5.2De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Centurion Vastgoed B.V. (hierna te noemen Centurion) is opgericht op 5 september 2000, oorspronkelijk onder de naam Twentestede B.V. De bedrijfsvoering is in het uittreksel van de Kamer van Koophandel aanvankelijk omschreven als “het voeren van administraties”. Met ingang van 12 december 2008 is de bedrijfsvoering onder de inmiddels gewijzigde handelsnaam omschreven als “het financieren van vastgoedprojecten”. In de periode 12 december 2008 tot 13 februari 2014 is [verdachte 1] statutair bestuurder geweest van Centurion. Vanaf 13 februari 2014 was [verdachte 3] statutair bestuurder. Op 31 juli 2014 is Centurion failliet verklaard, met benoeming van mr. W.W. Korteweg tot curator.
In de periode voorafgaand aan 20 oktober 2011 heeft Centurion beleggingsproducten onder de naam “Obligatielening I, II en III” op de markt gebracht. Met de gelden van de inleggers zijn gronden gekocht in Costa Rica onder de projectnaam “Vista Verde”. Dit project was geen succes en heeft in 2010/2011 geleid tot een tekort gelegen tussen de 2,5 en 3,4 miljoen euro.
In de periode vanaf 20 oktober 2011 heeft Centurion een 13-tal producten op de markt gebracht onder de namen: Centurion Winst Certificaat (Plus), Obligatielening IV, V, VI, VII, Centurion Winstcertificaten (Plus), Goldplan, VIPplan 1, 2 en 3 en Rendementsplan.
Vanaf 20 oktober 2011 lag de focus van Centurion op het binnenhalen van nieuw geld. Zij heeft dit gedaan door middel van het verkopen van vorenbedoelde producten aan meer dan 600 particulieren. Beleggers hebben voor een bedrag van € 26.093.555,- aan gelden, vorderingen en eigendomsrechten ingelegd. Een bedrag van € 21.471.662,- is door middel van bancaire overboekingen binnengekomen en een bedrag van € 4.621.893,- betreft omzetting van vorderingen in beleggingsproducten en (gedeeltelijke) eigendomsoverdracht van door Centurion aangekochte kavels.
In het aanbiedingsmateriaal behorende bij vorenbedoelde beleggingsproducten zijn de beleggers bepaalde zekerheden voorgespiegeld. Bij alle producten is hen voorgehouden dat de inleggelden zullen worden gebruikt voor de investering in al dan niet nader omschreven vastgoedprojecten in Costa Rica en dat het aangekochte onroerend goed extra zekerheid geeft als onderpand voor de inleg. Het project “Vista Verde” wordt daarbij niet genoemd.
Daarnaast is bij alle producten nadrukkelijk gesteld dat controle en toezicht op de besteding van gelden, met name of het aangekochte onroerende goed wel overeenkomt met hetgeen wordt beloofd, periodiek zal plaatsvinden door een onafhankelijke Nederlandse registeraccountant, waarbij taxaties geschieden door onafhankelijke experts of beëdigd taxateurs. Voorts is aangegeven dat er behoudens de in de investeringsbegroting en in de rendementsprognose genoemde kosten geen overige kosten zijn. Betalingen van inleggelden vinden plaats op een bankrekening van de Stichting Derdengelden Centurion.
Alle in de tenlastelegging genoemde aangevers hebben verklaard dat zij tijdens het doornemen van het aanbiedingsmateriaal dan wel tijdens de gesprekken met de verkoper van Centurion door een of meer van vorengenoemde voorgespiegelde zekerheden werden bewogen tot afgifte van de door hen ingelegde geldbedragen, vorderingen en/of eigendomsrechten.
Hoewel de inleggers allen een product kochten van Centurion en dus een vordering op deze vennootschap verkregen, kwamen de inleggelden in eerste instantie niet binnen op een bankrekening van Centurion. Vorenbedoeld bedrag van € 21.471.662,- aan bancair ingelegde gelden is nagenoeg geheel binnengekomen op een van de bankrekeningen van de Stichting Derdengelden Centurion. Alle geldbedragen werden in een spreekwoordelijke “grote pot” gestort en er werd geen administratie per beleggingsproduct, of per inlegger gevoerd. Vanuit deze grote pot werden gelden eerst naar een bankrekening van Centurion en van daaruit naar diverse aan Centurion gelieerde binnenlandse en buitenlandse vennootschappen overgeboekt. Dat vanuit Centurion formeel enige (juridische) zeggenschap bestond over De Stichting Derdengelden Centurion of deze (buitenlandse) vennootschappen is niet gebleken. Evenmin is gebleken dat Centurion, voor zover er met de ingelegde gelden al in vastgoed gerelateerde projecten werd geïnvesteerd, enige formele zeggenschap had over de opbrengsten daarvan dan wel daarmee enig eigendomsrecht verwierf. Met Centurion onderhield de Stichting Derdengelden Centurion een rekeningcourant verhouding. De Stichting Derdengelden Centurion functioneerde feitelijk als een bankrekening van Centurion. Ten tijde van de inleg was [verdachte 2] statutair bestuurder van deze stichting.
Het in de periode na 20 oktober 2011 van de inleggers per bank ontvangen geldbedrag ad
€ 21.471.662,- heeft Centurion vervolgens als volgt aangewend.
Een bedrag van € 5.067.335,-, waaronder een bedrag van € 103.525,- aan Soul Provider S.A., is uitbetaald in Costa Rica. Een bedrag van € 1.528.526,- is betaald aan eerdere inleggers (Obligaties II en III) en een bedrag van € 2.368.998,- is betaald aan eerdere kaveleigenaren. Een bedrag van € 1.957.009,- is betaald aan de inleggers van de huidige producten (Centurion Winst Certificaat (Plus), Obligatielening IV, V, VI, VII, Centurion Winstcertificaten (Plus), Goldplan, VIPplan 1, 2 en 3 en Rendementsplan). Daarnaast is
€ 1.444.488,- besteed aan het project Saint Kitts en is er in totaal voor een bedrag groot
€ 6.866.236,- aan operationele kosten gemaakt. Aan de verdachten [verdachte 1] , [verdachte 3] en [verdachte 2] is ten titel van salaris, onkosten en andere uitgaven in totaal een bedrag van
€ 2.543.089,- betaald.
