ECLI:NL:RBOVE:2016:3789

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 oktober 2016
Publicatiedatum
3 oktober 2016
Zaaknummer
C/08/180173 / HA ZA 15-653
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen en geschil over vertegenwoordigingsbevoegdheid in opdrachtverlening

In deze zaak vorderde eiseres [A] betaling van een bedrag van € 42.994,34 van gedaagde Mecon Engineering B.V. wegens onbetaalde facturen die voortvloeiden uit twee overeenkomsten van opdracht. De rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, oordeelde dat Mecon toerekenbaar tekortgeschoten was in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomsten. De rechtbank stelde vast dat de overeenkomst van 1 oktober 2014 niet rechtsgeldig tot stand was gekomen, omdat de ondertekenaar, [G], niet bevoegd was om Mecon zelfstandig te vertegenwoordigen. Mecon voerde aan dat er geen schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid was gewekt, maar de rechtbank oordeelde dat [A] gerechtvaardigd had mogen vertrouwen op de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid die door Mecon was gewekt. De rechtbank wees de vordering van [A] toe en veroordeelde Mecon in de proceskosten. In reconventie wees de rechtbank de vorderingen van Mecon af, omdat deze niet rechtsgeldig waren.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/180173 / HA ZA 15-653
Vonnis van 5 oktober 2016
in de zaak van
[A],
wonende en aldaar zoekdoende te [plaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. G.D. te Biesebeek te Zwolle,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MECON ENGINEERING B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Doetinchem,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. P.A. Charbon te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [A] en Mecon genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis van 13 april 2016
  • de conclusie van antwoord in reconventie
  • de akte houdende wijziging van eis ex 130 Rv
  • het proces-verbaal van comparitie, gehouden op 7 juli 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Sinds 1 mei 2008 is [A] eigenaar van de eenmanszaak “ [bedrijf] ”, een organisatie- en adviesbureau.
2.2.
Mecon is een technisch ontwerp- en adviesbureau c.q. ingenieursbureau dat zich bezig houdt met het ontwikkelen en realiseren van testopstellingen, prototypen en nulseries van werktuigbouwkundige installaties en de elektronische besturing daarvan.
2.3.
Artikel 11 lid 1 van de statuten van Mecon luidt als volgt:
Indien de directie uit één persoon bestaat, vertegenwoordigt hij alleen de vennootschap.
Indien de directie uit meer dan één persoon bestaat, berust de algemene vertegenwoordigingsbevoegdheid bij twee gezamenlijk handelende directeuren, met dien verstande dat, indien één of meer directeuren tot gevolmachtigd directeur is/zijn benoemd, iedere gevolmachtigde directeur daarnaast zelfstandig bevoegd is de vennootschap in en buiten rechte te vertegenwoordigen.
2.4.
Enig aandeelhouder en (alleen/zelfstandig bevoegd) bestuurder van Mecon is Future Technic Holding (Futec) BV. Norma Acquisitions BV en – vanaf 2 maart 2015 – [B] zijn (gezamenlijk bevoegd) bestuurders van Futec. Daarnaast zijn Norma Beheer BV en [B] gevolmachtigde directeuren (met een beperkte volmacht tot € 25.000,00) van Futec. Norma Beheer BV is enig aandeelhouder en (alleen/zelfstandig bevoegd) bestuurder van Norma Acquisitions BV, terwijl [C] , [D] , [E] en – vanaf 1 juli 2015 – [F] op hun beurt (alleen/zelfstandig bevoegd) bestuurders van Norma Beheer BV zijn.
2.5.
[G] is een financiële holding, waarvan [G] (alleen/zelfstandig bevoegd) bestuurder is.
Vanaf 22 mei 1991 tot 2 maart 2015 waren [G] en Norma Acquisitions BV (gezamenlijk bevoegd) bestuurders van Futec. Daarnaast was [G] gedurende de periode van 29 mei 2014 tot 2 maart 2015 gevolmachtigd directeur van Futec met een beperkte volmacht tot € 25.000.00.
2.6.
Op 1 juli 2014 hebben [A] enerzijds en [G] namens Mecon anderzijds een overeenkomst van opdracht (hierna: de overeenkomst van 1 juli 2014) gesloten. Deze overeenkomst luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
Zoals afgesproken ontvangt u hierbij de schriftelijke weergave van de door u gegeven opdracht.
1. De werving en selectie m.b.t. de volgende vacatures:
(…).
