ECLI:NL:RBOBR:2023:742
Rechtbank Oost-Brabant
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Schorsing van een non-concurrentiebeding in de makelaardij na functiewijziging
In deze zaak heeft de kantonrechter op 24 februari 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser, werkzaam als makelaar, en zijn voormalige werkgever, een makelaarskantoor. De eiser vorderde schorsing van het non-concurrentiebeding dat in zijn arbeidsovereenkomst was opgenomen, zodat hij zijn nieuwe functie als kantoorleider bij een concurrent kon aanvaarden. De eiser stelde dat er sprake was van een ingrijpende functiewijziging, omdat hij in 2017 als register-makelaar was beëdigd, wat zijn werkzaamheden en verantwoordelijkheden had vergroot. De gedaagde, het voormalige makelaarskantoor, betwistte dit en stelde dat de functie van eiser inhoudelijk niet substantieel was gewijzigd en dat hij het non-concurrentiebeding overtrad door bij een concurrent te gaan werken.
De kantonrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor een ingrijpende functiewijziging en dat het non-concurrentiebeding zijn gelding had behouden. Echter, de rechter erkende ook het zwaarwegende persoonlijke belang van de eiser om zijn nieuwe functie te kunnen uitoefenen. Gelet op de tijd die de gedaagde had om zich aan te passen aan het vertrek van de eiser, besloot de rechter het non-concurrentiebeding te schorsen met ingang van 1 april 2023, totdat er een definitieve uitspraak in de bodemprocedure zou zijn gedaan. De proceskosten werden verdeeld over beide partijen, waarbij ieder zijn eigen kosten droeg.