47.4.Het college moet ook het door eisers 4 en eiser 5 betaalde griffierecht terugbetalen (€ 184,00 ieder).
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept de vergunning;
- bepaalt dat de vergunning is verleend aan [bedrijf] ;
- laat de vergunning voor het overige in stand;
- veroordeelt het college als volgt tot betaling van de proceskosten van eisers 4 en eiser 5:
* eisers 4 € 2998,00;
* eiser 5 € 1750,00,
- bepaalt dat het college het door eisers 4 en eiser 5 betaalde griffierecht (€ 184,00 ieder) aan hen moet terugbetalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A.W. Huijben, voorzitter, en mr. J.H.G van den Broek en mr. R. Grimbergen, leden, in aanwezigheid van mr. N. Duin, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 juli 2024.
de griffier is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroepEen partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hoger beroepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hoger beroepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage
Verordening huisvesting arbeidsmigranten 2022(Vha 2022)
Artikel 1 – begripsbepalingen
(…).
- huisvestingsvoorziening: een bouwwerk bedoeld en/of geschikt gemaakt voor de huisvesting van arbeidsmigranten of meerdere bouwwerken bedoeld en/of geschikt gemaakt voor de huisvesting van arbeidsmigranten die op hetzelfde perceel gelegen zijn of die op aangrenzende percelen zijn gelegen en die technische, organisatorische, of functionele binding hebben.
(…).
Artikel 2 Arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning
1. Het is verboden zonder arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning van het college een huisvestingsvoorziening te exploiteren voor de huisvesting van meer dan vier arbeidsmigranten die gezamenlijk geen huishouden vormen.
2. Het is verboden een huisvestingsvoorziening te exploiteren voor de structurele huisvesting van meer dan vier arbeidsmigranten die gezamenlijk geen huishouden vormen.
3. Het college kan met inachtneming van het vierde lid arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunningen verlenen voor in totaal maximaal 800 personen.
4. Het college stelt nadere regels vast over het maximaal aantal te verlenen arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunningen.
5. Het college stelt nadere regels vast over het minimum aantal personen en het maximum aantal personen dat in een huisvestingsvoorziening kan verblijven.
6. Het college verleent een arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning voor bepaalde tijd, en voor niet langer dan 15 jaar na aanvang van de feitelijke ingebruikname van de huisvestingsvoorziening. Deze termijn kan niet worden verlengd.
7. Het college verleent een arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning op grond van de verdelingsprocedure als bedoeld in artikel 3.
(…).
Artikel 3 Verdelingsprocedure
1. Het college stelt nadere regels vast over de verdeling van arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunningen.
2. Het college stelt nadere regels vast over de procedure tot verkrijging van een arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning.
3. Het college maakt voorafgaande aan het bieden van de gelegenheid een aanvraag in te dienen voor een arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning bekend wanneer de verdelingsprocedure aanvangt, wanneer een aanvraag kan worden ingediend, hoe de verdelings- en beoordelingsprocedure verloopt, aan welke criteria een aanvraag wordt getoetst en welk verdelingsmechanisme wordt gehanteerd.
Artikel 4 Nadere regels arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning en huisvesting
1. Het college stelt nadere regels vast over de duur waarvoor een arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning wordt verleend, met inachtneming van artikel 2 zesde lid.
2. Het college stelt nadere regels vast over het zoekgebied voor huisvestingsvoorzieningen als bedoeld in artikel 6 vierde lid.
3. Het college stelt nadere regels vast over de voorwaarden voor het verkrijgen van een arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning en over de huisvesting in een huisvestingsvoorziening.
4. De nadere regels, bedoeld in het derde lid, kunnen onder meer betrekking hebben op de volgende onderwerpen:
a. technische kenmerken van huisvestingsvoorzieningen;
b. beheerder(s) van een huisvestingsvoorziening;
c. een beheerplan;
d. een huisreglement ten behoeve van de huisvestingsvoorziening;
e. een nachtregister;
f. omgevingsdialoog;
g. de inschrijving van arbeidsmigranten in het BRP;
h. gemeenschappelijke ruimte(n) in en bij een huisvestingsvoorziening;
i. de parkeernorm voor huisvestingsvoorzieningen en de afwijking van de parkeernorm voor huisvestingsvoorzieningen;
j. voorschriften en beperkingen die aan een arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning worden verbonden;
k. bij een aanvraag over te leggen documenten, verklaringen en gegevens en de daarin te verstrekken informatie;
l. het aantal aanvragen dat ten hoogste door een aanvrager mag worden ingediend;
m. de onderlinge relatie tussen aanvragers;
n. de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 6;
o. de intrekkings- en wijzigingsgronden als bedoeld in artikel 9 eerste en derde lid;
p. de beoordeling van aanvragen, te behalen scores en een rangordening of loting die daaruit voortvloeit op grond van de beoordelingsprocedure als bedoeld in artikel 3 derde lid en de gevolgen van een rangordening of loting voor het verlenen van een arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning
Artikel 6 Weigeringsgronden arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning
1.
De arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning wordt door het college geweigerd indien:
a. op het moment waarop de aanvraag is ingediend:
i. het maximale aantal arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunningen dat is vastgesteld in de nadere regels als bedoeld in artikel 2 vierde lid reeds is verleend;
ii. reeds arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunningen zijn verleend waarmee huisvestingsvoorzieningen kunnen worden gerealiseerd voor in totaal maximaal 800 personen;
de aanvraag betrekking heeft op een huisvestingsvoorziening die niet voldoet aan de vastgestelde nadere regels over het minimum aantal personen en het maximum aantal personen dat in een huisvestingsvoorziening kan verblijven als bedoeld in artikel 2 vijfde lid;
de aanvraag niet is ingediend volgens de verdelingsprocedure dan wel dient te worden geweigerd op grond van de verdelings- en beoordelingscriteria als bedoeld in artikel 3;
een ernstig gevaar bestaat als bedoeld in artikel 3 eerste lid sub a of b van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob).
2. De arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning kan door het college worden geweigerd:
in het belang van de openbare orde;
in het belang van de openbare veiligheid;
in het belang van de volksgezondheid;
in het belang van de bescherming van het milieu;
in het belang van de bescherming van de woon- en leefomgeving;
als het belang van het behoud of de samenstelling van de woningvoorraad met het oog op schaarste en leefbaarheid groter is dan het gediende belang om te voorzien in huisvesting van arbeidsmigranten; of
. als redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke huisvesting niet met de aanvraag in overeenstemming zal zijn.
3. Het college kan ter bescherming van de belangen, als genoemd in het tweede lid, nadere regels stellen.
4. Het college weigert de arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning, respectievelijk kan de arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning weigeren, indien de aanvraag daartoe niet voldoet aan de nadere regels als bedoeld in artikel 4 tweede lid inzake zoekgebieden voor huisvestingsvoorzieningen.
Artikel 7 Voorschriften en beperkingen
1. Het college verbindt aan een arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning het voorschrift dat de vergunninghouder bij aanvang van de feitelijke ingebruikname van de huisvestingsvoorziening ingeschreven dient te staan in het reguliere register SNF en dient te voldoen aan de bij aanvang van de feitelijke ingebruikname van de huisvestingsvoorziening meest recente SNF-normen.
2. Het college verbindt aan een arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning het voorschrift dat alleen arbeidsmigranten die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt in de huisvestingsvoorziening kunnen verblijven.
3. Het college verbindt aan een arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning een looptijd als bedoeld in artikel 4 eerste lid.
4. Het college kan aan een arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning voorschriften en beperkingen verbinden over de volgende onderwerpen:
a. het maximum aantal zelfstandige dan wel onzelfstandige verblijfsruimten;
b. maatregelen om een geordende woon- en leefomgeving te waarborgen;
c. het herstel van achterstallig onderhoud;
d. het aanbrengen van bouwtechnische voorzieningen;
e. de onderwerpen als bedoeld in artikel 4 vierde lid;
f. de belangen als bedoeld in artikel 6 tweede lid.
5. Het is de vergunninghouder verboden te handelen in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen, alsook verboden na te laten te handelen overeenkomstig de aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen.
Artikel 8 Persoonlijk karakter arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning
Een krachtens deze verordening verleende arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning is persoonlijk.
De vergunninghouder kan de arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning enkel aan een ander overdragen indien daarvoor vooraf schriftelijke toestemming is verleend door het college. Aan de toestemming kan het college nadere voorwaarden verbinden.
In geval van overdracht van de huisvestingsvoorziening of in een geval als bedoeld in artikel 9 derde lid onder l, is de vergunninghouder verplicht dit per direct schriftelijk te melden aan het college.