2. Coaching van uw medewerker [X] : (…).
3. T.b.v. een verdere optimalisatie van uw organisatie en dit ook in het kader van de integratie Mecon/Norma zal ik[A] , toevoeging rechtbank]
de huidige situatie van uw organisatie (interne bedrijfsprocessen (sterkte/zwakte), sterkte/zwakte medewerkers en teams etc.) in kaart brengen en u hierover informeren en adviseren. (…).
Tenslotte nog de volgende algemene opmerkingen:
-
Einddatum van bovengenoemde opdracht: 1 november 2014. U gaf overigens aan, dat een vervolgopdracht bestaande uit een verdere begeleiding van uw organisatie c.q. integratie/begeleiding Mecon/Norma aan de orde is. De definitieve invulling van dit vervolgtraject dient nog tussen ons geformuleerd en afgesproken te worden.
2.7.
Op 1 oktober 2014 hebben [A] enerzijds en [G] namens Mecon anderzijds een (vervolg)overeenkomst van opdracht (hierna: de overeenkomst van 1 oktober 2014) gesloten. Deze overeenkomst luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
Onder verwijzing naar de offerte van 1 juli jl. graag het volgende:
1. Offerte van 1 juli jl. is m.u.v. punt 2 nog integraal van kracht.
2. In aanvulling hierop zal ik[A] , toevoeging rechtbank]
tevens de volgende taken voor u verrichten c.q. verantwoordelijkheid voor dragen:
(…).
Tenslotte nog de volgende algemene opmerkingen:
A. De onder punt 1 en 2 genoemde taken en verantwoordelijkheden zal ik gedurende 20 uur per week, verdeeld over de dinsdag, woensdag en donderdag op de standplaats Doetinchem verrichten.
B. De fee bedraagt € 100,-- per uur.
F. De einddatum van deze bovengenoemde opdracht is nog onbekend.
H. In dit kader bedraagt de opzegtermijn over en weer 3 maanden. Gedurende deze eventueel van toepassing zijnde opzegtermijn dienen de overeengekomen 20 uur per week ook wanneer er onverhoopt niet langer sprake is van door mij te verrichten werkzaamheden betaald te worden. Reiskosten en reisuren zijn dan uiteraard niet langer van toepassing.
2.8.
Op of omstreeks 18 maart 2015 heeft Mecon de overeenkomst van 1 oktober 2014 met onmiddellijke ingang (mondeling) opgezegd.
2.9.
Op (onder meer) 27 februari 2015, 7 april 2015, 20 mei 2015, 1 juni 2015 en 30 juni 2015 heeft [A] facturen aan Mecon met een totaalbedrag van € 40.336,00 toegezonden. Mecon heeft deze facturen onbetaald gelaten.
2.10.
Bij brief van 14 augustus 2015 heeft [A] Mecon verzocht c.q. gesommeerd een bedrag van € 41.165,69 (incl. rente) te voldoen. Aan dit verzoek c.q. deze sommatie heeft Mecon geen gevolg gegeven.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[A] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Mecon zal veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan haar te voldoen de somma van
€ 42.994,34, zulks op de in de dagvaarding vermelde gronden verschuldigd, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 40.336,00 vanaf 1 november 2015 tot aan de dag der algehele voldoening alsmede met veroordeling van Mecon in de proceskosten, alsmede tot het betalen van nakosten van € 131,00 dan wel, indien betekening van dit vonnis plaatsvindt, van € 199,00.
3.2.
Mecon voert gemotiveerd verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal de rechtbank, voor zover nodig, hierna ingaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
Mecon vordert – na eiswijziging – dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
(1) [A] zal veroordelen tot betaling aan Mecon van € 67.466,78, te vermeerderen met de wettelijk verschuldigde handelsrente vanaf 23 oktober 2015 tot en met de dag van volledige voldoening;
(2) [A] zal veroordelen tot vergoeding van de door Mecon in verband met dit geschil gemaakte buitengerechtelijke incassokosten van € 1.449,67 (excl. BTW), althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van betekening van dit vonnis tot en met de dag van volledige voldoening; en
(3) [A] zal veroordelen, onmiddellijk na betekening van dit vonnis, de proceskosten van Mecon te betalen, inclusief nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van betekening tot en met de dag van volledige voldoening;
Subsidiair:
(1) [A] zal veroordelen tot betaling aan Mecon van € 36.273,28, te vermeerderen met de wettelijk verschuldigde handelsrente vanaf 23 oktober 2015 tot en met de dag van volledige voldoening;
(2) [A] zal veroordelen tot vergoeding van de door Mecon in verband met dit geschil gemaakte buitengerechtelijke incassokosten van € 1.137,73 (excl. BTW), althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van betekening van dit vonnis tot en met de dag van volledige voldoening; en
(3) [A] zal veroordelen, onmiddellijk na betekening van dit vonnis, de proceskosten van Mecon te betalen, inclusief nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van betekening tot en met de dag van volledige voldoening.
