ECLI:NL:RBOBR:2024:3753

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
19 augustus 2024
Publicatiedatum
19 augustus 2024
Zaaknummer
11024305 \ EJ VERZ 24-139
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek billijke vergoeding en schadevergoeding na beëindiging arbeidsovereenkomst bij DJI

In deze zaak heeft de kantonrechter uitspraak gedaan op het verzoek van een werknemer, [verzoeker], die een billijke vergoeding en schadevergoeding eiste na het niet verlengen van zijn arbeidsovereenkomst door de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door DJI. De werknemer was in dienst als Inrichtingswerker S06 en had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Na een schorsing wegens een vermoeden van plichtsverzuim, heeft DJI besloten de arbeidsovereenkomst niet te verlengen, wat leidde tot het verzoek van de werknemer om een billijke vergoeding van € 98.842,68 en een schadevergoeding wegens schending van goed werkgeverschap.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen sprake was van ernstig verwijtbaar handelen door DJI, en dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst rechtmatig was. De rechter oordeelde dat de werknemer niet gerechtvaardigd had mogen vertrouwen op een toezegging van DJI voor een vast dienstverband, aangezien de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigde en er geen verplichting bestond voor DJI om deze te verlengen. De kantonrechter heeft het verzoek van de werknemer afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de beleidsvrijheid van de werkgever bij het beoordelen van de geschiktheid van een werknemer en de voorwaarden waaronder een arbeidsovereenkomst kan worden beëindigd. De kantonrechter heeft ook de Baijngsleer toegepast, die stelt dat er geen ruimte is voor een vordering op basis van goed werkgeverschap naast een vordering voor een billijke vergoeding, wanneer beide vorderingen zijn gebaseerd op dezelfde feiten.

Uitspraak

RECHTBANKOOST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer / rekestnummer: 11024305 \ EJ VERZ 24-139
Beschikking van 12 juli 2024
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
gemachtigde: mr. M.E. Voorn,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
zetelend te Den Haag,
verwerende partij,
hierna te noemen: DJI,
gemachtigde: mr. M.E.L.U. Janssen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen, 1 tot en met 7 en A tot en met G, ontvangen door de griffie op 31 maart 2024;
- de aanvullende bijlagen bij het verzoek, H tot en met O (I ontbreekt);
- het verweerschrift met bijlagen 1 tot en met 9, ontvangen door de griffie op 4 juni 2024;
- de mondelinge behandeling van 21 juni 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt, en de spreekaantekeningen die door de gemachtigden van partijen ter gelegenheid daarvan zijn overgelegd en voorgedragen.
1.2.
Tot slot is een datum voor de beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] 1992, is op [datum indiensttreding] 2022 in dienst getreden bij DJI in de functie van Inrichtingswerker S06 (Medior Penitentiair Inrichtingswerker) op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor de duur van twee jaar. Het laatst verdiende loon van [verzoeker] was € 2.471,07 bruto per maand exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten. [verzoeker] was werkzaam in de Penitentiaire Inrichting in Vught.
2.2.
Op de arbeidsovereenkomst is naast de CAO Rijk en de Ambtenarenwet, de Gedragscode Integriteit Rijk en de Gedragscode DJI van toepassing.
2.3.
In de Gedragscode DJI is onder meer het volgende opgenomen:
“Verstrekken van foutieve informatie
Betrouwbaarheid bevordert de kwaliteit van het werk, de veiligheid en de werksfeer. Daarin speel jij een grote rol door altijd de juiste personen op de juiste wijze te informeren. Het opzettelijk verstrekken van onjuiste of gemanipuleerde informatie wordt niet getolereerd, evenals het opzettelijk verzwijgen van informatie waarvan je redelijkerwijs kunt aannemen dat die voor een collega of de dienst belangrijk is.”
2.4.
