Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de meervoudige kamer van 24 mei 2022 in de zaak tussen
[eiseres] , te [vestigingsplaats] , eiseres
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Boxtel, verweerder.
het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant ( [naam] ),
te 's-Hertogenbosch, gemachtigde: mr. A. Speekenbrink,
Procesverloop
Overwegingen
- Vergunninghouder heeft in 2017 wel een aparte natuurvergunning aangevraagd, maar heeft deze aanvraag later weer ingetrokken.
- WUR Evaluatie geurverwijdering door luchtwassystemen bij stallen Deel 2: Steekproef rendement luchtwassers in de praktijk (maart 2018) en het vervolgrapport Metingen aan twee biologische combiluchtwassers door twee geurlaboratoria (juni 2019);
- Rapport van CDM “Analyse van de ammoniakemissie uit de landbouw in de periode 2005-2016” (november 2018);
- Rapport van CBS “Stikstofverlies uit opgeslagen mest” (oktober 2019);
- Eindrapport van het Adviescollege Meten en Berekenen Stikstof (commissie Hordijk juni 2020);
- CDM-advies “Stikstofverliezen uit mest in stallen en mestopslagen” (juni 2020);
- WUR Onderzoek naar verbeterpunten voor combi-luchtwassers in de praktijk (november 2021), bijgevoegd als bijlage bij de brief aan de Tweede Kamer van de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat 30 november 2021
De rechtbank acht de verklaringen van vergunninghouder over het verkeer van en naar de inrichting niet onaannemelijk. Daarom heeft verweerder de grens waarop het verkeer van en naar de veehouderij zich niet meer onderscheidt van het overige verkeer en onderdeel wordt van het reguliere gebruik van de weg in dit geval mogen leggen bij de aansluiting op de Brede Heide. De stikstofemissies van de vervoersbewegingen van en naar de veehouderij zijn daarmee juist in beeld gebracht. Ook acht de rechtbank niet aannemelijk dat deze vollere vrachtwagens meer stikstof zullen uitstoten dan in de referentiesituatie. De rechtbank gelooft ook de verklaring van vergunninghouder dat in 1992 (vóór de varkenspestepidemie) een veetransporteur meerdere bedrijven bezocht en dat dus in de referentiesituatie verkeer met volle vrachtwagens niet kon worden uitgesloten. Er is geen aanleiding voor het oordeel dat de hiermee gepaard gaande stikstofemissie onjuist is bepaald.
Gelet op de door eisers genoemde rapporten weet de rechtbank niet zeker of een biologische combiluchtwasser in iedere stal op dezelfde wijze zal presteren en zal blijven presteren. De daadwerkelijke prestaties van de biologische combiluchtwasser hangen af van het ontwerp, het onderhoud en het gebruik van het stalsysteem in het afzonderlijke bedrijf.. (…) De rechtbank ziet op basis van de discussie op de zitting alsmede argumenten in andere zaken en de informatie in het laatste WUR-rapport en de Kamerbrief, in lijn met haar tussenuitspraak van 9 april 2021, aanleiding om op de volgende manier tegen de zaak aan te kijken. Op basis van het WUR-rapport en het aan de hand daarvan gestelde onder rechtsoverweging 8.5 is de rechtbank van oordeel dat de verwijzing naar de Rav onvoldoende zekerheid biedt dat toepassing van de daarin genoemde combiluchtwassers ook leidt tot de in de Rav genoemde ammoniak emissiereductie. De oplossingen in het WUR-rapport zijn (nog) niet vastgelegd in wet- en regelgeving of in de beschrijvingen (leaflets) van de systemen. Naleving van het Activiteitenbesluit of installatie conform de leaflet betekent niet dat de beoogde ammoniak emissiereductie daadwerkelijk wordt behaald en ook in de toekomst behaald zal worden. Ook de plaatsing van ammoniaksensoren is niet in de leaflet genoemd. Daarom kan niet van de emissiefactor in de Rav worden uitgegaan en kan niet op voorhand worden verzekerd dat toepassing van de combiluchtwassers daadwerkelijk zal leiden tot een daling van de stikstofdepositie. Dat betekent dat niet op voorhand kan worden uitgesloten dat significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden gaan optreden en dat, ondanks de wetswijziging van 1 januari 2020, dit bedrijf (en veel andere bedrijven) nog steeds een