4.2.
[A] voert gemotiveerd verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen zal de rechtbank, voor zover nodig, hierna ingaan.

5.De beoordeling in conventie

5.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat deze rechtbank, locatie Zwolle, bevoegd is om van het geschil kennis te nemen.
5.2.
Aan haar vorderingen legt [A] , kort samengevat, ten grondslag dat Mecon toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen voortvloeiende uit de overeenkomsten van 1 juli 2014 en, meer in het bijzonder, 1 oktober 2014 door het onbetaald laten van de in r.o. 2.9 bedoelde facturen.
5.3.
Mecon voert primair als verweer dat de overeenkomst van 1 oktober 2014 niet rechtsgeldig tot stand is gekomen, zodat zij daaraan niet is gebonden. Daartoe voert Mecon aan dat [G] als indirect bestuurder van Mecon ten tijde van het aangaan van deze overeenkomst niet bevoegd was om Mecon zelfstandig te vertegenwoordigen. In dit verband verwijst Mecon naar artikel 11 van haar statuten, waarin de zogenaamde “2-handtekeningen clausule” is neergelegd (zie r.o. 2.3), en het arrest van de Hoge Raad van 21 maart 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC1849 (
Nieuwe Steen Investments). Voorts stelt Mecon dat [G] zijn (beperkte) volmacht om Futec – en daarmee Mecon – zelfstandig te vertegenwoordigen voor rechtshandelingen tot € 25.000,00 heeft overschreden. Mecon betoogt dat zij geen schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid heeft gewekt waarop [A] gerechtvaardigd heeft mogen vertrouwen. Ook kan [A] , aldus Mecon, zich niet te goeder trouw beroepen op de onbekendheid van de beperkingen van de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [G] .
Voor zover moet worden aangenomen dat de overeenkomst van 1 oktober 2014 wel rechtsgeldig tot stand is gekomen, stelt Mecon zich (subsidiair) op het standpunt dat [A] niet op grond van beide overeenkomsten, de overeenkomst van 1 juli 2014 èn de overeenkomst van 1 oktober 2014, kan factureren.
5.4.
De rechtbank overweegt als volgt. Vast staat dat enkel [G] de overeenkomst van 1 oktober 2014 heeft ondertekend en dat aldus niet is voldaan aan de 2-handtekeningenclausule. Anders dan [A] lijkt te betogen, maakt de door haar gestelde bekendheid van de medebestuurder van [G] met die overeenkomst dat niet anders. Als onweersproken staat verder vast dat [G] Beheer ten tijde hier van belang in het handelsregister van de Kamer van Koophandel stond ingeschreven als gevolmachtigd directeur van Futec en dat zij bevoegd was om namens Futec – en daarmee Mecon – zelfstandig rechtshandelingen te verrichten tot een bedrag van € 25.000,00. Partijen houdt verdeeld de vraag of [G] met het sluiten van de overeenkomst van 1 oktober 2014 zijn volmacht heeft overschreden. Deze vraag dient bevestigend te worden beantwoord. Met Mecon is de rechtbank van oordeel dat de overeenkomst van 1 oktober 2014 een belang vertegenwoordigt van meer dan € 25.000,00. Gelet op de in de overeenkomst van 1 oktober 2014 opgenomen opzegtermijn van 3 maanden, kon [A] in ieder geval gedurende 13 weken 20 uur per week declareren tegen een uurtarief van € 100,00 (exclusief BTW en reiskosten). Zelfs exclusief BTW en reiskosten is daarmee het belang van € 25.000,00 (13 weken x 20 uur x € 100,00 = € 26.000,00) overschreden.
5.5.
[A] stelt voorts dat zij gerechtvaardigd mocht vertrouwen op de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid van [G] die door Mecon is gewekt. Mecon betwist dit.
5.6.
