ECLI:NL:RBOBR:2025:4588

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
16 juli 2025
Publicatiedatum
18 juli 2025
Zaaknummer
400348 / HA ZA 24-30
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen en opschorting van betaling in aannemingsovereenkomst

In deze civiele zaak heeft Agrion B.V. (eiser) een vordering ingesteld tegen [gedaagde 1], een vennootschap onder firma, en haar vennoten [gedaagde 2], [gedaagde 3] en [gedaagde 4] (gedaagden) voor betaling van openstaande facturen die voortvloeien uit een aannemingsovereenkomst voor de bouw van een pluimveestal met eierlokaal. Agrion vordert een totaalbedrag van € 87.097,07, vermeerderd met contractuele rente en buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagden hebben verweer gevoerd en stellen dat zij de betaling mogen opschorten vanwege gebreken in het geleverde werk. De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagden in beginsel verplicht zijn om de facturen te betalen, maar dat het opschortingsverbod in de algemene voorwaarden niet onredelijk bezwarend is. De rechtbank heeft geoordeeld dat Agrion niet in verzuim verkeert en dat de vorderingen van gedaagden tot ontbinding van de overeenkomst en schadevergoeding worden afgewezen. De rechtbank heeft de vordering van Agrion toegewezen, met uitzondering van de contractuele rente die pas vanaf 28 december 2023 wordt toegewezen. Gedaagden zijn ook veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Oost-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: C/01/400348 / HA ZA 24-30
Vonnis van 16 juli 2025
in de zaak van
AGRION B.V.,
te Mariahout,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: Agrion,
advocaat: mr. S.E. Johansen,
tegen

1.de vennootschap onder firma [gedaagde 1] ,

te [plaats] ,
2.
[gedaagde 2], vennoot van gedaagde onder 1,
te [plaats] ,
3.
[gedaagde 3], vennoot van gedaagde onder 1,
te [plaats] ,
4.
[gedaagde 4], vennoot van gedaagde onder 1,
te [plaats] ,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [gedaagden] en afzonderlijk [gedaagde 1] , [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] ,
advocaat: mr. T.R. Schelfaut.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 28 december 2023
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald
- de conclusie van antwoord in reconventie, tevens houdende vermeerdering van eis in conventie
- de e-mail waarin is meegedeeld wanneer de mondelinge behandeling plaatsvindt
- de antwoordakte vermeerdering van eis van [gedaagde 1]
- de akte overlegging aanvullende producties van [gedaagde 1] met producties 57 tot en met 63
- de mondelinge behandeling van 3 april 2025, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt en waarbij de advocaten van partijen gebruik hebben gemaakt van spreekaantekeningen
1.2.
Op de mondelinge behandeling heeft [gedaagden] haar eis vermeerderd. Agrion heeft daar geen bezwaar tegen gemaakt. Op de mondelinge behandeling is overeengekomen dat de zaak zou worden aangehouden tot 16 april 2025 om te bezien of partijen alsnog de zaak konden schikken.
1.3.
Beide partijen hebben hierna om vonnis gevraagd.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De kern

Agrion heeft voor [gedaagde 1] een pluimveestal met eierlokaal gebouwd. Agrion wil dat [gedaagden] de openstaande facturen betaalt plus contractuele rente en kosten. [gedaagde 1] meent dat zij niets (meer) aan Agrion hoeft te betalen en [gedaagde 1] juist een vordering heeft op Agrion omdat Agrion gebrekkig werk heeft geleverd. Verder meent [gedaagden] dat diverse bedingen in de toepasselijke algemene voorwaarden onredelijk bezwarend zijn.
De rechtbank komt tot de conclusie dat [gedaagde 1] de facturen zal moeten betalen. De door Agrion gevorderde contractuele rente zal echter pas worden toegewezen per datum dagvaarding. De vorderingen van [gedaagden] zullen worden afgewezen. Aan een inhoudelijke beoordeling van de door [gedaagden] gestelde gebreken wordt niet toegekomen.

3.Achtergrond

3.1.
[gedaagde 1] exploiteert onder meer een pluimveebedrijf met leghennen. [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] zijn haar vennoten. [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zijn de ouders van [gedaagde 4] . Agrion bouwt onder meer stallen.
3.2.
[gedaagde 1] en Agrion zijn na het uitbrengen van meerdere offertes door Agrion in december 2019 overeengekomen dat Agrion een zogeheten 2-etagestal, met eierlokaal zou bouwen tegen een prijs van € 640.210,20 exclusief btw. Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van Agrion van toepassing verklaard. [gedaagde 1] heeft een vooruitbetaling gedaan van € 150.000,- en Agrion heeft in dat verband een bankgarantie verstrekt.
3.3.
Partijen hebben in ieder geval vanaf voorjaar 2021 met elkaar gesproken over de voortgang en kwaliteit van het werk, waarover [gedaagde 1] tot dan toe op diverse punten niet tevreden was, als ook betaling van facturen, die [gedaagde 1] volgens Agrion ten onrechte niet (tijdig) betaalde.
3.4.
[gedaagde 1] heeft ter voorbereiding van de oplevering [A] (hierna: [A] ) in het voorjaar van 2021 opdracht gegeven het werk zoals het tot dan toe was gerealiseerd te beoordelen. [A] heeft een opnamerapport gemaakt.
3.5.
Agrion heeft inhoudelijk gereageerd op de punten die [A] in haar rapport heeft genoemd. Op een aantal punten heeft Agrion [gedaagde 1] en [A] bericht wat zij daaraan nog zal doen, op een aantal punten meende Agrion geen actie (meer) te hoeven ondernemen.
3.6.
In juli 2021 heeft mr. Schelfaut contact opgenomen met Agrion over de afronding van de bouw. [gedaagde 1] wilde de pluimveestal namelijk op 30 augustus in gebruik nemen.
3.7.
In een brief van 7 juli zijn onder verwijzing naar het opnamerapport van [A] negen punten onder de aandacht gebracht van Agrion:

1. de lekkage in het eierlokaal;
2. de lekkages in de stal: meer specifiek de lekkage bij de voorgevel van de stal en de lekkage(s) bij de tussenwanden en het gestorte deel;
3. de stal is niet "ongedierte proof': diverse naden en aansluitingen zijn niet afgewerkt en/of voorzien van zetwerk alsook de spouw en naden zijn niet ongediertebestendig afgewerkt.
