ECLI:NL:RBOBR:2024:3542

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 juli 2024
Publicatiedatum
30 juli 2024
Zaaknummer
23/3377
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslag parkeerbelasting en de redelijke termijn voor betaling

In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag parkeerbelasting die is opgelegd aan eiser, die zijn auto had geparkeerd op het Deken Mandersplein in Valkenswaard. Eiser had op 25 mei 2023 om 14:25 uur de verschuldigde parkeerbelasting niet voldaan. De heffingsambtenaar legde op 4 juni 2023 een naheffingsaanslag op, bestaande uit € 0,60 parkeerbelasting en € 72,90 kosten naheffing. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, omdat hij meent dat hem onvoldoende tijd is gegund om de parkeerapparatuur in werking te stellen.

De rechtbank heeft op 30 juli 2024 de zaak behandeld. Eiser was niet verschenen, maar zijn gemachtigde was digitaal aanwezig. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar aan zijn bewijslast heeft voldaan. De controleur had geen zicht op eiser tijdens de controle en de procedure van controle tot aanslagoplegging heeft ongeveer vijf minuten geduurd. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat hij in die tijd handelingen heeft verricht om de parkeerbelasting te voldoen.

De rechtbank oordeelt dat eiser een redelijke termijn is gegund om de parkeerapparatuur in werking te stellen en dat hij als feitelijk parkeerder verantwoordelijk is voor tijdige betaling van de parkeerbelasting. De rechtbank kan niet meegaan in het verzoek om coulance, omdat de wet op dit moment geen ruimte biedt voor dergelijke overwegingen. De naheffingsaanslag is terecht gehandhaafd en het beroep van eiser is ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 23/3377

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

30 juli 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. N.G.A. Voorbach),
en

de heffingsambtenaar van de Samenwerking A2-gemeenten, de heffingsambtenaar

(H.J.M. Venner).

Zitting

De rechtbank heeft het beroep van eiser op 30 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de heffingsambtenaar deelgenomen. Eiser(s gemachtigde) is zonder bericht van verhindering niet verschenen. Eisers gemachtigde procedeert digitaal en is via het digitale systeem op 12 juni 2024 voor de zitting uitgenodigd. Eiser is dus behoorlijk opgeroepen.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Motivering