Op 15 februari 2022 heeft een personeelsgesprek plaatsgevonden tussen [verzoeker] en het (toenmalige) afdelingshoofd, [A] (hierna: [A] ) van PI Vught. Van dit gesprek is een verslag gemaakt. Daarin is, voor zover hier relevant , het volgende opgenomen:
Algemeen
[verzoeker] is gestart op [datum indiensttreding] 2022 als nieuwe medewerker in team 7.1. [verzoeker] heeft
ruime ervaring in de beveiliging 'buiten' en deze ervaring helpt hem om in deze nieuwe
wereld te aarden. [verzoeker] wordt ingewerkt door [B] . [B] kent hem van de
beveiligingswereld en had hem aangedragen om hier te werken. Er is dan ook sprake van
een klik en dat vindt [verzoeker] prettig. [...]
Met [verzoeker] afgesproken dat volgend jaar op de normale punten geëvalueerd wordt,
zoals op het mentorschap en rapporteren, maar voor nu afgesproken dat hij zich het
komende jaar gaat richten op alle facetten van de functie, zodat hij zich ontwikkeld tot
een volwaardig piw-er. [...]
Ontwikkeling competenties, kennis en vaardigheden
Afspraak
Ontwikkelen binnen de functie
Toelichting
[verzoeker] zal zich het komende jaar gaan ontwikkelen als piw-er. Hij krijgt hier dan
ook de tijd voor. [B] zal bekijken per wanneer [verzoeker] op zichzelf kan gaan
lopen. Na twee jaar en het voltooien van de opleidingen zal een vast contract
volgen. […]
Conclusie
Is de conclusie uitgesproken?
Nee
Welke conclusie is uitgesproken?
+ Prestaties zijn overeenkomstig afspraken/verwachtingen
Toelichting manager
ik heb alle vertrouwen in dat je het hier gaat maken. Ik ben blij dat ik je in het team heb.
Veel succes en vele mooie jaren gewenst.”
2.5.
Op 29 augustus 2023 heeft DJI [verzoeker] geschorst vanwege een vermoeden van plichtsverzuim.
2.6.
Bureau Integriteit heeft onderzoek ingesteld naar het vermoeden van plichtsverzuim en een rapport uitgebracht. Bureau Integriteit heeft geen plichtsverzuim vastgesteld.
2.7.
Bij brief van 19 december 2023 heeft DJI aan [verzoeker] kenbaar gemaakt dat DJI de arbeidsovereenkomst niet verlengt en dat DJI de schorsing verlengt tot en met 31 januari 2024. In die brief is, voor zover relevante voor deze procedure, het volgende opgenomen:
“Geachte heer [verzoeker] ,
Met deze brief bevestig ik u dat ik uw arbeidsovereenkomst niet ga verlengen.
Toelichting
U bent op [datum indiensttreding] 2022 in dienst getreden bij DJI in de functie van Inrichtingswerker S06 (Medior Penitentiair Inrichtingswerker). De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd. Uw arbeidsovereenkomst wordt niet verlengd omdat u de PI Vught onvoldoende heeft weten te overtuigen dat u over de juiste kennis, houding en gedrag beschikt om deze functie naar volle tevredenheid uit te kunnen voeren. Uw tijdelijke arbeidsovereenkomst eindigt van rechtswege op 31-01-2024.
Ik verleng uw schorsing
Op dit moment bent u geschorst voor het verrichten van uw werkzaamheden. Ik verleng bij deze de schorsing tot en met 31-01-2024.”

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoeker] verzoekt – samengevat – bij beschikking, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair
I. hem een billijke vergoeding van € 98.842,68 bruto toe te kennen, vermeerderd met wettelijke rente;
subsidiair
II. een verklaring voor recht dat DJI jegens [verzoeker] is tekortgeschoten in haar verplichting tot goed werkgeverschap door hem niet per 31 januari 2024 een vaste arbeidsovereenkomst aan te bieden;
III. DJI te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van € 98.842,68 bruto aan materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente;
IV. DJI te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van € 15.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente;
V. DJI te veroordelen deugdelijke bruto-netto specificaties van alle betalingen te verstrekken;
in beide gevallen, met veroordeling van DJI in de proceskosten.
