ECLI:NL:RBOBR:2024:4255

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
13 september 2024
Publicatiedatum
12 september 2024
Zaaknummer
22/2314
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag WIA-uitkering en schadevergoeding wegens overschrijding redelijke termijn

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Oost-Brabant het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een WIA-uitkering. Eiseres, werkzaam als hulp in de huishouding, had zich op 23 april 2019 ziekgemeld en op 28 januari 2021 een WIA-uitkering aangevraagd. Het UWV heeft deze aanvraag op 21 december 2021 afgewezen, en het bestreden besluit van 24 augustus 2022 bevestigde deze afwijzing. Eiseres heeft beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat haar belastbaarheid onjuist is ingeschat en dat de geselecteerde functies niet passend zijn. De rechtbank heeft het beroep op 6 augustus 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het UWV. De Staat heeft afgezien van verweer.

De rechtbank oordeelt dat het UWV de aanvraag terecht heeft afgewezen. De rechtbank concludeert dat de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek niet in geschil is en dat de rapporten van de verzekeringsartsen geen tegenstrijdigheden vertonen. Eiseres heeft geen reden om te twijfelen aan de medische beoordeling van het UWV. De rechtbank wijst ook het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn toe, waarbij de redelijke termijn met acht maanden is overschreden. Eiseres ontvangt een schadevergoeding van € 1.000,-, waarvan € 125,- door het UWV en € 875,- door de Staat moet worden betaald. De rechtbank veroordeelt het UWV en de Staat tot betaling van proceskosten aan eiseres, maar wijst de overige proceskosten af omdat het beroep ongegrond is.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 22/2314