De rechtbank concludeert dat de inleggelden aldus voor een zeer groot deel niet zijn aangewend zoals tijdens de verkoop van de producten werd voorgewend.
Soul Provider S.A. is een Costaricaans bedrijf van [verdachte 3] , op naam van zijn toenmalige vriendin [naam 3] . Niet kon worden vastgesteld dat de betalingen aan dit bedrijf vervolgens op enigerlei wijze in Costa Rica ten behoeve van de aankoop of ontwikkeling van vastgoed is besteed. Dat met de inleggelden het rendement en de aflossing van eerdere producten Obligaties II en III zou worden bekostigd, is nimmer ter sprake gekomen tijdens de verkoop van de nieuwe producten Centurion Winst Certificaat (Plus), Obligatielening IV, V, VI, VII, Centurion Winstcertificaten (Plus), Goldplan, VIPplan 1, 2 en 3 en Rendementsplan. Het merendeel van de aangevers verklaart dat zij niet zouden zijn ingestapt als zij dit van tevoren hadden geweten. Evenmin waren zij ingestapt als zij hadden geweten dat het eigen rendement als “sigaar uit eigen doos” werd betaald uit hun eigen inleg. Ook voelt een deel van de inleggers zich bedrogen omdat werd voorgewend dat door gebruik te maken van de Stichting Derdengelden Centurion werd voorkomen dat het inleggeld vermengd zou raken met het vermogen van Centurion, terwijl in werkelijkheid het inleggeld nadat het binnenkwam naar bankrekeningen van Centurion werd overgeboekt en van daaruit naar diverse aan Centurion gelieerde binnenlandse en buitenlandse vennootschappen overgemaakt.
Hoewel het bij het Saint Kitts project weliswaar om vastgoed lijkt te gaan, heeft deze investering niets te maken met Costa Rica en is dit project evenmin gekoppeld aan een van de genoemde beleggingsproducten. Aldus is ook dit beleggingsgeld op een andere wijze aangewend dan bij de verkoop van de producten is voorgespiegeld.
Voorts zijn in strijd met de in de aanbiedingsbrieven voorgespiegelde kostenplaatjes veel meer operationele kosten gemaakt en is ook op dit punt niet conform de beloftes gehandeld.
Daarnaast is een aanmerkelijk bedrag weggevloeid naar de verdachten [verdachte 1] , [verdachte 3] en [verdachte 2] , waarvan een groot deel in rekening courant is geboekt terwijl dit meestal niet werd afgelost.
Ten slotte is op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting komen vast te staan dat voornoemde controle en toezicht door een registeraccountant en onafhankelijke taxaties door een beëdigd taxateur nimmer hebben plaatsgevonden. Een deel van de inleggers geeft aan dat zij (mede) hierdoor zijn bewogen tot afgifte van hun inleggelden en dat zij niet waren ingestapt indien zij van tevoren hadden geweten dat toezicht en controle niet plaatsvond.
Toerekening aan Centurion B.V.
De rechtbank is op grond van bovenstaande overwegingen van oordeel dat in de periode van 20 oktober 2011 tot en met 31 juli 2014 een aantal personen, waaronder de in de tenlastelegging genoemde personen, met het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling is bewogen tot afgifte van een geldbedrag, eigendomsrechten dan wel winstrechten, door een samenweefsel van verdichtsels met betrekking tot de besteding van het inleggeld, kostenposten, het toezicht en de controle en de taxatie.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of en in hoeverre deze gedragingen in redelijkheid zijn toe te rekenen aan Centurion en zal deze vraag beantwoorden aan de hand van de criteria zoals uiteengezet door de Hoge Raad in HR 21 oktober 2003 (ECLI:NL:HR:2003:AF7938). Het antwoord op voornoemde vraag is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging. Een algemene regel laat zich dus bezwaarlijk formuleren. Een belangrijk oriëntatiepunt bij de toerekening is nochtans of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Een dergelijke gedraging kan in beginsel worden toegerekend aan de rechtspersoon.
Van een gedraging in de sfeer van de rechtspersoon zal sprake kunnen zijn indien zich een of meer van de navolgende omstandigheden voordoen:
- het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon,
- de gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon,
- de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf,
- de rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag werd blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard. Onder bedoeld aanvaarden is mede begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging.
In dit verband constateert de rechtbank dat Centurion qua structuur en handelwijze puur
gericht is op het binnenhalen van inleggelden, waarbij de bedrijfsvoering vooral gericht is op verkoopactiviteiten, terwijl er ten gevolge van een gebrekkige administratie en ondeugdelijke interne bedrijfsstructuren nauwelijks aantoonbare reële inkomsten of winsten zijn uit de investeringsprojecten. De geldstromen liepen via de bankrekeningen van de Stichting Derdengelden Centurion, naar Centurion Vastgoed BV, van waaruit ze uit een grote pot werden uitgezet naar verschillende gelieerde vennootschappen. Als er al gelden binnenkwamen uit projecten dan kwamen deze ook in dezelfde grote pot terecht.
De rechtbank stelt vast dat het verdienmodel in feite de gedragingen (het handelen van de verkoopmedewerkers) dicteerde en deze dus passen in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon. Voorts stelt de rechtbank vast dat de handelingen, nu de inleggelden via de Stichting Derdengelden Centurion op de bankrekeningen van Centurion binnenkwamen, dienstig zijn geweest voor Centurion. Daarnaast is het handelen onveranderd gebleven gedurende de gehele hiervoor genoemde periode en is het handelen door de leiding van Centurion geïnitieerd en ondanks gehoudenheid daartoe op geen enkel moment verhinderd.