3.2.
Aan het verzoek heeft [verzoeker] – samengevat – ten grondslag gelegd dat hij recht had op verlenging van de arbeidsovereenkomst omdat is gebleken dat hij geschikt is voor zijn functie en hem is toegezegd dat als het onderzoek van Bureau Integriteit negatief zou zijn, DJI hem een vast dienstverband zou aanbieden. Door hem geen vast dienstverstand aan te bieden, heeft DJI primair ernstig verwijtbaar en subsidiair in strijd met het goed werkgeverschap gehandeld. Daarom maakt [verzoeker] aanspraak op de door hem gevorderde vergoedingen.
3.3.
DJI verzet zich tegen toewijzing van het verzoek en voert daartoe – samengevat –het volgende aan. DJI heeft de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van [verzoeker] van rechtswege laten eindigen omdat [verzoeker] haar onvoldoende heeft weten te overtuigen dat hij over de juiste kennis, houding en gedrag beschikt om zijn functie naar volle tevredenheid van DJI uit te voeren. DJI is tot deze conclusie gekomen op grond van hetgeen tijdens het onderzoek door Bureau Integriteit aan het licht is gekomen. Geconstateerd is dat een gedetineerde [verzoeker] naar privéinformatie van een collega-inrichtingswerkster heeft gevraagd. In strijd met een op de afdeling geldende instructie en de Gedragscode DJI heeft [verzoeker] aan deze gedetineerde geen rapport aangezegd. Evenmin heeft [verzoeker] het incident gemeld bij de betrokken collega en de leidinggevende. DJI betwist dat aan [verzoeker] een toezegging is gedaan dat de arbeidsovereenkomst zou worden verlengd en zij bestrijdt dat op basis van de arbeidsovereenkomst en/of CAO Rijk een recht op verlenging c.q. een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd bestaat. Van ernstig verwijtbaar handelen of handelen in strijd met goed werkgeverschap is volgens haar geen sprake.

4.De beoordeling

Mocht DJI de arbeidsovereenkomst van rechtswege laten eindigen?
4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat zij een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor de duur van twee jaar zijn overeengekomen. Uitgangspunt is dat deze arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt op de einddatum (zie artikel 7:667 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW). In artikel 7:668 lid 1 onder a BW is verder bepaald dat de werkgever de werknemer uiterlijk één maand voordat de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt schriftelijk moet informeren over het al dan niet voorzetten van de arbeidsovereenkomst. Vaststaat dat DJI daaraan heeft voldaan in haar brief van 19 december 2023. Tussen partijen is verder niet in geschil dat [verzoeker] bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst bij gebleken geschiktheid een dienstverband voor onbepaalde tijd in het vooruitzicht is gesteld.
4.2.
In beginsel geldt dat het tot de beleidsvrijheid van een werkgever hoort om te beoordelen of hij een werknemer geschikt acht voor een functie. Deze vrijheid is evenwel niet onbegrensd en kan getoetst worden aan beginselen van redelijkheid en billijkheid en de norm van goed werkgeverschap. Slechts in die gevallen waarin geoordeeld wordt dat de werkgever naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet tot zijn besluit kon komen, mag de rechter ingrijpen in deze beleidsvrijheid.
4.3.
