ECLI:NL:RBOBR:2025:7929

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
27 november 2025
Publicatiedatum
4 december 2025
Zaaknummer
11585976 CV EXPL 25-1303 en 11792066 CV EXPL 25-3789
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Indexatie van pensioenuitkeringen door Donatus aan gepensioneerden

In deze zaak vorderen gepensioneerden, die allen werkzaam zijn geweest bij de onderlinge waarborgmaatschappij Donatus, een hogere indexatie van hun pensioen over 2020. Ze eisen een indexatie van 3,25% op basis van de loonindex, terwijl Donatus slechts 1,20% heeft toegekend op basis van de prijsindex. De kantonrechter oordeelt dat er sprake is van een voorwaardelijke indexering, waarbij Donatus jaarlijks beslist over de hoogte van de indexatie. De rechter stelt vast dat de indexatie van 1,20% niet in strijd is met goed werkgeverschap, aangezien Donatus een zorgvuldige afweging heeft gemaakt en de financiële situatie van de organisatie in overweging heeft genomen. De gepensioneerden hebben geen recht op de hogere indexatie, omdat de term 'ambitie' in de indexatieregeling niet betekent dat Donatus verplicht is om de indexatie te verhogen tot het niveau van de loonindex. De kantonrechter wijst de vorderingen van de gepensioneerden af en veroordeelt hen in de proceskosten van Donatus.

Uitspraak

RECHTBANKOOST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummers: 11585976 CV EXPL 25-1303 en 11792066 CV EXPL 25-3789
(gevoegde zaken)
Vonnis in gevoegde zaken van 27 november 2025
In de zaak met zaaknummer 11585976 CV EXPL 25-1303 van:

1.[eiser 1 in 25-1303] ,

te [plaats] ,

2.2. [eiser 2 in 25-1303] ,

te [plaats] ,

3.3. [eiser 3 in 25-1303] ,

te [plaats] , gemeente [gemeente] ,
eisende partijen,
gemachtigde: mr. F. Huisman, werkzaam bij D.A.S. Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V.,
tegen
ONDERLINGE VERZEKERING MAATSCHAPPIJ DONATUS U.A.,
te Rosmalen, gemeente ’s-Hertogenbosch,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. G.R. Derksen.
Eisende partijen worden in deze zaak “ [eiser 1 in 25-1303] ”, “ [eiser 2 in 25-1303] ”, “ [eiser 3 in 25-1303] ” en samen “ [eisers in 25-1303] ” genoemd en gedaagde partij ”Donatus”.
In de zaak met zaaknummer 11792066 CV EXPL 25-3789 van:
[eiser 1 in 25-3789],
te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: “ [eiser 1 in 25-3789] ”
gemachtigde: mr. F. Huisman, werkzaam bij D.A.S. Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V.,
tegen
ONDERLINGE VERZEKERING MAATSCHAPPIJ DONATUS U.A.,
te Rosmalen, gemeente ’s-Hertogenbosch,
gedaagde partij,
hierna te noemen: “Donatus”,
gemachtigde: mr. G.R. Derksen.
Eisende partijen in beide gevoegde zaken worden hierna samen “gepensioneerden” genoemd.

1.Waar gaan deze zaken over?

1.1.
Gepensioneerden zijn allen werkzaam geweest bij Donatus. Zij maken in deze procedures aanspraak op toeslagverlening (hierna: “indexatie”) op hun pensioen over 2020 van 3,25%, gebaseerd op basis van de loonindex, in plaats van de door Donatus toegekende indexatie van 1,20% op basis van de prijsindex.
1.2.
Gepensioneerden menen dat het Donatus niet vrij staat om de hoogte van de indexering - die is vormgegeven als een ambitie om het pensioen jaarlijks te laten stijgen met een percentage gelijk aan de loonstijging binnen de sector (de loonindex) - naar eigen inzicht te bepalen. Die ambitie impliceert een inspanningsverplichting die in beginsel moet worden nagekomen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden die maken dat een dergelijke indexering niet mogelijk is. Van bijzondere omstandigheden is geen sprake nu de financiële situatie van Donatus uitstekend is. Aan het gevoerde consistente beleid van maximaal indexeren gedurende meerdere jaren - tezamen met de financieel gezonde positie van Donatus en het ontbreken van enige communicatie ter zake de indexering - hebben gepensioneerden het gerechtvaardigd vertrouwen mogen ontlenen dat maximaal indexeren het uitgangpunt is. Het niet (maximaal) indexeren per 1 januari 2021 conform de loonindex, is volgens gepensioneerden in strijd met goed werkgeverschap.
1.3.
Donatus meent dat zij in alle redelijkheid tot een indexatiebesluit van 1,20% per
1 januari 2021 over het jaar 2020 is gekomen op basis van de voorwaardelijke indexatiebepaling die is overeengekomen met gepensioneerden via het Pensioenreglement Flexibel Bedrijfs Pensioen voor de werknemers van Donatus en vindt dat zij als goed werkgever heeft gehandeld.
Daarom concludeert Donatus tot afwijzing van de vorderingen van gepensioneerden.

