ECLI:NL:RBOBR:2023:5625

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
1 december 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
C/01/397457 / KG ZA 23-496
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot herinrichting van een volkstuin na onterecht royement door stichting

In deze zaak heeft eiser, die al lange tijd een volkstuin huurt van de stichting 1e Helmondse Volkstuinen Complex, een kort geding aangespannen tegen de stichting. Eiser vordert dat hij weer toegang krijgt tot zijn volkstuin, nadat de stichting hem had royeren op basis van verschillende beschuldigingen van wangedrag. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de opzeggingsgronden van de stichting onvoldoende aannemelijk zijn gemaakt. Eiser heeft nooit schriftelijk gewaarschuwd gekregen voor de gestelde wangedragingen, en de stichting heeft niet kunnen bewijzen dat deze gedragingen zich daadwerkelijk hebben voorgedaan. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen zwaarwegende redenen zijn voor de opzegging van de huurovereenkomst, die voor onbepaalde tijd geldt. Eiser heeft voldoende spoedeisend belang bij zijn vorderingen, aangezien de sanering van de volkstuin bijna is afgerond en hij zijn tuin weer wil inrichten. De voorzieningenrechter heeft de stichting bevolen om eiser het ongestoorde huurgenot van de volkstuin te verschaffen, en heeft een dwangsom opgelegd voor het geval de stichting hieraan niet voldoet. Tevens is de stichting veroordeeld in de proceskosten van eiser.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/397457 / KG ZA 23-496
Vonnis in kort geding van 1 december 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. R. van der Donk te Eindhoven,
tegen
de stichting
STICHTING 1E HELMONDSE VOLKSTUINEN COMPLEX,
gevestigd te Helmond,
gedaagde,
advocaat mr. R.A. Knopper te Helmond.
Partijen zullen hierna [eiser] en de stichting genoemd worden.

1.De kern van de zaak en de uitkomst

[eiser] wil weer toegelaten worden tot zijn volkstuin, terwijl de stichting hem allerlei verwijten maakt, waardoor hij niet meer welkom is. De voorzieningenrechter zal oordelen dat [eiser] weer terug mag op zijn volkstuin, na afronding van de gemeentelijke reiniging van de grond. De voorzieningenrechter licht dit hieronder toe.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 20 oktober met veertien producties
  • de conclusie van antwoord van 10 november 2023 met acht producties
  • de brief van 14 november 2023 van de zijde van [eiser] met aanvullende producties 15 t/m 19
  • de mondelinge behandeling die plaats heeft gevonden op 17 november 2023
  • de pleitnota van [eiser]
  • de pleitnota van de stichting.
2.2.
Aan het eind van de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter vonnis bepaald op termijn van twee weken.