Voor toerekening van schijn van volmachtverlening aan de pseudo-vertegenwoordigde kan plaats zijn ingeval de wederpartij gerechtvaardigd heeft vertrouwd op volmachtverlening aan de pseudo-gevolmachtigde op grond van feiten en omstandigheden die voor risico van de pseudo-vertegenwoordigde komen en waaruit naar verkeersopvattingen zodanige schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden afgeleid (zie o.a. HR 19 februari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK7671). Ook feiten en omstandigheden die zich ná het onbevoegdelijk verrichten van een rechtshandeling hebben voorgedaan, kunnen bijdragen aan het gerechtvaardigd vertrouwen dat de pseudo-gevolmachtigde die rechtshandeling bevoegdelijk heeft verricht. De schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan ook berusten op feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan na de totstandkoming van de betrokken rechtshandeling (zie HR 24 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1119). Naar het oordeel van de rechtbank heeft [A] het bestaan van een toereikende volmacht redelijkerwijs mogen aannemen, gelet op de volgende omstandigheden.
5.7.
Als onvoldoende weersproken staat vast dat de medebestuurder van [G] bekend was en akkoord met de door [G] met [A] gesloten overeenkomst van 1 juli 2014. In die overeenkomst is onder meer opgenomen dat de einddatum van de opdracht 1 november 2014 is en dat een vervolgopdracht bestaande uit verdere begeleiding van Mecon aan de orde is en dat de definitieve invulling daarvan nog geformuleerd en afgesproken zal worden (zie r.o. 2.6).
Kort voorafgaand aan de totstandkoming van de overeenkomst van 1 oktober 2014 heeft op 22 september 2014 een personeelsbijeenkomst bij Mecon plaatsgevonden, waarbij [G] en [A] een presentatie hebben gegeven over de (toekomstige) structuur van Mecon en de verdere uitwerking hiervan. In de door [A] overgelegde powerpoint presentatie van die bijeenkomst is weergegeven welke rol en taken aan haar in dat kader zijn toebedeeld (zie productie 20 van [A] ). Deze personeelsbijeenkomst is – in ieder geval voor een deel – namens de directie van Norma Beheer BV bijgewoond door [D] en [E] . Tussen partijen is voorts niet in geschil dat er door [A] feitelijk werkzaamheden zijn verricht. Ook staat vast dat Mecon een deel van de op basis van de overeenkomst van 1 oktober 2014 verzonden facturen heeft voldaan.
Verder heeft er op 7 oktober 2014 een bespreking tussen [D] en [G] plaatsgevonden. Van dit gesprek zijn notulen opgemaakt (zie productie 18 van [A] en productie 6 van Mecon), waarin onder meer het volgende staat vermeld:
-
De rol van [A]is het werven van nieuwe medewerkers. De cv’s van geschikte kandidaten zullen doorgestuurd worden naar [D]voordat zij worden aangenomen
[A] zal haar bevindingen doorgeven aan [D] (zij heeft om een verslag gemaakt). Werkt nu ca 20 uur per week voor Mecon tegen tarief van 100 euro.
De inhoud van deze notulen strookt op hoofdlijnen met de inhoud van de overeenkomst van 1 oktober 2014 voor wat betreft (een deel van) de werkzaamheden van [A] en de vergoeding daarvan. Weliswaar zijn deze notulen eerst op 20 augustus 2015 aan [A] toegestuurd, maar deze vormen mede een onderbouwing voor het standpunt van [A] dat de medebestuurder van [G] destijds op de hoogte was van de aard van haar werkzaamheden en de vergoeding daarvan en dat zij die situatie heeft laten voortbestaan.
Voorts heeft Mecon onvoldoende weersproken dat op het kantoor van [D] en [E] te Hengelo structureel en regelmatig overleg met [G] heeft plaatsgevonden over de operationele gang van zaken bij Mecon.
5.8.
Gelet op deze omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat, anders dan Mecon stelt, niet gezegd kan worden dat [D] , [E] en [C] in hun hoedanigheid van middellijk medebestuurders van Mecon ten tijde hier van belang niet op de hoogte waren van het bestaan en de inhoud, althans de aard en strekking, van de overeenkomst van 1 oktober 2014. De schriftelijke verklaring van [D] en [E] van 9 en 10 februari 2016 dat zij de powerpoint presentatie voor het eerst tijdens de personeelsbijeenkomst hebben gezien en dat zij over de (inhoud van de) presentatie vooraf niet geïnformeerd zijn en dat zij hier ook niet mee akkoord zijn gegaan (zie productie 8 van Mecon), doet er niet aan af dat [A] op basis van de hiervoor in r.o. 5.7 genoemde omstandigheden gerechtvaardigd heeft mogen vertrouwen op de door Mecon gewekte schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid. Dat de medebestuurder van [G] al dan niet op de hoogte was van de precieze inhoud van de overeenkomst van 1 oktober 2014 (en de overeenkomst van 1 juli 2014) is, nu zij van het (voort)bestaan en de aard van de werkzaamheden van [A] op de hoogte was, een omstandigheid die voor rekening van Mecon moet komen. Het had op de weg van de medebestuurder van [G] gelegen om, indien zij van mening was dat (het bestuur van) Mecon geen opdracht had gegeven voor de werkzaamheden van [A] , dit aan [A] te berichten. Dat zij dat heeft gedaan, is gesteld noch gebleken. Hieruit volgt dat het primaire verweer van Mecon niet slaagt.