2.Hoe oordeelt de kantonrechter?

2.1.
De kantonrechter wijst de vorderingen van de gepensioneerden tegen Donatus af.
Tussen partijen is niet in geschil dat er sprake is van een voorwaardelijke indexering van het pensioen van gepensioneerden. Dit houdt in dat Donatus jaarlijks een besluit neemt of en zo ja, in hoeverre, de pensioenaanspraken van gepensioneerden worden verhoogd. Het is, zoals weergegeven in het Pensioenreglement van gepensioneerden, “een ambitie” en geen (onvoorwaardelijke) verplichting om het pensioen jaarlijks te laten stijgen met een percentage gelijk aan de loonindex.
Donatus heeft uitvoerig toegelicht waarom zij destijds heeft besloten om per 1 januari 2021 met 1,20% te indexeren en niet maximaal met 3,25%. De kantonrechter oordeelt dit niet in strijd met goed werkgeverschap.
2.2.
Hierna licht de kantonrechter toe waarom zij deze beslissing neemt.

3.De procedures

3.1.
Het verloop van de procedure met
zaaknummer 11585976 CV EXPL 25-1303
blijkt uit:
- de dagvaarding van 6 maart 2025 met producties (genummerd 1 t/m 8),
- de conclusie van antwoord met producties (genummerd 1 t/m 9),
- de brief van de rechtbank met het bericht dat een mondelinge behandeling is bepaald,
- de mondelinge behandeling van 16 september 2025.
3.2.
Het verloop van de procedure met zaaknummer
11792066 CV EXPL 25-3789
blijkt uit:
- de dagvaarding van 9 juli 2025 met producties (genummerd 1 t/m 11).
- de conclusie van antwoord met producties (genummerd 1 t/m 6), waarbij in de begeleidende brief verzocht is om deze zaak te voegen met de procedure met zaaknummer 11585976 CV EXPL 25-1303, aangezien het om vergelijkbare zaken gaat tegen dezelfde gedaagde,
- de brief van de rechtbank met het bericht dat een mondelinge behandeling is bepaald, gevolgd door een e-mail van 4 september 2025 waarin aan partijen wordt medegedeeld dat de procedure wordt gevoegd met zaaknummer 11585976 CV EXPL 25-1303,
- de mondelinge behandeling van 16 september 2025.
3.3.
Tijdens de gezamenlijke mondelinge behandeling hebben partijen hun standpunten nader toegelicht. Hiervan heeft de griffier aantekeningen gemaakt. De gemachtigde van Donatus heeft gebruik gemaakt van spreekaantekeningen.
3.4.
De datum voor het vonnis is in beide zaken nader bepaald op vandaag.

