ECLI:NL:GHARL:2013:5040

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 juni 2013
Publicatiedatum
10 juli 2013
Zaaknummer
200.126.598-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van hoger beroep na verstekvonnis in civiele procedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 juni 2013 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een hoger beroep. De appellant, die in eerste aanleg gedaagde was, had hoger beroep ingesteld tegen een verstekvonnis dat op 5 maart 2013 door de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland was gewezen. De appellant stelde dat hij zich wel degelijk had gesteld in de procedure, maar dat zijn stelbrief per abuis in een verkeerd dossier was terechtgekomen, wat leidde tot het onterecht wijzen van het verstekvonnis. De griffier van de rechtbank bevestigde deze gang van zaken en meldde dat er tegen het verstekvonnis verzet openstond.

De rolraadsheer vroeg de appellant om zich uit te laten over de ontvankelijkheid van het hoger beroep, aangezien tegen een verstekvonnis normaal gesproken verzet openstaat en niet hoger beroep. De appellant verwees naar een uitspraak van de Hoge Raad, waarin werd gesteld dat wanneer een gedaagde na het verlenen van verstek alsnog in het geding verschijnt, de gevolgen van het verstek vervallen. Dit betekent dat het verstekvonnis in feite een op tegenspraak gewezen vonnis wordt, waartegen hoger beroep openstaat.

Het Gerechtshof oordeelde dat de appellant ontvankelijk was in zijn hoger beroep en verwees de zaak naar de rolzitting van 18 juni 2013 voor controle van de betaling van het griffierecht. De beslissing werd genomen door mr. J.H. Kuiper, rolraadsheer, en mede-ondertekend door de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.126.598/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 3366095 CV EXPL 13-720)
rolbeschikking van de eerste kamer van 4 juni 2013
in de zaak van
[volledige naam appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. P. van Rossum, kantoorhoudend te Emmen,
tegen
Diamond Invest B.V.,
gevestigd te Elim,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
Diamond Invest,
advocaat: mr. E.T. van Dalen, kantoorhoudend te Groningen.

1.Het geding in eerste aanleg

In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis van 5 maart 2013 van de kantonrechter uit de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen (verder: de kantonrechter).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure is als volgt:
  • de dagvaarding in hoger beroep d.d. 1 mei 2013 (met inhoudelijk verweer en producties),
  • de akte inzake de ontvankelijkheid d.d. 28 mei 2013, (met producties,)
  • de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep, (met producties,)

3.De beoordeling van de ontvankelijkheid

3.1
[appellant] heeft appel ingesteld van het vonnis van de kantonrechter d.d. 5 maart 2013, dat het opschrift "verstekvonnis" draagt en ook naar verdere uiterlijke verchijningsvorm als een verstekvonnis is geredigeerd.
3.2
De rolraadsheer heeft [appellant] verzocht om zich bij akte over de ontvankelijkheid van het appel uit te laten, nu tegen een op verstek gewezen vonnis het rechtsmiddel van verzet openstaat en niet dat van hoger beroep.
3.3
[appellant] heeft aangegeven dat de kantonrechter ten onrechte een verstekvonnis heeft gewezen, aangezien hij zich wel in de procedure in eerste aanleg heeft gesteld. Ten bewijze daarvan is een brief van de griffier van de rechtbank Noord-Nederland overgelegd (team handel/kanton Assen) waarin de griffier schrijft (na overleg met de kantonrechter die het verstekvonnis had gewezen) dat de stelbrief namens [appellant] in een verkeerd dossier terecht is gekomen en dat er door systeemtechnische oorzaken ten onrechte een verstekvonnis is gewezen. Dit vonnis kan niet worden herroepen of hersteld. De griffier meldt dat daartegen het rechtsmiddel verzet openstaat.
3.4
[appellant] heeft er terecht op gewezen dat ingevolge HR 15 oktober 1993, NJ 1994/7 tegen een dergelijk vonnis geen verzet, doch hoger beroep openstaat. De Hoge Raad overwoog daar:
In een geding waarin één partij is gedagvaard en waarin de eiser is verschenen, hangt het van het al of niet verschenen zijn van de gedaagde af, of de rechter een vonnis op tegenspraak dan wel een vonnis bij verstek wijst. Wanneer de gedaagde, nadat tegen hem verstek is verleend, alsnog in het geding verschijnt, vervallen van rechtswege de gevolgen van het tegen hem verleende verstek, behalve ten aanzien van de daardoor veroorzaakte kosten (art. 89a Rv,oud, thans 142 Rv
). Hieruit volgt dat het na de zuivering van het verstek gewezen eindvonnis een op tegenspraak gewezen vonnis is, waartegen het rechtsmiddel van verzet niet openstaat.
3.5
Mitsdien acht de rolraadsheer [appellant] in zoverre ontvankelijk in zijn appel en zal de zaak verwijzen naar de rol van 18 juni 2013 voor controle betaling griffierecht [appellant]. Als het griffierecht is voldaan, gaat de zaak verder voor memorie van antwoord zijdens Diamond Invest.
De beslissing
De rolraadsheer:
verwijst de zaak naar de rolzitting van
dinsdag 18 juni 2013voor afwachten griffierecht appellant.
Aldus gegeven op dinsdag 4 juni 2013 door mr. J.H. Kuiper, rolraadsheer, en mede-ondertekend door de griffier.