ECLI:NL:RBOVE:2016:927

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 maart 2016
Publicatiedatum
18 maart 2016
Zaaknummer
4711170 \ CV EXPL 15-11640
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis in huurovereenkomst tussen Grolsche Bierbrouwerij Nederland B.V. en opposant

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Enschede, op 8 maart 2016 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De zaak betreft een geschil tussen Grolsche Bierbrouwerij Nederland B.V. (hierna: Grolsch) en een opposant, die in eerste instantie verstek heeft laten gaan in een procedure over een huurovereenkomst. Grolsch had de opposant gedagvaard met de vordering om de huurovereenkomst te ontbinden en betaling van achterstallige huurpenningen. De kantonrechter had op 25 augustus 2015 een verstekvonnis gewezen, omdat het uitstelverzoek van de opposant per abuis in een verkeerd dossier was geplaatst. De opposant heeft vervolgens verzet aangetekend, maar Grolsch stelde dat de opposant niet-ontvankelijk verklaard moest worden, omdat hij in feite in rechte was verschenen door het indienen van een uitstelverzoek. De rechtbank heeft de argumenten van Grolsch gevolgd en geoordeeld dat de opposant niet-ontvankelijk is in zijn verzet. De rechtbank heeft echter ook vastgesteld dat de opposant de gelegenheid moet krijgen om hoger beroep in te stellen tegen het verstekvonnis, gezien de procesfout van de rechtbank. De kosten van de procedure zijn voor rekening van de opposant.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer : 4711170 \ CV EXPL 15-11640
Vonnis van in verzet van 8 maart 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap
GROLSCHE BIERBROUWERIJ NEDERLAND B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Enschede,
geopposeerde,
hierna te noemen Grolsch,
gemachtigde: mr. A. Prascevic,
advocaat te Enschede,
tegen
[opposant],
wonende te [woonplaats] ,
opposant,
hierna te noemen [opposant] ,
gemachtigde: mr. R.W.A. Kroon,
advocaat te Almelo.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de verzetdagvaarding d.d. 12 november 2015;
- het anticipatie-exploit d.d. 4 januari 2016, waarmee de procedure vervroegd op de rol van 12 januari 2016 is geplaatst;
- de incidentele conclusie houdende exceptie van niet-ontvankelijkheid aan de zijde van
Grolsch;
- de incidentele (antwoord) conclusie aan de zijde van [opposant] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In deze zaak staat als gesteld en erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken het navolgende vast.
2.2.
Bij dagvaarding van 14 augustus 2015 is [opposant] namens Grolsch in rechte betrokken. Bij die dagvaarding vordert Grolsch -onder meer-:
  • de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de bedrijfsruimte, staande en gelegen te Haaksbergen aan de Markt 2 te ontbinden;
  • dat [opposant] het gehuurde ontruimd aan Grolsch ter beschikking stelt;
  • om [opposant] te veroordelen tot betaling van € 105.087,88 aan achterstallige huurpenningen en een bedrag van € 7.801,20 per maand vanaf 1 september 2015;
2.3.
Bij email van 24 augustus 2015 heeft [opposant] aan de griffier van deze rechtbank om uitstel verzocht voor het concluderen voor antwoord.
2.4.
Bij vonnis d.d. 25 augustus 2015 heeft de kantonrechter van deze rechtbank de vordering van Grolsch op [opposant] bij verstek toegewezen.
2.5.
Bij brief van 2 oktober 2015 deelt de griffier van deze rechtbank aan [opposant] het navolgende mede, voor zover hier van belang:

(…)
door (is)
u uitstel aangevraagd teneinde te reageren op de dagvaarding d.d. 14 augustus 2015 in de zaak Grolsche Bierbrouwerij Nederland B.V. contra [opposant] . Nu uw uitstelverzoek per abuis bij het verkeerde dossier was gevoegd, is op de zittingsdatum, 25 augustus 2015, een verstekvonnis gewezen. Het vonnis is reeds naar eiseres verzonden op 1 september 2015.
Op ons verzoek aan mr. A. Prascevic, gemachtigde van Grolsche Bierbrouwerij Nederland B.V., het verstekvonnis aan ons te retourneren, zodat aan u uitstel voor inhoudelijk verweer kon worden verleend, liet hij ons weten hier niet aan mee te willen werken.
Indien u alsnog verweer wenst te voeren in bovenvermelde procedure, kunt u zich wenden tot een deurwaarder of advocaat teneinde een verzetdagvaarding uit te laten brengen. (…) De kosten van de verzetdagvaarding zullen worden vergoed door de rechtbank Overijssel.
(…)
Wij betreuren dat wegens een misslag onzerzijds een verstekvonnis is gewezen en bieden hierbij dan ook onze excuses aan.
(…)
.
2.6.
Het verstekvonnis is op 2 oktober 2015 aan [opposant] betekend.
2.7.
Bij vonnis in kort geding van 18 december 2015 tussen [opposant] en Grolsch heeft de voorzieningenrechter het navolgende beslist, voor zover hier van belang:
“(…)
7.1.
schorst de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel , locatie Enschede van 25 augustus 2015 totdat vonnis in de verzetprocedure is gewezen,
7.2.
veroordeelt Grolsch om aan [opposant] een dwangsom te betalen van € 150.000,= wanneer zij de in 7.1. uitgesproken schorsing niet naleeft, tot een maximum van € 450.000,= is bereikt, (…)”
3. Het geschil
in het incident
3.1.
Voor alle weren heeft Grolsch bij incidentele conclusie gevorderd [opposant] niet- ontvankelijk te verklaren in zijn verzet, omdat door [opposant] een onjuist rechtsmiddel is aangewend. Grolsch voert daartoe aan dat vast staat dat [opposant] in rechte is verschenen door uitstel te vragen voor het indienen van een conclusie van antwoord. Gebleken is dat het uitstelverzoek van [opposant] in een verkeerd procesdossier is terechtgekomen. Als gevolg hiervan is door de kantonrechter ten onrechte een verstekvonnis uitgesproken. Nu [opposant] wel in rechte is verschenen had [opposant] geen verzet maar hoger beroep moeten instellen. In dat kader verwijst Grolsch naar:
* HR 15 oktober 1993, NJ 1994/7: “
In een geding waarin één partij is gedagvaard en waarin de eiser is verschenen, hangt het van het al dan niet verschenen zijn van de gedaagde af, of de rechter een vonnis op tegenspraak dan wel een vonnis bij verstek wijst. Wanneer de gedaagde, nadat tegen hem verstek is verleend , alsnog in rechte verschijnt, vervallen van rechtswege de gevolgen van het tegen hem verleende verstek (…). Hieruit volgt dat het na zuivering van het verleende verstek gewezen eindvonnis een op tegenspraak gewezen vonnis is.
* Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 18 september 2012, ECLI:NL:GHSHE:2012:BX7987:
“(….) In de brief (…) van de griffier van de rechtbank aan de advocaat van (…) is onder meer vermeld: “ondanks het door u gezuiverde verstek ten aanzien van gedaagden is er door de rechtbank abusievelijk een verstekvonnis afgegeven aan eiseres”.
“Niet de uiterlijke verschijningsvorm van het vonnis is in dit verband beslissend, maar hoe het vonnis had behoren te worden uitgesproken (HR 15 oktober 1993, NJ 1994/7). Tegen een dergelijk vonnis staat dan ook geen verzet open, maar uitsluitend hoger beroep”.
* Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 4 juni 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:5040:
“[appellant] heeft aangegeven dat de kantonrechter ten onrechte een verstekvonnis heeft gewezen, aangezien hij zich wel in de procedure in eerste aanleg heeft gesteld. Ten bewijze daarvan is een brief van de griffier van de rechtbank Noord-Nederland overgelegd (…) waarin de griffier schrijft (…) dat de stelbrief namens (appellant) in een verkeerd dossier terecht is gekomen en dat er door systeemtechnische oorzaken ten onrechte een verstekvonnis is gewezen. Dit vonnis kan niet worden herroepen of hersteld. (…) [appellant] heeft er terecht op gewezen dat ingevolge HR 15 oktober 1993, NJ 1994/7 tegen een dergelijk vonnis geen verzet, doch hoger beroep openstaat.
3.2.
[opposant] concludeert tot niet-ontvankelijk verklaring van Grolsch in haar vordering, althans haar die te ontzeggen. [opposant] huldigt het standpunt dat het verschijnen in rechte niet reeds geëffectueerd is met het schrijven van een briefje waarbij om uitstel wordt verzocht. Een briefje dat door de griffier niet is gevoegd in het juiste dossier, moet worden geacht in het ongerede te zijn geraakt. Het is dan ook terecht dat de kantonrechter in eerste instantie een verstekvonnis heeft gewezen en de griffier heeft zelfs bericht dat verzet diende te worden ingesteld op kosten van de rechtbank. [opposant] beschouwt zich derhalve ten gevolge van een fout van de griffier als “niet verschenen” en meent derhalve, zoals ook de rechtbank en de griffier, dat het verstekvonnis inderdaad een verstekvonnis is, waartegen geen hoger beroep doch verzet openstaat.

