Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.[eiseres] , uit [vestigingsplaats] , eiseres in de zaak SHE 23/625
2.[eiser] , uit [woonplaats] , eiser in de zaak SHE 23/760
3.[eiseres] , uit [vestigingsplaats] , eiseres in de zaak SHE 23/766
mede namens [eisers], uit [vestigingsplaats] , eisers in de zaak SHE 23/841
(voorheen [eiseres] uit [vestigingsplaats]
), eiseres in de zaak SHE 23/843
52.[eiser] , uit [woonplaats] , eiser in de zaak SHE 23/838
college van gedeputeerde staten van Limburg,(GS L)
Werkgroep Behoud de Peel,(verder: de Werkgroep) gemachtigde [naam]
- GS NB heeft aangegeven dat per 1991 een standstill-beleid gold, waarbij op dat moment bestaande grondwateronttrekkingen werden beperkt in het gebruik (totaal verbod tot 1 juni en een verbod overdag in de maanden juni en juli en een verbod op nieuwe onttrekkingen of uitbreiding bestaande onttrekkingen voor graslandberegening). In de periode 1996-2006 hanteerden GS NB de ‘Beleidsregels inzake behandeling vergunningsaanvragen op grond van de grondwaterwet’, met betrekking tot inrichtingen in de bufferzones met een soortgelijk toetsingskader voor vergunningverlening voor nieuwe onttrekkingen of uitbreiding van bestaande onttrekkingen.
- In artikel 5.2.1 van de Verordening Waterhuishouding Noord Brabant 1997 was (kort samengevat) bepaald dat er geen registratieverplichting op grond van artikel 11 van de Grondwaterwet of vergunningplicht op grond van artikel 14 van de Grondwaterwet gold voor inrichtingen waarvan de capaciteit niet meer bedroeg dan 10 m3 per uur en die niet waren gelegen in zogenoemde functiegebieden, dan wel veedrenk-putten of noodvoorzieningen.
- In 2000 is deze verordening gewijzigd en is een beperking van de diepte van 30 meter beneden maaiveld opgenomen. Voor diepere putten gold wel een registratieverplichting. Dit regime is in de latere regimes voortgezet, met dien verstande dat op basis van artikel 5.3.1 van de Verordening waterhuishouding 2005 slechts putten tot 30 meter minus maaiveld en buiten beschermde gebieden waterhuishouding met een capaciteit van minder dan 10 m3 per uur vergunningplichtig waren.
- Met de inwerkingtreding van de Waterwet per 1 januari 2009 werd het Waterschap Aa en Maas het bevoegde gezag. Buiten de beschermde gebieden is uiteindelijk een flexibeler beregeningsbeleid van kracht geworden.
- In het beheerplan was in Noord-Brabant niet voorzien in een vrijstelling. In de bufferzones rondom de Peelvenen was in artikel 1.3, derde lid van de ‘Regeling natuurbescherming Noord-Brabant’ voorzien in een categoriale uitzondering als bedoeld in artikel 2.9, tweede en derde lid, van de Wnb voor bestaande rechtmatige grondwateronttrekkingen voor het beregenen van grasland binnen de periode van het voorjaars- en urenverbod en met inachtneming van artikel 1.3, tweede lid, onder d tot en met i opgenomen eisen. Deze categoriale uitzondering gold ten tijde van het bestreden besluit.
- Op dit moment geldt de Omgevingsverordening Noord-Brabant. In artikel 3.97 eerste lid van de Omgevingsverordening Noord-Brabant onder het huidige recht is bepaald dat er geen Natura 2000-vergunning nodig is voor agrarische beregening uit grondwater als dit geen significant negatief effect veroorzaakt op Natura 2000-gebied. Ingevolge het tweede lid wordt dit aangenomen als de onttrekkingsactiviteit ligt buiten de Attentiezone waterhuishouding of een door het waterschap aangewezen invloedgebied Natura 2000. Er is nog een uitzondering gemaakt in het beheergebied van waterschap De Dommel. Het komt erop neer dat in de Omgevingsverordening Noord-Brabant géén vrijstelling meer is opgenomen voor agrarische beregening uit grondwater in de bufferzones rond de Peelvenen.
