3.2De beoordeling van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Uitgangspunt bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel is dat wordt uitgegaan van het voordeel dat de veroordeelde daadwerkelijk heeft genoten.In beginsel hoeft bij deze berekening geen rekening te worden gehouden met opbrengsten die een veroordeelde zou kunnen hebben behaald indien hij zich aan de regelgeving zou hebben gehouden.Wanneer echter aannemelijk is dat veroordeelde niet uit kwade bedoelingen heeft gehandeld en bovendien aannemelijk is dat hij wel bereid zou zijn geweest de regelgeving na te leven als hij deze had gekend, is een vergelijking met de opbrengst bij de legale activiteit naar het oordeel van de rechtbank redelijk.
Verder moet een ontneming zijn grondslag hebben in wettige bewijsmiddelen.Daaruit volgt dat waar het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat deel van de vordering moet worden afgewezen.
De rechtbank gaat gelet hierop uit van de volgende berekeningen:
Percelen 69, 74 en 78
Ten aanzien van deze percelen staat vast dat veroordeelde het niet toegestane aardappelras Innovator heeft geteeld. Zoals in het vonnis van 26 juli 2018 is overwogen, lijkt veroordeelde niet uit kwade bedoelingen te hebben gehandeld.Verder heeft veroordeelde op de terechtzitting van 12 juli 2018 verklaard dat hij nu wel aan de regelgeving voldoet.De rechtbank acht het gelet hierop aannemelijk dat indien verdachte op de hoogte was geweest van de regelgeving, hij met een toegestaan ras zou hebben geteeld.
Dit betekent dat het voordeel dat veroordeelde daadwerkelijk heeft genoten, bestaat uit de extra opbrengst die hij heeft behaald door met Innovator aardappelen te telen, in plaats van met goedgekeurde aardappelrassen. De rechtbank zal daarbij uitgaan van de prijs per ton afland die verdachte zou hebben gekregen bij de teelt van Fontane aardappels, zijnde een goedgekeurd aardappelras die ook door veroordeelde werd geteeld. De prijs van deze aardappel is € 82,50 per ton afland. De prijs van een Innovator is per ton afland € 95,-. Het verschil hiertussen bedraagt € 12,50 per ton afland.
Vervolgens moet worden geschat hoeveel ton Innovator op de percelen door veroordeelde is geteeld. Daarvoor moet enerzijds worden geschat welk deel van de percelen werd gebruikt voor de teelt van Innovator aardappelen, anderzijds is van belang hoeveel aardappelen per hectare werden geteeld.
Ter zitting heeft veroordeelde verklaard dat perceel 73 in het geheel werd gebruikt voor Innovator aardappelen. Dit perceel bedraagt op 6,12 hectare.Op perceel 74 zou hij 12 are (oftewel 0,12 hectare) hebben geteeld. Van perceel 69 weet veroordeelde het niet.Nu buiten deze verklaringen in het dossier geen aanknopingspunten zijn te vinden voor een berekening van de verhouding van de Innovator aardappelen met andere aardappelen, gaat de rechtbank uit van de door veroordeelde genoemde oppervlakten. Voor perceel 69 is niet vast te stellen welk gedeelte voor Innovator aardappelen werd gebruikt, zodat het wederrechtelijk verkregen voordeel ten aanzien van dat perceel niet kan worden geschat, zodat de vordering ten aanzien van dat perceel zal worden afgewezen.
Voor het aantal geteelde aardappelen per hectare sluit de rechtbank aan bij de door de officier van justitie op de KWIN-AVG gebaseerde hoeveelheid van 47,82 ton aardappelen per hectare.Dit betekent dat de rechtbank uitgaat van de volgende hoeveelheid geteelde Innovator aardappelen:
Perceel 73: 6,12 hectare x 47,82 = 292,66 ton
Perceel 74: 0,12 hectare x 47,82 = 5,74 ton +
---------------------------------------------------------------
Totaal = 298,40 ton
De wederrechtelijk verkregen opbrengst ten aanzien van deze percelen is dan gelijk aan:
298,40 ton x € 12,50 = € 3.730,-
Percelen 64, 66, 70 en 78
Naar het oordeel van de rechtbank is de officier van justitie bij deze percelen terecht uitgegaan van een besparing in kosten, omdat veroordeelde gebruik heeft gemaakt van niet-gecertificeerde Fontane aardappelen. Als veroordeelde hier wel gebruik van zou hebben gemaakt, dan zou hij meer kosten hebben gehad. Het verschil in deze kosten moet als wederrechtelijk verkregen voordeel worden aangemerkt.
De officier van justitie is in de berekening uitgegaan van een op de branchecijfers gebaseerde kostprijs van € 0,10 per kilo aardappelen wanneer gebruik wordt gemaakt van eigen vermeerderd, niet gecertificeerd pootgoed.Veroordeelde stelt dat deze berekening niet klopt. Ter onderbouwing hiervan verwijst veroordeelde naar de zich in het dossier bevindende bijlage 2 en een ter zitting overgelegde winst- en verliesrekening over de jaren 2015 en 2016. Bovendien is volgens veroordeelde ten onrechte geen rekening gehouden met een aantal vaste lasten, zoals de rentekosten voor in eigendom zijnde landbouwgronden en personeelskosten.
De rechtbank is van oordeel dat het door de officier van justitie gehanteerde bedrag kan worden gevolgd. Uit vaste rechtspraak volgt dat bij een ontneming slechts kosten in aanmerking worden genomen die in een directe relatie tot de overtreding staan.Dit betekent dat kosten die ook los van het delict bestaan, zoals personeelskosten en rentekosten, niet worden meegenomen in de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Voor de overige kosten die veroordeelde in bijlage 2 noemt, is geen nadere onderbouwing gegeven. De rechtbank ziet daarom daarin geen reden om af te wijken van het door de officier van justitie gehanteerde bedrag.
Veroordeelde heeft voor het overige geen verweer gevoerd tegen de door de officier van justitie gehanteerde berekening. De officier van justitie baseert haar berekening op branchecijfers zoals deze in de KWIN-AVG rapporten zijn terug te vinden.De rechtbank sluit zich bij deze berekening aan en maakt deze tot de hare. Het ontnemingsbedrag voor deze percelen wordt daarom geschat op € 27.914,-.
Totaal
Gelet op de hierboven genoemde berekeningen wordt het ontnemingsbedrag geschat op:
€ 3.730,- + € 27.914,- = € 31.644,-