Daarnaast is er geen vogel- en muizengaas aangebracht;
4. de staat van meerdere poeren: er is sprake van scheurvorming in het beton waardoor deze onvoldoende ondersteuning biedt;
5. de gevelbekleding: de gevelbekleding is op een onjuiste wijze bevestigd. Aanpassing is noodzakelijk om lekkages te voorkomen;
6. de kelderwanden: de beschadigingen (van 5 mm en groter) dienen op een ordentelijke wijze te worden hersteld. Dit mede in verband met de hygiëne in de stal;
7. de windverbanden en spanten: de windverbanden dienen op spanning te worden gebracht en de aangeschroefde verbindingen dienen te worden behandeld met een roeswerend middel;
8. de deuren: aan de achterzijde functioneren de deuren niet naar behoren omdat gebruik is gemaakt van foute of zelfs geen scharnieren; en
9. waterafvoer: de regenpijp van het dak van de stal mond uit op het eierlokaal. Dit maakt samen 510 m2 dakoppervlak op een regenpijp die maximaal 100 m2 aankan. Door deze fout is de regengoot van het eierlokaal te vol geraakt en is inmiddels krom.
Agrion is verzocht uiterlijk 16 juli te laten weten of en wanneer zij deze gebreken zal herstellen.
3.8.
In de brief staat verder dat de pluimveestal op 15 augustus 2021 moet worden opgeleverd. Ook schrijft mr. Schelfaut dat [gedaagde 1] openstaande facturen inclusief de eindafrekening zal betalen na oplevering en deugdelijk herstel en dat [gedaagde 1] bereid is het tot dan toe openstaande bedrag aan facturen bij een notaris in depot te storten.
3.9.
Agrion heeft op 7 juli gereageerd dat partijen van mening verschillen over wat nog moet worden gedaan en dat zij daarover eerst overeenstemming moeten bereiken. Op 16 juli heeft Agrion laten weten wanneer zij welke punten gaat aanpakken en welke punten zij niet zal oppakken. Verder heeft zij afwijzend gereageerd op het voorstel het bedrag aan openstaande facturen in depot te storten en erop gewezen dat partijen een betalingstermijn van acht dagen na factuurdatum zijn overeengekomen.
3.10.
Eind juli en begin augustus is er contact geweest tussen een kantoorgenoot van mr. Schelfaut en Agrion over de voortgang van het herstel van de onder 3.7 genoemde punten, de punten waarop Agrion afwijzend heeft gereageerd en de betaling van openstaande facturen door [gedaagde 1] .
3.11.
Bij brief van 10 augustus heeft mr. Schelfaut Agrion onder meer geschreven dat de punten 1, 2, 4, 6, 7 en 8 niet op juiste wijze zijn hersteld en Agrion daarvoor in gebreke gesteld. Agrion is voor het herstel een termijn van vijf dagen gegeven gelet op de volgens [gedaagden] overeengekomen opleverdatum van 15 augustus 2021.
3.12.
Bij brief van 17 augustus heeft mr. Schelfaut Agrion geschreven dat zij in verzuim verkeert waar het gaat om het in orde maken van de punten 1, 2, 4, 6, 7, en 8 en is Agrion aansprakelijk gesteld voor de daardoor geleden schade. Ook is een termijn gesteld van zeven dagen om de punten 3, 5 en 9 in orde te maken.
3.13.
Bij brief van 3 september heeft Agrion inhoudelijk gereageerd en betwist dat 15 augustus is overeengekomen als opleverdatum, dat zij geen gescheurde poer heeft aangetroffen en onder meer geschreven:

1 lekkage eierlokaal
Wij gaan deze week op de bouwplaats inspecteren of, en waarom deze popnagels niet gezet zijn. Indien naden niet zijn verbonden met popnagels wordt dit voor week 37 gedaan.
2 Lekkage stal
De EPDM dakfolie wordt gecontroleerd door het bedrijf wat dit heeft geleverd en gemonteerd. Exacte datum volgt.
3 Stal "ongedierte proof"
Zetwerk wordt week 36-37 gemonteerd, wanneer het zetwerk is geleverd. Dit zetwerk is van een speciale kleur wat niet standaard is met langere levertijden als gevolg, RAL6OO3.
4 Poeren
Graag een markering bij de poeren. Dan kunnen deze worden gecontroleerd en indien nodig gerepareerd.
5 Gevelbekleding
Niet aan de orde.
6 Kelderwanden
Wij hadden op 7-4-2021 aangeboden om de muren te laten schuren en vervolgens te coaten met wegen wit. Dit hadden wij ook nog eens aangepast in de kleur betongrijs. Gelijk had ik aangegeven dat dit wel binnen afzienbare tijd moest gebeuren omdat ik anders geen beschikbare mensen meer had. Van deze aanbieding is geen gebruik gemaakt.
Tot slot hebben wij de gaten groter als 5 mm opgevuld met B35 reparatiemortel. Zoals door u gevraagd.
7 Windverbanden en spanten
Mocht het blijken dat we een windverband gemist hebben op spanning te brengen, dan zullen wij dit alsnog eind week 36 voorzien hebben.
8 Deuren
De plastic afdekkapjes op de deuren zijn door ons geleverd en gemonteerd. Desondanks heb ik deze opnieuw besteld en zullen door ons op een later tijdstip worden gemonteerd, voor de tweede keer.
9 Waterafvoer
Waterafvoer wordt door extern bedrijf week 36 aangepast.
3.14.
In week 37 zijn medewerkers van Agrion naar [gedaagde 1] gegaan om de werkzaamheden af te ronden [gedaagde 1] heeft hen daarop verzocht te vertrekken. Hierna heeft Agrion nog facturen gestuurd.
3.15.
Bij brief van 14 september heeft mr. Schelfaut Agrion onder meer bericht dat haar werkzaamheden niet meer gewenst zijn.
3.16.
Agrion heeft bij brief van 21 september 2021 geschreven dat haar medewerkers in week 37 een windverband op spanning hebben gebracht en dat haar medewerkers, omdat zij werden weggestuurd, niet meer zijn toegekomen aan het oplossen van de lekkage in de eierstal, het “ongedierteproof” maken van de stal, het controleren van de poeren en het afwerken van de deuren.
3.17.
Bij brief van 2 december heeft een gemachtigde van Agrion [gedaagde 1] aangeschreven om tot betaling over te gaan van in totaal € 111.205,57 aan openstaande facturen, contractuele rente en buitengerechtelijke incassokosten.
3.18.
[A] heeft in opdracht van [gedaagde 1] op 13 augustus een nieuwe opname gedaan en daarover op 18 augustus gerapporteerd. [A] concludeert dat op 17 punten sprake is van tekortkomingen, en dat deze bijna allemaal zijn te herstellen. De herstelkosten begroot [A] op € 82.850,- exclusief btw. Dit rapport is niet met Agrion gedeeld.