Naast het daderschap van de rechtspersoon dient ook het in de tenlastelegging vereiste opzet te kunnen worden vastgesteld bij de rechtspersoon. Indien een onderneming is ingericht op het plegen van strafbare feiten of indien het bestuur van de onderneming besluit tot strafbare feiten, kan opzet worden aangenomen. Tevens kan het opzet van een individueel persoon worden toegerekend aan de rechtspersoon, afhankelijk van de interne organisatie van de rechtspersoon en van de taak en verantwoordelijkheden van de betrokken natuurlijke personen. In het algemeen zal opzet van een leidinggevende functionaris steeds kunnen worden toegerekend. De rechtbank verwijst voor haar overwegingen op dit punt naar de hiernavolgende bespreking van de rol van verdachte als feitelijk leidinggevende, in welk verband de aanwezigheid van opzet bij de verdachte wordt onderzocht; deze overwegingen dienen als hier ingelast te worden beschouwd in de sleutel van toerekening aan de rechtspersoon van het al dan niet aanwezige opzet bij de leidinggevende functionaris.
Als minimale voorwaarden voor de strafbaarheid van feitelijk leidinggeven gelden dat de verdachte maatregelen ter voorkoming van die gedraging achterwege laat, hoewel hij daartoe bevoegd en redelijkerwijs gehouden was en hij daarbij bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de verboden gedraging zich zal voordoen, zodat hij die gedraging opzettelijk heeft bevorderd (HR 16 december 1986, NJ 1987/321 en HR 21 januari 1992, NJ 1992/414).
Uit de verklaring van [verdachte 1] komt naar voren dat er feitelijk drie directeuren waren, [verdachte 3] , [verdachte 2] en hijzelf. Er waren wekelijks vergaderingen op directieniveau met deze “drie-eenheid”. Er waren geen andere leidinggevenden.
Deze verklaring wordt door vele bewijsmiddelen ondersteund. De financieel administratief medewerkster [getuige 2] verklaart dat eerdergenoemden in de praktijk met zijn drieën “de hele tent runden”. Ook de accountant [naam 6] verklaart dat ze weliswaar statutair niet evenveel zeggenschap hadden, maar binnenskamers wel. Het beleid werd gezamenlijk bepaald en bij afwezigheid van de één namen de andere twee het over. Voorts blijkt dat ze alle drie salarissen op directieniveau hadden, dat zij samen verantwoordelijk waren en zich bezighielden met het aannemen van personeel en dat zij samen de hoogte van de salarissen (inclusief hun eigen salaris) bepaalden.
Niet ter discussie staat dat verdachte [verdachte 1] , in zijn hoedanigheid van formeel én feitelijk bestuurder van Centurion, betrokken was bij het in gang zetten van sommige van de hierboven genoemde geldstromen. De rechtbank noemt de betaling van eerdere inleggers met het geld van nieuwe inleggers, de geldstromen in het kader van het zogenoemde Saint Kitts-project, de oprichting van Centauro Real Estate (mede) teneinde voornoemd project te financieren zonder de naam van Centurion erin te hoeven betrekken, de valse arbeidsovereenkomsten en verdachtes schulden in rekening-courant als gevolg van o.m. zijn cocaïneverslaving.
Daarnaast heeft verdachte nagelaten zijn (statutaire) bevoegdheid tot ingrijpen in bepaalde gedragingen van Centurion aan te wenden om de betreffende gedragingen te voorkomen. De rechtbank noemt hier de oplopende rekening courant-schulden van de directieleden, de buitensporige operationele kosten in strijd met hetgeen de inleggers is voorgehouden met betrekking tot de maximaal toegestane overheadkosten, de valse loonspecificatie en werkgeversverklaring ten behoeve van de ex-vriendin van medeverdachte [verdachte 3] en ten slotte de kosten die zijn gemaakt ten behoeve van Centauro Real Estate en het project Saint Kitts.
Dat vanaf september 2013 verdachte is opgenomen in een afkickkliniek, neemt niet weg dat hem juist vanwege zijn eigen initiatief tot het in gang zetten van bepaalde geldstromen in strijd met hetgeen de inleggers was voorgespiegeld, dan wel zijn nalaten ondanks gehoudenheid tot ingrijpen bij dreiging of voortduring van voornoemde geldstromen én het feit dat verdachte tijdens zijn verblijf in de afkickkliniek zijn rekening courant-schuld aan Centurion verder heeft doen oplopen, evengoed voor de periode vanaf september 2013 kan worden verweten dat hij feitelijk leiding heeft gegeven aan voornoemde strafbare gedragingen. Voorts valt het de rechtbank op dat, hoewel verdachte zelf aangeeft dat hij na juli 2013 feitelijk en na13 februari 2014 ook statutair geen directeur meer was maar slechts adviseur, het salaris onveranderd (op directieniveau) bleef, waarbij het salaris per 1 januari 2014 nog werd verhoogd.
Afgezien van de gedragingen die hij zelf heeft geïnitieerd, en daarmee met vol opzet bedrieglijk dan wel in strijd met de waarheid heeft gehandeld, heeft hij voorts bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat Centurion, door concrete gedragingen van de medeverdachten [verdachte 3] en [verdachte 2] , met voornoemd opzet en met het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling beleggers heeft bewogen tot afgifte van kort samengevat vermogensrechten. Gelet op bovenstaande omstandigheden is er geen aanleiding anders te oordelen voor de periode vóór en na juli 2013 c.q. 13 februari 2014. Behoudens verminderde fysieke aanwezigheid wegens opname in verslavingsklinieken veranderde er voor wat betreft de bedrijfsvoering, beloningen en andere uitgaven niets wezenlijk.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hieronder nader is omschreven.