4.De feiten in beide zaken

4.1.
Donatus is een onderlinge waarborgmaatschappij in de zin van artikel
2:53 lid 2 BW, die zich ten doel heeft gesteld om ten behoeve van haar leden een verzekeringsbedrijf uit te oefenen. Donatus richt zich daarbij specifiek op de verzekering van kerkgebouwen en monumenten. Partijen die met Donatus een verzekerings-overeenkomst sluiten, zijn van rechtswege lid van Donatus (artikel 2:62 sub a BW).
Gepensioneerden zijn allen op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam geweest bij Donatus en hebben bij Donatus pensioen opgebouwd.
4.2.
Tussen Donatus en gepensioneerden zijn pensioenovereenkomsten van kracht. Donatus heeft ervoor gekozen om de uitvoering van de met gepensioneerden gesloten pensioenovereenkomsten onder te brengen bij pensioenuitvoerder Centraal Beheer Achmea (hierna: “CBA”).
4.3.
Tussen CBA en gepensioneerden is het Pensioenreglement Flexibel Bedrijfs Pensioen voor de werknemers van Donatus van toepassing (hierna: ‘Pensioenreglement’).
In artikel 15 lid 1 van het Pensioenreglement staat de volgende indexeringsregeling opgenomen:
Het Pensioenreglement is per 1 januari 2017 premievrij gemaakt. De opgebouwde pensioenen zijn bij CBA blijven staan. Hierdoor zijn gepensioneerden allemaal ‘gewezen deelnemer’ geworden.
4.4.
Per 1 januari 2017 is de Uitvoeringsovereenkomst Toeslagen (hierna: “Uitvoeringsovereenkomst”) van toepassing in de verhouding tussen CBA en gepensioneerden [1] .
In artikel 13 Uitvoeringsovereenkomst staat de in het geding zijnde indexatieregeling opgenomen. Deze bepaling is vrijwel identiek aan de indexatieregeling, zoals vermeld in artikel 15 lid 1 van het Pensioenreglement en luidt als volgt:
4.5.
Vanaf 1 januari 2010 is door Donatus jaarlijks beslist dat maximaal geïndexeerd werd op basis van de genoemde loonindex. Over het jaar 2020 veranderde dat. De loonindex was 3,25% en toegekend is 1,20% (de prijsindex).
Bij brief van 15 februari 2021 [2] heeft Donatus haar beslissing toegelicht aan gepensioneerden en geïnformeerd hoe hun pensioen over het jaar 2020 zou worden geïndexeerd, namelijk tegen een lager percentage dan de loonindex. Donatus heeft in de brief ook toegelicht waarom zij dat zou doen. Voor zover van belang staat er het volgende:
"Ambitie houdt in dat er geen onvoorwaardelijke indexatie van toepassing is, maar dat
Donatus (negatief) af kan wijken van het loonindexcijfer van onze CAO. De ambitie is een
voorwaardelijke toeslagverlening en het streven van Donatus is het toekennen van de toeslag indien en voor zover betaalbaar.
(...)
Donatus is als gevolg van de extreem lage rente geconfronteerd met een forse stijging van de pensioenlasten van deze premievrije pensioenregeling bij CBA (koopsomstijging voor de
toeslagverlening). Voor onze huidige medewerkers is de pensioenpremie ook fors gestegen
ten opzichte van 2020.
Per 1 oktober 2020 bedroeg het loonindexcijfer 3,25%. Doorvoering van dit indexatiecijfer
over de pensioenregeling van CBA, in combinatie met een door CBA doorgevoerde kostenverhoging voor het langlevenrisico, leidt in vergelijking tot het jaar 2020 tot een forse kosten verhoging voor Donatus van circa € 0,4 miljoen in 2021. In deze uitzonderlijke tijd van corona, waarin heel veel leden het financieel zeer moeilijk hebben, vindt de directie na consultatie met de Raad van Commissarissen, het onverantwoord en een zeer slecht signaal om een dergelijke pensioenlastenverhoging door te voeren:
(...)
Daarom heeft de directie besloten de indexatie van de pensioenaanspraak bij CBA vast te
stellen op het niveau van het prijs indexatiecijfer per 1 oktober 2020, zijnde 1,2%. Hiermee
behoudt de pensioenaanspraak toch haar waarde."
4.6.
Per e-mail van 29 april 2021 [3] heeft [eiser 1 in 25-1303] gereageerd op de brief van Donatus van 15 februari 2021. Kort gezegd uit hij zijn bezwaren tegen de toegekende indexatie van 1,20% op basis van de prijsindex in plaats van 3,25%, gebaseerd op de loonindex. Zijn standpunt is dat Donatus slechts zou mogen overgaan tot een lagere indexatie dan verwoord in de ambitie (zijnde jaarlijks indexeren op basis van de loonindex), op het moment dat Donatus in een slechte financiële positie verkeert en dat van dat laatste geen sprake is.
4.7.
Per e-mail van 17 mei 2021 [4] heeft Donatus onder meer als volgt gereageerd op de
e-mail van [eiser 1 in 25-1303] van 29 april 2021:
"(…) De directie moet bij de besluitvorming omtrent het indexeren (zoals bij elke
beleidsbeslissing) rekening houden met meerdere belangen: Donatus als bedrijf, de leden, de
(oud) medewerkers bij Donatus, toezichthouders en de samenleving. Al deze belangen zijn
in acht genomen bij de beslissing om minder te indexeren.
(...)
Bij het nemen van beslissingen moet bovendien niet alleen naar het afgelopen jaar gekeken
worden, maar ook naar de toekomstige financiële situatie. Solvency II kijkt namelijk vooruit. Wat wordt daarmee bedoeld: In je mail stel je dat er geen sprake is van een slechte
bedrijfseconomische situatie. Dit is een te enge uitleg van het begrip 'slechte bedrijfseconomische situatie'. Een bedrijfseconomische situatie betreft een financieel belang.
Een financieel belang is ook een op lange termijn bedrijfseconomisch verantwoorde situatie,
'waarbij de continuïteit van het pensioen van alle werknemers zoveel mogelijk is gewaarborgd'. Bij het volgen van de jouw gewenste indexatie zouden de pensioenkosten gestegen zijn van € 1,2 miljoen (bij de toegepaste indexatie van 1,2%) naar € 1,8 miljoen (bij indexatie van 3,25%), een stijging van 50%.
(...)”.
4.8.
Ook [eiser 3 in 25-1303] heeft per brief van 24 juli 2021 [5] gereageerd op de brief van 15 februari 2021 met eenzelfde strekking als de reactie van [eiser 1 in 25-1303] .
Donatus heeft per brief van 24 augustus 2021 [6] gereageerd op de brief van [eiser 3 in 25-1303] , waarin Donatus wederom verwijst naar het pensioenreglement en de ambitie, waarbij de werkgever evenwel jaarlijks beslist in hoeverre pensioenaanspraken worden aangepast.
Van [eiser 2 in 25-1303] heeft Donatus in die tijd geen correspondentie in dit kader ontvangen.
4.9.
De gemachtigde van [eiser 1 in 25-3789] heeft Donatus per brief van 17 juni 2024 aangeschreven [7] . De door Donatus ingeschakelde gemachtigde heeft op 9 juli 2024 [8] afwijzend gereageerd op de sommatie om over te gaan tot de volledige indexering
(3,25% in plaats van 1,20%).
5. Wat eisen gepensioneerden in beide zaken en wat is daarop het verweer van Donatus?
5.1.
Gepensioneerden vorderen bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Donatus te veroordelen de pensioenuitkering van gepensioneerden over 2021 te (doen) indexeren conform de loonontwikkeling in de Cao voor het Verzekerings-bedrijf in 2020, zijnde 3,25% waarbij Donatus de achterstallige pensioenuitkering vanaf 1 januari 2021 aan gepensioneerden dient te voldoen c.q. laten voldoen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
Donatus te veroordelen om aan gepensioneerden te voldoen de kosten van deze procedure, het salaris van hun gemachtigde daaronder begrepen.
5.2.
Donatus voert verweer en concludeert om gepensioneerden niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen, dan wel deze vorderingen volledig af te wijzen, met een veroordeling van gepensioneerden in de kosten van het geding, zulks uitvoerbaar bij voorraad.
5.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

