ECLI:NL:RBOBR:2025:4783
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Naheffingsaanslagen parkeerbelasting en de voorwaarden voor geldigheid van een parkeervergunning
In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant op 1 augustus 2025, met zaaknummers SHE 25/895, SHE 25/1621 en SHE 25/1622, wordt de rechtmatigheid van drie naheffingsaanslagen parkeerbelasting beoordeeld. De eiser, die een parkeervergunning had, had zijn voertuig niet aangemeld in de vereiste parkeerapp, waardoor zijn vergunning niet geldig was. De heffingsambtenaar had op 25 februari 2025 de naheffingsaanslagen opgelegd, die bestonden uit parkeerbelasting en naheffingskosten. Eiser maakte bezwaar, maar de heffingsambtenaar handhaafde de aanslagen. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar terecht had gehandeld, aangezien de voorwaarden voor de parkeervergunning duidelijk waren gecommuniceerd. Eiser had niet voldaan aan de voorwaarden, waardoor de naheffingsaanslagen terecht waren opgelegd. De rechtbank kon geen rekening houden met de persoonlijke omstandigheden van eiser, omdat de wet geen ruimte biedt voor matiging van de naheffingsaanslagen op basis van dergelijke omstandigheden. De rechtbank concludeert dat de beroepen ongegrond zijn en dat eiser geen recht heeft op terugbetaling van het griffierecht. De rechtbank wijst de heffingsambtenaar er echter op dat hij wel de mogelijkheid heeft om coulance toe te passen, wat in deze situatie wellicht gepast zou zijn.