natuurvergunning nodig zouden kunnen hebben. Deze natuurvergunning kan pas worden verleend na een passende beoordeling.Volgens de rechtbank hoeft deze passende beoordeling niet te bestaan uit een beoordeling van de gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied per habitattype of stikstofgevoelige leefgebieden. Zo’n uitgebreide passende beoordeling kan namelijk achterwege blijven indien beschermingsmaatregelen worden getroffen. Een beschermingsmaatregel is een maatregel die beoogt de eventuele schadelijke gevolgen die rechtstreeks uit een plan of project voortvloeien te voorkomen of te verminderen, teneinde ervoor te zorgen dat het plan of project de natuurlijke kenmerken van een Natura 2000-gebied niet zal aantasten. Beschermingsmaatregelen kunnen betrokken worden in een op basis van artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn te verrichten passende beoordeling van de gevolgen van een plan of project. De rechtbank verwijst in dit verband naar rechtsoverweging 18 van de uitspraak van de Afdeling van 29 mei 2019. De meeste oplossingen die staan genoemd in het WUR-rapport en de Kamerbrief kunnen worden beschouwd als beschermingsmaatregelen. Dit geldt zeker voor de doorlopende monitoring van ammoniak door middel van ammoniaksensoren (maatregel I) en een betere regeling van Ph in de biologische combiluchtwassers (maatregel III). Ook een verplichting tot een verscherpte controle en beter procesmanagement door de agrariër (maatregel II) zou als beschermingsmaatregel kunnen worden aangemerkt, afhankelijk van de formulering van deze verplichting. De rechtbank sluit niet uit dat er ook nog andere oplossingen denkbaar zijn die ook als beschermingsmaatregel kunnen worden aangeduid. Door in deze zaak (en in andere zaken over luchtwassystemen) deze (en mogelijk andere) oplossingen te borgen in vergunningvoorschriften, kunnen deze oplossingen als beschermingsmaatregelen worden betrokken in de passende beoordeling. Wordt door middel van deze beschermingsmaatregelen bewerkstelligd dat de benodigde ammoniak emissiereductie wordt behaald en geen sprake is van een toename van de stikstofdepositie op de Natura 2000-gebieden, dan kan een beoordeling van de gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied per habitattype of stikstofgevoelige leefgebieden dus achterwege blijven. In aanvullende voorschriften kan ook de toegestane ammoniakvracht worden beperkt tot de hoeveelheid die is vergund of wordt vergund in de omgevingsvergunning om te voorkomen dat onnodige emissieruimte alsnog wordt vergund.”
Het luchtwassysteem in de stallen 4, 5 en 6 mag pas in gebruik worden genomen als het centraal afzuigkanaal, de koppeling van de luchtwasser aan dit kanaal en de uitvoering/dimensionering van de luchtwasser door het bevoegd gezag is gecontroleerd en is goed bevonden”.
- Voorschrift 3.6.1 wordt aangevuld met de volzin: “Het bevoegd gezag kan hierbij aanwijzingen geven over de situering van Ph-sensoren.”
- Het nieuwe voorschrift 3.6.3: “Het luchtwassysteem in stallen 4, 5 en 6 moet in gebruik worden gehouden conform de controle en aanwijzingen van het bevoegd gezag. De inrichtinghouder dient de werking van het systeem 1x per week te controleren en in een logboek vast te leggen. Eventuele aanpassingen of reparaties moeten (kort) worden beschreven en ook in het logboek worden vastgelegd.”
- Het nieuwe voorschrift 3.6.4: “Zes maanden na ingebruikname van de stallen dient de inrichtinghouder de resultaten van een ammoniakverwijderingsrendementsmeting van het luchtwassysteem van stallen 4, 5 en 6 te overleggen. Deze meting dient ieder jaar te worden herhaald.”
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit, voor zover verweerder heeft nagelaten te borgen dat geen sprake is van een toename van ammoniakemissie;
- verbindt de volgende voorschriften aan het bestreden besluit, voor zover dit is vernietigd:
- bepaalt dat deze voorschriften in de plaats treden van het bestreden besluit, voor zover dit is vernietigd;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 354,00 aan eiseres te vergoeden.