ECLI:NL:HR:2011:BT7590
Hoge Raad
- Cassatie
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- C.E. Drion
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid cassatieberoep tegen beslissing op verzoek om schadevergoeding in het kader van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 oktober 2011 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een cassatieberoep. Betrokkene, die op 29 april 2010 op basis van een last van de rechtbank in een psychiatrisch ziekenhuis was opgenomen, had op 1 april 2011 de maximale duur van deze last bereikt. Desondanks verbleef hij nog steeds in het ziekenhuis. De officier van justitie verzocht de rechtbank Alkmaar om een machtiging tot voortgezet verblijf van betrokkene te verlenen, waarop betrokkene op 13 april 2011 een verzoek indiende voor schadevergoeding op grond van artikel 35 van de Wet Bopz. De rechtbank heeft het verzoek van de officier van justitie toegewezen, maar het verzoek van betrokkene tot schadevergoeding afgewezen.
Betrokkene heeft hiertegen cassatie ingesteld, maar de Hoge Raad oordeelde dat hij niet-ontvankelijk was in zijn cassatieberoep. De Hoge Raad stelde vast dat er tegen de beslissing van de rechtbank hoger beroep openstond op basis van artikel 358 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De termijn voor het instellen van hoger beroep begint te lopen na de uitspraak in cassatie, en bedraagt drie maanden. De conclusie van de Advocaat-Generaal strekte tot niet-ontvankelijkheid van betrokkene in zijn cassatieberoep, wat door de Hoge Raad werd bevestigd.
De uitspraak benadrukt het belang van de juiste procedurele stappen in het civiele recht, vooral in zaken die verband houden met de Wet Bopz. De Hoge Raad verklaarde betrokkene niet-ontvankelijk in zijn beroep, waarmee de eerdere beslissing van de rechtbank in stand bleef.