar het oordeel van de kantonrechter ook van toepassing op aankopen die (uitsluitend) via een online-veilingplatform zijn gedaan, ongeacht de vraag of er ook een fysieke bieding had kunnen worden uitgebracht.
4.25.
Nu verder tussen partijen niet in geschil is dat [eiser] alleen via de website biedingen heeft uitgebracht en niet aan een fysieke veiling heeft deelgenomen, is de kantonrechter van oordeel dat het recht op ontbinding van overeenkomsten die consumenten hebben ingevolge de ‘koop op afstand’ regels, mede van toepassing zijn op de onderhavige veiling.
4.26.
Voor zover Ecacia stelt dat aan [eiser] geen herroepingsrecht toekomt, omdat dit in de Algemene Voorwaarden zou zijn uitgesloten, overweegt de kantonrechter als volgt. Het herroepingsrecht van artikel 6:230o BW is ingevolge artikel 6:230i BW dwingendrechtelijk voorgeschreven. Dit betekent dat hiervan niet ten nadele van [eiser] van kan worden afgeweken. Bovendien leidt het uitsluiten van het herroepingsrecht middels de Algemene Voorwaarden ertoe dat [eiser] in strijd met artikel 6:230m lid 1 aanhef en onder h BW niet goed over het herroepingsrecht is voorgelicht, zodat het herroepingsrecht voor hem op grond van artikel 6:230o lid 2 BW moet worden verlengd met de termijn waarin die foutieve voorlichting voortduurt en met ten hoogste 12 maanden.
4.27.
[eiser] heeft verder onweersproken gesteld dat hij reeds op de dag dat hij de auto’s is komen ophalen – zijnde 26 april 2019 – heeft aangegeven de koop te willen ontbinden. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de overeenkomsten tussen Regoed B.V. en [eiser] op 26 april 2019 zijn ontbonden. Bijgevolg komt de gevorderde vordering tot terugbetaling van de koopsom ten aanzien van Ecacia, als gevolg van de vereenzelviging van rechtspersonen, als schadevergoeding voor toewijzing in aanmerking. Tevens komen de gevorderde terugname van de auto’s, op straffe van een dwangsom, en de verklaring voor recht voor toewijzing in aanmerking op grond van het bepaalde in artikel 6:103 BW en artikel 611a Rv. De gevorderde verklaring voor recht zal evenwel niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard, nu deze verklaring zich daar niet voor leent. [4]
Schade
4.28.
Nu de ontbinding van de overeenkomsten niet hun oorsprong hebben in een verzuim, is de kantonrechter van oordeel dat over de band van artikel 6:277 BW geen schadevergoeding kan worden toegewezen.
4.29.
Naar het oordeel van de kantonrechter is door [eiser] evenwel voldoende gesteld om de schade die is veroorzaakt na de ontbinding over de band van artikel 6:162 BW toe te wijzen. Door de auto's niet terug te nemen en het aankoopbedrag niet terug te betalen, heeft Regoed B.V. immers in strijd met zijn wettelijke plicht op grond van het bepaalde in artikel 6:271 BW gehandeld, hetgeen een onrechtmatige daad als bedoeld in artikel 6:162 BW oplevert, als gevolg waarvan zij schadeplichtig is jegens [eiser] . Vanwege de vereenzelviging van rechtspersonen kan deze schade tevens van Ecacia worden gevorderd.
4.30.
De kantonrechter overweegt in dat verband dat door [eiser] is gesteld dat hij (als gevolg van de weigering van Regoed B.V. om de auto’s terug te nemen) kosten heeft moeten maken. Deze kosten bestaan – zo begrijpt de kantonrechter de stellingen van [eiser] – in de verzekerings- en belastingkosten, alsmede de kosten voor schorsing van de auto’s en de stallingkosten. Voor zover Ecacia de hoogte van deze kosten betwist, omdat er na schorsing en stalling geen verzekeringskosten hoeven te worden gemaakt, overweegt de kantonrechter dat door Ecacia niet is gemotiveerd waaruit kan blijken dat de auto’s eerder dan 5 maanden na aankoop zijn geschorst (vanaf welk moment [eiser] vergoeding van de stallingskosten vordert), en dat niet is gesteld of gebleken dat het op de weg van [eiser] lag om de auto’s al op een eerdere datum te schorsen. Reeds om die reden is de schadepost bestaande uit de verzekeringskosten onvoldoende gemotiveerd betwist. Verder volgt uit de – onweersproken – stellingen van [eiser] dat de kosten in verband met de verzekering, de belasting, schorsing en stalling het gevolg zijn van de weigering van Regoed B.V. om de auto’s weer op (eigen) naam te laten stellen. Deze kosten komen derhalve voor toewijzing in aanmerking. Uit het voorgaande volgt dat tevens de gevorderde kosten voor stalling vanaf de dag der dagvaarding voor toewijzing in aanmerking komen.
4.31.
De overige gevorderde schadeposten (reparatiekosten, vervoerskosten, kosten garagerapport raming kosten, brandstofkosten/tanken en de kosten in verband met het overschrijven van de auto's) komen niet voor toewijzing in aanmerking, nu niet is gesteld noch is gebleken dat deze kosten hun oorsprong hebben in de weigering van Ecacia om de auto’s terug te nemen en evenmin is gebleken van een andere grondslag om deze (gestelde) schadeposten toe te wijzen. In dat verband overweegt de kantonrechter, ten overvloede, dat ook hier geldt dat een verkoper – voor zover de gestelde schade niet zijn oorsprong heeft in de weigering om de auto’s terug te nemen, en verder zijn oorsprong vindt in een (gestelde) non-conformiteit – in beginsel eerst de gelegenheid moet krijgen tot herstel of vervanging van een non-conform goed op grond van het bepaalde in artikel 7:21 BW. Niet is gesteld, noch is gebleken, dat die gelegenheid is geboden.
Tussenconclusie
4.32.
Gelet op het voorgaande komen de gevorderde verklaring voor recht, de gevorderde terugname van de auto’s op straffe van een dwangsom en de gevorderde (terug)betaling van de koopsom en schade, tot een totaalbedrag van EUR 4.717,37 (waarvan EUR 3.950,82 als koopsom en EUR 766,55 als schade) voor toewijzing in aanmerking. Verder komen de gevorderde stallingskosten vanaf de dag der dagvaarding, ter hoogte van EUR 20,- per maand, voor toewijzing in aanmerking.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.33.
Nu de (toewijzing van de) vordering van [eiser] betrekking heeft op een schadevergoeding uit onrechtmatige daad, is het Besluit buitengerechtelijke incassokosten niet van toepassing.
4.34.
De buitengerechtelijke kosten zijn evenwel niet weersproken en zijn verder in overeenstemming met het rapport BKG-integraal. Deze kosten zullen daarom worden toegewezen.
Proceskosten
4.35.
Ecacia zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze worden aan de zijde van [eiser] als volgt begroot:
- salaris van de gemachtigde: 2,5 procespunten (dagvaarding, conclusie van repliek en de akte uitlating producties) maal EUR 300,- (liquidatietarief voor kantonzaken voor vorderingen tot EUR 10.000,-) maakt EUR 750,-
- verschotten: griffierecht ad EUR 83,- en kosten uitbrengen dagvaarding ad EUR 104,54.
Nakosten en wettelijke rente
4.36.
De door [eiser] gevorderde nakosten en wettelijke rente zullen als onweersproken worden toegewezen