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 september 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. L.H.E. Sweers),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. T.P.A.W. Hanenberg).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
de Staat der Nederlanden(de minister van Justitie en Veiligheid), de Staat.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.1.
Eiseres was werkzaam als hulp in de huishouding voor 20 uur per week. Op 23 april 2019 heeft zij zich ziekgemeld. Op 28 januari 2021 heeft eiseres een WIA-uitkering aangevraagd.
1.2.
Het UWV heeft deze aanvraag met het besluit van 21 december 2021 afgewezen.
1.3.
Met het bestreden besluit van 24 augustus 2022 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.4.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.5.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.6.
Eiseres heeft een verzoek ingediend om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.
1.7.
De rechtbank heeft het beroep op 6 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV. De Staat heeft afgezien van het voeren van verweer. [1]
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt of het UWV terecht de aanvraag van eiseres om een WIA-uitkering heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2.1.
Eiseres vindt dat dit niet terecht is. Zij is van mening dat een beperking moet worden aangenomen op beoordelingspunt 5.8 van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) ‘het hoofd in een bepaalde stand houden tijdens het werk’ en verwijst naar de rapporten van de door haar ingeschakelde verzekeringsarts/medisch adviseur A. Özyurt. Omdat in de FML op dit punt ten onrechte geen beperking is aangenomen en hoofdfixatie in alle geselecteerde functies een essentieel onderdeel is, zijn de functies niet passend voor eiseres. Verder is volgens eiseres de functie van assemblagemedewerker besturingskasten en panelen (SBC-code 267071) niet passend vanwege een overschrijding in reiken. Eiseres verzoekt de rechtbank een deskundige in te schakelen, waarbij de voorkeur uitgaat naar een orthopeed met het aandachtsgebied wervelkolom.
2.2.
Het UWV vindt dat de beperkingen van eiseres juist zijn vastgesteld. Met haar beperkingen kan zij de functies administratief medewerker (document scannen) (SBC-code 315133), monteur reparatie smartphones en/of tablets (SBC-code 267032) en assemblagemedewerker besturingskasten en panelen (SBC-code 267071) verrichten. Als het inkomen dat zij daarmee kan verdienen, wordt afgezet tegen het inkomen dat zij als hulp in de huishouding verdiende, dan is haar loonverlies 18,01%. Dit is dan ook de mate van arbeidsongeschiktheid. Omdat het arbeidsongeschiktheidspercentage lager is dan 35%, heeft eiseres volgens het UWV met ingang van 22 november 2021 geen recht op een WIA-uitkering.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep van eiseres ongegrond is. Dat wil zeggen dat eiseres geen gelijk krijgt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De zorgvuldigheid van het onderzoek
4. Eiseres heeft op de zitting desgevraagd gezegd dat de zorgvuldigheid van het onderzoek niet in geschil is. De rechtbank vindt dat de rapporten van de (verzekerings)artsen geen tegenstrijdigheden bevatten en dat de conclusies van de rapporten logisch voortvloeien uit de onderzoeksbevindingen. Om deze redenen acht de rechtbank het onderzoek voldoende zorgvuldig.
De medisch inhoudelijke beoordeling
5. De rechtbank ziet geen aanleiding om te oordelen dat het UWV de belastbaarheid van eiseres in de FML van 2 augustus 2022 onjuist heeft ingeschat. Zij legt hierna uit hoe zij tot deze conclusie is gekomen.
5.1.
Het UWV is bekend met de (lage) rugklachten van eiseres en de klachten aan haar nek, schouders en armen. Vanwege deze klachten is eiseres aangewezen op fysiek niet te zwaar, rugsparend werk. Daarom zijn in de FML een aantal beperkingen opgenomen. Ook is wegens de schouderklachten in de FML een beperking opgenomen voor het boven schouderhoogte werken. Verder is een beperking opgenomen voor het maken van schroefbewegingen met de hand en arm aan de rechterzijde. Vanwege het onverwacht door het rechterbeen kunnen zakken en het gebruik van medicatie met invloed op de alertheid, is eiseres aangewezen op activiteiten zonder verhoogd persoonlijk risico. Tot slot is een beperking aangenomen voor werken in de nacht om een goede nachtrust mogelijk te maken.
5.2.
De rechtbank ziet geen aanleiding om vanwege de nekklachten voor eiseres een aanvullende beperking in de FML op te nemen op beoordelingspunt 5.8 (het hoofd in een bepaalde stand houden tijdens het werk). De verzekeringsarts B&B heeft in zijn rapporten van 2 augustus 2022, 29 november 2022 en 6 juli 2023 toegelicht bij eigen onderzoek geen belangrijke afwijkingen te hebben gevonden die maken dat eiseres beperkt is in het hoofd in een bepaalde stand houden. Er waren geen aanwijzingen voor deze beperking in het door de verzekeringsarts B&B verrichte lichamelijk onderzoek en evenmin in de overgelegde medische informatie. Zo zijn er geen aanwijzingen voor een (zenuw)beknelling of prikkeling die bij statische belasting wordt verergerd. De bij eiseres aanwezige lichte discusversmalling op twee niveaus (C4-C5 en C5-C6) is volgens de verzekeringsarts B&B niet ongebruikelijk gezien haar leeftijd en geeft evenmin aanleiding voor de gevraagde beperking. De bewegingsbeperking van de nek die tijdens het lichamelijk onderzoek naar voren is gekomen, is gehonoreerd met een beperking in de FML op beoordelingspunt 4.15 (hoofdbewegingen maken): eiseres wordt beperkt geacht in het roteren van het hoofd naar links tot 45 graden. De verzekeringsarts B&B licht verder toe dat met de in de FML opgenomen mogelijkheid tot vertreden bij het zitten er voldoende mogelijkheden zijn voor eiseres om van houding te wisselen en daarmee even de nek te ontzien. Ook is met de in de FML opgenomen beperkingen voor fysiek zware arbeid rekening gehouden met de nekklachten van eiseres.
5.3.
In wat eiseres in beroep heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan deze toelichting. De door eiseres ingeschakelde verzekeringsarts zegt in zijn rapportage van 1 maart 2023 dat het niet medisch verdedigbaar is om alleen een beperking op beoordelingspunt 5.8 aan te nemen als sprake is van een zenuwbeknelling. Dat mag zo zijn, maar dat is niet wat de verzekeringsarts B&B beweert. Wat de verzekeringsarts B&B wel zegt – wat hiervoor onder 5.2. in de kern is weergegeven – is daarmee in wezen niet tegengesproken. De rechtbank ziet daarom geen reden om te twijfelen aan de medische beoordeling van het UWV. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om een deskundige te benoemen zoals door eiseres is verzocht.
De arbeidskundige beoordeling
6. De arbeidsdeskundigen van het UWV gaan bij de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid uit van de beperkingen die de verzekeringsartsen in de FML hebben vastgelegd.
6.1.
Eiseres voert aan dat de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies niet geschikt zijn, omdat zij meer beperkt is dan door de verzekeringsartsen is aangenomen. Een beperking op het beoordelingspunt 5.8 van de FML ontbreekt namelijk volgens eiseres. Maar zoals de rechtbank hiervoor al heeft geoordeeld, is er geen reden om te twijfelen aan de in de FML van 2 augustus 2022 neergelegde belastbaarheid van eiseres. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
6.2.
De beroepsgrond dat de functie van assemblagemedewerker besturingskasten en panelen (SBC-code 267071) niet passend is vanwege een overschrijding in reiken, slaagt niet. Eiseres kan volgens de FML met rechts 300 keer reiken over een reikafstand van 70 cm. De arbeidsdeskundige B&B heeft in het rapport van 9 augustus 2022 voldoende gemotiveerd dat de iets hogere frequentie in reiken (namelijk 360 keer in plaats van 300 keer) wordt gecompenseerd door de kortere reikafstand (namelijk van de 360 keer 300 keer reiken tot 50 cm in plaats van de ‘norm’ van 70 cm). De Centrale Raad van Beroep heeft een dergelijke toelichting van een arbeidsdeskundige al meerdere malen geaccepteerd. [2]
Schadevergoeding overschrijding redelijke termijn
7. Eiseres heeft verzocht om schadevergoeding vanwege het overschrijden van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
7.1.
De redelijke termijn is overschreden als de bezwaar- en beroepsfase samen langer dan twee jaar hebben geduurd. Daarbij geldt dat in beginsel het bezwaar binnen een half jaar en het beroep binnen anderhalf zouden moeten worden afgehandeld. Als uitgangspunt voor de schadevergoeding wordt een tarief gehanteerd van € 500,- per half jaar (naar boven afgerond) waarmee die termijn is overschreden. [3]
7.2.
Vanaf de ontvangst van het bezwaarschrift op 29 januari 2022 door het UWV tot de datum van deze uitspraak zijn (afgerond) twee jaar en acht maanden verstreken. De redelijke termijn is in dit geval dus met acht maanden overschreden. Dit betekent dat eiseres een vergoeding krijgt van € 1.000,-. Van deze overschrijding komt een periode van één maand voor rekening van het UWV en de resterende periode van zeven maanden voor rekening van de Staat. Het UWV wordt veroordeeld tot betaling van € 125,- (1/8e deel van € 1.000,-) en de Staat tot betaling van € 875,- (7/8e deel van € 1.000,-).

