ECLI:NL:RBOVE:2020:1273

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 maart 2020
Publicatiedatum
26 maart 2020
Zaaknummer
C/08/243657 / FA RK 20-265
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing schadevergoeding wegens gebrek aan rechtsbijstand in crisismaatregel onder Wvggz

In deze beschikking van de Rechtbank Overijssel, gedateerd 10 maart 2020, werd een verzoek om schadevergoeding behandeld dat was ingediend door verzoeker, geboren in 1991, tegen de gemeente Assen. Verzoeker had een crisismaatregel opgelegd gekregen door de burgemeester van Assen op 31 januari 2020, maar stelde dat hij ten onrechte geen rechtsbijstand had gekregen. Hij verzocht de rechtbank om schadevergoeding van € 150,- per dag voor de zeven dagen dat hij gedwongen was opgenomen, wat neerkomt op een totaal van € 1.050,-. De gemeente Assen betwistte de claims van verzoeker en stelde dat hij zelf had aangegeven geen behoefte te hebben aan een advocaat.

De rechtbank oordeelde dat de burgemeester niet had voldaan aan de wettelijke verplichting om verzoeker binnen 24 uur na de crisismaatregel bij te staan met een advocaat, zoals voorgeschreven in artikel 7:2 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank benadrukte dat afstand doen van rechtsbijstand niet te snel mag worden aangenomen, vooral niet in crisissituaties waarbij de betrokkene mogelijk wilsonbekwaam is. De rechtbank concludeerde dat verzoeker recht had op schadevergoeding, en stelde deze vast op € 250,-. De gemeente werd veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan verzoeker.

De rechtbank wees er ook op dat de vraag of een betrokkene bedenkingen heeft tegen rechtsbijstand, niet klakkeloos mag worden ingevuld in standaardformulieren, omdat dit kan leiden tot misverstanden en in strijd is met de rechtspraak van de Hoge Raad. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en verzoeker heeft het recht om in hoger beroep te gaan tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Familierecht en Jeugdrecht
Locatie: Zwolle
Zaak-/rekestnr.: C/08/243657 / FA RK 20-265
Schadevergoeding ex art. 10:12 Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz)
Beschikking van de meervoudige kamer van 10 maart 2020 op het ingediende verzoekschrift van
[verzoeker],
[geboren] 1991,
hierna te noemen: verzoeker,
advocaat: mr. D. Warnink te Kampen,
ter verkrijging van een beslissing over een verzoek om schadevergoeding van
de gemeente Assen,hierna tevens te noemen: de gemeente Assen.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit:
  • het verzoek met bijlagen, ingekomen ter griffie op 6 februari 2020;
  • de pleitaantekeningen van de advocaat;
  • het verweerschrift van de gemeente Assen.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 21 februari 2020 door de meervoudige kamer in het gebouw van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle.
1.3
Daarbij heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- de advocaat van verzoeker;
- [A] , juridisch adviseur bij de gemeente Assen;
- [B] , beleidsadviseur bij de gemeente Assen.

2.Feiten

2.1.
Op 31 januari 2020 heeft de burgemeester van de gemeente Assen ten aanzien van verzoeker een crisismaatregel in de zin van artikel 7:1 Wvggz genomen.
2.2.
Uit de beschikking van de burgemeester blijkt dat verzoeker bedenkingen heeft geuit tegen bijstand van een advocaat.
2.3.
De burgemeester heeft daarop geen advocaat toegevoegd aan verzoeker.
2.4.
Bij beschikking van deze rechtbank van 6 februari 2020 is het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel toegewezen. Verzoeker verbleef tijdens de mondelinge behandeling in de extra beveiligde kamer en was niet bereid zich te doen horen.

3.Verzoek en verweer

3.1.
Verzoeker stelt dat de burgemeester ten onrechte geen rechtsbijstand heeft geregeld en verzoekt de rechtbank hem daarom een schadevergoeding toe te kennen. Verzoeker stelt dat hoewel in de beschikking van de burgemeester staat dat hij bedenkingen tegen bijstand van een advocaat naar voren heeft gebracht, sprake was van een crisissituatie en dat om die reden aanleiding bestond om te veronderstellen dat sprake was van wilsonbekwaamheid of hij werkelijk de wens had om niet bijgestaan te worden door een advocaat. De burgemeester mag in een situatie als deze er niet, althans niet zonder meer, vanuit gaan dat een betrokkene bedenkingen heeft, ook niet indien bedenkingen naar voren worden gebracht. Het gaat immers om een crisissituatie. Verzoeker is van mening dat in alle gevallen een advocaat dient te worden ingeschakeld en vervolgens is het aan de advocaat om te beoordelen of al dan niet sprake is van gerechtvaardigde bedenkingen. Verzoeker stelt dat artikel 7:2 lid 3 Wvggz niet in acht is genomen en vordert daarom € 150,- voor iedere dag dat hij gedwongen opgenomen is geweest, te weten zeven dagen à € 150,- = € 1.050,-.
3.2.
De gemeente Assen heeft de stellingen van verzoeker gemotiveerd betwist. De gemeente is van mening dat zij de uitlatingen van verzoeker bij het nemen van de crisismaatregel in het onderhavige geval uitdrukkelijk mocht opvatten als bedenkingen tegen rechtsbijstand. Verzoeker heeft aan de medewerker van de zorgcentrale laten weten dat hij weet wie hij voor wat moet benaderen en dat hij beschikt over het telefoonnummer van zijn advocaat.
Verder blijkt uit de schriftelijke toelichting van de betreffende medewerker dat verzoeker liet weten dat hij zelf advocaat is. De gemeente stelt dat gelet op het voorgaande het niet irreëel is dat verzoeker contact kon leggen met zijn eigen advocaat.
Indien het verzoek tot schadevergoeding wordt toegewezen, is een vergoeding van €150,- per dag niet billijk. De gemeente verzoekt de rechtbank om een eventuele schadevergoeding vast te stellen op maximaal € 80,- per dag voor elke dag dat betrokkene onterecht gedwongen opgenomen is geweest.

