Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 februari 2024 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
Inleiding
Feiten
Beoordeling door de rechtbank
Conclusie en gevolgen
Beslissing
Rechtbank Oost-Brabant
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Oost-Brabant het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn WIA-uitkering. Eiser had een WIA-uitkering aangevraagd na zich ziek te hebben gemeld tijdens zijn werk als productiemedewerker. Het UWV had in een eerder besluit de WIA-uitkering toegekend, maar later besloten dat eiser geschikt was voor maatgevende arbeid, wat leidde tot de beëindiging van de uitkering. Eiser was het niet eens met deze beslissing en stelde dat het UWV niet zorgvuldig had gehandeld en dat de medische beoordeling onjuist was. De rechtbank heeft het beroep op 25 januari 2024 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van het UWV aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat het UWV niet in strijd heeft gehandeld met de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat de arbeidsdeskundige beoordeling niet onterecht was. Echter, de rechtbank oordeelt dat het UWV onvoldoende heeft gemotiveerd dat het werk op een andere werkplek binnen de productielijn niet te belastend zou zijn voor eiser. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van het UWV en draagt hen op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de eerdere uitspraak in acht moet worden genomen. Eiser krijgt ook een vergoeding voor proceskosten en het griffierecht terugbetaald.
De rechtbank benadrukt dat de beoordeling van arbeidsongeschiktheid moet uitgaan van de maatgevende arbeid, en dat het UWV niet voldoende heeft aangetoond dat de belastbaarheid van eiser niet wordt overschreden in de alternatieve werkplek. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten, en het UWV moet nader onderzoek doen naar de geschiktheid van eiser voor de maatgevende arbeid.