In geval van beëindiging van de huisvesting is de vergunninghouder verplicht dit per direct schriftelijk te melden aan het college.
Regeling huisvesting arbeidsmigranten Boxtel 2022(Rha)
Artikel 2 Systeem van schaarse vergunningen
1. Het college verleent ten hoogste twee arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunningen voor een huisvestingsvoorziening voor arbeidsmigranten.
2. Het college verleent twee arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunningen voor de huisvesting van minimaal 380 personen tot maximaal 400 personen.
3. De arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunningen worden verdeeld in één verdelingsronde als bedoeld in artikel 4.
4. Een aanvraag ziet op één huisvestingsvoorziening. Een aanvrager kan per huisvestingsvoorziening één aanvraag indienen. Het college verleent per aanvrager maximaal één arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning per fysieke locatie.
5. Voor de toepassing van het vierde lid worden twee fysieke locaties beschouwd als één fysieke locatie als deze locaties zich in een straal van 500 meter van elkaar bevinden.
6. Voor de toepassing van het vierde lid en vijfde lid worden twee of meer aanvragers beschouwd als één aanvrager indien dezelfde rechtspersoon of natuurlijke persoon daarin feitelijke zeggenschap of een overwegend belang heeft of een aanvrager feitelijke zeggenschap of een overwegend belang in de andere aanvrager heeft.
7. Een rechtspersoon of een natuurlijk persoon wordt geacht feitelijke zeggenschap te hebben in een aanvrager wanneer hij gerechtigd is direct of indirect 50% of meer van de stemmen uit te brengen in één of meer van de besluitvormende organen, dan wel op andere wijze in staat is de besluitvorming te bepalen, respectievelijk de feitelijke zeggenschap heeft.
8. Een rechtspersoon of een natuurlijk persoon wordt geacht een overwegend belang te hebben in de onderneming van een aanvrager wanneer hij een rechtstreeks of middellijk belang heeft van 50% of meer van het geplaatste kapitaal, 50% of meer eigenaar is, of de feitelijke zeggenschap heeft.
9. Voor de toepassing van het vierde lid worden twee of meer aanvragers beschouwd als één aanvrager indien de aanvragers deel uitmaken van een concern of een groep van (rechts)personen
Artikel 4 Verdelingsronde 2022
1. Een aanvraag voor een arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning kan uitsluitend worden ingediend vanaf 21 november 2022 om 08:00 uur tot 22 november 2022 om 17:00 uur.
2. Indien één of meerdere van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 6 van de verordening of als één of meerdere van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 7 van de regeling, van toepassing zijn, wordt een aanvraag niet inhoudelijk beoordeeld als bedoeld in het vierde lid.
3. Indien een aanvraag ziet op een huisvestingsvoorziening voor meer of minder personen als bedoeld in artikel 2 tweede lid, dan wordt deze aanvraag niet inhoudelijk beoordeeld als bedoeld in het vierde lid van dit artikel.
4. De inhoudelijke beoordeling van de aanvraag geschiedt door de aanvraag te toetsen aan de volgende subcriteria:
•subcriterium 1: het ontwikkelplan
•subcriterium 2: het beheerplan
•subcriterium 3: het stedenbouwkundigplan en de locatie
•subcriterium 4: het plan inzake de bijdrage aan leefbaarheid en woningvoorraad
•subcriterium 5: het plan voor de omgevingsdialoog.
5. Het college beoordeelt de subcriteria als bedoeld in het vierde lid op de wijze beschreven in bijlage 3
Artikel 5 Eisen aan een aanvraag
1. Een aanvraag als bedoeld in artikel 2 gaat in het geval van een aanvraag van een rechtspersoon vergezeld van:
een bewijs van inschrijving in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel dat niet ouder is dan drie maanden;
een handtekening of handtekeningen van de statutair bestuurder of de statutaire bestuurders die bevoegd zijn de rechtspersoon te vertegenwoordigen. Verlening van een volmacht is niet toegestaan.
2. Een aanvraag als bedoeld in artikel 2 gaat in het geval van een aanvraag van een natuurlijk persoon vergezeld van:
de BSN-gegevens van die natuurlijke persoon;
een handtekening van die natuurlijke persoon.