6.De beoordeling in beide zaken

6.1.
Concreet gaat het in deze zaak om de vraag of Donatus gerechtigd is de indexatiegrondslag per 1 januari 2021 te versoberen zoals zij dat heeft gedaan.
Vast staat dat Donatus tot en met 2020 de pensioenuitkering van gepensioneerden maximaal heeft geïndexeerd op grond van de loonindex. Hierin kwam verandering in 2021 toen Donatus besliste dat de ingegane pensioenen per 1 januari 2021 werden geïndexeerd conform het prijsindexcijfer van 1,20% in plaats van conform de loonontwikkeling in de cao voor het verzekeringsbedrijf (hierna : “cao”) van 3,25%.
Uitleg van het woord “ambitie” in de indexatieregeling
6.2.
In rechte staat vast dat sprake is van een voorwaardelijke indexatietoezegging.
Tussen partijen is evenmin in geschil dat bij de uitleg van de op gepensioneerden van toepassing zijnde indexatieregeling de cao-norm van toepassing is.
Partijen verschillen wél van mening over de vraag hoe het woord “ambitie” in de indexatieregeling, zoals opgenomen in artikel 13 Uitvoeringsovereenkomst (die identiek is aan de indexatieregeling, zoals vermeld in artikel 15 lid 1 van het Pensioenreglement) moet worden uitgelegd [9] .
6.3.
Volgens gepensioneerden volgt uit het woord “ambitie” een maximale inspanningsverplichting van Donatus, die in beginsel dus onverkort moet worden nagekomen, tenzij bijzondere omstandigheden dit onmogelijk maken, zoals het verkeren van Donatus in een bijzonder slechte financiële toestand. Nu vast staat dat de financiële positie van Donatus uitstekend te noemen is, stond het Donatus niet vrij om naar eigen inzicht de hoogte van de indexering te bepalen.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de gemachtigde van gepensioneerden erop gewezen dat deze inspanningsverplichting ook blijkt uit de definitie van “ambitie’ zoals verwoord in de toepasselijke cao. Uitleg conform deze cao-definitie is een objectieve uitleg op basis van de cao-norm, aldus gepensioneerden.
6.4.
Donatus stelt zich op het standpunt dat de cao-definitie van het woord “ambitie”, wat anders is dan de uitleg van de indexatiebepaling in haar geheel.
In de tekst van de indexatiebepaling staat niets over inspanningsverplichting of bijzondere
omstandigheden. Het valt ook niet te lezen in de tekst van het Pensioenreglement, terwijl bij uitleg van bepalingen in een pensioenreglement de cao-norm van toepassing is. Het gaat volgens Donatus dus om de letterlijke bewoordingen van de indexatiebepaling. Daarin zijn geen aanknopingspunten te vinden voor het standpunt van gepensioneerden dat Donatus alleen onder zeer beperkte omstandigheden - lees: een zodanig slechte financiële positie dat de pensioenen onbetaalbaar zijn - gebruik mag maken van haar bevoegdheid om te beslissen in hoeverre de pensioenen over een bepaald jaar worden geïndexeerd. Donatus heeft simpelweg de bevoegdheid om jaarlijks te beslissen in hoeverre de pensioenen worden geïndexeerd, zij het dat de ambitie is dat er wordt geïndexeerd op basis van het loonindexcijfer.
6.5.
De kantonrechter oordeelt over de uitleg van de indexatieregeling als volgt.
Bij werknemerspensioenen kunnen drie verhoudingen worden onderscheiden, namelijk die tussen (i) werkgever en (oud-)werknemer (de `pensioenafspraak' of `pensioenovereenkomst'), (ii) werkgever en pensioenverzekeraar of -fonds (de uitvoeringsovereenkomst, ter uitvoering van de pensioenafspraak) en (iii) werknemer en pensioenverzekeraar of -fonds (het pensioenreglement, om de aanspraak van de werknemer op deze te bepalen). Het is dus zaak om steeds goed te bezien in welke relatie de uitleg van een `pensioenafspraak' aan de orde is. Gepensioneerden verwijzen naar artikel 13.1 van de Uitvoeringsovereenkomst. In dit geval gaat het om een pensioen(indexerings-) afspraak tussen werkgever en pensioenverzekeraar, relatie (ii) dus. De afspraak in die relatie moet volgens de cao-norm worden uitgelegd, die in de relatie onder (ii) geldt. Hierbij is het volgende van belang.
De cao-norm houdt in dat de bewoordingen van de desbetreffende bepaling, gelezen in het licht van de gehele tekst van de overeenkomst, in beginsel van doorslaggevende betekenis zijn. De cao-norm wordt toegepast op overeenkomsten of regelingen die naar hun aard bestemd zijn de rechtspositie van derden te beïnvloeden, zonder dat die derden invloed hebben gehad op de inhoud of de formulering van die overeenkomst of regeling en de onderliggende partijbedoeling voor die derden niet kenbaar is.
Het gaat in dit geval om uitleg van een toeslagbeding dat aanvankelijk was vastgelegd in het Pensioenreglement, waarop gepensioneerden geen invloed hebben gehad.
De in de indexatieregeling opgenomen term “ambitie” duidt op een beleidsvrijheid voor Donatus om de indexatiegrondslag te versoberen. Deze beleidsvrijheid volgt ook uit de zin dat de werkgever jaarlijks beslist in hoeverre de ingegane pensioenen en premievrije pensioenafspraken aangepast worden.
