Het hof heeft bij tussenarrestbenoeming van een (of meer) deskundige(n) in het vooruitzicht gesteld. Het hof heeft daartoe onder meer het volgende overwogen.
[verweerder] betoogt dat de door Capgemini geleverde software slecht werkte omdat deze, naar in 2010 bleek, uit een gebrekkige broncode bestaat. De herstelpogingen die Capgemini in de jaren 2006 tot en met 2008 naar aanleiding van klachten van Equihold ondernam, konden de problemen niet verhelpen omdat het voor deugdelijk herstel noodzakelijk was de broncode volledig opnieuw op te bouwen. Nakoming was, aldus [verweerder], theoretisch nog wel mogelijk maar dit heeft geen praktische en juridische betekenis. Indien de software pas na jaren in de overeengekomen vorm geleverd kan worden, is deze immers functioneel en technisch verouderd. Ook heeft Equihold al veel kosten gemaakt door de vele fouten in de software, hebben bestaande klanten van Equihold al opgezegd en zijn potentiële klanten afgehaakt. (rov. 3.6)
Capgemini wijst erop dat Equihold betalingsachterstanden had en geen acceptatietests uitvoerde zodat zij zelf in verzuim was. Dit betoog wordt gepasseerd. Indien komt vast te staan dat de door Capgemini geleverde prestatie ondeugdelijk was in de door [verweerder] gestelde zin, treden de gevolgen van niet-nakoming in en doet hetgeen zich nadien tussen de betrokken partijen heeft voorgedaan (in beginsel) niet ter zake. (rov. 3.8)
Capgemini voert nog aan dat Equihold reeds in januari 2008 en mogelijk eerder bekend was of had moeten zijn met de door haar gestelde fundamentele gebreken in de broncode. Capgemini wijst met name op een aantekening betreffende een door [betrokkene 1] in januari 2008 uitgevoerde code review. [verweerder] wijst er van zijn zijde op dat Equihold vanaf 2006 constant klachten heeft geuit over de gebrekkige werking van de software en dat zij tevens haar zorgen heeft geuit over de kwaliteit van de code. Capgemini heeft niet voor niets in januari 2007 de kwaliteit van de broncode laten onderzoeken. Zij heeft Equihold vervolgens met het rapport van Imhof gerustgesteld over de kwaliteit daarvan. [verweerder] heeft ter gelegenheid van het pleidooi bovendien – onweersproken – verklaard dat Equihold de bevindingen van [betrokkene 1] in januari 2008 met Capgemini heeft gedeeld. Het moet er gelet op een en ander voor gehouden worden dat, voor zover Equihold reeds in 2006 vermoedde dat de broncode van slechte kwaliteit was, zij dit met Capgemini heeft gedeeld. Capgemini heeft daarop in januari 2007 gereageerd met het onderzoek door Imhof, die gematigd positief was over de kwaliteit van de broncode en aanbevelingen deed om de software beter onderhoudbaar te maken. [betrokkene 1] heeft enige tijd daarna namens Equihold de broncode onderzocht en zijn zorgen in januari 2008 met Capgemini gedeeld. Gelet op het voorgaande kan niet worden gezegd dat Equihold niet tijdig heeft geklaagd over hetgeen zij met betrekking tot de kwaliteit van de broncode constateerde. Het voert te ver om van Equihold te verlangen dat zij reeds in 2008 nader onderzoek naar die kwaliteit had verricht. Ook Capgemini zelf had de gelegenheid om in 2008 nader onderzoek te (doen) verrichten. Zij had daartoe in de mededeling van [betrokkene 1] alle aanleiding kunnen zien. Dat Equihold tussen 2008 en 2010 niet opnieuw klachten heeft geuit, ligt gelet op de gebeurtenissen in die periode – in oktober 2008 heeft Capgemini haar werkzaamheden opgeschort waarna Equihold in 2009 haar activiteiten heeft gestaakt – in de rede. Zonder nadere toelichting valt bovendien niet in te zien dat Capgemini door dat tijdverloop is benadeeld. Van een schending van de klachtplicht is niet gebleken. (rov. 3.9)
Partijen zijn het erover eens dat de overeenkomst tussen Equihold en Capgemini is vastgelegd in de raamovereenkomst met bijlagen en in de aanvullende overeenkomst. Capgemini heeft daarnaast een beroep gedaan op de bij de overeenkomst behorende algemene voorwaarden (en met name het daarin opgenomen exoneratiebeding). [verweerder] heeft niet bestreden dat deze algemene voorwaarden van toepassing zijn. [verweerder] heeft nog gewezen op nadere contractdocumentatie. Volgens [verweerder] zijn in deze stukken de verplichtingen tussen partijen nader uitgewerkt en vastgelegd. Capgemini heeft daarop niet gereageerd zodat het hof van de juistheid daarvan uitgaat. Uit de stukken is af te leiden dat de kwaliteit van de te ontwikkelen software de verantwoordelijkheid is van Capgemini (zie letterlijk de aanvullende overeenkomst). Voorts is daaruit af te leiden, kort gezegd, dat ‘high quality software’ moet worden geleverd, dat de software uit verschillende lagen moet bestaan, dat deze gemakkelijk te onderhouden moet zijn en gemakkelijk aan te passen en uit te breiden naar andere sporten. (rov. 3.11)
[verweerder] heeft zijn stellingen dat het voor deugdelijk herstel van de gebreken aan de software noodzakelijk was de broncode volledig opnieuw op te bouwen en dat de software pas na jaren in de overeengekomen vorm geleverd had kunnen worden, voldoende met stukken onderbouwd. Capgemini heeft een en ander voldoende gemotiveerd betwist zodat het door [verweerder] gestelde vooralsnog niet vast is komen te staan. Capgemini heeft niet bestreden dat na verloop van jaren de software technisch en functioneel verouderd is en dat na een dergelijk tijdverloop de bestaande en potentiële klanten van Equihold zouden zijn afgehaakt. Nakoming op een dergelijke wijze zou voor Equihold dan ook zinloos zijn, hetgeen Capgemini heeft moeten begrijpen. Dat betekent dat in het geval dat de stellingen van [verweerder] opgaan er in wezen sprake is van een blijvende onmogelijkheid tot nakoming aan de zijde van Capgemini waarmee de verzuimregels ingevolge art. 6:74 lid 2 BW buiten toepassing blijven. Er is daarmee voldoende aanleiding om [verweerder] tot bewijslevering van zijn hiervoor weergegeven feitelijke stellingen toe te laten, zoals hij uitdrukkelijk heeft aangeboden. (rov. 3.14)
Het hof heeft in het licht van het voorgaande behoefte aan deskundige voorlichting over de vraag of aan de zijde van Capgemini sprake was van blijvende onmogelijkheid tot nakoming. (rov. 3.16)
De kernvraag die de deskundige(n) dient (dienen) te beantwoorden is of het voor deugdelijk herstel van de gebreken aan de software noodzakelijk was de broncode volledig opnieuw op te bouwen, en zo ja, hoeveel tijd met een dergelijk opnieuw opbouwen en met aflevering van de software in de overeengekomen vorm gemoeid zou zijn geweest. De deskundige(n) dient (dienen) de vragen te beantwoorden tegen de achtergrond van hetgeen is overeengekomen, zoals is beschreven in rov. 3.11, en met inachtneming van de reeds over de kwaliteit van de broncode opgemaakte rapporten. (rov. 3.17)