1.5Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Verweerder is van oordeel dat geen feiten of omstandigheden zijn gesteld die meebrengen dat eiseres door de opgelegde boete onevenredig hard wordt getroffen. Verweerder acht de opgelegde boete in overeenstemming met de ernst van de overtredingen en de mate waarin deze eiseres verweten kunnen worden. Verweerder heeft deze boete bij het bestreden besluit gehandhaafd en het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2. Artikel 1:1, eerste lid, luidt: "In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. werkgever:
1°. degene jegens wie een ander krachtens arbeidsovereenkomst of publiekrechtelijke aanstelling gehouden is tot het verrichten van arbeid, behalve indien die ander aan een derde ter beschikking wordt gesteld voor het verrichten van arbeid, welke die derde gewoonlijk doet verrichten;
2°. degene aan wie een ander ter beschikking wordt gesteld voor het verrichten van arbeid als bedoeld onder 1°;
b. werknemer: de ander bedoeld onder a."
Het tweede lid luidt: "In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt mede verstaan onder:
a. werkgever: degene die zonder werkgever of werknemer in de zin van het eerste lid te zijn, een ander onder zijn gezag arbeid doet verrichten;
b. werknemer: de ander bedoeld onder a."
Artikel 2:7 van de Atw bepaalt dat bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald, dat voor de bij die maatregel en de daarop berustende bepalingen omschreven arbeid of arbeid onder daarbij omschreven omstandigheden, deze wet en de daarop berustende bepalingen geheel of gedeeltelijk mede moeten worden nageleefd door een persoon die, zonder werkgever of werknemer te zijn in de zin van deze wet, deze arbeid verricht, indien zulks noodzakelijk is ter voorkoming van ernstig gevaar voor de veiligheid of de gezondheid van andere personen.
Artikel 2:8, onderdelen b, c en d, is van overeenkomstige toepassing.
Op grond van artikel 4:3, eerste lid, van de Atw, voert een werkgever en een persoon als bedoeld in artikel 2:7, eerste lid, een deugdelijke administratie ter zake van de arbeids- en rusttijden welke het toezicht op de naleving van de Atw en de daarop berustende bepalingen mogelijk maakt.
Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels kunnen worden gesteld welke aangeven op welke wijze aan de in het eerste lid neergelegde verplichting wordt voldaan.
Het vierde lid van dit artikel bepaalt dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels kunnen worden gesteld omtrent het bewaren van de gegevens en bescheiden met betrekking tot de in dit artikel neergelegde registratieverplichting.
Op grond van artikel 10:1 van de Atw wordt het niet naleven van artikel 4:3, eerste lid, als overtreding aangemerkt.
Artikel 10:5, eerste lid, van de Atw bepaalt dat een daartoe door Onze Minister aangewezen, onder hem ressorterende ambtenaar de bestuurlijke boete oplegt aan de natuurlijke of rechtspersoon op wie de verplichtingen rusten welke voortvloeien uit deze wet en de daarop berustende bepalingen, voor zover het niet naleven daarvan is aangeduid als overtreding.
Artikel 10:7 van de Atw, zesde lid, bepaalt dat Onze Minister beleidsregels vaststelt waarin de boetebedragen voor de overtredingen worden vastgesteld.
3. Eiseres stelt zich op het standpunt dat er sprake is van schending van het vertrouwensbeginsel. Eiseres meent dat zij mocht vertrouwen op de toezegging van de toezichthouder dat er slechts een waarschuwing zou volgen dan wel een boete van enkele duizenden euro’s zou worden opgelegd.