Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van 16 februari 2024 in de zaken tussen
[eiser] U.A., uit [woonplaats] , eisers in de zaak met nummer SHE 22/531
[derde belanghebbende] v.o.f., uit [woonplaats] ( [derde belanghebbende] ), gemachtigde: mr. M. van Hoorne.
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
- [derde belanghebbende] exploiteert een akkerbouw- en veeteeltbedrijf/varkenshouderij (de inrichting) op het perceel [adres] . Eisers 2 [eiser] wonen op het naastgelegen perceel [adres] . Dit was vroeger een bedrijfswoning bij het bedrijf op het perceel [adres] . Eiser 1 woont op ongeveer 600 meter van de inrichting.
- Op 5 april 2011 heeft de voorganger van het college (het college van burgemeester en wethouders van de voormalige gemeente Boxmeer) voor het bedrijf een nieuwe, de gehele inrichting omvattende vergunning (de revisievergunning) verleend, als bedoeld in de Wet milieubeheer. Deze vergunning is onherroepelijk en in werking getreden, Op grond van de revisievergunning mogen in de inrichting ten hoogste de volgende dieren aanwezig zijn: 1.120 vleesvarkens in stal 7, 440 vleesvarkens in stal 5 en 450 vleesvarkens in stal 6. Voor stal 7 is een bouwvergunning verleend. Stal 7 is nog niet gebouwd.
- Op 10 juni 2015 heeft [derde belanghebbende] een aanvraag om een omgevingsvergunning bij het college ingediend voor het veranderen van de inrichting en gevolgen voor nabijgelegen Natura 2000-gebieden (als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder e en onder i, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), in samenhang met artikel 2.2aa van Besluit omgevingsrecht (Bor). [derde belanghebbende] heeft de aanvraag meermalen aangevuld. De aanvraag heeft betrekking op meerdere veranderingen van de inrichting. Het chemisch luchtwassysteem van stal 6 wordt aangepast naar een systeem met 95% ammoniakreductie. Op stal 7 wordt een chemisch gecombineerde luchtwasser vervangen door een biologisch gecombineerde luchtwasser. In stallen 3 en 4 worden acht legkippen, twee schapen ouder dan één jaar en zestien zoogkoeien, twee vleesstieren en overige vleesvee van acht tot 24 maanden en één stuk vrouwelijk jongvee tot twee jaar gehuisvest. In de kelder tussen de stallen 6 en 7 wordt 150 m3 spuiwater opgeslagen en de silo’s ten oosten van stal 7 worden naar de zuidzijde van deze stal verplaatst.
- In 2020 heeft het ontwerpbesluit dat strekt tot verlening van de gevraagde omgevingsvergunning gedurende zes weken ter inzage gelegen. Eisers hebben hiertegen zienswijzen ingediend. Naar aanleiding van de zienswijzen heeft [derde belanghebbende] haar aanvraag aangepast en is een tweede ontwerpbesluit ter inzage gelegd. Eisers hebben hiertegen zienswijzen ingediend.
- Het college heeft een verklaring van geen bedenkingen (vvgb) gevraagd bij het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant (GS). GS hebben op 8 september 2021 geweigerd de verklaring te verstrekken omdat volgens GS geen depositietoename optreedt zodat voor de verandering geen vergunning op grond van artikel 2.7 van de Wet natuurbescherming (Wnb) nodig is.
- Eiser 1 heeft het college meermalen verzocht om de revisievergunning voor de activiteit “milieu” gedeeltelijk (voor wat betreft stal 7) in te trekken omdat er geen gebruik van wordt gemaakt. Op 24 april 2020 heeft het college geweigerd om de revisievergunning van 5 april 2011 gedeeltelijk in te trekken. In haar uitspraak van 27 augustus 2021 heeft de rechtbank het door eiser daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. In haar uitspraak van 11 januari 2023
€ 500,00.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart de beroepen van eiser 1 en eisers 2 gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt het college op om binnen 6 maanden na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op de aanvraag te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het college aan eiser 1 het griffierecht ten bedrage van € 185,00 vergoedt;
- bepaalt dat het college aan eisers 2 het griffierecht ten bedrage van € 365,00 vergoedt;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eiser 1, begroot op € 2.187,50;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eisers 2, begroot op € 2.187,50;
- veroordeelt de Staat tot betaling aan eiser 1 van een schadevergoeding van € 500,00;
- veroordeelt de Staat tot betaling aan eisers 2 van een schadevergoeding van