3. Een aanvraag als bedoeld in artikel 2 gaat vergezeld van:
het volledige en naar waarheid ingevulde formulier in bijlage 1. In het geval van een aanvraag van een natuurlijk persoon dient het formulier als bedoeld in bijlage 1 te zijn ondertekend door die natuurlijk persoon. In het geval van een aanvraag van een rechtspersoon dient het formulier als bedoeld in bijlage 1 te zijn ondertekend door een vertegenwoordigingsbevoegd bestuurder of vertegenwoordigingsbevoegde bestuurders.
het ingevulde Bibob-formulier als bedoeld in bijlage 2.
een bewijs dat de aanvrager rechthebbende is van de grond waarop de huisvestingsvoorziening is voorzien of een bewijs van toestemming van de rechthebbende van de grond voor het gebruik van de grond ten behoeve van de huisvestingsvoorziening.
4. Indien het college gebruik maakt van zijn bevoegdheid als bedoeld in artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht, dan doet het college dit enkel indien dit leidt tot een aanvulling van de aanvraag van ondergeschikte aard. Het college stelt in dat geval een termijn van veertien dagen.
Artikel 7 Weigeringsgronden
1.
Het college weigert een arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning, indien één of meerdere van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 6 eerste lid van de verordening van toepassing zijn.
2. Het college weigert een arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning indien:
de aanvraag niet voldoet aan artikel 2;
de aanvraag ziet op een huisvestingsvoorziening voor de huisvesting van meer of minder personen dan bedoeld in artikel 2 tweede lid;
de aanvraag is ingediend buiten de aanvraagperiode als bedoeld in artikel 4 eerste lid;
e aanvraag niet voldoet aan artikel 5.
3. Het college weigert een arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning indien een ernstig gevaar bestaat als bedoeld in artikel 3 eerste lid sub a of b van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.
4. Het college weigert een arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning indien een aanvrager minder dan 25% van het maximaal aantal te behalen punten krijgt toegekend bij één of meerdere van de subcriteria als bedoeld in artikel 4 vierde lid.
5. Het college weigert een arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning indien de voorziene huisvestingsvoorziening zoals beschreven in de desbetreffende aanvraag niet voldoet aan de verplichtingen gesteld aan de huisvestingsvoorziening als bedoeld in artikelen 10, 11, 12 en 13.
6. Het college weigert een arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning indien een aanvrager op het moment van indiening van de aanvraag niet staat ingeschreven in het reguliere register SNF.
7. Het college kan een arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning weigeren indien de aanvrager naar het oordeel van het college onvoldoende heeft aangetoond dat hij over de grond kan beschikken waar de huisvestingsvoorziening is voorzien op het moment dat de voorziene huisvestingsvoorziening wordt gebouwd.
Artikel 8 Weigeringsgronden zoekgebieden
1. Het college weigert een arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning indien de aanvraag betrekking heeft op een locatie voor een huisvestingsvoorziening die zich bevindt op of in:
a. een bedrijventerrein;
b. een recreatiepark;
c. een woonwijk;
d. een natuurgebied.
2. Het college weigert een arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning indien de aanvraag betrekking heeft op een locatie voor een huisvestingsvoorziening verder weg gelegen dan 4,9 kilometer vanaf de buitengrenzen van een bedrijventerrein.
3. Het college kan een arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning weigeren indien de aanvraag betrekking heeft op een locatie voor een huisvestingsvoorziening:
die naar het oordeel van het college ongeschikt is in verband met het maatregelenpakket van het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer;
die naar het oordeel van het college belemmeringen kan opleveren voor omliggende bedrijven op het gebied van milieu, bijvoorbeeld doordat een locatie zich bevindt binnen de richtafstanden van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten ten opzichte van omliggende bedrijven en naar het oordeel van het college geen uitzondering op die richtafstanden mogelijk of wenselijk is;
die naar het oordeel van het college belemmeringen kan opleveren voor het Natuurnetwerk Brabant en het College de toepassing van een uitzondering niet mogelijk of wenselijk acht.
Artikel 9 Looptijd arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning
1. Een arbeidsmigrantenhuisvestingsvergunning wordt verleend voor een periode van 15 jaar.
2. De termijn als bedoeld in het eerste lid, kan niet worden verlengd.
3. De termijn als bedoeld in het eerste lid, vangt aan op het moment van de feitelijke ingebruikname van de huisvestingsvoorziening.