Met betrekking tot de verwijzing van de gemachtigde van gepensioneerden naar de definitie van ‘ambitie in de toepasselijke cao’, merkt de kantonrechter op dat het begrip “ambitie” daarin op verschillende manieren wordt gebruikt, vaak in relatie tot de gezamenlijke doelen van cao-partijen. Een eenduidige, strikte definitie in één specifiek artikel ontbreekt.
De context moet de betekenis duidelijk maken. Met andere woorden: “ambitie” in de cao voor het verzekeringsbedrijf is naar de kantonrechter begrijpt een overkoepelend begrip dat verwijst naar de doelstellingen en intenties van de cao-partijen op diverse beleidsterreinen (zoals pensioenen), in plaats van een individueel recht.
Dat uit een objectieve uitleg van het woord “ambitie” zou blijken dat het Donatus niet vrij zou staan om de indexatiegrondslag te versoberen, wordt door de kantonrechter dan ook niet gevolgd.
6.6.
Voor zover [eiser 1 in 25-1303] in zijn e-mail van 29 april 2021 Donatus heeft aangesproken op de omstandigheid dat tijdens besprekingen in 2016 met de personeelsraad en de medewerkers, door de directie van Donatus en de door de directie ingehuurde pensioendeskundige is benadrukt
“dat afwijken van de ambitie slechts zou geschieden indien de financiële positie van Donatus slecht zou zijn en/of het voortbestaan van Donatus in gevaar zou komen”, wat door gepensioneerden - voor zover zij aanwezig zijn geweest bij deze pensioenbijeenkomst – ook is bevestigd tijdens de mondelinge behandeling, merkt de kantonrechter op dat hun gemachtigde bij de mondelinge behandeling hierover expliciet heeft verklaard daaraan geen gevolg te willen verbinden, omdat een haviltex-uitleg hier niet aan de orde zou zijn. Nakoming van deze toezegging (zoals gesteld gedaan in die besprekingen) wordt dus niet gevorderd.
In de vorderingen van gepensioneerden is evenmin de afwijkende positie meegenomen die [eiser 2 in 25-1303] inneemt en waarvoor hij tijdens de mondelinge behandeling aandacht heeft gevraagd als volgt: [eiser 2 in 25-1303] heeft van 1983 tot en met 2013 bij Donatus gewerkt en volgens hem valt hij nog onder de oude pensioenregeling, althans dat is destijds door Donatus aan hem toegezegd. Van de wijzigingen heeft hij zogezegd “niets meegekregen”. Zijn gemachtigde heeft daarop ter zitting aangegeven dat hij ervan uit is gegaan dat de grondslag van de vordering van [eiser 2 in 25-1303] dezelfde is als die van de andere gepensioneerden. De wijziging van het Pensioenreglement dateert van 9 jaar gelezen, dus “om hierop nu een beroep te doen, wordt” volgens zijn gemachtigde “een lastig verhaal”.
De kantonrechter zal daarom alles wat partijen op deze punten over en weer hebben aangevoerd buiten beschouwing laten.
Goed werkgeverschap
6.7.
Gepensioneerden stellen verder dat het niet maximaal indexeren conform de gewekte verwachtingen, in strijd te achten is met goed werkgeverschap.
6.7.1.
Daarbij wordt door gepensioneerden expliciet verwezen naar het Euronext-arrest van het Hof Amsterdam van 23 april 2019 [10] , meer in het bijzonder rechtsoverweging 3.5.3. waarin wordt overwogen dat de norm van een goed werkgeverschap mede ziet op de uitvoering van de pensioenovereenkomst.
Weliswaar zag dit arrest op een eenzijdige wijziging (versobering) van een pensioenovereenkomst, maar dit moet in het geval van gepensioneerden naar analogie worden toegepast op de weigering van Donatus om hun pensioen maximaal te indexeren, aldus gepensioneerden. Het gaat in hun geval weliswaar om toepassing, maar in de kern gaat het om een bevoegdheid van de werkgever (om niet maximaal te indexeren).
Het Hof heeft in het Euronext-arrest beslist dat solvabiliteit niet in de te maken belangenafweging hoeft te worden meegenomen. De door Donatus aangehaalde belangen om niet maximaal te (kunnen) indexeren zijn dan ook volstrekt onvoldoende om een beroep op een zwaarwegend belang te kunnen dragen. Volgens gepensioneerden is immers duidelijk dat de continuïteit van Donatus verre van in gevaar is wanneer hun pensioen
conform de loonindex geïndexeerd wordt. Dit volgt ook uit het feit dat er na 2021 wel steeds conform de loonindex is geïndexeerd. De financiële positie van Donatus is daarnaast ook goed op peil gebleven, getuige het jaarverslag 2023, aldus gepensioneerden.
6.7.2.
Door gepensioneerden wordt ook verwezen naar het arrest Fair Play Centers [11] , waarin door de Hoge Raad is overwogen dat een ingrijpende wijziging in de arbeidsvoorwaarden enkel doorgang kan vinden, als de continuïteit van de onderneming in gevaar komt wanneer niet wordt gekomen tot een aanpassing van de arbeidsvoorwaarden. Daarnaast dient een wijziging (en in de onderhavige zaak van gepensioneerden: afwijken van het beleid, de ambitie om volledig te indexeren) als ultimum remedium te worden gezien.