- In de provincie Limburg gold de Verordening Waterhuishouding Limburg 1997. De rechtbank merkt wel op dat de regelgeving waarnaar de colleges met een weblink hebben verwezen slechts de versie raadpleegbaar is die gold in de periode van 11 januari 2008 tot en met 31 augustus 2016. Hierin waren al verdrogingsgebieden met daaromheen gelegen bufferzones aangewezen. Voor onttrekkingen in bufferzones gold een standstill vanaf 1 januari 2008 en waren de algemene uitzonderingen op de registratie- en vergunningplicht ingevolge de Grondwaterwet niet van toepassing. In artikel 5.3 van de Verordening Waterhuishouding Limburg (zoals deze raadpleegbaar is voor de rechtbank) was voorzien in een mogelijkheid voor GS L om putten ambtshalve te registreren per 1 januari van het jaar waarin de registratie plaatsvond.
- In de Omgevingsverordening Limburg 2014 is een voorziening getroffen voor een grondwaterregister waarbij GS L, op basis van artikel 5.8.1, bevoegd was om een inrichting ambtshalve in te schrijven, waarbij de aanvang van een onttrekking als datum van inschrijving gold. Artikel 5.8.2 voorzag in een instructieregel ten behoeve van het Waterschap Limburg die inhield dat een onttrekkingsverbod in de bufferzones verdrogingsgebieden moest worden ingesteld. Ingevolge artikel 5.8.2, derde lid, van de Omgevingsverordening Limburg moest in de keur worden geregeld dat voor beregening en bevloeiing in de landbouw ontheffing kon worden verleend, indien het aantal putten en de totale pompcapaciteit die volgens de daarvoor geldende wettelijke bepalingen op 22 december 2009 legaal aanwezig waren niet toenamen, met dien verstande dat binnen een bufferzone een onttrekking voorts niet dichter bij een natuurgebied plaatshad.
- GS L heeft op 5 juni 2008 ambtshalve een vergunning op basis van de Nbw 1998 verleend voor een aantal putten. In deze vergunning worden 225 eerder verleende maar verlopen vergunningen op basis van artikel 12 van de Natuurbeschermingswet (zoals deze gold voor de Nbw 1998) verlengd tot en met de datum van de vaststelling van het beheerplan voor 3 Natura 2000-gebieden, de Groote Peel, de Mariapeel en het Natura 2000-gebied Sarsven en de Banen. Helaas wordt in deze vergunning niet vermeld wanneer de verlengde vergunningen zijn verleend. De rechtbank kan niet uitsluiten dat GS L hierbij ook een vergunning heeft verleend voor putten in Brabantse bufferzones. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat onder de Nbw 1998 als het bevoegd gezag is aangewezen het college van gedeputeerde staten van de provincie waarin het Natura 2000-gebied grotendeels is gelegen en dat GS L zich in het verleden op het standpunt hebben gesteld dat zij in sommige gevallen bevoegd waren. De rechtbank leidt dit af uit een uitspraak van de Afdeling van 27 augustus 2014
- In de eerste plaats wijst de rechtbank erop dat een vergunning of registratie op grond van de (grond)waterregelgeving niet automatisch betekent dat er toestemming in het kader van de natuurregelgeving bestaat om grondwater te onttrekken. Dat komt omdat bij de vergunning- of toestemmingverlening in het kader van de (grond)waterregelgeving andere belangen worden betrokken en meegewogen dan bij de verlening van een toestemming in het kader van de natuurregelgeving.
- In beide provincies werd verschillend omgegaan met de registratieverplichting die gold. De rechtbank gaat uit van het strengste registratie- of vergunningenstelsel. Dat betekent voor kleine grondwateronttrekkingen in Noord-Brabant dat de rechtbank uitgaat van de registratieplicht voor putten dieper dan dertig meter beneden maaiveld ook al is die registratieplicht pas later toegevoegd. Grondwateronttrekkingen in Limburgse bufferzones die zijn aangevangen vóór de peildatum van 10 juni 1994 hadden per 1 januari 2008 hoe dan ook een registratieverplichting, ook als zij een capaciteit hadden van minder dan 10 m3 per uur. De rechtbank gaat daarom uit van een registratieplicht voor alle grondwateronttrekkingen in Limburgse bufferzones, ook de kleine grondwateronttrekkingen.