In het vierde kwartaal 2013 en het eerste kwartaal 2014 heeft de controller van Centurion Vastgoed B.V., [getuige 2] liquiditeitsoverzichten gemaakt waaruit naar voren kwam dat er meer aan overheadkosten werd uitgegeven dan afgesproken was. De controller heeft [verdachte 3] en [verdachte 2] van deze overschrijdingen op de hoogte gesteld.
Getuige [getuige] , hoofd relatiebeheer bij Centurion Vastgoed B.V. heeft verklaard dat zij half september 2013 van [verdachte 3] kreeg te horen dat er teveel kosten waren en dat de kosten gedrukt moesten worden. [verdachte 3] gaf daarbij te kennen dat als men er niet mee eens was, men kon opstappen. De commissies werden aangepast en de leaseauto's moesten eruit. Ook van [verdachte 2] kreeg zij te horen dat er bezuinigd moest worden.
Getuige [getuige 2] heeft over deze overzichten onder meer verklaard dat er meer werd uitgegeven voor overhead dan er was afgesproken. De afspraak was 70% voor bouwkosten in Costa Rica en 30 % voor overhead- en interne kosten. Ook heeft zij verklaard dat de liquiditeitsoverzichten van 2013 aan [verdachte 2] zijn gemaild en dat de informatie over 2014 met [verdachte 3] en [verdachte 2] is doorgenomen: “De conclusie was dat de kosten omlaag moesten, maar ze bleven ad hoc allerlei betalingen doen waardoor het niet echt is gelukt om de kosten omlaag te brengen”, aldus getuige [getuige 2] .
Op de vraag uit welke middelen de berekende liquiditeitstekorten uiteindelijk werden betaald, antwoordde zij: "Een en een is twee. Die werden gefinancierd vanuit de 70% die bestemd was voor de bouwkosten in Costa Rica. (…) Ik heb mezelf ook afgevraagd hoe in vredesnaam de huizen gebouwd konden worden als je al 9 ton van het gereserveerde bedrag hebt besteed voor overhead. Ik heb dit uiteraard ook aan [verdachte 2] gevraagd. (…) Van de AFM moesten we overzichten maken en toen ontstond bij ons de vraag hoeveel geld er nog beschikbaar moest zijn om de lopende projecten af te bouwen. Dat heb ik [verdachte 2] gevraagd, maar daar kon hij geen goed onderbouwd antwoord op geven."
In haar tweede verhoor heeft [getuige 2] verklaard dat "ergens in het 3e of 4e kwartaal 2013” de AFM Centurion tijdelijk heeft stilgelegd. “Er mocht even niets verkocht worden. Hierdoor kwam er geen geld binnen. Het personeel moest wel worden doorbetaald en bepaalde kosten liepen wel door.”
In een brief van 14 augustus 2013 van de AFM aan Centurion Vastgoed B.V. is het volgende te lezen: "De AFM benadrukt dat indien Centurion de conclusie trekt dat zij artikel 5:2 Wft overtreedt, zij of de informatieverstrekking kan aanpassen zodat wordt voldaan aan hetgeen bepaald in voorgenoemd artikel of wordt verzocht per direct te stoppen met het aanbieden van effecten. In het laatstgenoemde geval verzoeken wij Centurion tevens om binnen drie werkdagen na dagtekening van deze brief schriftelijk aan de AFM te bevestigen dat geen effecten meer zullen worden aangeboden tot het moment dat is voldaan aan de toepasselijke regelgeving."
Zicht op faillissement vanaf 14 augustus 2013
De rechtbank is van oordeel dat het verdienmodel van Centurion zoals dat uit het dossier en ter terechtzitting is gebleken slechts reëel dan wel levensvatbaar mocht heten zolang er sprake was van steeds nieuwe inleggelden. Tegen dat licht ziet de rechtbank in de brief van de AFM d.d. 14 augustus 2013 de markering die voor verdachten het onvermijdelijke einde van voornoemd verdienmodel moet hebben ingeluid.
Gelden besteed aan oprichting Centauro
In de periode 14 september 2013 tot en met 30 juni 2014heeft Centurion Vastgoed B.V. uitgaven gedaan voor een vennootschap die niet aan een van de beleggingsproducten van Centurion Vastgoed B.V. was gekoppeld: Centauro Real Estate B.V. (hierna Centauro).
[verdachte 3] verklaarde over Centauro – zakelijk weergegeven – dat zij “hetzelfde model wilde hebben waarmee wij op de markt waren. Er zijn dingen voorgeschoten door Centurion Vastgoed BV. Dit betrof de opstart van het verkoopkantoor van Centauro. Wij hebben het verkoopkantoor overgedragen aan Centauro. We hebben namens Centurion Vastgoed BV werkzaamheden verricht omdat Centauro het Centurion-model wilde kopiëren, zodat ze op deze wijze ook geld uit de markt kon halen voor hun project. Met het project voor Centauro bedoel ik Antigua en Barbuda.”
[verdachte 2] verklaarde over Centauro: “Centauro heeft personeel en marketingdiensten afgenomen van Centurion. Zij hebben het Centurionmodel overgenomen, alsmede kennis en diensten overgenomen."
Van voornoemde uitgaven ten behoeve van Centauro – van in totaal € 399.605,04 – is een bedrag van € 203.465,82 als vordering in rekening-courant (op Centauro) geboekt. Het resterende bedrag is voor rekening van Centurion gebleven. Wat er ook zij van de mate van aflossing van voornoemde rekening courant-schuld, is naar het oordeel van de rechtbank met het aanwenden van gelden ten behoeve van Centauro sprake geweest van een onttrekking aan de boedel van Centurion. Daaraan doet niet af dat met de rekening courant-verhouding (formeel) nog sprake was van een vorderingsrecht op Centauro. Een vorderingsrecht op een derde onderneming is immers slechts een relatief recht en daarmee een (veel) minder sterk recht dan het absolute recht (dat wil zeggen: tegen een ieder in te roepen recht) op vermogensrechten van de onderneming, met andere woorden: eigen geld.