3.De feiten

3.1.
[eiser] huurt al sinds lange tijd (partijen verschillen van mening hoe lang – volgens [eiser] 27 jaar, volgens de stichting 18 jaar) een volkstuin bij de stichting. De oppervlakte van het perceel dat hij huurt is 250 m2. Er is geen schriftelijke huurovereenkomst die partijen ondertekend hebben.
3.2.
De stichting heeft een dagelijks bestuur van vrijwilligers. Tot het bestuur behoren [A] , [B] , [C] (penningmeester), [D] en [E] (voorzitter, hierna: [E] ).
3.3.
De stichting heeft een Huishoudelijk Regelement. In artikel 32 van het reglement staat een aantal gedragingen van de huurder (a t/m o) op basis waarvan het dagelijks bestuur bevoegd is de huurovereenkomst per direct op te zeggen.
3.4.
Vanaf vorig jaar wordt de grond van de tuinen door de gemeente Helmond gereinigd omdat in de grond PFAS is geconstateerd. Alle tuinen zijn ontruimd en de eigendommen van de huurders zijn opgeslagen in containers. Vanaf het begin van de reiniging zijn de volkstuinen niet toegankelijk voor de huurders.
3.5.
Inmiddels is het saneringsproces bijna klaar. Op sommige plaatsen moet nog nieuwe infrastructuur worden aangelegd, zoals waterleidingen. De tuinen worden geleidelijk aan weer open gesteld om te worden ingericht door de huurders.
3.6.
Bij brief van 2 juni 2023 heeft het bestuur van de stichting – voor zover van
belang – het volgende aan [eiser] meegedeeld:
‘(…)
Naar aanleiding van meerdere klachten zowel van andere huurders als de gemeente, zijn we als bestuur tot een beslissing gekomen om uw huur overeenkomt per direct op te zeggen.
Vanuit de gemeente is er aangegeven dat geen huurders in het complex mogen zijn zonder hun toezicht, (…) echter hebben we op beeld dat je meerdere malen op het complex geweest bent. Ook na het incident van vanmorgen de gemeente op gewezen dat uw manier van omgaan ver van prettig is.
Conform in Artikel 32 van de huidige Huishoudelijke Reglement:
g. het schaden van belangen van de stichting het zij doen nalatigheid of tijdelijk verzet.
h. bij wangedrag bijv. ruzie stoken, huurders tegen elkaar opzetten, enz.
i. alcoholmisbruik (Artikel 27).
j. het plegen van handelingen, in strijd met de statuten of huishoudelijk reglement.
o. bij continu waarschuwen van onrechtmatigheden.
(…)
Zodra de gemeente de containers openzet, kan je je opgeslagen spullen halen.
3.7.
Bij brief van 19 juni 2023 heeft mr. Ernst van Arag rechtsbijstand namens [eiser] het volgende aan de stichting meegedeeld:
‘(…)
Cliënt ( [eiser] ,
vrzr) huurt al ruim 26 jaar een stukje grond van u waarop hij zijn tuintje exploiteert. (…). Thans beticht u hem van drankmisbruik, ruzie zoeken en het ‘belagen’ van verslaggevers. Cliënt ontkent en betwist uitdrukkelijk dat hij zich schuldig maakt dan wel heeft gemaakt aan dergelijk wangedrag. (…). Zijn echtgenote heeft contact opgenomen met de gemeente en aldaar is niets bekend over vermeende incidenten.
Mijn cliënt is een kijkje komen nemen naar de vorderingen in de tuinen nadat de gemeente de grond had gereinigd. Het was uw meneer [E] die ter plaatse in de tuinen bezig was waarop mijn cliënt hem de vraag stelde wat hij daar deed. Alleen al deze vraag was kennelijk voor mevrouw [C] aanleiding om hem onder hard geschreeuw weg te sturen.
(…)
Namens cliënt verzoek ik u hierbij om op uw beslissing terug te komen. (…)’.
3.8.
Bij brief van 3 juli 2023 heeft het bestuur van de stichting op de brief van mr. Ernst – voor zover van belang – als volgt gereageerd:
‘(…)
Sinds het huidige bestuur in juni 2021 het bestuur van Stichting 1e Helmondse volkstuinen Complex heeft overgenomen zijn het huishoudelijke reglement gaan handhaven, (…). Als sindsdien is er weerstand vanuit de heer [eiser] , ook zijn we door andere huurders benaderd wegens eerdere geweldincidenten en bedreigingen van de heer [eiser] binnen het Stichting Complex, hier zijn we niet op ingegaan, gezien we alleen op basis van huidige en gepleite en bewezen feiten kunnen handelen en we niet verantwoordelijk zijn voor handelingen en wanbestuur van het vorige door ons afgezette bestuur.
Het is allemaal begonnen toen we meneer geattendeerd hebben, dat dieren (kippen) niet langer gehouden mogen worden en al sinds 2009 weg moesten zijn, dit conform artikel 11 van de toen geldende Huishoudelijke Reglement (…).
Dit is zo hoog opgelopen dat we een officieel verzoek per post verstuurd hebben op 2 augustus 2021 en 1 december 2021 (…).
Betreffende het alcoholmisbruik, Artikel 27 van het Huidige bijgevoegde Huishoudelijk Reglement van 2022 (…), meneer [eiser] meerdere malen flessen sterke drank voor zijn tuin laten staan (…).
Betreffende ruzie stoken, Artikel 27 en 32 van het bijgevoegde Huishoudelijk Reglement van 2022, Van meerdere huurders zijn er klachten gekomen over onprettige gedrag van de heer [eiser] . Ze werden door de heer [eiser] aangesproken om geen gebruik te maken van de door het bestuur verbeterde voorzieningen: WC, clubhuis en geeft nadrukkelijk aan dat het alleen voor bestuur bedoeld is (…)
Ook heeft de heer [eiser] bewust deel genomen aan een actie om het huidige bestuur af te laten treden (…).
(…)
Op 2 juni heeft zich het laatste incident afgespeeld, toen voormalig voorzitter de heer [E] bezig was de tuinleidingen te leggen, dit om de saneringswerkzaamheden te bespoedigen in samenwerking met gemeente zijn hij en [A] door de heer [eiser] belaagd werden waar gemeente werknemers bij waren (…).
Deze laatste incident was het druppel voor het bestuur en mevrouw [C] werd vanuit haar werk erbij gehaald vanwege taalbarrière en het beslissing tot royement mondeling toe te lichten (…).
Wegens het onveranderde gedrag van de heer [eiser] en gezien de lijst aan feiten waar meneer zich nog meer aan schuldig maakt, waar ook tastbare visuele bewijs van is, hebben we besloten voor het complex vrij word gegeven door de Gemeente het huurcontract van de heer [eiser] te beëindigen (Royement).
(…)’.
3.9.
Bij brief van 1 september 2023 aan de stichting heeft mr. Van der Donk namens [eiser] gereageerd op deze brief, en alle door de stichting gestelde gedragingen betwist. Nogmaals wordt aangedrongen op het ongedaan maken van het royement van [eiser] , bij gebreke waarvan [eiser] een kortgedingprocedure zal starten.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert – samengevat –:
I. de stichting te verbieden om de door [eiser] gehuurde volkstuin te ontruimen ofwel ontruimd te houden na sanering door de gemeente, op straffe van een dwangsom van
€ 7.500,-;
II. de stichting te gebieden om, na de sanering door de gemeente, [eiser] het ongestoorde huurgenot van de door hem gehuurde volkstuin te verschaffen, op straffe van een dwangsom van € 750,- per dag, tot een maximum van € 75.000,-;
III. de stichting te veroordelen in de kosten van deze procedure (inclusief de nakosten), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het vonnis.
4.2.
Aan deze vorderingen heeft [eiser] , zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag gelegd. De volkstuin is de grote passie van [eiser] , die daar dagelijks te vinden is. Het opzeggen van de huur door de stichting doet hem veel verdriet. De opzegging door de stichting is niet rechtsgeldig.
[eiser] betwist ten zeerste dat hij betrokken is geweest bij geweldsincidenten of dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het bedreigen van andere huurders, zoals de stichting stelt. De beschuldigingen van de stichting zijn niet op feiten gebaseerd. [eiser] is juist erg behulpzaam tegenover andere huurders. Dit wordt ook bevestigd door diverse huurders, van wie [eiser] bij de dagvaarding een verklaring heeft overgelegd.
Van alcoholmisbruik is absoluut geen sprake.
Op 2 juni 2023 was [eiser] aanwezig bij de volkstuinen om te kijken naar de voortgang van de saneringswerkzaamheden. Hij is achter de hekken van de volkstuinen gebleven en heeft zich niet op het terrein begeven. Er waren andere huurders aanwezig op het terrein terwijl dit verboden was door de gemeente en hij heeft gevraagd wat deze mensen daar aan het doen waren. Dit kan niet worden opgevat als ‘belagen’ zoals de stichting stelt.
4.3.
De stichting voert verweer waarop hierna, voor zover van belang, nader zal worden ingegaan.