5.9.
De rechtbank concludeert dat Mecon aan de overeenkomst van 1 oktober 2014 is gebonden.
5.10.
Ten aanzien van het subsidiaire standpunt van Mecon dat de overeenkomst van 1 oktober 2014 een vervolgopdracht op de overeenkomst van 1 juli 2014 betreft, dat het vanuit dat perspectief onlogisch, ongerechtvaardigd en ongegrond is dat [A] in haar facturering aan Mecon de beide overeenkomsten als separaat lijkt te beschouwen en dat hieruit voortvloeit dat [A] niet op basis van beide overeenkomsten kan declareren, overweegt de rechtbank het volgende.
5.11.
Voor het antwoord op de vraag hoe in schriftelijke contracten de verhouding tussen partijen is geregeld komt het aan de op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (Haviltex-maatstaf, zie ook HR 5 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY8101,
Lundiform/Mexx). Daarbij zijn telkens van beslissende betekenis alle concrete omstandigheden van het geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen. Dit betekent onder meer dat de uitleg van een schriftelijk contract niet dient plaats te vinden op grond van alleen maar een taalkundige betekenis van de bewoordingen waarin het is gesteld. In praktisch opzicht is de taalkundige betekenis die deze bewoordingen, gelezen in de context van dat geschrift als geheel, in (de desbetreffende kring van) het maatschappelijk verkeer normaal gesproken hebben, bij de uitleg van dat geschrift echter vaak wel van groot belang. Voor een taalkundige/grammaticale uitleg bestaat eerder aanleiding indien het een zuiver commerciële transactie betreft tussen professionele partijen.
5.12.
De rechtbank is van oordeel dat [A] voldoende gemotiveerd heeft uiteengezet dat de overeenkomst van 1 oktober 2014 voortborduurt op de overeenkomst van 1 juli 2014. Volgens [A] is de overeenkomst van 1 juli 2014 onverminderd van kracht gebleven, behoudens ten aanzien van de werkzaamheden die zijn genoemd en beschreven in punt 2 van de overeenkomst van 1 juli 2014, zoals ook volgt uit hetgeen is opgenomen onder 1. in de overeenkomst van 1 oktober 2014: “offerte van 1 juli jl. is m.u.v. punt 2 nog integraal van kracht” (zie r.o. 2.7). [A] heeft onweersproken gesteld dat dit verband houdt met het feit dat [X] op of omstreeks 1 oktober 2014 Mecon heeft verlaten en dat dit in hoofdzaak de reden is waarom het takenpakket van [A] bij overeenkomst van 1 oktober 2014 is uitgebreid, welke uitbreiding is beschreven onder punt 2 van deze overeenkomst: de uitbreiding ziet deels op van [X] overgenomen taken en werkzaamheden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [A] voorts voldoende onderbouwd dat partijen nimmer hebben beoogd om af te wijken van de vergoedingssystematiek en het uurtarief zoals dat besloten ligt in de overeenkomst van 1 juli 2014. De eerdervermelde tekst van de overeenkomst van 1 oktober 2014 onder 1. geeft daarvoor ook aanknopingspunten. Ook na 1 oktober 2014 zijn de werkzaamheden van [A] op dezelfde wijze gefactureerd: enerzijds de (resultaatsafhankelijke) fee voor de nieuwe medewerkers die door [A] voor Mecon zijn geselecteerd en geworven en anderzijds de uren die zij door invulling van de overige taken op locatie heeft verricht, zulks voor maximaal 20 uur per week tegen een (vast) tarief van € 100,00 per uur. Mecon heeft onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld die, indien bewezen, de door haar voorgestane uitleg van de overeenkomst van 1 oktober 2014 kunnen dragen. Het betoog van Mecon dat [A] haar werkzaamheden, waarop de in r.o. 2.9 bedoelde facturen zien en waarvan [A] betaling vordert, ten onrechte heeft gedeclareerd op basis van zowel de overeenkomst van 1 juli 2014 als de overeenkomst van 1 oktober 2014, faalt dus. Dit betekent dat het subsidiaire verweer van Mecon evenmin slaagt. Daarbij betrekt de rechtbank dat Mecon de hiervoor bedoelde gefactureerde werkzaamheden van [A] niet heeft betwist en ook dat Mecon niet heeft gesteld dat [A] is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen voortvloeiende uit de tussen partijen gesloten overeenkomsten.