Getuige [naam 15] , enig aandeelhouder en bestuurder van Centauro, verklaart over de wijze van financiering van de activiteiten van Centauro Real Estate B.V. in de periode 15 november 2013 tot en met 14 januari 2014:
"Dat is voorgeschoten door Centurion. [naam 4] heeft namens Centauro hiervoor onderhandelingen gevoerd met [verdachte 2] en [verdachte 3] . [verdachte 3] heeft hiervoor uiteindelijk de overeenkomst ondertekend. [naam 4] is verbonden aan Atlas, een bedrijf van [naam 5] .
We hebben aardig wat gebakkelei gehad over de gemaakte kosten met Centurion. Er stonden namelijk eerst kosten op over een project St Kitts van Centurion die dus niet doorbelast konden worden aan Centauro."
Getuige [getuige 2] verklaarde over de herkomst van het geld waarmee Centurion de kosten voor Centauro betaalde als volgt: “Dat kwam natuurlijk ook weer uit die grote pot met geld waarover ik eerder al verklaarde, dus uit de inleg voor de diverse producten van Centurion en uit de kavelverkoop."
Ook verklaarde ze: "De directie van Centurion wilde heel bewust dat Centauro een geheel apart bedrijf zou zijn en blijven. Voor mij was het een beetje Centurion 2."
Gelden besteed aan project St. Kitts
Centurion heeft in de periode van september 2013 tot en met januari 2014 in totaal
€ 1.435.488,--besteed aan een project genaamd “St Kitts”, een project dat niet gekoppeld is aan een van de beleggingsproducten van Centurion.
[verdachte 1] heeft over voornoemde overboekingen inzake het St. Kitts-project en het verband met Centauro verklaard dat het de bedoeling was dat Centauro een onderdeel van Centurion zou worden, maar buiten het risicovermogen om. In juli 2013 is hij op St. Kitts geweest. [verdachte 1] verklaart: “ [naam 5] was er toen al, die had een andere vlucht genomen. Ik heb gesproken en kennis gemaakt met de familie van wie [naam 5] het project kon kopen. De familie vond dat er meer geld moest komen. Er was een aanbetaling gedaan maar er moest meer geld komen. Centurion werd gepresenteerd door [naam 5] als medefinancier. De naam Centurion werd nog niet genoemd omdat wij de koppeling van de naam van [naam 5] aan Centurion wilden voorkomen. Ik wilde onze naam beschermen. Er waren toen nog geen afspraken met [naam 5] gemaakt, maar wel intenties uitgesproken voor een fifty/fifty- deal. Centurion zou zorgen voor een stukje projectfinanciering, zoals wij het al jaren deden en kennis en ervaring inbrengen (...). (…) Over de mutaties tot 11 september 2013 kan ik iets zeggen. In de periode daarna ging het met mijn gezondheid en gesteldheid snel achteruit. Wat er daarna gebeurd is, is in mijn afwezigheid gebeurd. Het vertrouwen in [verdachte 2] en [verdachte 3] was groot (…). De kosten zijn via de bank gelopen. U vraagt mij wie de opdracht heeft gegeven. Ik denk dat [verdachte 2] deze overboeking heeft gedaan omdat hij de enige was die ABNAMRO overboekingen deed. (…) [verdachte 2] of [verdachte 3] , een van hen, moet logischerwijs voor de overboeking een akkoord hebben gegeven. Er is geen andere medewerker die een dergelijke overboeking doet.”
[verdachte 1] heeft ter zitting verklaard dat er nog geen sprake was van een overeenkomst en evenmin van een
gentlemen’s agreement. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat met de overboekingen vanaf september 2013 sprake is geweest van onttrekkingen aan de boedel, nu niet is komen vast te staan dat de betreffende overboekingen hebben plaatsgevonden ter voldoening van een betalingsverplichting daterende van vóór 14 augustus 2013; het moment waarop naar het oordeel van de rechtbank het faillissement van Centurion in zicht moet zijn geweest voor de directie van Centurion.
Getuige [getuige 2] heeft over het overboeken van bedragen inzake het St. Kitts-project als volgt verklaard: "Er kwam een verzoek van [verdachte 3] om een behoorlijk bedrag over te maken. Een deel naar Nederland en een groter deel in US dollars. Beide bedragen hadden betrekking op St Kitts. Het ging om tonnen en er werd bij gezegd dat er nog een aantal van dat soort betalingen zouden volgen. Ik vroeg toen wat dan St Kitts was en merkte op dat het niet iets was waarvoor beleggers hadden ingelegd. Ik vroeg ook welk geld daarvoor dan werd gebruikt. Dat was volgens [verdachte 2] en [verdachte 3] geld dat al was verdiend, maar met dat antwoord kon ik niets. Hoe weet je namelijk hoeveel geld je hebt verdiend, er was nog niets concreets. Alleen bij het product Winstcertificaten zou je kunnen beredeneren dat er al winst was gerealiseerd. Ik kreeg de indruk dat [verdachte 2] en [verdachte 3] dachten dat dit inderdaad zo was, maar daar was discussie over omdat het een nog lopend product was. [naam 6] heeft vervolgens een mail gestuurd aan [verdachte 2] met ook de vraag wat het St Kitts-project was en met welk geld dat project werd gefinancierd. Ik wilde overeenkomsten zien waarop dit alles was gebaseerd maar het bleef allemaal vaag. (…) Er kwamen namen in naar voren waar je niet vrolijk van werd, van een bekende persoon die betrokken was bij allerlei faillissementen. [naam 5] maar ook iemand anders waarvan ik me de naam nu niet herinner. Er is, ondanks de vele vragen die ik nog had, toch geld overgemaakt voor het St Kitts-project. Ik kreeg van de directie gewoon de opdracht om het over te maken. [verdachte 3] heeft de overeenkomsten ondertekend die ik zojuist noemde. Die overeenkomsten stonden op naam van Centurion Vastgoed.”.