Bij de mondelinge behandeling heeft de gemachtigde van gepensioneerden nog verwezen naar het arrest in de Friesland Campina-zaak en speciale aandacht gevraagd voor de noot van mr Lutjens onder dat arrest. Gepensioneerden duiden dit aldus dat de werkgever het maximale moet doen, ook bij een voorwaardelijke indexering. Het voorwaardelijke karakter neemt niet weg de inspanningsplicht van werkgever om het maximale te doen.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben gepensioneerden nader toegelicht dat er bij Donatus geen sprake is van gevaar voor continuïteit, want het niet maximaal indexeren was een op zichzelf staand incident (alle daaraan voorafgaande jaren en ook over de jaren 2022 en 2023 heeft Donatus steeds maximaal geïndexeerd).
6.8.
Donatus stelt dat zij na een zorgvuldige afweging en na consultatie van de RvC heeft besloten dat de ingegane pensioenen per 1 januari 2021 met 1,20% worden geïndexeerd, wat voor dat jaar een waardevaste indexatie betekende. Dit valt binnen de beslissingsbevoegdheid die Donatus heeft en daarvan heeft zij ook op zorgvuldige wijze gebruik gemaakt, met inachtneming van de belangen van gepensioneerden en alle andere stakeholders van Donatus.
6.8.1.
Hierbij heeft Donatus aangevoerd dat het niet zo is dat het pensioen van gepensioneerden met 0% wordt geïndexeerd. Het gaat altijd nog om een indexatie van 1,20%. Daarmee is het pensioen waardevast gehouden. Grote bedrijfstakpensioenfondsen als ABP, PME en PMT hebben over de periode 2015-2020 bijna zonder uitzondering jaarlijks 0% geïndexeerd. Hetzelfde geldt voor concurrerende onderlinge waarborgmaatschappijen van Donatus.
Ook stelt Donatus dat indien zij niet had besloten om over 2020 in plaats van 3,25% 1,20% te indexeren, de pensioenlasten met 50% zouden zijn gestegen (van € 1,2 miljoen naar € 1,8 miljoen), terwijl de pensioenlasten 60% van de totale loonsom zouden beslaan. Dat is onverantwoord en niet uit te leggen aan de leden, aldus Donatus.
6.8.2.
Verder benadrukt Donatus dat de beslissing is genomen met het oog op de financiële positie op de lange termijn. Het gaat niet alleen om de huidige financiële positie van Donatus. De klantenportefeuille van Donatus staat onder druk. Het is een feit van algemene bekendheid dat de ontkerkelijking in Nederland een hoge vlucht heeft genomen. Er valt simpelweg steeds minder te verzekeren door Donatus. Bovendien is als gevolg van de coronacrisis de financiële positie van veel kerken verslechterd, wat Donatus terugziet in de bedrijfsresultaten.
Naar de financiële positie van Donatus op de lange termijn wordt gekeken in de
zogeheten Solvency Il-ratio, dat de verhouding weergeeft tussen het aanwezige kapitaal
en het wettelijk vereiste kapitaal. Donatus heeft laten doorrekenen wat het voor de
ratio zou hebben betekend indien de indexatie van 3,25% zou zijn doorgevoerd. Dit zou
hebben geleid tot een afname van de solvabiliteit met 18%, naar 192% (bij de
doorgevoerde indexatie van 1,20% was de afname van de ratio 8%). De financiële positie van Donatus op de lange termijn zou dan dus substantieel slechter zijn geweest.
6.8.3.
Volgens Donatus beroepen gepensioneerden zich ten onrechte op het Fair Play-arrest van de Hoge Raad; in de eerste plaats omdat in de onderhavige zaak niet een eenzijdige wijziging van de pensioen- c.q. arbeidsovereenkomst ter discussie staat, terwijl dat in het Fair Play-arrest wel het geval was. Het leerstuk over wijzigen van de pensioenovereenkomst met daarbij een belangenafweging en de financiële toestand bij Donatus, is hier niet van toepassing en dus niet relevant, omdat er geen sprake is van een wijziging (in welke vorm dan ook) van de pensioenovereenkomst sinds 2017. Er is alleen sprake van toepassing van de indexatiebepaling in de pensioenovereenkomst.
In de tweede plaats lezen gepensioneerden het Fair Play-arrest verkeerd, aldus Donatus.
In het principiële gedeelte van de uitspraak komt naar voren dat het bij een 7:613 BW-wijziging altijd aankomt op een belangenafweging aan de hand van de omstandigheden van het geval. De beperking van de indexatie in dit ene jaar (2020) is geenszins aan te merken als een substantiële inkomensachteruitgang voor gepensioneerden. Het was enkel iets minder van 'meer' pensioen. Het pensioen van gepensioneerden is met een indexatie van 1,20% waardevast gebleven. Daarnaast heeft Donatus aangetoond dat er wel degelijk een
bedrijfseconomische noodzaak bestond voor het besluit om per 1 januari 2021 met 1,20%
te indexeren. Indien de kantonrechter dus - in tegenstelling tot wat Donatus betoogt - toch zou toetsen aan artikel 7:613 BW, zal al snel sprake zijn van een voldoende zwaarwichtig belang aan de zijde van Donatus, althans moeten aan het belang van gepensioneerden niet te hoge eisen worden gesteld.
6.9.
De kantonrechter overweegt met betrekking tot het beroep van gepensioneerden op goed werkgeverschap het volgende.
6.9.1.