3.19.
[B] heeft op 30 augustus 2021 in opdracht van [gedaagde 1] het werk van Agrion beoordeeld en daarover op 6 december 2021 gerapporteerd.
3.20.
[B] concludeert dat sprake is van tekortkomingen en dat enkele daarvan al door [gedaagde 1] zelf zijn hersteld. De kosten van herstel van de tekortkomingen begroot [B] op € 111.731,55 exclusief btw. Hierin zijn door [gedaagde 1] zelf verrichte herstelwerkzaamheden opgenomen.
3.21.
Het rapport van [B] is in december 2021 met Agrion gedeeld.

4.Het geschil

in conventie
4.1.
Agrion vordert na vermeerdering van eis – samengevat – betaling van € 87.097,07, te vermeerderen met (verschenen) contractuele rente (tot en met 30 november 2023 € 66.969,41), althans de wettelijke rente bedoeld in artikel 6:119a BW, althans de wettelijke rente bedoeld in artikel 6:119 BW en daarnaast buitengerechtelijke incassokosten, primair begroot conform de algemene voorwaarden, subsidiair volgens de wettelijke staffel, met veroordeling van [gedaagde 1] in de kosten van de procedure.
4.2.
[gedaagde 1] voert verweer. [gedaagde 1] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Agrion, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Agrion veroordeling van Agrion in de kosten van deze procedure.
in reconventie
4.3.
[gedaagden] vordert na vermeerdering van eis  samengevat 
voor recht te verklaren dat de overeenkomst tussen partijen partieel is ontbonden;
betaling van € 152.684,57 aan schadevergoeding;
voor recht te verklaren dat artikel 12 lid 1 tot en met 3 en lid 6, artikel 13 lid 5, artikel 14 lid 1, lid 2 en lid 5, artikel 15 lid 1 tot en met 4 en lid 7 en artikel 16 lid 7 onredelijk bezwarend zijn en door [gedaagden] zijn vernietigd;
primair: betaling van de wettelijke rente bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf 17 augustus 2021 tot de dag van volledige voldoening;
subsidiair: betaling van de wettelijke rente bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 17 augustus 2021 tot de dag van volledige voldoening;
betaling van buitengerechtelijke incassokosten;
met veroordeling van Agrion in de kosten van de procedure, voorwaardelijk te vermeerderen met de wettelijke rente bedoeld in artikel 6:119 BW.
4.4.
Agrion voert verweer. Agrion concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [gedaagde 1] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde 1] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [gedaagde 1] in de kosten van deze procedure.

5.De beoordeling

De vorderingen worden gezamenlijk behandeld
5.1.
Vanwege hun onderlinge samenhang worden de vorderingen in conventie en reconventie gezamenlijk behandeld.
[gedaagde 1] moet facturen in beginsel binnen acht dagen na factuurdatum betalen
5.2.
Op en na 10 maart 2021 heeft Agrion de volgende facturen gestuurd:
Factuur
Factuurdatum
Factuurbedrag
[nummer 1]
10-03-2021
€ 4.901,66
[nummer 2]
10-03-2021
€ 7.789,11
[nummer 3]
09-04-2021
€ 23.938,59
[nummer 4]
09-04-2021
€ 29.986,46
[nummer 5]
09-04-2021
€ 6.050,00
[nummer 6]
13-09-2021
€ 12.885,08
[nummer 7]
13-09-2021
€ 1.546,17
Totaal
€ 87.097,07
[gedaagden] betwist onder meer dat de facturen opeisbaar zijn. Dat is de rechtbank niet met [gedaagden] eens. Dit oordeel wordt als volgt toegelicht.
5.3.
Partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde 1] facturen van Agrion binnen acht dagen na factuurdatum zou betalen. Dat staat in de offerte van Agrion van 20 december 2019 die [gedaagde 1] heeft geaccepteerd. De offerte is weliswaar gericht aan [gedaagde 1] B.V., maar niet in geschil is dat het om een vergissing gaat en [gedaagde 1] is bedoeld.
5.4.
De offerte bevat geen bepalingen over de momenten waarop Agrion zou factureren. Tijdens de mondelinge behandeling is duidelijk geworden dat Agrion steeds heeft gefactureerd naar de stand van het werk dan wel deelfacturen heeft gestuurd in geval bouwmaterialen al wel waren geleverd maar nog niet – op korte termijn – konden worden verwerkt. [gedaagde 3] heeft ter zitting toegelicht dat zij de financiële administratie van [gedaagde 1] verzorgt en dat zij steeds na een factuur van Agrion te hebben ontvangen aan [gedaagde 2] en [gedaagde 4] vroeg of gelet op waarvoor was gefactureerd de factuur betaald kon worden. Verder hebben partijen afgesproken dat [gedaagde 1] voor de start van de werkzaamheden een bedrag van € 150.000,- aan Agrion heeft vooruitbetaald en dat Agrion ter zekerheid voor hetzelfde bedrag een bankgarantie heeft gesteld.
In totaal heeft Agrion op deze wijze tot 10 maart 2021 22 facturen verstuurd, die, onweersproken, volgens haar op één na pas na aanmaning zijn betaald.
5.5.
De rechtbank leidt uit deze gang van zaken af dat partijen, al dan niet stilzwijgend, zijn overeengekomen dat Agrion naarmate de bouw van het werk vorderde steeds facturen mocht versturen voor het tot dan toe geleverde werk. Dat is bij de bouw van gebouwen als een pluimveestal – die in beginsel door de grond worden nagetrokken en daarmee eigendom worden van de grondeigenaar – ook een gebruikelijke gang van zaken die recht doet aan de belangen van zowel opdrachtgever als opdrachtnemer.
5.6.
Anders dan [gedaagden] betoogt onder verwijzing naar artikel 9 van de algemene voorwaarden, is de rechtbank met Agrion van oordeel dat voor het opeisbaar worden van een (tussentijdse) (deel)factuur geen goedkeuring vereist is door [gedaagde 1] van het tot dan toe door Agrion geleverde werk. Artikel 9 met als kopje ‘Goedkeuring, oplevering’ luidt:
“1. Tenzij partijen uitdrukkelijk anders overeenkomen, moet de wederpartij binnen 1 maand na voltooiing van het werk, zijn eventuele klachten/opleverpunten schriftelijk aan de gebruiker melden, kenbaar maken aan de gebruiker. Bij gebreke van een dergelijke melding wordt het werk geacht door de wederpartij te zijn goedgekeurd en conform de overeenkomst te zijn opgeleverd.