[verdachte 2] heeft verklaard dat [verdachte 1] initiatiefnemer was van het project St Kitts en dat hij, [verdachte 2] , weet dat er in St Kitts was geïnvesteerd. Door Centurion zijn volgens [verdachte 2] aandelen gekocht van New Ottley's Holding Ltd.
In een e-mailcorrespondentie van 30 augustus 2013 is te lezen dat [verdachte 1] in een e-mail aan [getuige 2] , met een CC aan [verdachte 2] gericht, instructies geeft om geld over te maken naar het project St. Kitts. Hij schrijft daarin dat de betaling NU gedaan moet worden en dat [verdachte 2] op dat moment naar [getuige 2] toeloopt omdat de betalingen vanaf de dollarrekeningen door [verdachte 2] geaccordeerd moeten worden.
[verdachte 3] heeft over zijn betrokkenheid bij het St. Kitts-project verklaard dat hij en [verdachte 2] het hebben overgenomen vanaf het moment dat [verdachte 1] afwezig is geraakt: “Tijdens de afwezigheid van [verdachte 1] liepen de contacten met [naam 5] via [verdachte 2] en mij. Dit was eind 2013, begin 2014. We, Centurion Vastgoed BV, zouden aandelen krijgen in een project in St. Kitts. Ik weet dat het verschillende betalingen waren, in totaal volgens mij 1,5 miljoen euro.”
Gelden besteed aan [verdachte 1] , [verdachte 3] en [verdachte 2]
In de periode na 14 augustus 2013 tot aan de datum van het faillissement van Centurion op 31 juli 2014, hebben [verdachte 1] en [verdachte 3] hun schulden in rekening-courant met Centurion verder laten oplopen: [verdachte 1] tot € 592.985,00 en [verdachte 3] tot € 167.703,00 (onder andere in verband met tandartskosten ad € 33.000,00). Alle drie de verdachten hebben zichzelf met ingang van januari 2014 hogere salarissen toegekend. Dit zou zijn geschied ‘ter compensatie van afgeschafte provisie’. De verhogingen betroffen echter een veelvoud van de provisie die zij normaliter ontvingen. Het salaris van [verdachte 1] werd verhoogd van € 11.500,- naar € 15.000,-; het salaris van [verdachte 3] werd verhoogd van € 8.000,- naar
€ 30.000,- (waarvan de helft via Centauro) en het salaris van [verdachte 2] werd verhoogd van € 10.000,- naar € 30.000,- (waarvan de helft via Centauro). De rekening-courantschuld van [verdachte 2] werd vervolgens gedeeltelijk afgelost door middel van een loonjournaalpost.
[verdachte 1] heeft in dit verband aangegeven een dure levensstijl te genieten. Hij besteedde onder meer zo’n € 7.500,- per maand aan cocaïne en bracht de kosten voor privé-verbouwingen in rekening-courant bij Centurion. Getuige [getuige 2] verklaarde over het spreekwoordelijke “gat in de hand” van [verdachte 1] , onder andere met betrekking tot een verjaardagsfeestje en verbouwing van zijn huis en dat wanneer zij een opmerking maakte dat [verdachte 1] facturen geen zakelijk uitgaven betroffen, [verdachte 2] en [verdachte 3] aangaven dat zij de facturen wel moest betalen maar dat de uitgaven dan in de rekening-courant van [verdachte 1] moesten worden geboekt. [verdachte 1] zelf heeft verklaard wel te weten dat hij zijn rekening-courantschuld niet kon aflossen.
[verdachte 1] heeft voorts advocaatkosten, in verband met een eerdere strafzaak tegen hem, van het kantoor Jaegers & Soons ad € 7.946,51 en € 9.664,10 ten laste van Centurion gebracht.
Voor zijn zwager heeft [verdachte 1] de vennootschap “Doelbewust Uitgeven B.V.” opgericht. Hiermee was een bedrag van € 20.384,71 gemoeid. Nog afgezien van het feit dat van een eventuele latere verrekening van dit bedrag met [verdachte 1] salaris niet is gebleken, staat een dergelijke verrekening aan een bewezenverklaring van het bestanddeel onttrekken niet in de weg (HR 9 februari 2010, NJ 2010/104. Daadwerkelijke verkorting is niet vereist).
[verdachte 3] heeft ten behoeve van zijn ex-vriendin [naam 3] het bedrijf Soul Provider opgericht en daartoe $ 41.255,- overgeboekt vanaf de rekening van Centurion.
De rechtbank noemt voorts de andere overboekingen naar leasemaatschappijen, naar verdachten zelf, hun (ex-)vriendinnen en familieleden.
De rechtbank leidt uit bovenstaande af dat Centurion in het zicht van het faillissement
– waarvan aldus in ieder geval kan worden gesproken vanaf 14 augustus 2013 – haar kernactiviteit (het zorgen voor ‘omzet’ in de zin van nieuwe inleggelden gegenereerd door de verkoopafdeling) en daarmee haar goodwill grotendeels heeft overgedragen aan een nieuwe B.V., Centauro, en de kosten gemoeid met de oprichting van Centauro en met de start van een nieuw vastgoedproject op St. Kitts, onder de feitelijke leiding van de driekoppige directie, ten laste heeft gebracht van Centurion. Daarnaast zijn er geldbedragen aangewend voor privé-uitgaven van de directieleden.
Ter onderbouwing van de conclusie dat de drie directieleden in nauwe en bewuste samenwerking hebben gehandeld, verwijst de rechtbank naar haar overwegingen in dat verband hiervoor opgenomen onder feit 1 primair.
