ECLI:NL:HR:2008:BC1849
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- C.A. Streefkerk
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Heropening van vereffening van een ontbonden vennootschap en tegenstrijdig belang
In deze zaak verzocht Sami Uoti, in zijn hoedanigheid als curator van de Finse vennootschap Interglobia Investments OY, de heropening van de vereffening van de ontbonden vennootschap Pinakel Holding B.V. Dit verzoek volgde op een eerdere beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage, die op 10 november 2005 het verzoek tot heropening had afgewezen. Uoti stelde dat Pinakel een nog te realiseren vordering had op NSI, de voormalige aandeelhouder en bestuurder van Pinakel, en dat deze vordering niet rechtsgeldig was overgedragen aan Interglobia vanwege onbevoegde vertegenwoordiging door NSI, die handelde in strijd met artikel 2:256 BW van het Burgerlijk Wetboek, dat spreekt over tegenstrijdig belang.
Het gerechtshof te 's-Gravenhage had op 17 oktober 2006 de beschikking van de rechtbank vernietigd en de vereffening heropend, maar NSI ging in cassatie tegen deze beschikking. De Hoge Raad oordeelde dat NSI, als bestuurder en aandeelhouder, niet bevoegd was om Pinakel te vertegenwoordigen bij de goedkeuring van de schuldoverneming aan Interglobia, omdat er sprake was van een tegenstrijdig belang. De Hoge Raad benadrukte dat bij een tegenstrijdig belang een uitdrukkelijk besluit van de aandeelhouders nodig is om een vertegenwoordiger aan te wijzen, en dat de statuten van Pinakel dit niet konden uitsluiten.
De Hoge Raad vernietigde de beschikking van het gerechtshof en verwees de zaak terug naar het gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. Tevens werd Uoti in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. Dit arrest benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid bij de vertegenwoordiging van vennootschappen in situaties van tegenstrijdig belang en de gevolgen van onbevoegd handelen door bestuurders.