2. Onder de dag van oplevering wordt in dit kader verstaan: de dag waarop het werk daadwerkelijk is goedgekeurd en conform het vorige lid geacht wordt te zijn goedgekeurd.
3. Nog niet verrichte of nog niet beëindigde werkzaamheden van door of namens de wederpartij ingeschakelde derden, welke van invloed zijn op een behoorlijk gebruik van het werk, hebben geen invloed op het gebruiksklaar zijn van en de oplevering van het door de gebruiker verrichte en met de wederpartij overeengekomen werk.
4. Kleine gebreken die op eenvoudige wijze in een tussen partijen overeengekomen onderhoudstermijn kunnen worden hersteld, zijn geen reden tot onthouding van goedkeuring, mits deze gebreken niet aan een eventuele ingebruikneming in de weg staan. Indien partijen geen specifieke onderhoudstermijn zijn overeengekomen, geldt een onderhoudstermijn van 30 dagen na oplevering. De gebruiker moet gebreken welke binnen de onderhoudstermijn worden geconstateerd en voor zijn rekening komen zo spoedig mogelijk (laten) herstellen.
5. Indien de wederpartij na de in dit artikel bedoelde oplevering of onderhoudstermijn nog gebreken, onvolkomenheden e.d. constateert, zijn hierop de bepalingen van het in de deze algemene voorwaarden opgenomen klachten artikel van toepassing.”
Artikel 9 gaat in de eerste plaats dus over de oplevering/goedkeuring van het gehele werk en daarin is niets bepaald over de relatie tussen de oplevering/goedkeuring en het opeisbaar worden van tussentijdse facturen van Agrion die zien op een bepaald deel van het werk. Verder is daarin niets bepaald over de relatie tussen het opeisbaar worden van (eind)facturen en de oplevering/goedkeuring van het werk. In beginsel is [gedaagde 1] dus gehouden om, nadat Agrion een bepaald deel van het werk heeft voltooid en daarvoor een factuur heeft gestuurd, die factuur binnen acht dagen na factuurdatum te betalen (ervan uitgaande dat die factuur op het juiste bedrag is gesteld).
5.7.
[gedaagden] heeft verder nog aangevoerd dat Agrion de verschuldigdheid van de facturen onvoldoende heeft onderbouwd door die facturen niet in het geding te brengen. Op de mondelinge behandeling heeft [gedaagde 4] toegelicht dat het werk zoals is overeengekomen ook is gefactureerd. [gedaagden] heeft verder niet op een voldoende concrete wijze aangevoerd dat de facturen tot en met 9 april 2021 niet zouden kloppen, behoudens dat de pluimveestal en het eierlokaal op een aantal punten gebreken vertonen. Ook heeft [gedaagden] niet betwist dat de facturen zijn ontvangen en dat deze facturen zijn gespecificeerd. Verder blijkt uit de door [gedaagden] in het geding gebrachte correspondentie tussen partijen dat de juistheid van de facturen tot en met 9 april 2021 op zichzelf niet ter discussie staat, maar dat partijen verdeeld zijn over de vraag of [gedaagde 1] betaling (deels) mag opschorten. Ook blijkt uit de overgelegde correspondentie dat voor alle facturen is aangegeven op welk deel van het werk de facturen zien. Er is dus geen reden om ondanks het feit dat de facturen zelf niet in het geding zijn gebracht – wat op zichzelf wel gebruikelijk is als betaling van die facturen wordt gevorderd – de vordering als onvoldoende onderbouwd af te wijzen. Dat zal de rechtbank dan ook niet doen.
5.8.
Waar het gaat om factuur [nummer 7] heeft [gedaagden] aangevoerd dat deze factuur onterecht is omdat het gaat om kosten die zijn gemaakt voor het herstel van een fout van Agrion zelf. Het gaat volgens [gedaagden] om het aanvankelijk te hoog plaatsen van een deur tussen de stal en het eierlokaal in een betonnen wand, waarna die wand voor een juiste plaatsing van de deur aan de onderzijde moest worden ingezaagd. Agrion heeft hierna toegelicht dat [gedaagden] hier verschillende zaken door elkaar haalt en de factuur niet op dat herstel ziet. Dat is door [gedaagden] niet meer weersproken. [gedaagde 1] zal in principe dus ook deze factuur moeten betalen.
5.9.
De rechtbank zal hierna het opschortingsverweer van [gedaagden] behandelen. [gedaagde 1] meent dat zij mocht opschorten en dat het verbod tot opschorting van betaling in de algemene voorwaarden onredelijk bezwarend is.
Het opschortingsverbod is niet onredelijk bezwarend
5.10.
Naast de vraag of het werk al dan niet gebrekkig is, is het grootste juridische twistpunt of [gedaagde 1] zoals zij heeft gedaan betaling van de facturen mocht opschorten. Volgens [gedaagden] mocht zij tot opschorting overgaan omdat Agrion éérst moest overgaan tot het herstel van (vermeende) gebreken in het werk zoals dat tot het moment van het versturen van de facturen tot stand was gebracht.
5.11.
In beginsel is opschorting in zo’n geval mogelijk. [1] Echter in dit geval sluiten de toepasselijke algemene voorwaarden het recht van [gedaagde 1] zich op opschorting te beroepen uit. Beide partijen interpreteren artikel 12 lid van 6 van de algemene voorwaarden op die wijze en de rechtbank sluit zich daarbij aan. Artikel 12 lid 6 luidt:
“Klachten schorten de betalingsverplichtingen van de wederpartij niet op.”
5.12.
Volgens [gedaagden] is dit beding onredelijk bezwarend in de zin van artikel 6:233 BW en heeft zij dat beding en andere bedingen uit de algemene voorwaarden daarom buitengerechtelijk vernietigd. Agrion betwist dat dit en de andere door [gedaagden] ter discussie gestelde bedingen onredelijk bezwarend zijn.
5.13.
Een beding in algemene voorwaarden is vernietigbaar indien het, gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval, onredelijk bezwarend is voor de wederpartij (artikel 6:233, aanhef en onder a, BW). Tot de omstandigheden die bij toepassing van artikel 6:233, aanhef en onder a, BW van belang zijn, behoren de hoedanigheid van partijen, hun maatschappelijke positie, hun onderlinge verhouding en hun deskundigheid. Voor overeenkomsten met een wederpartij, natuurlijk persoon, die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf (hierna: een consument) bevat de wet een lijst van bedingen die geacht worden onredelijk bezwarend te zijn (de ‘zwarte lijst’ van artikel 6:236 BW) en een lijst van bedingen die vermoed worden onredelijk bezwarend te zijn (de ‘grijze lijst’ van artikel 6:237 BW).