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart voor recht dat de twee koopovereenkomsten met betrekking tot de koop van de [auto 1] (kavelnummer [1] ) en de [auto 2] (kavelnummer [2] ) rechtsgeldig zijn ontbonden;
5.2.
veroordeelt Ecacia om aan [eiser] tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van EUR 4.717,37, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt Ecacia om binnen 7 dagen na betekening van het vonnis de [auto 1] (kavelnummer [1] ) en de [auto 2] (kavelnummer [2] ) terug te nemen van [eiser] , door (i) de tenaamstelling van beide auto’s te wijzigen naar Ecacia, (ii) met afgifte aan [eiser] van vrijwaringsbewijzen van het RDW en verder (iii) de auto’s weg te halen van hun huidige stallingsplaatsen althans een door [eiser] aangewezen plaats, een en ander op straffe van verbeurte van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van EUR 100,- voor iedere dag dan wel gedeelte daarvan dat Ecacia niet tijdig en volledig voldoet aan deze veroordeling met een maximum van EUR 50.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de diverse vervaldata tot aan de dag der algehele voldoening;
5.4.
veroordeelt Ecacia tot betaling van een vergoeding aan [eiser] voor de (stallings)kosten ter hoogte van EUR 20,- per maand over de periode vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag van volledige en deugdelijke nakoming van de terugname van de auto’s, telkens te betalen uiterlijk op de eerste dag van iedere maand, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de diverse vervaldata tot aan de dag der algehele voldoening;
5.5.
veroordeelt Ecacia in de buitengerechtelijke incassokosten ad EUR 666,33, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
5.6.
veroordeelt Ecacia in de proceskosten, te voldoen aan [eiser] , tot op heden aan de zijde van [eiser] bepaald op EUR 750,- wegens het salaris van de gemachtigde en EUR 187,54 wegens verschotten;
5.7.
veroordeelt Ecacia tot betaling van EUR 120,- aan nakosten;
5.8.
verklaart dit vonnis voor de onderdelen 5.2 tot en met 5.7. uitvoerbaar bij voorraad;
5.9.
wijst af het anders of meer gevorderde;
Dit vonnis is gewezen door mr. T.J. Thurlings-Rassa, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken door mr. H. Bottenberg-van Ommeren

Voetnoten

1.Hoge Raad 6 september 2019, ECLI:NL:PHR:2019:979 (conclusie A-G W.L. Valk), overweging 3.5 en Gerechtshof Amsterdam 18 december 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:4787, r.o. 3.6.
2.Hoge Raad 13 oktober 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA7480, r.o. 3.5 zie ook: Hoge Raad 7 oktober 2016, ECLI:NL:NL:HR:2016:2285, r.o. 3.5.2.
3.COM(2008) 614 definitief, overweging 13 van de considerans.
4.HR 11 januari 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD5360, r.o. 3.1.