4.Beoordeling

4.1.
Ingevolge artikel 7:2, derde lid, van de Wvggz draagt de burgemeester binnen 24 uur na het nemen van de crisismaatregel ervoor zorg dat betrokkene wordt bijgestaan door een advocaat, tenzij betrokkene daartegen bedenkingen heeft.
4.2.
Indien de wet niet in acht is genomen bij het nemen van een crisismaatregel, kan betrokkene op grond van artikel 10:12, eerste lid, van de Wvggz in een schriftelijk en gemotiveerd verzoek bij de rechter verzoeken om schadevergoeding.
4.3.
Het recht op rechtsbijstand is een fundamenteel rechtsbeginsel. Een betrokkene mag afstand doen van zijn recht op rechtsbijstand, maar afstand van dit recht mag niet te snel worden aangenomen. De rechtbank verwijst naar een uitspraak van de Hoge Raad van 2 februari 2018 (ECLI:NL:HR:2018:146, rov. 3.5, met verwijzing naar EHRM 24 april 2012, nr. 1413/05 (Damir Sibgattulin/Rusland):
“Het doen van afstand van rechten die een Bopz-patiënt toekomen, is als zodanig niet onverenigbaar met art. 5 EVRM. In zaken als de onderhavige, waarbij het gaat om de onvrijwillige opname in een psychiatrisch ziekenhuis van veelal kwetsbare personen met een stoornis van de geestvermogens, mag afstand van zodanige rechten evenwel niet te snel worden aangenomen. Die afstand mag alleen dan worden aangenomen als de betrokkene zijn wil daartoe in vrijheid heeft kunnen bepalen, die wil ondubbelzinnig kan worden vastgesteld, mede gelet op een mogelijke stoornis, en het doen van afstand in verhouding staat tot het belang van het recht dat daarmee wordt prijsgegeven.”
4.4.
Deze uitspraak ziet op de Wet Bopz, maar voormeld uitgangspunt geldt onverkort voor de Wvggz.
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat niet is voldaan aan de eisen die Hoge Raad stelt aan het doen van afstand van rechtsbijstand door een betrokkene. Weliswaar is bij de crisismaatregel aangenomen dat verzoeker bedenkingen tegen rechtsbijstand had, maar dit betekent niet dat de burgemeester zonder meer kon aannemen dat betrokkene in staat was de gevolgen van zijn bedenkingen te overzien en dat hij voor zijn eigen belangen kon opkomen, gelet op zijn psychische stoornis ten tijde van de crisismaatregel.
4.6.
Met inachtneming van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de burgemeester in strijd met voornoemde wettelijke bepaling geen zorg heeft gedragen dat betrokkene tijdig werd bijgestaan door een advocaat. De rechtbank is van oordeel dat verzoeker om die reden recht heeft op schadevergoeding. De rechtbank zal de gemeente veroordelen tot vergoeding van de schade die de rechtbank naar redelijkheid en billijkheid vaststelt op een totaalbedrag van € 250,-.
4.7.
Ten overvloede overweegt de rechtbank nog het volgende. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat, anders dan voorheen in het kader van de wet Bopz, de optie of een betrokkene bedenkingen heeft tegen bijstand van een advocaat uitdrukkelijk naar voren komt als standaard formuliervraag in het systeem Khonraad. Het klakkeloos bevestigend invullen van deze ongelukkige vraagstelling in het thans gebruikte formulier kan onverhoopt en spoedig aanleiding geven tot misverstanden en staat haaks op de rechtspraak van de Hoge Raad.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1.
veroordeelt de gemeente tot betaling van een bedrag van
€ 250,-
(TWEEHONDERDVIJFTIG EURO) aan verzoeker;
5.2.
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. L.M. Rijksen, voorzitter, mr. H.J.H. van Meegen en mr. K. van Leeuwen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.M. Albers als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2020.
Tegen deze beslissing staat hoger beroep open op grond van artikel 358 lid 1 Rv.
[zie HR: HR 14-10-2011, ECLI:NL:HR:2011:BT7590]