Dat de norm van goed werkgeverschap mede ziet op de uitvoering van de pensioenregeling is inmiddels vaste rechtspraak en staat in deze zaken ook niet ter discussie. Het gaat in deze zaken om de vraag of Donatus gerechtigd is de indexatiegrondslag per
1 januari 2021 te versoberen zoals zij dat heeft gedaan.
Zoals hiervoor overwogen, zijn geen aanknopingspunten te vinden voor het standpunt van gepensioneerden dat Donatus alleen onder zeer beperkte omstandigheden - lees: het verkeren van Donatus in een bijzonder slechte, financiële toestand - gebruik mag maken van haar bevoegdheid om te beslissen in hoeverre de pensioenen over een bepaald jaar worden geïndexeerd. Donatus heeft de bevoegdheid om jaarlijks te beslissen in hoeverre de pensioenen worden geïndexeerd, zij het dat de ambitie is dat er wordt geïndexeerd op basis van het loonindexcijfer.
Daarbij komt, zoals door Donatus voldoende is onderbouwd, dat zij na een zorgvuldige belangenafweging tot het besluit is gekomen om over 2020 niet met 3,25%, maar met 1,20% te indexeren.
6.9.2.
Gepensioneerden beroepen zich, zoals Donatus ook uitgebreid heeft toegelicht, ten onrechte op het Euronext-arrest van het Hof van Amsterdam (dat overigens is vernietigd door de Hoge Raad) en het Fair Play-arrest van de Hoge Raad, allereerst omdat in hun geval niet een eenzijdige wijziging van de pensioen- c.q. arbeidsovereenkomst ter discussie staat en ook niet naar analogie kan worden toegepast. De indexatie van 1,20% in plaats van 3,25% over één jaar berust niet op een eenzijdige wijziging van de pensioenovereenkomst. Er is alleen sprake van toepassing van de indexatiebepaling in de pensioenovereenkomst en Donatus heeft, zoals hiervoor reeds overwogen, de bevoegdheid om jaarlijks te beslissen in hoeverre de pensioenen worden geïndexeerd (of versoberd).
6.9.3.
Daarbij merkt de kantonrechter op dat het Fair Play arrest in de kern gaat over zorgvuldigheid (redelijkheid en billijkheid) bij beslissingen van de werkgever die de werknemer raken, waarbij de Hoge Raad benadrukte dat de werkgever niet alleen formeel correct, maar ook inhoudelijk eerlijk en zorgvuldig moet handelen (“fair play”). Diezelfde norm van goed werkgeverschap (artikel 7:611 BW) wordt sindsdien breder toegepast en kan ook van toepassing zijn bij een indexatievordering van (oud-) werknemers, waar in onderhavige zaken sprake van is. Daarbij zijn de volgende uitgangspunten van belang:
  • de werkgever mag niet zonder behoorlijke afweging beslissingen nemen die ingrijpen op rechten of gerechtvaardigde verwachtingen van werknemers (of gepensioneerden), en/of
  • de werkgever moet een zorgvuldige belangenafweging maken en de betrokkenen transparant informeren over de gevolgen.
Donatus heeft naar het oordeel van de kantonrechter voldoende onderbouwd dat zij pas na een zorgvuldige belangenafweging (met inachtneming van de belangen van gepensioneerden en alle andere stakeholders van Donatus) heeft besloten dat de ingegane pensioenen per 1 januari 2021 met 1,20% worden geïndexeerd. Dit betekende voor gepensioneerden een waardevaste indexatie (maar wel minder dan 3,25%). Donatus heeft gepensioneerden hierover transparant geïnformeerd.
De stelling van gepensioneerden dat er bij Donatus geen sprake is van gevaar voor continuïteit, is door Donatus voldoende onderbouwd weersproken. In haar conclusie van antwoord en tijdens de mondelinge behandeling heeft Donatus voldoende toegelicht dat de beslissing om per 1 januari 2021 (slechts) met 1,20% te indexeren, is genomen met het oog op de financiële positie op de lange termijn. Om dezelfde reden heeft Donatus besloten dat over 2024 ook niet maximaal (conform de loonindex) zal worden geïndexeerd.
6.10.
Slotsom is dat op Donatus niet de verplichting rust om de pensioenuitkering van gepensioneerden over 2020 te (doen) indexeren conform de loonontwikkeling in de cao voor het verzekeringsbedrijf, zijnde 3,25%.
De vorderingen van gepensioneerden zijn daarom niet toewijsbaar.
6.11.
Dat wat partijen over en weer verder hebben aangevoerd kan buiten beschouwing blijven omdat het niet tot een ander oordeel leidt.
Proceskosten
6.12.
Gepensioneerden krijgen in deze procedure ongelijk en moeten de proceskosten van Donatus betalen. Gepensioneerden zijn aparte procedures gestart tegen Donatus. De kantonrechter begroot de proceskosten daarom afzonderlijk met dien verstande dat het punt voor de mondelinge behandeling bij helfte wordt gedeeld omdat hier het onderscheid tussen beide procedures niet te maken viel en de gemachtigde van Donatus (terecht) heeft volstaan met één pleitnotitie voor beide procedures.
De kantonrechter begroot de proceskosten van [eisers in 25-1303] op:
- salaris gemachtigde
609,00
(1,5 punten × tarief € 406)
- nakosten
132,00
+
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
741,00.
De kantonrechter begroot de proceskosten van [eiser 1 in 25-3789] op:
- salaris gemachtigde
609,00
(1,5 punten × tarief € 406)
- nakosten
132,00
+
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
741,00.