Dat [verdachte 1] vanaf september 2013 grotendeels fysiek afwezig was op kantoor en daarom geen feitelijke handelingen heeft verricht, doet aan zijn feitelijke leiderschap geenszins af aangezien hij de hiervoor omschreven constructie heeft bedacht, in gang heeft gezet en voor de voortzetting ervan heeft vertrouwd op de overige twee directieleden. De rechtbank neemt bovendien in aanmerking de verschillende onttrekkingen aan het vermogen van Centurion die (ook) vanaf september 2013 aan [verdachte 1] ten goede zijn gekomen, te weten met name de voornoemde advocaatkosten, boekingen in rekening-courant ten behoeve van privé-zaken ten laste van Centurion en de oprichting van Doelbewust Uitgeven B.V., eveneens op kosten van Centurion.
Naar de uiterlijke verschijningsvorm getuigen voornoemde gedragingen, in samenhang bezien met het “lege” verdienmodel, overduidelijk van opzet bij de feitelijke leidinggevers op benadeling van schuldeisers van Centurion, welk opzet door toerekening tevens bij Centurion Vastgoed BV aanwezig wordt geoordeeld.
Voor wat betreft de overige geldstromen zoals omschreven onder het kopje
‘gelden besteed aan…’, is de rechtbank van oordeel dat, hoewel niet van alle geldstromen vast staat dat ieder van de verdachten steeds op de hoogte was van iedere concrete overboeking, facturering dan wel groei van een rekening-courantschuld, elk van de directieleden wel een aandeel heeft gehad voor een zodanige sfeer binnen Centurion dat daarin dergelijke onzakelijke geldstromen mogelijk werden, hetzij door eigen initiatief, hetzij door accordering of door niet-ingrijpen ondanks gehoudenheid daartoe, waardoor bij elk van de directieleden afzonderlijk op z’n minst sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op mogelijke benadeling van schuldeisers, welk opzet bij de directieleden tevens kan worden toegerekend aan Centurion.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedrieglijke bankbreuk zoals in de tenlastelegging opgenomen als feit 2 primair.
Bij de beoordeling van de vraag of het sub 3 tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard, heeft de rechtbank het volgende overwogen.
Voor een bewezenverklaring van het valselijk opmaken van een geschrift als bedoeld in artikel 225 lid 1 Sr is impliciet vereist dat sprake is van opzet op die gedraging.
De ondergrens van het hier bedoelde opzet ligt bij het voorwaardelijk opzet, waarvan, volgens constante jurisprudentie, sprake is indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat een bepaald gevolg zal intreden. Of daarvan sprake is, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de verweten gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het gaat daarbij met name om de vraag of het gebruik van het valse of vervalste geschrift als echt en onvervalst, naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Vereist is dat de verdachte wetenschap heeft gehad van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden én dat hij die kans op het gevolg ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard.
Wie weet heeft van de aanmerkelijke kans op het gevolg, maar er van is uitgegaan dat het gevolg niet zal intreden, heeft gehandeld met (grove) onachtzaamheid maar niet met voorwaardelijk opzet op het gevolg. Evenwel kunnen bepaalde gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het intreden van dat gevolg heeft aanvaard.
Verdachte heeft tegenover de opsporingsambtenaren van de FIOD verklaard en ter terechtzitting herhaald, dat ook hij ervan op de hoogte is geweest dat de arbeidsovereenkomsten tussen Centurion Vastgoed B.V. als werkgever en [medeverdachte] en [naam 3] als werknemers fictief en dus vals waren. Hij heeft eraan meegewerkt omdat hij medeverdachte [verdachte 3] wilde helpen met het omzeilen van loonbeslag.
De medeverdachte [verdachte 3] heeft tegenover de opsporingsambtenaren verklaard dat de arbeidsovereenkomsten tussen Centurion Vastgoed B.V. en [medeverdachte] en [naam 3] steeds valselijk zijn opgemaakt met als doel zijn eigen salaris aldus naar de rekeningen van zijn toenmalige partner over te boeken, teneinde loonbeslag te omzeilen. De vaststellings- en beëindigingsovereenkomst tussen Centurion Vastgoed B.V. en [medeverdachte] , alsook de werkgeversverklaring en loonspecificatie zijn eveneens valselijk opgesteld. De medeverdachte [verdachte 2] was ervan op de hoogte dat genoemde arbeidsovereenkomsten in strijd met de waarheid waren opgemaakt.
De medeverdachte [medeverdachte] heeft tegenover de opsporingsambtenaren verklaard dat ook zij wist dat haar arbeidsovereenkomst, vaststellings- en beëindigingsovereenkomst, werkgeversverklaring en loonspecificatie valselijk waren opgemaakt.
Gelet op bovengenoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte de wetenschap heeft gehad dat de arbeidsovereenkomsten tussen [medeverdachte] en [naam 3] valselijk werden opgemaakt. Dat op basis van die valse arbeidscontracten vervolgens eveneens een valse loonspecificatie, een valse werkgeversverklaring en een valse vaststellings- en beëindigingsovereenkomst zijn opgesteld, betreft steeds een gevolg waarop een aanmerkelijke kans bestond, die verdachte naar het oordeel van de rechtbank op de koop toe heeft genomen. De rechtbank acht hem daarom tevens als medepleger van het feitelijk leidinggeven aan de door Centurion gepleegde verboden gedragingen strafrechtelijk aansprakelijk voor die valsheden, ondanks dat uit het dossier niet volgt dat hij bij de opstelling van deze valse stukken expliciet betrokken is geweest.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift zoals in de tenlastelegging opgenomen als feit 3 primair, de onderdelen a. tot en met e.
De rechtbank is, uitgaande van haar overwegingen onder feit 1 primair, van oordeel dat Centurion Vastgoed B.V. tezamen en in vereniging met [verdachte 1] , [verdachte 2] en [verdachte 3] als haar driekoppige feitelijke directie, en daarnaast de rechtspersonen Stichting Derdengelden Centurion en Centurion Makelaardij, het door Centurion Vastgoed B.V. uit oplichting verkregen bedrag van € 21.471.662,-- tot een bedrag van € 16.507.852 bij wijze van gewoonte heeft witgewassen.
