Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 april 2024 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
De heffingsambtenaar van de samenwerking A2-gemeenten, de heffingsambtenaar
Inleiding
Feiten
Beoordeling door de rechtbank
Conclusie en gevolgen
‘Bij de beoordeling van dit middel wordt vooropgesteld dat in het Besluit het begrip ‘verletkosten’ niet nader is gespecificeerd. Blijkens de Nota van toelichting bij het Besluit (Stb. 1993, 763) worden tot de verletkosten in de zin van het Besluit gerekend kosten van tijdverzuim voor bijvoorbeeld het bijwonen van een zitting. Tijdverzuim door bijvoorbeeld het lezen van stukken valt, zo blijkt uit de Nota van toelichting, niet onder de verletkosten die op grond van het Besluit voor vergoeding in aanmerking komen. In de Nota van toelichting bij het Besluit is aldus geen limitatieve opsomming van ‘verletkosten’ opgenomen, maar wordt slechts een voorbeeld gegeven van kosten van tijdverzuim die tot de verletkosten worden gerekend. Behalve de kosten in verband met het persoonlijk bijwonen van de zitting, komen als verletkosten voor de fase van (hoger) beroep tevens in aanmerking de kosten van tijdverzuim die een belanghebbende redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met onderzoekshandelingen (i) die plaatsvinden op initiatief van de rechter, zoals het instellen van een onderzoek ter plaatse door de rechter, of (ii) tot het verrichten waarvan de rechter een partij of de partijen uitdrukkelijk in de gelegenheid heeft gesteld, zoals het doen instellen van een onderzoek door een deskundige.’De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 30 september 2020 [7] verder het volgende overwogen:
‘Indien een zelfstandig beroepsbeoefenaar zoals belanghebbende in persoon een onderzoek ter zitting heeft bijgewoond, moet in het algemeen, behoudens bijzondere omstandigheden, worden aangenomen dat hij als gevolg daarvan gedurende een aantal uren zijn normale werkzaamheden niet heeft kunnen uitoefenen en dus omzet heeft gederfd. Het aantal uren gedurende welke een zelfstandig beroepsbeoefenaar zijn normale werkzaamheden niet heeft kunnen uitoefenen, is niet zonder meer beperkt tot de tijd die is gemoeid met het onderzoek ter zitting en met de heen- en terugreis.’
Ook de administratiekosten wijst de rechtbank af, omdat eiser niet heeft gespecificeerd wat hij daarmee bedoelt. Voor zover eiser daarmee een vergoeding vraagt in verband met het lezen van het dossier en/of de voorbereiding van de zitting, komt dat niet voor vergoeding in aanmerking, gelet op wat de Hoge Raad daarover in het (als eerste) geciteerde arrest heeft overwogen.
Ten aanzien van de geclaimde reiskosten voor het bijwonen van de zitting komen op grond van artikel 1, aanhef en onder d Bpb de reiskosten van een partij of belanghebbende op basis van het openbaar vervoer, tweede klasse,voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank begroot deze kosten op € 24,58 (uitgaande van een (retour)reis per bus en trein tussen Soerendonk en ‘s-Hertogenbosch). De geclaimde reiskosten voor het, naar de rechtbank begrijpt, afgeven van het beroepschrift bij de rechtbank komen niet voor vergoeding in aanmerking, omdat dergelijke kosten niet vallen binnen de limitatieve opsomming van artikel 1 Bpb.
De kosten wegens aangetekende verzending vallen op grond van vaste jurisprudentie evenmin onder artikel 1 Bpb, zodat ook deze kosten worden afgewezen.
Omdat het beroep gegrond is moet de heffingsambtenaar het griffierecht (€ 50) aan eiser vergoeden.