In deze zaak hebben [eiser 1] en [eiser 2] een verzoek ingediend tot medehuurderschap van de woning die [eiser 1] sinds 1985 huurt van Stichting Woonbedrijf SWS.HHvL. Het verzoek is gedaan op basis van artikel 7:267 BW, dat de voorwaarden voor medehuurderschap regelt. Woonbedrijf heeft het verzoek afgewezen, met de stelling dat niet voldaan is aan de eisen voor een duurzame gemeenschappelijke huishouding en dat [eiser 2] niet voldoende financiële waarborg biedt voor de huurbetalingen. De kantonrechter heeft de procedure op 6 april 2023 behandeld, waarbij de feiten zijn besproken, waaronder de langdurige huurrelatie van [eiser 1] en de zorgbehoefte van haar zoon, [eiser 2]. De rechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een duurzame gemeenschappelijke huishouding, ondanks de betwisting door Woonbedrijf. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van [eisers] moet worden toegewezen, omdat aan de voorwaarden van artikel 7:267 BW is voldaan. Woonbedrijf is veroordeeld in de proceskosten, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.