5.14.
[gedaagden] stelt dat de overeenkomst geen betrekking heeft op haar eigenlijke beroeps- of bedrijfsactiviteiten (het exploiteren van een pluimveebedrijf) en dat zij geen enkele kennis heeft over het bouwen van stallen, dan wel over het sluiten van overeenkomsten tot aanneming van werk. Zij kan daarom gelijk worden gesteld met een consument en bij wijze van reflexwerking bescherming ontlenen aan de zwarte en grijze lijst. Zij heeft in dit verband ook verwezen naar het arrest van de Hoge Raad van 8 september 2023. [2]
5.15.
In dat arrest heeft de Hoge Raad onder meer overwogen dat zogeheten reflexwerking van de zwarte en grijze lijst zich niet beperkt tot rechtspersonen die geen beroep of bedrijf uitoefenen, maar ook van toepassing kan zijn indien de wederpartij een overeenkomst weliswaar in de uitoefening van haar beroep of bedrijf heeft gesloten, maar deze overeenkomst geen betrekking heeft op de eigenlijke beroeps- of bedrijfsactiviteiten. Er kunnen zich dus gevallen voordoen waarin de wederpartij weliswaar geen consument is, maar haar positie daarmee grote gelijkenis vertoont. In die gevallen, aldus de Hoge Raad, kan de omstandigheid dat het beding voorkomt op de zwarte of de grijze lijst worden betrokken bij de beoordeling of het beding voor die wederpartij onredelijk bezwarend is.
5.16.
De rechtbank is van oordeel dat het bepaalde in artikel 12 lid 6 van de algemene voorwaarden niet onredelijk bezwarend is, ondanks dat dit beding voorkomt op de hiervoor bedoelde zwarte lijst. Voor dat oordeel zijn de volgende omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, relevant.
5.17.
[gedaagde 1] en hun vennoten zullen mogelijk niet regelmatig opdracht geven tot de bouw van een pluimveestal met eierlokaal, maar de bouw daarvan heeft wel in sterke mate betrekking op hun eigenlijke beroeps- of bedrijfsactiviteiten. De gebouwen vormen immers één van haar belangrijkste productiemiddelen. Agrion heeft onweersproken aangevoerd dat [gedaagde 1] in de persoon van [gedaagde 4] ook actief betrokken is geweest bij de bouw van de stal en de voorbereidende werkzaamheden. Blijkens het door Agrion overgelegde nieuwsbericht van [naam] heeft [gedaagde 4] een opleiding gevolgd aan de HAS en is de stal het project van [gedaagde 4] : “
De nieuwe stal was en is het project van [gedaagde 4] . Alle voorbereidingen waren voor zijn rekening als ook het runnen van deze nieuwe pluimveestal.” In de persoon van [gedaagde 4] beschikte [gedaagde 1] dus over een goed opgeleide vennoot. Daarnaast heeft [gedaagden] gesteld, in de persoon van [gedaagde 4] zelf, een groot aantal herstelwerkzaamheden te hebben verricht, zoals ten aanzien van de betonnen poeren, en (een deel van) de betonnen prefabelementen.
De opdracht tot het bouwen van een nieuwe pluimveestal voor leghennen en daarnaast die tot de inrichting daarvan (te verzorgen door een derde partij) zijn bovendien ook geen opdrachten die consumenten gewoonlijk verstrekken. Het betreft veeleer een typische bedrijfsmatige transactie.
Het voorgaande betekent dat de positie van [gedaagde 1] geen grote gelijkenis vertoont met die van een consument, als gevolg waarvan aan de vermelding van het beding op de grijze of zwarte lijst minder of geen gewicht toekomt.
5.18.
Verder zijn er meerdere offertes uitgebracht en Agrion heeft in ieder geval bij de laatste offerte de algemene voorwaarden bijgevoegd en in de offerte daar ook nadrukkelijk naar verwezen. [gedaagden] heeft dus voldoende de mogelijkheid gehad de algemene voorwaarden te kunnen bestuderen en zich daarover eventueel te laten adviseren of daarover met Agrion nader van gedachten te wisselen.
5.19.
Ook weegt mee dat [gedaagden] in verband met de vooruitbetaling van € 150.000,- aan Agrion wel te hebben bedongen dat Agrion daarvoor zekerheid zou stellen in de vorm van een bankgarantie. Dat duidt erop dat [gedaagden] zich bewust was van de financiële risico’s die met zo’n vooruitbetaling samenhangen. (Het afstand doen van) het recht op opschorting raakt ook aan het al dan niet verkrijgen van (enige mate aan) zekerheid. Voor zover [gedaagden] zich hiervan vooraf bewust was vond zij dit kennelijk aanvaardbaar. Voor zover zij dat niet was vindt de rechtbank dat het op haar weg had gelegen voorafgaande aan het sluiten van de overeenkomsten de algemene voorwaarden goed te bestuderen en daar zo nodig vragen over te stellen. Ook dat behoort tot een goede voorbereiding van een dergelijk omvangrijk project.
5.20.
Het uitsluiten van een beroep op opschorting is voor een schuldenaar in beginsel nadelig – hij verliest daarmee een potentieel effectief drukmiddel – maar is in het handelsverkeer ook zeker niet ongebruikelijk. Agrion zal in dit geval de aankoop van materialen en het betalen van de lonen van haar medewerkers moeten voorfinancieren, ook om het werk te kunnen laten voortgaan. Zij heeft dus ook een belang bij het tijdig betalen van haar facturen.
5.21.
Conclusie van het voorgaande is dat het bepaalde in artikel 12 lid 6 van de algemene voorwaarden niet onredelijk bezwarend is en partijen dus zijn overeengekomen dat [gedaagde 1] opeisbare betalingen niet mag opschorten.
Het beroep op het opschortingsverbod is ook niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
5.22.
[gedaagden] stelt verder dat ook als het opschortingsverbod op zichzelf genomen niet onredelijk bezwarend is een beroep daarop door Agrion in dit geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De rechtbank moet dit leerstuk met de nodige terughoudendheid toepassen. [gedaagde 1] heeft de pluimveestal met eierlokaal in gebruik genomen. [gedaagden] heeft onvoldoende onderbouwd gesteld en ook onvoldoende is gebleken dat een exploitatie daarvan gelet op de staat van de pluimveestal bij ingebruikname niet mogelijk is. Tegen die achtergrond acht de rechtbank het beroep van Agrion op het opschortingsverbod niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
5.23.
