Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- de dagvaarding van 2 november 2016 met producties,
- de conclusie van antwoord tevens houdende (voorwaardelijke) eis in reconventie van
- de akte uitlating producties van 26 juli 2017,
- het op 28 november 2017 gehouden pleidooi en de ter gelegenheid daarvan overgelegde
2.De feiten
3.Wettelijk kader in 2015
de som van uitkeringen bij beëindiging van het dienstverband en beloningen betaalbaar op termijn die betrekking hebben op de beëindiging van het dienstverband, met uitzondering van uitkeringen die voortvloeien uit een algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst of een wettelijk voorschrift.”
5.De beoordeling
wettelijke taakvan de instelling beschouwt. Hoewel in de Memorie van Toelichting niet expliciet wordt genoemd dat met terugvorderen ook terugvorderen in rechte wordt bedoeld, is de rechtbank van oordeel dat wanneer Cogas niet-ontvankelijk zou worden verklaard in haar vorderingen jegens [X] , zij belemmerd zou worden in de uitoefening van haar wettelijke taak als hiervoor bedoeld. Dit zou haaks staan op de bedoelingen van de wetgever en is daarom onwenselijk, temeer nu de bestuursrechtelijke weg het risico van een last onder dwangsom en het vervallen van opgeëiste bedragen aan de Staat met zich meebrengt, dat met het voeren van een civielrechtelijke procedure kan worden afgewend. Extra steun voor deze interpretatie van de bedoelingen van de wetgever vindt de rechtbank in het feit dat sinds de inwerkingtreding van de WNT diverse WNT-gerelateerde zaken door burgerlijke rechters inhoudelijk zijn beslecht.
ongeachtde bedoeling van partijen bij het maken van die afspraak. Uit het systeem van de wet volgt dat alleen uitzonderingen bij wet of bij rechterlijke uitspraak zijn toegestaan. Daarmee valt niet te verenigen dat een afspraak waarmee onbewust in strijd met de WNT zou zijn gehandeld wel toelaatbaar zou moeten zijn. De vordering van Cogas is ten aanzien van de compensatievergoeding dan ook toewijsbaar.
inactiviteitmet behoud van loon. Het loon dat [X] over deze 23 dagen betaald heeft gekregen kan daarom niet worden gekwalificeerd als uitkering wegens beëindiging van het dienstverband in de zin van artikel 2.10 lid 1 WNT en kan op die grond dus niet als onverschuldigd betaald worden teruggevorderd. Dat Cogas geen baat zou hebben gehad bij de uitgevoerde werkzaamheden doet daar naar het oordeel van de rechtbank niet aan af, nu de wet een dergelijke eis niet stelt en dit, gelet op de aard van de werkzaamheden, ook niet is vast te stellen.