In het verzoekschrift heeft [verzoeker] gesteld dat hem kort voor zijn schorsing op 29 augustus 2023 is toegezegd dat hij een vast dienstverband zou krijgen, mits hij zijn opleiding zou afronden (randnummer 24). Ook heeft [verzoeker] gesteld dat hem is toegezegd dat de arbeidsovereenkomst zou worden omgezet naar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd als het onderzoek van Bureau Integriteit negatief zou zijn (randnummer 51). Ter zitting heeft [verzoeker] die stellingen verlaten en zich beperkt tot de stelling dat op 15 februari 2022 door DJI, althans door [A] , is vastgesteld dat hij geschikt is voor de functie met de toezegging dat na twee jaar een vast dienstverband zou volgen en dat deze gebleken geschiktheid later ten tijde van het onderzoek door Bureau Integriteit is bevestigd door zijn opvolgend leidinggevende, [C] (hierna: [C] ). [C] zou hem hebben medegedeeld dat een vast dienstverband volgt, mits de uitkomst van het onderzoek negatief is. Ter onderbouwing van die stelling heeft [verzoeker] verwezen naar het verslag van het personeelsgesprek van 15 februari 2022 (productie A bij het verzoek). DJI heeft betwist dat op 15 februari 2022 aan [verzoeker] is medegedeeld dat hij geschikt is en dat aan hem is toegezegd dat de arbeidsovereenkomst zou worden verlengd c.q. een vast dienstverband zou volgen of zou worden aangeboden. Uit de schriftelijke arbeidsovereenkomst en de CAO Rijk blijkt geen verplichting tot het aanbieden van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, aldus DJI. Volgens DJI bevat het gesprekverslag van het gesprek op 15 februari 2022 geen toezegging en moet de inhoud van het verslag worden gezien in de context dat [verzoeker] op dat moment slechts twee weken in dienst was en hij zich gedurende twee jaar tot een volwaardig Penitentiair Inrichtingswerker moest ontwikkelen.
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat [verzoeker] op basis van hetgeen op 15 februari 2022 met hem is besproken en het daarvan opgestelde besprekingsverslag er niet gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat hij door DJI geschikt voor de functie was bevonden en dat hem in datzelfde gesprek een toezegging is gedaan dat – vanwege die geschiktheid – een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zal volgen of worden aangeboden. Aan dit oordeel ligt het volgende ten grondslag. Ten tijde van het gesprek op 15 februari 2022 was [verzoeker] slechts twee weken in dienst. In het gespreksverslag wordt op meerdere plaatsen vermeld dat [verzoeker] zich de komende periode zal ontwikkelen tot een (volwaardige) Inrichtingswerker, althans dat wordt van hem verwacht. Onder het kopje ‘
Ontwikkeling competenties, kennis en vaardigheden’ wordt als status ‘
In uitvoering’ vermeld. Ook onder het kopje ‘
Afspraken Werkresultaten’wordt als status vermeld dat [verzoeker] nog met genoemde werkzaamheden dient te starten. Al deze omstandigheden wijzen erop dat het gesprek gericht was op het doornemen van de door [verzoeker] als nieuwe medewerker door te maken ontwikkelingen en de verwachtingen van [verzoeker] leidinggevende daarover. Het gesprek van 15 februari 2022 is geen functioneringsgesprek, zoals [verzoeker] stelt, maar veeleer een intakegesprek waarbij tevens is uitgewisseld hoe [verzoeker] de eerste twee weken heeft ervaren. [verzoeker] heeft ter onderbouwing van zijn stelling uitsluitend verwezen naar de taalkundige betekenis van de zinssnede ‘
Na twee jaar en het voltooien van de opleidingen zal een vast contract volgen’, die niet los kan worden gezien van de context van het gesprek dat [verzoeker] een nieuwe medewerker was die zich nog moet ontwikkelen. In het verzoekschrift en tijdens de zitting heeft [verzoeker] nog gesteld dat hij na drie weken al zelfstandig diensten mocht draaien. Nog daargelaten dat DJI daarover heeft gesteld dat dat vanwege personeelsgebrek is gedaan, is het een omstandigheid die zich ná het gesprek heeft voorgedaan. Bovendien kan aan het zelfstandig draaien van diensten als zodanig niet zonder meer de conclusie worden verbonden dat [verzoeker] geschikt voor de functie is. Het gaat immers om de invulling van die diensten door [verzoeker] en dat moest DJI in de toekomst beoordelen.