- De rechtbank beseft dat veel eisers in bewijsnood verkeren. Zij moeten in hun archieven duiken om te achterhalen wanneer hun grondwaterput is geslagen en of zij deze grondwaterput daadwerkelijk hebben geregistreerd of gemeld bij het bevoegde gezag (de colleges of de waterschappen). De rechtbank is wel van oordeel dat van een agrariër mag worden verwacht dat hij de verplichtingen uit wet- en regelgeving opvolgt. De rechtbank houdt wel rekening met de bevoegdheid van GS L om een grondwaterput met terugwerkende kracht tot de datum van aanvang van de onttrekking te registreren en de verlening door GS L voor een groot aantal onttrekkingen ambtshalve (uit eigen beweging) van een vergunning op basis van de Natuurbeschermingswet 1998, althans de verlenging van een eerder verleende vergunning. De rechtbank neemt in aanmerking dat agrariërs hierop mede kunnen hebben vertrouwd.
- Op dit moment heeft het aanvullende regime in de Regeling natuurbescherming Noord-Brabant geen betekenis meer. In de Omgevingsverordening Noord-Brabant is geen vrijstelling meer opgenomen voor grondwateronttrekkingen voor het beregenen van grasland in Brabantse bufferzones in het beheergebied van het Waterschap Aa en Maas. De rechtbank laat daarom de vrijstelling in de Regeling natuurbescherming Noord-Brabant in deze zaak buiten beschouwing. De rechtbank hecht verder geen waarde aan de planologische bestemming van het perceel waar de grondwateronttrekkingsput ligt. Een bestemming bood in 1994 en biedt ook nu geen titel om zomaar grondwater te onttrekken. Ook in 1994 was hiervoor een apart wettelijk kader (de Grondwaterwet).
- Grondwateronttrekkingen in Brabantse bufferzones die zijn aangevangen vóór de peildatum 10 juni 1994 met een capaciteit van maximaal 10 m3 per uur behoefden niet te worden geregistreerd. Dit is later in Noord-Brabant beperkt tot putten met een diepte tot 30 meter minus maaiveld.
- Grondwateronttrekkingen in de Brabantse bufferzones die zijn aangevangen vóór de peildatum 10 juni 1994 met een grotere capaciteit dan 10 m3 per uur die daarna wel zijn geregistreerd of zijn vergund in het kader van de Grondwaterwet of de Waterwet, of zijn vergund op basis van de Natuurbeschermingswet, de Nbw 1998 of de Wnb en die daarna niet zijn gewijzigd, beschikken ook over een bestaand recht, mits is aangetoond de grondwateronttrekking is aangevangen voor 10 juni 1994.
- Grondwateronttrekkingen in Limburgse bufferzones die zijn aangevangen vóór de peildatum 10 juni 1994 en daarna zijn geregistreerd en vergund onder de Grondwaterwet of zijn vergund in de vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet van 5 juni 2008 hebben een bestaand recht. Anders dan in Noord-Brabant behouden de Limburgse putten dit bestaande recht als (een van) deze putten daarna is/zijn verplaatst naar een locatie verder weg van beide Natura 2000-gebieden. Voorwaarde is hierbij dan wel dat de put is verplaatst door de rechthebbende die de oorspronkelijke put heeft geslagen en dat de oorspronkelijke put is gesaneerd. De rechtbank maakt hier een onderscheid tussen de Brabantse en de Limburgse onttrekkingen vanwege het bestaan van de instructieregel in artikel 5.8.2, derde lid, van de Limburgse Omgevingsverordening 2014. Als de grondwateronttrekking in de Limburgse bufferzones nu nergens is geregistreerd of vergund, is geen sprake van een bestaand recht, ook niet als deze al voor 10 juni 1994 is aangevangen. De agrariër had deze moeten laten registreren, mede omdat er per 1 januari 2008 een algehele registratieplicht gold.