Agrion heeft nog aangevoerd dat ook als zou worden teruggevallen op de wettelijke regels omtrent opschorting [gedaagde 1] nog steeds niet bevoegd zou zijn om op te schorten omdat zij zelf al met betaling in verzuim verkeerde. Dit hoeft de rechtbank gelet op wat hiervoor is overwogen niet meer te beoordelen en zal dat daarom ook niet doen.
Agrion heeft wél terecht een beroep op opschorting gedaan
5.24.
Agrion heeft tegen de verweren en de vorderingen van [gedaagden] tot het partieel ontbinden van de overeenkomst en het betalen van schadevergoeding ingebracht dat die moeten worden afgewezen omdat Agrion niet in verzuim verkeert. De rechtbank begrijpt gelet op haar verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 24 maart 2023
(ECLI:NL:HR:2023:437, Capgemini/Equihold) dat Agrion zich in dit verband beroept op schuldeisersverzuim aan de zijde van [gedaagde 1] vanwege een betalingsachterstand van [gedaagde 1] , waarna Agrion haar eigen prestatie heeft opgeschort (artikel 6:59 BW).
5.25.
Een partij kan zowel in als buiten rechte een beroep doen op opschorting als verweermiddel. [3] In dit geval is sprake van de eerste situatie. Onder omstandigheden kunnen de redelijkheid en billijkheid meebrengen dat een schuldenaar zich achteraf niet meer op een opschortingsrecht kan beroepen. Uit de correspondentie tussen partijen die in het dossier zit blijkt niet dat Agrion voor september 2021 duidelijk heeft gemaakt niet meer te zullen komen vóórdat [gedaagde 1] de facturen zou betalen. Zij heeft daar begin 2021 eenmaal mee gedreigd en daarna in een de discussie tussen (gemachtigden van) partijen over (vermeende) gebreken steeds erop gewezen dat [gedaagde 1] de facturen moest voldoen. Maar de rechtbank ziet geen aanleiding om te oordelen dat Agrion zo’n beroep nu niet meer toekomt (door niet eerder dit beroep aan de orde te stellen). Agrion heeft namelijk bij voortduring aangedrongen op betaling van de facturen.
5.26.
Hiervoor is geoordeeld dat [gedaagde 1] de facturen in beginsel moest betalen en in weerwil van het opschortingsverbod die betaling toch opschortte. Daarom mocht Agrion voor zover er door haar te herstellen gebreken zijn – partijen verschillen in ieder geval over een aantal door [gedaagden] gestelde gebreken daarover inhoudelijk van mening – herstel daarvan opschorten.
De overeenkomst wordt daarom niet partieel ontbonden en Agrion is geen schadevergoeding verschuldigd
5.27.
Omdat Agrion zich terecht op haar opschortingsrecht heeft beroepen is zij met de nakoming van haar verplichtingen niet in verzuim komen te verkeren. De namens [gedaagde 1] verstuurde ingebrekestellingen hebben daarom geen effect. Dat verzuim is wel nodig om de vorderingen van [gedaagden] tot partiële ontbinding van de overeenkomst en tot schadevergoeding te kunnen toewijzen. [4] Omdat niet aan dit vereiste is voldaan, zal de rechtbank ook niet meer inhoudelijk beoordelen of de verwijten die [gedaagden] Agrion maakt over de kwaliteit van het door haar geleverde werk terecht zijn.
Tussenstand
5.28.
[gedaagde 1] zal de facturen van Agrion moeten betalen. De overeenkomst zal niet partieel worden ontbonden en de vordering tot schadevergoeding van [gedaagden] zal worden afgewezen. De rechtbank zal hierna op de vorderingen waarover nog niet is geoordeeld ingaan, te beginnen met de overige vorderingen van [gedaagden]
De verklaring voor recht
5.29.
[gedaagden] vordert een verklaring voor recht dat zij een aantal bedingen uit de algemene voorwaarden van Agrion heeft vernietigd omdat zij onredelijk bezwarend zijn. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld over de (on)redelijkheid van het opschortingsbeding (artikel 12 lid 6).
5.30.
Het gaat om de volgende bedingen:
“Artikel 12: Klachten
1. Onverminderd het bepaalde in het vorige artikel[artikel 11 Bouwmaterialen, rechtbank],
is de wederpartij verplicht alle geleverde zaken direct na ontvangst te controleren en eventuele zichtbare gebreken, defecten, beschadigingen, afwijkingen in aantallen en/of overige non-conformiteiten te vermelden op de vrachtbrief of begeleidende bon. Bij het ontbreken van een vrachtbrief of begeleidende bon moet de wederpartij de gebreken, defecten e.d. binnen 24 uur na ontvangst van de zaken schriftelijk aan de gebruiker melden.
2. Overige klachten ten aanzien van de geleverde zaken moeten direct na ontdekking – doch uiterlijk binnen de overeengekomen keuring- of garantietermijn – schriftelijk aan de gebruiker worden gemeld. Alle gevolgen van het niet direct melden zijn voor risico van de wederpartij. Indien geen expliciete garantietermijn is overeengekomen, geldt een termijn van 1 jaar na levering
3. Alle klachten over de verrichte werkzaamheden moeten eveneens direct na ontdekking – doch uiterlijk binnen een door de gebruiker gestelde termijn na oplevering – aan de gebruiker worden gemeld, gevolgd door een schriftelijke bevestiging hiervan. Indien geen termijn is overeengekomen, geldt een termijn van 1 maand. Bij gebreke van een dergelijke melding worden de werkzaamheden geacht conform de overeenkomst te zijn verricht.
(…)
6. Klachten schorten de betalingsverplichting niet op.
(…)
Artikel 13 Garanties
(…)
5. Geen beroep op garantie is mogelijk, zolang de wederpartij de voor de zaken overeengekomen prijs en/of de voor de werkzaamheden overeengekomen vergoeding nog niet heeft voldaan.
(…)
Artikel 14 Aansprakelijkheid
1. Buiten de expliciet overeengekomen garanties of door de gebruiker gegarandeerde resultaten of kwaliteitseisen aanvaardt de gebruiker geen enkele aansprakelijkheid.
2. Onverminderd het bepaalde in het vorige lid is de gebruiker alleen aansprakelijk voor directe schade. Iedere aansprakelijkheid van de gebruiker voor gevolgschade, zoals bedrijfsschade, winstderving en/of geleden verlies, vertragingsschade en/of personen- of letselschade, is uitdrukkelijk uitgesloten.