Conclusie en proceskosten

8. Het UWV heeft dus terecht geen WIA-uitkering aan eiseres toegekend omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Het beroep is daarom ongegrond.
9. Aanleiding bestaat om de Staat en het UWV ieder voor de helft te veroordelen in de proceskosten van eiseres die verband houden met het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. Deze kosten worden begroot op € 218,75 in beroep voor verleende rechtsbijstand (1 punt voor het verzoek, met wegingsfactor 0,25 en een waarde per punt van € 875,-) [4] , dus € 109,38 voor rekening van de Staat en € 109,37 voor rekening van het UWV. Voor toekenning van een afzonderlijk punt voor de behandeling ter zitting van het verzoek om schadevergoeding bestaat in dit geval geen aanleiding. Omdat het beroep van eiseres ongegrond is, krijgt zij geen vergoeding voor de rest van haar proceskosten en ook niet voor het betaalde griffierecht.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt het UWV tot het betalen aan eiseres van een vergoeding van schade van € 125,-;
  • veroordeelt de Staat tot het betalen aan eiseres van een vergoeding van schade van
€ 875,-;
  • veroordeelt het UWV tot betaling van € 109,37 aan proceskosten aan eiseres;
  • veroordeelt de Staat tot betaling van € 109,38 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F. Vink, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E.M. Wintjes, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 september 2024.
griffier
rechter
Een kopie van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift
sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Volgens de Beleidsregel van de minister van Veiligheid en Justitie van 8 juli 2014, Stcrt. 2014, 20210.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 4 mei 2020, ECLI:NL:CRVB:2022:1052, en 10 juli 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1383.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 1 juni 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1998.
4.Hoge Raad 10 november 2023, ECLI:NL:HR:2023:1526.