4.De beoordelingin het incident:

4.1.
Grolsch stelt zich, met verwijzing naar de hiervoor opgenomen arresten, op het standpunt dat [opposant] na het verstekvonnis van 25 augustus 2015 hoger beroep had moeten instellen. Hij is door zijn schriftelijk verzoek om uitstel voor het indienen van een conclusie van antwoord in rechte verschenen.
4.2.
Het standpunt van Grolsch is juist. Door het indienen van het uitstelverzoek is [opposant] in rechte verschenen, hetgeen leidt tot een vonnis op tegenspraak. De kantonrechter maakt de hiervoor ook opgenomen overweging van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch:
“Niet de uiterlijke verschijningsvorm van het vonnis is in dit verband beslissend, maar hoe het vonnis had behoren te worden uitgesproken (HR 15 oktober 1993, NJ 1994/7). Tegen een dergelijk vonnis staat dan ook geen verzet maar uitsluitend hoger beroep open”tot de hare. Deze redenering volgend betekent dat [opposant] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn verzet.
4.3.
Een en ander zou tevens betekenen dat het vonnis van 25 augustus 2015 onherroepelijk wordt. Bij brief van de rechtbank d.d. 2 oktober 2015 is, gelet op het hiervoor overwogene, [opposant] , die op dat moment in persoon procedeerde, door de griffier foutief geïnformeerd over het in te stellen rechtsmiddel. [opposant] heeft vervolgens door deze informatieverstrekking van de rechtbank het onjuiste rechtsmiddel ingesteld. Daarmee raakt het processueel onjuist handelen van de rechtbank, door een verstekvonnis te wijzen en vervolgens een onjuist advies te verstrekken, rechtstreeks het recht op toegang tot de rechter van [opposant] , dat mede gewaarborgd wordt door artikel 6 EVRM.
Aansluitend bij de vaste rechtspraak van de Hoge Raad inzake de gevolgen van een apparaatsfout ziet de kantonrechter daarom aanleiding [opposant] de gelegenheid te geven om desgewenst alsnog hoger beroep in te stellen tegen het vonnis van 25 augustus 2015. Een redelijke wetstoepassing brengt mee dat de ingevolge artikel 339 lid 1 Rv termijn van drie maanden begint te lopen de dag na de uitspraak van dit vonnis.
[zie voor een vergelijkbaar oordeel Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 12 januari 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:42]
4.4.
[opposant] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure worden veroordeeld.
5. De beslissing
de kantonrechter:
in het incident
5.1.
verklaart [opposant] niet-ontvankelijk in zijn verzet.
5.2.
bepaalt dat binnen drie maanden, te rekenen van heden, door [opposant] hoger beroep kan worden ingesteld tegen het door deze rechtbank, team kanton en handelsrecht, zittingsplaats Enschede, tussen partijen op 25 augustus 2015 gewezen vonnis.
5.3.
veroordeelt [opposant] in de kosten van deze procedure tot op deze uitspraak aan de zijde van Grolsch gevallen en begroot op € 100,00 aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.W. de Groot, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2016.