(…)
5. De wederpartij moet de gebruiker uiterlijk binnen 6 maanden nadat hij bekend is geworden met of bekend had kunnen zijn met de door hem geleden schade hiervoor aanspreken.
(…)
Artikel 15 Betaling bij bedrijven onderling
1. De gebruiker heeft altijd het recht (gedeeltelijke) vooruitbetaling of enige andere zekerheid voor betaling van de wederpartij te verlangen.
2. Betaling moet binnen een vervaltermijn van 8 dagen na de factuurdatum plaatsvinden, tenzij partijen schriftelijke een andere betaaltermijn zijn overeengekomen. Daarbij staat de juistheid van een factuur vast indien de wederpartij niet binnen deze betaaltermijn bezwaar heeft gemaakt.
3. Indien een factuur na het verstrijken van de in het vorige lid bedoelde termijn niet volledig is betaald of geen automatische incasso heeft kunnen plaatsvinden, is de wederpartij aan de gebruiker een vertragingsrente verschuldigd ter grootte van 2% per maand, cumulatief te berekenen over de hoofdsom. Gedeelten van een maand worden daarbij als volle maand gerekend.
4. Indien na aanmaning door de gebruiker betaling alsnog uitblijft, heeft de gebruiker bovendien het recht buitengerechtelijke incassokosten in rekening te brengen ter hoogte van 15% van het factuurbedrag, met een minimum van € 150,00.
(…)
7. De wederpartij mag de vorderingen van de gebruiker niet verrekenen met eventuele tegenvorderingen die hij op de gebruiker heeft. Dit geldt eveneens indien de wederpartij (voorlopig) surseance van betaling aanvraagt of in staat van faillissement wordt verklaard.
Artikel 16: Betaling bij consumenten
(…)
7. Bij uitblijven van volledige betaling door de consument, heeft de gebruiker het recht de overeenkomst, zonder nadere ingebrekestelling door een schriftelijke verklaring te ontbinden of zijn verplichtingen uit de overeenkomst op te schorten, totdat de consument alsnog betaald heeft of hiervoor een deugdelijke zekerheid heeft gesteld. Voornoemd opschortingsrecht heeft de gebruiker eveneens indien hij al voordat de consument in verzuim is met de betaling gegronde redenen heeft om aan de kredietwaardigheid van de consument te twijfelen.”
5.31.
Het is aan [gedaagden] die zich op de rechtsgevolgen van de vernietiging van deze bedingen beroept daarvoor voldoende feiten en omstandigheden te stellen als ook voor het hebben van een voldoende belang bij de door haar gevorderde verklaring voor recht.
Bij een oordeel over een aantal bedingen heeft [gedaagden] onvoldoende belang
5.32.
Voor het toewijzen van een verklaring voor recht is onder meer vereist dat daarbij voldoende belang bestaat. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagden] onvoldoende feiten en omstandigheden hebben gesteld waaruit een voldoende belang voortvloeit waar het gaat om de beoordeling van:
artikel 12 leden 1, 2 en 3,
artikel 14 leden 1, 2,
artikel 15 lid 1 en 4 en
artikel 16 van de algemene voorwaarden.
Ad i.
Niet gesteld of gebleken is dat Agrion ter afwering van de vordering of verweren van [gedaagden] zich erop heeft beroepen dat [gedaagde 1] niet tijdig heeft geklaagd over door Agrion geleverde zaken of geleverd werk.
Ad ii.
Evenmin heeft Agrion zich in deze procedure erop beroepen dat aansprakelijkheid voor enige door [gedaagden] gevorderde schade contractueel is uitgesloten. [gedaagden] heeft ook niet gesteld dat de schade waarvan zij vergoeding vordert of mogelijk nog zal vorderen onder de werking van die exoneraties valt of dat in de toekomst dergelijke schade te verwachten valt.
Ad iii.
Ook het bepaalde in lid 1 van artikel 15 speelt in deze procedure niet en het valt ook niet in te zien dat dit zal gaan spelen. Als [gedaagde 1] de facturen van Agrion heeft betaald en mocht blijken dat Agrion gehouden is bepaalde gebreken te herstellen dan heeft [gedaagde 1] al voor het door Agrion te verrichten werk betaald. Wat betreft het beding over buitengerechtelijke kosten (artikel 15 lid 4) heeft [gedaagden] onvoldoende belang omdat de rechtbank de buitengerechtelijke kosten zal beoordelen aan de hand van rapport Voorwerk II en de zogeheten staffel voor buitengerechtelijke incassokosten, en tot matiging zal overgaan. De rechtbank verwijst naar 5.40.
Ad iv.
Verder is [gedaagde 1] geen consument en daarom valt ook niet in te zien waarom [gedaagden] er een belang bij heeft dat de rechtbank in deze procedure voor recht verklaart dat het bepaalde in artikel 16 voor [gedaagde 1] onredelijk bezwarend is. De rechtbank oordeelt op deze punten dat [gedaagden] niet een voldoende belang heeft gesteld bij de door haar gevorderde verklaring voor recht. Mocht in de toekomst wel een voldoende belang bestaan, dan zal [gedaagden] de onredelijkheid van deze bedingen zonodig opnieuw aan de orde kunnen stellen.
Overige bedingen
5.33.
Voor wat betreft de bedingen in artikel 13 lid 5 en 15 lid 7 is de rechtbank van oordeel dat [gedaagden] onvoldoende concreet heeft gesteld waarom die bedingen onredelijk bezwarend zijn. Zij heeft enkel gesteld dat deze bedingen op de zwarte dan wel grijze lijst staan en de bedingen in haar nadeel uitwerken. Die omstandigheden zijn niet voldoende, waarbij de rechtbank herhaalt wat zij hiervoor over de reflexwerking van de zwarte en grijze lijst heeft overwogen. De rechtbank wijst de gevorderde verklaring voor recht ten aanzien van die bedingen dan ook af.
5.34.
