ECLI:NL:RBOBR:2024:3542
Rechtbank Oost-Brabant
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Naheffingsaanslag parkeerbelasting en de redelijke termijn voor betaling
In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag parkeerbelasting die is opgelegd aan eiser, die zijn auto had geparkeerd op het Deken Mandersplein in Valkenswaard. Eiser had op 25 mei 2023 om 14:25 uur de verschuldigde parkeerbelasting niet voldaan. De heffingsambtenaar legde op 4 juni 2023 een naheffingsaanslag op, bestaande uit € 0,60 parkeerbelasting en € 72,90 kosten naheffing. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, omdat hij meent dat hem onvoldoende tijd is gegund om de parkeerapparatuur in werking te stellen.
De rechtbank heeft op 30 juli 2024 de zaak behandeld. Eiser was niet verschenen, maar zijn gemachtigde was digitaal aanwezig. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar aan zijn bewijslast heeft voldaan. De controleur had geen zicht op eiser tijdens de controle en de procedure van controle tot aanslagoplegging heeft ongeveer vijf minuten geduurd. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat hij in die tijd handelingen heeft verricht om de parkeerbelasting te voldoen.
De rechtbank oordeelt dat eiser een redelijke termijn is gegund om de parkeerapparatuur in werking te stellen en dat hij als feitelijk parkeerder verantwoordelijk is voor tijdige betaling van de parkeerbelasting. De rechtbank kan niet meegaan in het verzoek om coulance, omdat de wet op dit moment geen ruimte biedt voor dergelijke overwegingen. De naheffingsaanslag is terecht gehandhaafd en het beroep van eiser is ongegrond verklaard.