4.5.
Nu op 15 februari 2022 door DJI geen toezegging is gedaan kan [C] die ook niet op een later moment hebben bevestigd en [verzoeker] heeft dat redelijkerwijs ook niet zo mogen begrijpen. Ter zitting heeft [verzoeker] nog gesteld dat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd altijd zal worden verlengd c.q. worden omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. DJI heeft dat gemotiveerd betwist. Nu noch uit de arbeidsovereenkomst zelf, noch uit de CAO Rijk volgt dat een recht op verlenging van de arbeidsovereenkomst of een recht op een vast dienstverband bestaat en daarin ook niet is bepaald hoe de geschiktheid van een werknemer moet worden getoetst, geldt geen andere toets voor de vraag of DJI mocht besluiten om de arbeidsovereenkomst van rechtswege te laten eindigen dan de hierboven onder 4.2. genoemde. DJI heeft de arbeidsovereenkomst van rechtswege te laten eindigen omdat zij [verzoeker] niet geschikt vond voor de functie en heeft toegelicht dat de reden niet is gelegen in het onderzoek van Bureau Integriteit, maar in het incident dat zich in de zomer van 2023 heeft afgespeeld. Dat incident als zodanig heeft [verzoeker] niet betwist. Het besluit van DJI valt binnen de grenzen van de beleidsvrijheid van de werkgever en is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar.
het primair verzochte; een billijke vergoeding
4.6.
Voor een billijke vergoeding is ernstig verwijtbaar handelen vereist. Gelet op het voorgaande is het niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst niet het gevolg geweest van ernstig verwijtbaar handelen van DJI als werkgever omdat zij heeft mogen besluiten de arbeidsovereenkomst van rechtswege te laten eindigen. Om die reden heeft [verzoeker] geen recht heeft op een billijke vergoeding zoals bedoeld in artikel 7:673 lid 9 BW. Het primair verzochte is daarom niet toewijsbaar.
het subsidiair verzochte; is sprake van schending van goed werkgeverschap?
4.7.
Subsidiair heeft [verzoeker] gesteld dat DJI in strijd met het goed werkgeverschap zoals bedoeld in artikel 7:611 BW heeft gehandeld. Uit hoofde daarvan heeft hij een verklaring voor recht en een schadevergoeding gevorderd. DJI heeft aangevoerd dat het subsidiair verzochte vergoeding niet toewijsbaar is omdat de wettelijke regeling van de billijke vergoeding een exclusieve regeling en in de weg staat aan een vordering langs de weg van artikel 7:611 BW aangezien [verzoeker] daaraan dezelfde feiten en omstandigheden ten grondslag heeft gesteld en hetzelfde bedrag heeft gevorderd.
4.8.