Partijen hebben wat betreft de betaaltermijn van de facturen een termijn van acht dagen afgesproken. Het betreft hier een kernprestatie van [gedaagde 1] . De rechtbank ziet daarom niet in waarom artikel 15 lid 2 onredelijk bezwarend is. Voor zover [gedaagden] bedoelt dat uit dit beding volgt dat, als niet zij binnen acht dagen protesteert bij de wederpartij, zij de door Agrion geleverde prestatie heeft aanvaard en goedgekeurd, berust dat op een onjuiste uitleg van dit beding. Die uitleg volgt daar taalkundig niet uit en niet voldoende gesteld of gebleken is dat Agrion die opvatting ook is toegedaan. Iets anders is dat uit dit beding volgt dat bij niet tijdig klagen de
omvangvan het door de wederpartij aan Agrion te betalen bedrag vaststaat. Acht dagen kan al naar gelang wat Agrion moet presteren een korte termijn zijn, aan de andere kant zullen partijen doorgaans voorafgaande aan het versturen van de factuur al hebben afgesproken wat de wederpartij voor de te leveren zaak of te maken zaak zal betalen. Dat is ook in deze zaak aan de orde. [gedaagden] stelt ook niet dat de factuurbedragen niet kloppen. Het geleverde werk deugt volgens haar op diverse punten niet, maar dat is iets anders. Kortom, de rechtbank acht het beding niet onredelijk bezwarend.
5.35.
De rechtbank beoordeelt lid 3 van artikel 15 ook niet als onredelijk bezwarend. De contractuele rente is zeer fors, zeker gezien de hoogte van de huidige wettelijke rente van artikel 6:119a BW. Dat valt niet te ontkennen, maar het staat zakelijke partijen in het handelsverkeer vrij om hierover afspraken te maken. Agrion heeft zoals hiervoor is overwogen ook tijdig kennis kunnen nemen van dit beding. Wel is de rechtbank van oordeel dat in dit geval een beroep van Agrion op dit beding voor een deel naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Daarop komt de rechtbank onder 5.38 nog terug.
De gevorderde verklaring voor recht zal worden afgewezen
5.36.
De conclusie over de gevorderde verklaring voor recht is dat deze zal worden afgewezen op grond van wat hiervoor is overwogen.
[gedaagden] maakt geen aanspraak op wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten
5.37.
Omdat de vordering tot schadevergoeding zal worden afgewezen bestaat ook geen grond voor toewijzing van de daarop gebaseerde gevorderde wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. In ieder is het op grond van de wet niet mogelijk wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW te vorderen over schadevergoeding.
De contractuele rente zal pas worden toegewezen vanaf 28 december 2023
5.38.
Met [gedaagden] is de rechtbank van oordeel dat toewijzing van de door Agrion gevorderde contractuele rente van 2% per maand vanaf de vervaldata van de facturen waarvan betaling wordt gevorderd naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. [gedaagden] heeft onweersproken gesteld dat Agrion na 17 februari 2022 op geen enkele wijze aanspraak heeft gemaakt op haar vorderingen en/of kenbaar heeft gemaakt dat zij in overleg wenst te treden om tot een minnelijke regeling te komen.
5.39.
Hoewel het in beginsel voor risico komt van [gedaagde 1] dat zij zich ten onrechte heeft beroepen op het opschorten van haar betalingen, acht de rechtbank dit lange stilzitten van Agrion voldoende zwaarwegend, om mede gelet op de zeer forse contractuele rente, die rente niet eerder toe te wijzen dan vanaf 28 december 2023. Over de periode vanaf de vervaldata van de facturen tot 28 december 2023 zal de rechtbank wel de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW toewijzen.
[gedaagden] is buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd
5.40.
Agrion vordert primair € 13.064,56 aan buitengerechtelijke incassokosten op grond van artikel 15 lid 4 van de algemene voorwaarden. Agrion heeft dat bedrag berekend over de door haar gevorderde hoofdsom. De vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). In dit geval zijn partijen  beide partijen daarbij handelend in de uitoefening van beroep of bedrijf  echter een vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten overeengekomen die van de wettelijke regeling afwijkt. De vordering zal dan ook worden getoetst aan het rapport Voorwerk II. In De rechtbank stelt vast dat Agrion voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. Agrion niet heeft gesteld dat de werkelijke kosten hoger zijn dan het bedrag dat uit toepassing van die tarieven volgt (ECLI:NL:HR:2015:1868). De rechtbank zal daarom op grond van artikel 242 Rv het gevorderde bedrag matigen en het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, die geacht worden redelijk te zijn. Dat komt gelet op de toegewezen hoofdsom neer op een bedrag van € 1.645,97.
Proceskosten
5.41.
[gedaagden] is in conventie grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Agrion worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
111,21
- griffierecht
6.617,00
- salaris advocaat
3.858,00
(2 punt × € 1.929,00)
- nakosten
139,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
10.725,21
5.42.
[gedaagden] is in reconventie in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Agrion worden begroot op:
- salaris advocaat
1.929,00
(1 punt × € 1.929,00)
- nakosten
139,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.068,00
5.43.
Gelet op de samenhang van de vorderingen in conventie en reconventie acht de rechtbank het redelijk voor de conclusie van antwoord in reconventie en het deelnemen aan de mondelinge behandeling in reconventie twee keer een half punt aan salaris toe te kennen.
5.44.
[gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] zijn als vennoten op grond van de wet naast het vennootschappelijk vermogen van [gedaagde 1] hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden van [gedaagde 1] . Agrion kan daarom ieder van hen aanspreken. Daarom zullen zij, zoals gevorderd, hoofdelijk tot betaling worden veroordeeld.

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie
6.1.
veroordeelt gedaagde partijen in conventie 1 tot en met 4 hoofdelijk om aan Agrion te betalen een bedrag van € 87.097,07, te vermeerderen met de overeengekomen rente van 2% per maand over het toegewezen bedrag, met ingang van 28 december 2023 tot de dag van volledige betaling, en daarnaast te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW over de factuurbedragen zoals genoemd in de tabel onder 5.6 vanaf de negende dag na de factuurdatum tot en met 27 december 2023,
6.2.
veroordeelt gedaagde partijen in conventie 1 tot en met 4 hoofdelijk om aan Agrion te betalen een bedrag van € 1.645,97 aan buitengerechtelijke kosten,
6.3.
veroordeelt gedaagde partijen in conventie 1 tot en met 4 hoofdelijk in de proceskosten van € 10.725,21, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als gedaagde partijen in conventie 1 tot en met 4 niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.5.
wijst de vorderingen af,
6.6.
veroordeelt eisende partijen in reconventie 1 tot en met 4 hoofdelijk in de proceskosten van € 2.068,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als eisende partijen in reconventie 1 tot en met 4 niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
in conventie en reconventie
6.7.
verklaart de beslissingen onder 6.1, 6.2, 6.3 en 6.6 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.M. Janssen en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2025.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld het arrest van de Hoge Raad van 17 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:95, r.o. 3.5.
2.ECLI:NL:HR:2023:1197 (Hibma Zuivel).
3.Hoge Raad 8 maart 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD7343, r.o. 3.5.
4.Zie artikel 6:74 en 6:265 BW.