De rechtbank brengt daartoe in herinnering dat Centurion het in de periode na 20 oktober 2011 in verband met door oplichting verkregen inleg bancair ontvangen geldbedrag als volgt heeft aangewend in de zin van overgedragen, omgezet en/of gebruikt:
Een bedrag van € 1.528.526,- is betaald aan eerdere inleggers (Obligaties II en III) en een bedrag van € 2.368.998,- is betaald aan eerdere kaveleigenaren. Een bedrag van
€ 1.957.009,- is betaald aan de inleggers van de huidige producten (Centurion Winst Certificaat (Plus), Obligatielening IV, V, VI, VII, Centurion Winstcertificaten (Plus), Goldplan, VIPplan 1, 2 en 3 en Rendementsplan). Hiermee is aldus circa 5,8 miljoen euro aan door oplichting verkregen gelden aangewend om vorderingen van voornoemde inleggers en kaveleigenaren te voldoen.
Daarnaast is € 1.444.488,- besteed aan het project Saint Kitts en is er in totaal voor een bedrag groot € 6.866.236,- aan operationele kosten gemaakt (salarissen, huurkosten, advieskosten, autokosten e.d.). Aan de verdachten [verdachte 1] , [verdachte 3] en [verdachte 2] is een bedrag van € 2.543.089,- weggevloeid.
Voor zover bovenvermelde geldstromen nog niet eerder in dit vonnis zijn toegelicht, verwijst de rechtbank naar (onderdelen van) de ambtshandelingen dienaangaande, welke bewijsmiddelen als bijlage bij dit vonnis zijn gehecht.
Een bedrag van € 5.067.335,- ten slotte is uitbetaald in Costa Rica. Afgezien van het daaronder begrepen bedrag van € 103.525,- dat is besteed aan Soul Provider S.A. ten behoeve van verdachte [verdachte 3] , betreft het restant ad € 4.963.810,-- een bedrag waarvan niet is komen vast te staan dat dit niet is besteed conform hetgeen is voorgespiegeld aan de inleggers. Gezien de ratio van de witwasbepalingen in ons Wetboek van Strafecht, kort gezegd inhoudende dat de integriteit van het financiële en economische verkeer moet worden gewaarborgd en daartoe moet worden voorkomen dat crimineel geld uit het zicht wordt gehouden dan wel dat daaraan de schijn van legitimiteit wordt aangemeten, moet voornoemd bedrag van bijna vijf miljoen euro buiten beschouwing worden gelaten bij de bewezenverklaring van feit 4 primair, aangezien niet kan worden uitgesloten dat dit bedrag nu juist in alle openheid ten behoeve van een legitiem doel is aangewend. Daaraan doet niet af dat de rechtbank bewezen acht dat dat bedrag onder een samenstel van valse voorwendselen (een samenweefsel van verdichtsels) en dus door oplichting is verkregen.
Ten aanzien van de overige bovenomschreven geldstromen is de rechtbank echter van oordeel dat sprake is geweest van het bij wijze van gewoonte overdragen, omzetten en/of gebruik maken van uit eigen misdrijf (oplichting) verkregen gelden teneinde deze gelden buiten het zicht van justitie te houden dan wel een legale status aan te meten. De rechtbank overweegt in dit verband nog het volgende.
In het bijzondere geval dat ‘overdragen’, ‘gebruik maken’ of ‘omzetten’ van door eigen misdrijf verkregen voorwerpen plaatsvindt onder omstandigheden die niet wezenlijk verschillen van gevallen waarin een verdachte die een bepaald misdrijf heeft begaan en die daarmee de door dat misdrijf verkregen voorwerpen verwerft of voorhanden heeft, zich automatisch ook schuldig zou maken aan het witwassen van die voorwerpen, geldt in die eerstgenoemde gevallen – evenals in het geval van het voorhanden hebben of verwerven van gelden onmiddellijk afkomstig uit eigen misdrijf – het aanvullende vereiste dat de gedragingen van de verdachte mede gericht moeten zijn geweest op het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van de betreffende voorwerpen (ECLI:NL:HR:2014:714 en ECLI:NL:HR:2014:2913). Zoals eerder in dit vonnis reeds beschreven, zijn de inleggelden in eerste instantie niet binnengekomen op een bankrekening van Centurion, maar op een bankrekening van de Stichting Derdengelden Centurion en daarmee in de feitelijke beschikkingsmacht gebracht van Centurion en haar driekoppige directie. Volgens getuige [getuige 2] werden de saldi van de bankrekeningen van de Stichting Derdengelden in de vorm van een rekening-courant op de balans van Centurion Vastgoed BV verwerkt. Deze gelden werden daarna meerdere keren overgeboekt naar andere bankrekeningen binnen de organisatie. Hierbij vond vermenging van inleggelden plaats en omdat geen administratie per beleggingsproduct werd gevoerd, heeft dit geleid tot een situatie waarbij niet meer duidelijk was welk geld waaraan besteed is.
De rechtbank is van oordeel dat, voor zover er sprake zou zijn van het zich automatisch schuldig maken aan witwassen van door overdracht, gebruik of omzetting van door eigen misdrijf verkregen voorwerpen, met vorenbedoelde ‘alles in een grote pot’-wijze van financieel administreren ten aanzien van alle handelingen met betrekking tot voornoemd bedrag van ruim 16 miljoen euro reeds in de kiem sprake is geweest van het verbergen dan wel verhullen van de criminele herkomst van de bedragen, nu met voornoemde wijze van financieel beheer nagenoeg onzichtbaar werd gemaakt dat verplichtingen aan inleggers werden voldaan uit door oplichting verkregen nieuwe inleggelden.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat verdachte zich tezamen en in vereniging met natuurlijke personen en rechtspersonen schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen, zoals in de tenlastelegging opgenomen als feit 4.