De kantonrechter zal het meest verstrekkende verweer eerst bespreken. DJI heeft een beroep gedaan op de zogenaamde Baijngsleer, die er kort gezegd op neer komt dat in de oude artikel 7:685 BW-procedure – vóór de invoering van de Wet werk en zekerheid (WWZ) – geen ruimte bestaat voor een vordering gegrond op artikel 7:611 BW naast een ontslagvergoeding gestoeld op dezelfde feiten en omstandigheden die reeds zijn meegenomen bij de beoordeling van de (hoogte van de) ontslagvergoeding (zie HR, 24 oktober 1997, ECLI:NL:HR:1997:AM1905). In de rechtspraak wordt aangenomen dat de Baijngsleer ook onder het huidige ontslagrecht bestaat (zie Gerechtshof Arnhem-Leeuwaarden, 19 april 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:3494, r.o. 5.21 en Gerechtshof Den Haag, 24 januari 2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:22, r.o. 5.6.). De wettelijke regeling van de billijke vergoeding van artikel 7:682 lid 1 sub b BW is een exclusieve uitputtende regeling. Dat wil zeggen dat alleen in geval van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een werkgever dat heeft geleid tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst, er plaats kan zijn voor toekenning van een billijke vergoeding. Volgens de parlementaire geschiedenis moet de rechter de billijke vergoeding begroten ‘op een wijze die, en op het niveau dat, aansluit bij de uitzonderlijke omstandigheden van het geval’ (zie Kamerstukken II 2013/14, 33818, nr. 3, p. 32-34, en nr. 4, p. 61). Deze begrotingswijze is nader uitgewerkt in de New Hairstyle-beschikking (HR, 30 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1187). Hierin heeft de Hoge Raad bepaald dat de rechter bij de begroting van de billijke vergoeding alle omstandigheden van het geval dient te betrekken, waarbij een aantal (niet limitatieve) omstandigheden is opgesomd. Er is daarnaast dus geen ruimte meer om een schadevergoeding toe te kennen als de beëindiging van de arbeidsovereenkomst een gevolg is van of verband houdt met een schending van de zorgplicht of goed werkgeverschap, zonder dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten.
4.9.
[verzoeker] heeft dezelfde feiten en omstandigheden aan zowel het primair als het subsidiair verzochte ten grondslag gelegd. Ter zitting heeft hij dat desgevraagd ook bevestigd. Ter zitting heeft [verzoeker] gesteld dat een vordering langs de weg van artikel 7:611 BW naast toekenning van een billijke vergoeding mogelijk is omdat de wetgever een stelsel van vergoedingen in het leven heeft geroepen die de gevolgen in verschillende situaties voor de werknemer compenseren. Daarmee gaat [verzoeker] voorbij aan het hiervoor beschreven wettelijk kader. In dit geval is geen sprake van verschillende, maar van één en dezelfde grondslag waarop [verzoeker] zijn aanspraken baseert, namelijk de grondslag dat DJI de arbeidsovereenkomst van rechtswege heeft laten eindigen. De gestelde schending van goed werkgeverschap en de gestelde schade als gevolg daarvan staan niet los van het gesteld ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van DJI bij het einde van de arbeidsovereenkomst van rechtswege en de billijke vergoeding die [verzoeker] op die grond verlangt. Het subsidiair gevorderde onder III is dezelfde vordering als de primair gevorderde billijke vergoeding. Alleen al vanwege het uitputtende karakter van de wettelijke regeling van de billijke vergoeding is die vordering tot schadevergoeding (onder III) niet toewijsbaar. Ten aanzien van het primair verzochte is al geoordeeld dat DJI heeft mogen besluiten de arbeidsovereenkomst van rechtswege te laten eindigen. Van schending van goed werkgeverschap ex artikel 7:611 BW vanwege het ten onrechte niet aanbieden van een vast dienstverband, respectievelijk het verlengen van de arbeidsovereenkomst is dus evenmin sprake.
4.10.
Gelet op hetgeen in 4.8. en 4.9. is overwogen is de gevraagde verklaring voor recht niet toewijsbaar. Het overig (subsidiair) gevorderde deelt hetzelfde lot.
de proceskosten
4.10.
Omdat hij in het ongelijk wordt gesteld, zal [verzoeker] in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van DJI worden tot vandaag vastgesteld op
€ 814,- aan salaris gemachtigde. De nakosten zullen worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing is vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de verzoeken af;
5.2.
veroordeelt [verzoeker] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van DJI tot en met vandaag vaststelt op € 814,- aan salaris gemachtigde (niet met btw belast);
5.3.
veroordeelt [verzoeker] in de na deze beschikking ontstane kosten, begroot op:
- € 135,- aan salaris gemachtigde;
- te vermeerderen met de explootkosten als betekening heeft plaatsgevonden.
5.4.
verklaart de beschikking voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.A.M. van den Berk en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2024.