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Op 25 mei 2023 om 14:25 uur stond het voertuig van eiser met het kenteken [kenteken] geparkeerd op het Deken Mandersplein in Valkenswaard. Deze parkeerlocatie is op grond van de toepasselijke gemeentelijke regelgeving aangewezen als plaats waar parkeerbelasting wordt geheven. Eiser had op het hiervoor genoemde moment de verschuldigde parkeerbelasting niet voldaan.
2. De heffingsambtenaar heeft op 4 juni 2023 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd, bestaande uit € 0,60 parkeerbelasting en € 72,90 kosten naheffing. Met de uitspraak op bezwaar van 3 november 2023 is de naheffingsaanslag gehandhaafd. Eiser vindt dat niet terecht en heeft daarom beroep ingesteld.
3. De bewijslast dat de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht is opgelegd, rust op de heffingsambtenaar. De rechtbank vindt dat de heffingsambtenaar aan zijn bewijslast heeft voldaan. Voor dit oordeel is het volgende van belang.
3.1.
Eiser vindt dat hem geen redelijke termijn is gegund om de parkeerapparatuur in werking te stellen en dat daarom de naheffingsaanslag onterecht is opgelegd. Eiser zegt dat hij uit zijn auto is gestapt. Hij zegt ook dat hij naar de sportschool is gelopen “die letterlijk tegen de parkeerplaats aan[zit]”. Dit is – zo begrijpt de rechtbank uit de op de zitting besproken beelden van Google Maps – de Basic Fit aan de Handwerkstraat. Eiser zegt dat hij al lopende naar de sportschool om 14:26 uur via een parkeerapp parkeerbelasting heeft voldaan.
3.2.
De heffingsambtenaar zegt dat een parkeercontroleur eisers auto op een parkeerplaats op het Deken Mandersplein in Valkenswaard aantrof. Er was niemand bij de auto. De controleur heeft vervolgens gekeken of de verschuldigde parkeerbelasting was voldaan via de parkeerautomaat, een parkeerapp of met een vergunning. Dat bleek niet het geval. De controleur heeft gekeken of er iemand bij de parkeerautomaat stond. Die stond op ongeveer 10 meter van de parkeerplaats van eisers auto. De controleur zag niemand bij de parkeerautomaat staan en is vervolgens gestart met het opleggen van de naheffingsaanslag parkeerbelasting. Deze hele procedure heeft – vanaf de aanvang van de controle – ongeveer vijf minuten geduurd. De heffingsambtenaar concludeert dat het niet anders kan zijn dat eiser gedurende deze periode niet voortdurend handelingen heeft verricht die erop gericht waren om de verschuldigde parkeerbelasting te voldoen. Met de hiervoor genoemde periode van ongeveer vijf minuten is eiser volgens de heffingsambtenaar ook een redelijke tijd gegund om de parkeerapparatuur in werking te stellen.
3.3.
De vraag of een parkeerder een redelijke termijn is gegund om de parkeerapparatuur in werking te stellen is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Uit het summiere verhaal van eiser over de gang van zaken blijkt niet dat hij voortdurend handelingen heeft verricht die erop gericht waren om de verschuldigde parkeerbelasting te voldoen. Dat verhaal laat de optie open dat eiser tussen het verlaten van zijn auto en het lopen naar de sportschool enige tijd aan iets anders heeft besteed. Eiser heeft met wat hij aanvoert ook het verhaal van de heffingsambtenaar niet weersproken. Uit wat de heffingsambtenaar zegt volgt dat de parkeercontroleur ongeveer vijf minuten bezig is geweest met de controle van eisers auto en de daaropvolgende aanslagoplegging. In al die tijd was voor de controleur ook niemand waarneembaar die iets met eisers auto vandoen had. Verder vindt de rechtbank dat eiser in dit geval een meer dan redelijke termijn heeft gekregen om de parkeerapparatuur in werking te stellen. Eiser is als feitelijk parkeerder van de auto verantwoordelijk dat de verschuldigde parkeerbelasting op tijd wordt voldaan. Daarin is eiser – hoe minimaal ook – tekortgeschoten.
4. Het lijkt er overigens meer op dat eiser vindt dat er in zijn geval coulance moet worden betracht. Een aanwijzing daarvoor ziet de rechtbank in wat eiser in zijn eigen woorden over de zaak schrijft, te weten: “Er zit tussen de boete en mijn parkeer kosten 1 minuut.” De rechtbank kan in dit beroep op coulance niet meegaan, omdat de wet op dit moment zo in de rechtspraak wordt uitgelegd dat de rechter geen bevoegdheid heeft om coulance toe te passen. [1] Deze rechtbank heeft (onder andere) daarover prejudiciële vragen aan de Hoge Raad gesteld. [2] De advocaat-generaal bij de Hoge Raad heeft inmiddels geconcludeerd die ruimte niet te zien. [3] Eiser heeft niet verzocht de zaak aan te houden in afwachting van de uitspraak van de Hoge Raad en daar ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding toe.
5. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag parkeerbelasting van 4 juni 2023 met de uitspraak op bezwaar van
3 november 2023 terecht heeft gehandhaafd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De rechter deelt mede dat van deze uitspraak een proces-verbaal wordt opgemaakt dat binnen twee weken aan partijen zal worden toegestuurd. De toezending vindt plaats doordat een afschrift daarvan in het online zaakdossier wordt geplaatst.
De rechter wijst erop dat partijen het recht hebben om tegen deze uitspraak hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Het hoger beroep moet zijn ingesteld binnen zes weken na de dag van verzending van dit proces-verbaal.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 juli 2024 door mr. A.F. Vink, rechter, in aanwezigheid van mr. C.J. Kroon, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Voetnoten

1.Gerechtshof 's-Hertogenbosch 13 juli 2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:2392.
2.Rechtbank Oost-Brabant 8 december 2023, ECLI:NL:RBOBR:2023:5711.
3.Conclusie advocaat-generaal 28 juni 2024, ECLI:NL:PHR:2024:710.