In deze zaak gaat het om de vraag of het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiser per 7 november 2020 66,98% arbeidsongeschikt is en recht heeft op een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Eiser is het niet eens met deze beoordeling en stelt dat hij meer arbeidsongeschikt is. De rechtbank heeft de eerdere beslissing van het UWV vernietigd vanwege een niet zorgvuldig medisch onderzoek, maar in deze procedure oordeelt de rechtbank dat het UWV in zijn heroverweging tot een juiste conclusie is gekomen. De rechtbank heeft de procedurestappen en de standpunten van beide partijen uiteengezet, waarbij eiser zijn argumenten heeft gepresenteerd, maar de rechtbank oordeelt dat het UWV zorgvuldig heeft gehandeld en de belastbaarheid van eiser correct heeft ingeschat. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen recht heeft op een vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. A.F. Vink op 2 februari 2024.