5.13.
Uit het voorgaande volgt dat de gevorderde hoofdsom van € 40.336,00 voor toewijzing in aanmerking komt.
5.14.
Nu tegen de gevorderde wettelijke handelsrente geen separaat verweer is gevoerd, zal deze vordering eveneens worden toegewezen.
5.15.
[A] maakt voorts aanspraak op de vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is, nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. Voorts stelt de rechtbank vast dat [A] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen (€ 875,00 + 1% over (€ 40.336,00 - € 10.000,00) =
€ 1.178,36).
5.16.
Mecon zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van [A] tot op heden begroot op:
  • dagvaarding € 82,63
  • griffierecht € 876,00
  • salaris advocaat
Totaal € 2.746,63
5.17.
De gevorderde nakosten zullen, op de hierna te melden wijze, worden toegewezen.

6.De beoordeling in reconventie

6.1.
Aan haar primaire vorderingen legt Mecon, samengevat, ten grondslag dat de overeenkomst van 1 oktober 2014 niet rechtsgeldig tot stand is gekomen, zodat de op grond van die overeenkomst betaalde facturen van [A] van oktober 2014 t/m februari 2015 met een totaalbedrag van € 67.466,78 (zie productie 9 en 10 van Mecon) zonder rechtsgrond zijn verricht en dus onverschuldigd zijn betaald.
6.2.
Gelet op hetgeen hiervoor in conventie is overwogen, faalt het beroep van Mecon op onverschuldigde betaling. Reeds daarom dient het primair gevorderde te worden afgewezen.
6.3.
Subsidiair stelt Mecon zich op het standpunt dat [A] niet op grond van de overeenkomst van 1 oktober 2014 zowel uren als werving- en selectie fees kan declareren. Volgens Mecon betreft de overeenkomst van 1 oktober 2014 een vervolgopdracht op de overeenkomst van 1 juli 2014, op grond waarvan [A] 20 uur per week mocht declareren voor zowel de taken en verantwoordelijkheden onder de overeenkomst van 1 juli 2014 als die van de overeenkomst van 1 oktober 2014 (vgl. sub A). Mecon stelt dat de door haar als productie 10 overgelegde facturen van [A] met een totaalbedrag van € 36.273,28, die betrekking hebben op werving- en selectie fees, onverschuldigd zijn betaald.
6.4.
Met toepassing van de Haviltex-maatstaf (zie r.o. 5.12) en onder verwijzing naar hetgeen hiervoor in r.o. 5.12 is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de stelling van Mecon dat [A] ten onrechte dubbele vergoedingen heeft gedeclareerd, geen doel treft. Het subsidiair gevorderde dient daarom eveneens te worden afgewezen.
6.5.
Mecon zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van [A] tot op heden begroot op
€ 894,00 (2 punten x 0,5 x tarief € 894,00), zijnde salaris advocaat.

7.De beslissing

De rechtbank
in conventie
7.1.
veroordeelt Mecon om aan [A] te betalen een bedrag van € 42.994,34, vermeerderd met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het bedrag van € 40.336,00 vanaf 1 november 2015 tot aan de dag der algehele voldoening,
7.2.
veroordeelt Mecon in de proceskosten, aan de zijde van [A] tot op heden begroot op € 2.746,63,
7.3.
veroordeelt Mecon in de na dit vonnis ontstane kosten aan de zijde van [A] , begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen - onder de voorwaarde dat Mecon niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden - met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis,
in reconventie
7.4.
wijst de vorderingen af,
7.5.
veroordeelt Mecon in de proceskosten, aan de zijde van [A] tot op heden begroot op € 894,00,
in conventie en reconventie
7.6.
verklaart 7.1, 7.2, 7.3 en 7.5 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.E.J. Goffin en in het openbaar uitgesproken op 5 oktober 2016. [1]

Voetnoten

1.type: