ECLI:NL:RBOVE:2019:1663

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 mei 2019
Publicatiedatum
20 mei 2019
Zaaknummer
ak_18_1586
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit over huishoudelijke hulp en maatwerkvoorziening Wmo 2015

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 20 mei 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Almelo. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, waarin haar bezwaar tegen een wijziging in de voorziening hulp bij het huishouden ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres, die lijdt aan meerdere lichamelijke aandoeningen, onvoldoende ondersteuning ontvangt in de vorm van huishoudelijke hulp. De rechtbank oordeelt dat de beleidsregels van verweerder niet voldoen aan de eisen die de Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft gesteld. De rechtbank concludeert dat de feitelijke invulling van de huishoudelijke hulp niet bij de zorgaanbieder mag worden neergelegd, maar dat verweerder zelf moet zorgen voor een duidelijke en toetsbare maatstaf. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat eiseres recht heeft op 3 uur en 45 minuten huishoudelijke hulp per week. Tevens veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.048,-- en bepaalt dat het betaalde griffierecht van € 46,-- aan eiseres wordt vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Almelo
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 18/1586

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] te [woonplaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. K. Wevers,
en

het college van burgemeester en wethouders van Almelo, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 9 november 2017, verzonden op 21 december 2017, (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres geïnformeerd over een wijziging met ingang van 1 januari 2018 in de voorziening hulp bij het huishouden. In de bijlage bij het besluit is aangegeven welke huishoudelijke activiteiten en met welke frequentie door de Stichting het Thuisgevoel worden overgenomen. Toegekend is de module basis en de gedeeltelijke module wasverzorging.
Bij besluit van 17 juli 2018, verzonden op 18 juli 2018, (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 februari 2019. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door R.A.H. Gossink en I. Piksen.

Overwegingen

1. Eiseres heeft meerdere lichamelijke aandoeningen. Zij woont met haar echtgenoot in een
vierkamerwoning. In verband met een beleidswijziging is eiseres thuis bezocht. Er is een ondersteuningsplan opgesteld, waarna verweerder het besluit heeft genomen, zoals vermeld onder ‘Procesverloop’.
2. De gronden van eiseres richten zich – kort samengevat - tegen het KPMG- en HHM-rapport, onder meer gelet op de totstandkoming daarvan. Niet wordt benoemd wat de toegekende modules concreet inhouden en hoeveel tijd eiseres krijgt om de huishoudelijke hulp alle benodigde taken te laten verrichten. Er wordt nog steeds gewerkt in resultaten en de zorgaanbieder mag aldus de feitelijke hulpomvang bepalen. Eiseres wist in het verleden waar zij aan toe was, namelijk 3 uur en 45 minuten per week aan huishoudelijke ondersteuning. Met de indicatie in resultaten is dit verlaagd naar 2,5 uur per week. Ter zitting heeft eiseres verklaard dat zij inmiddels nog maar 2 uur en 20 minuten huishoudelijke hulp krijgt. Eiseres vreest dat de zorgaanbieder niet voldoende hulp in zal zetten en is van mening dat een indicatie afgegeven dient te worden voor 3 uur en 45 minuten per week.
3. De rechtbank overweegt als volgt.
3.1
Artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 bepaalt dat het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
3.2
Zoals de Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft overwogen in zijn uitspraken van
18 mei 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:1402 en ECLI:NL:CRVB:2016:1403, is een college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevoegd om ter invulling van het begrip schoon en leefbaar huis beleidsregels vast te stellen. Deze regels mogen echter niet willekeurig zijn en dienen, gelet op de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb, op objectieve criteria, steunend op deugdelijk onderzoek verricht door onafhankelijke, geen belang bij de uitkomst hebbende, derden te berusten. Ook kan aan deze uitspraken worden ontleend dat dit onderzoek inzicht dient te geven in de vraag welk niveau van schoon voor een huishouden verantwoord is, welke concrete activiteiten daarvoor verricht moeten worden, hoeveel tijd daarvoor nodig is en met welke frequentie deze activiteiten verricht moeten worden om te kunnen spreken van een schone en leefbare woning.
3.3
Ook als wordt geïndiceerd in resultaatsgebieden zoals verweerder doet, stelt de CRvB als voorwaarde dat inzicht moet worden verschaft in de vraag op welke concrete wijze invulling wordt gegeven aan het bereiken van de resultaten een schoon en leefbaar huis en het kunnen beschikken over schone en draagbare kleding (CRvB van 18 mei 2016, geregistreerd onder ECLI:NL:CRVB:2016:1491). Zowel ten aanzien van het resultaat als de wijze waarop dit moet worden bereikt moet derhalve door verweerder een duidelijke en toetsbare maatstaf worden gehanteerd.
3.4
Verweerder heeft betoogd, dat het beleid aan de door de CRvB genoemde voorwaarden voldoet, omdat de in de Beleidsregels genoemde maatstaven berusten op het onderzoek van bureau HHM. In de uitspraak van 10 december 2018, gepubliceerd in ECLI:NL:CRVB:2018:3836 heeft de CRvB geoordeeld dat het door dit bureau uitgevoerde onderzoek is aan te merken als een geobjectiveerd onderzoek naar welke concrete activiteiten voor het bereiken van basishygiëne verricht moeten worden, hoeveel tijd daarvoor nodig is en met welke frequentie deze activiteiten verricht moeten worden.
3.5
De rechtbank stelt echter vast, dat in de beleidsregels weliswaar aansluiting is gezocht bij het rapport van HHM, maar alleen wat betreft de activiteiten en de frequentie. Voor de benodigde tijd bevat het beleid geen enkele aanwijzing. Verweerder heeft betoogd dat dit eiseres juist meer zekerheid biedt dat het resultaat waarop zij recht heeft ook daadwerkelijk wordt bereikt. Het is echter niet aan de aanbieder maar aan verweerder om de aanspraken van eiseres voldoende te concretiseren. Een praktijk waarbij de feitelijke invulling van de huishoudelijke hulp is neergelegd bij de zorgaanbieder, terwijl de wettelijke compensatieplicht bij verweerder ligt is naar het oordeel van de rechtbank niet in overeenstemming met de voorwaarden die de CRvB heeft gesteld.
4. Uit het voorafgaande volgt dat het beroep gegrond is en het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking komt. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien door aan te sluiten bij de laatste indicatie en daarvan uitgaande te bepalen dat eiseres recht heeft op 3 uur en 45 minuten huishoudelijke hulp per week.
5. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.048,-- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van
€ 512,-- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit en bepaalt dat aan eiseres huishoudelijke ondersteuning gedurende 3 uur en 45 minuten per week wordt verstrekt;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.048,--;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht van € 46,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.M.B. Elferink, rechter, in aanwezigheid van
W. Veldman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.