7.De beslissing

De kantonrechter:
in de zaak met zaaknummer 11585976 CV EXPL 25-1303:
7.1.
wijst de vorderingen af,
7.2.
veroordeelt [eisers in 25-1303] in de proceskosten van Donatus van € 741,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eisers in 25-1303] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
7.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de zaak met zaaknummer 11792066 CV EXPL 25-3789:
7.4.
wijst de vorderingen af,
7.5.
veroordeelt [eiser 1 in 25-3789] in de proceskosten van Donatus van € 741,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser 1 in 25-3789] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
7.6.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.F.M.T. Franke en in het openbaar uitgesproken op 27 november 2025.

Voetnoten

1.Zie onder 'overwegende' in de Uitvoeringsovereenkomst, bijgevoegd als productie 2 bij conclusie van antwoord in de procedure van [eisers in 25-1303] en productie 2 bij conclusie van antwoord in de procedure van [eiser 1 in 25-3789] .
2.Zie productie 1 bij dagvaarding van [eisers in 25-1303] en productie 4 bij dagvaarding van [eiser 1 in 25-3789] .
3.Zie productie 4 bij conclusie van antwoord in de procedure van [eisers in 25-1303]
4.Zie productie 5 bij conclusie van antwoord in de procedure van [eisers in 25-1303]
5.Zie productie 7 bij conclusie van antwoord in de procedure van [eisers in 25-1303]
6.Zie productie 8 bij conclusie van antwoord in de procedure van [eisers in 25-1303]
7.Zie productie 5 bij dagvaarding van [eiser 1 in 25-3789]
8.Zie productie 6 bij dagvaarding van [eiser 1 in 25-3789]
9.Voor de volledige tekst van de indexatieregeling zie rechtsoverweging 4.3 en 4.4.
10.Hof Amsterdam 23 april 2019: ECLI:NL:GHAMS:2019:1452. Dit arrest is opgevolgd door het eindarrest van 28 juli 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:2080, het arrest van Hoge Raad van 23 september 2022 ECLI:NL:HR:2022:1267, Hof Den Haag 9 juli 2024 ECLI:NL:GHDHA:2024:1077.
11.Hoge Raad 29 november 2019, LJN: ECLI:NL:HR:2019:1869