- Eiseres in beroep SHE 23/625, voor wat betreft de onttrekking die is vergund in de Grondwaterwet-vergunning van 9 juni 1993
- Eiser in beroep SHE 23/760
- Eiseres in beroep SHE 23/766
- Eiser in beroep SHE 23/768
- Eiseres in beroep SHE 23/785
- Eiser in beroep SHE 23796
- Eiser in beroep SHE 23/813
- Eiseres in beroep SHE 23/842
- Eiseres in beroep SHE 23/844
De rechtbank verzoekt u een advies uit te brengen over de door Deltares/Witteveen uitgevoerde passende beoordeling ten behoeve van de vaststelling van de wijziging van het Beheerplan Groote Peel, Deurnsche Peel & Mariapeel gelet op de kritiek in het rapport van de Bakelse Stroom. De rechtbank wil ook weten of het technisch mogelijk is om een voldoende onderbouwde passende beoordeling ten behoeve van een gedeeltelijke algemene vrijstelling te maken (bijvoorbeeld een vrijstelling waarbij onderscheid wordt gemaakt in beregeningsprojecten op basis van de leeftijd van de beregeningsput).”
- “Effecten van beregeningen op Deurnsche Peel en Mariapeel” en “Resultaten van meerwerkscenario’s 7 en 8” van Witteveen & Bos (2021);
- De modelstudie “Berekening effecten beregening rond de Groote Peel” van Artesia (2021) Het Brabant model uit 2018;
- De Limburgse Integrale Watersysteem Analyse (LIWA) uit 2020;
- De ‘Droogte zandgronden Nederland studie’ uit 2021.
Onttrekking van grondwater voor beregening zorgt, in meer of mindere mate, voor het verlies van voor natuur beschikbaar grondwater. Anders geformuleerd zorgen onttrekkingen voor beregening er hoe dan ook voor dat de (freatische) grondwaterstanden extra verlagen en er onvoldoende stagnatie van regenwater en grondwater optreedt in de Natura 2000 gebieden. In combinatie met de andere negatief op het grondwatersysteem inwerkende factoren is het uitsluiten van een negatief significant effect daarom niet mogelijk. De ecologische meetgegevens laten zien dat er dankzij vernattingsmaatregelen een toename is van veenmos, maar ook dat de Peelvenen nog steeds sterk verdroogd zijn en dat daarmee de doelen uit het beheerplan niet binnen bereik zijn. De mate van verdroging zorgt er ook voor dat het gebied kwetsbaar is voor droogte (een toenemende zorg). Er is redelijk wetenschappelijk inzicht dat grondwateronttrekkingen voor beregening van open teelten rond de Peelvenen bijdragen aan de cumulatieve negatieve effecten die gezamenlijk ervoor zorgen dat de instandhoudingsdoelen zoals die staan in de Natura 2000 beheerplannen vooralsnog niet behaald worden. Het risico bestaat immers dat de doelen mede niet gehaald worden als gevolg van de onttrekkingen door beregening.”
- Er wordt niet voldaan aan de hoogveencriteria.
- De staat van instandhouding is niet goed.
- Het is aannemelijk dat grondwateronttrekking voor agrarische beregening in de bufferzones rondom de Peelvenen leiden tot een extra verlaging van de freatische grondwaterstanden.
- verklaart de beroepen van eisers in de zaken SHE 23/760, SHE 23/766, SHE 23/768, SHE 23/785, SHE 23796, SHE 23/813, SHE 23/842 en SHE 23/844 nietontvankelijk;
- verklaart de overige beroepen ongegrond.
- de onttrekkingsactiviteit ligt buiten de Attentiezone waterhuishouding of een door het waterschap aangewezen invloedgebied Natura 2000;
- de onttrekkingsactiviteit heeft een maximale pompcapaciteit van 70 m3/uur als het gaat om de beregening van grasland en van 100 m3/uur als het gaat om de beregening van akkerbouw, vollegronds tuinbouw en de vollegrond boomteelt;
- er is niet meer dan één put per vijf hectare aanwezig;
- de putten zijn niet dieper dan de maximale diepte zoals opgenomen op de kaart in Bijlage IX ;
- er is een bedrijfswaterplan als bedoeld in de waterschapsverordening en de daarin opgenomen maatregelen zijn uitgevoerd;
- het onttrokken grondwater wordt alleen gebruikt voor een agrarisch beregeningsdoel, met inachtneming van door het waterschap ingestelde tijdelijke onttrekkingsverboden bij droogte of schaarste; en
- er wordt niet meer grondwater onttrokken dan noodzakelijk is voor het beoogde gebruik.
- het is een bestaande legale wateronttrekkingsactiviteit; en
- de wateronttrekkingsactiviteit wordt uitsluitend gebruikt voor het beregenen van grasland binnen de periode van het voorjaars- en urenverbod .