5.De beoordeling

Er is spoedeisend belang

5.1.
Omdat deze zaak in een kortgedingprocedure aan de voorzieningenrechter is voorgelegd moet eerst beoordeeld worden of de eisende partij ( [eiser] ) voldoende spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dit het geval is. Bij de mondelinge behandeling ter zitting heeft de stichting verklaard dat de sanering van de tuinen zo goed als afgerond is en dat het weer toegestaan is dat de huurders hun tuintjes betreden, zodat zij weer kunnen gaan herinrichten.
[E] , die namens de stichting bij de mondelinge behandeling ter zitting aanwezig was, heeft verklaard dat er (met de hulp van andere vrijwilligers) nog hard wordt gewerkt aan het aanleggen van de infrastructuur, en dat er schade is opgelopen door storm en regen waardoor de afrondende werkzaamheden langer duren dan gedacht. Dit neemt echter niet weg dat [eiser] er belang bij heeft om op korte termijn duidelijkheid te krijgen over de vraag of de beslissing van de stichting om hem te royeren terecht is genomen, en daarmee of de stichting terecht stelt dat hij niet langer terug mag keren in het complex als huurder van een volkstuin.
In dit geval geen ontruimingsbescherming
5.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat de stichting en [eiser] een overeenkomst van huur en verhuur hebben gesloten, die geldt voor onbepaalde tijd. De huurovereenkomst heeft betrekking op een volkstuin. Zoals ter zitting is toegelicht stonden daarop twee huisjes, waarvan in een kippen zijn gehouden. Op overgelegde foto’s (productie 19 bij dagvaarding) is ook een soort kas te zien waarin gewas wordt gekweekt. Onduidelijk is of deze (niet verwaarloosbare) bebouwing al bij het begin van de huurovereenkomst aanwezig was, zodat sprake zou zijn van huur van een gebouwde onroerende zaak in de zin van artikel 7:230a lid 1 BW (Hoge Raad 11 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:899). Dat kan verder echter in het midden blijven. Immers, zelfs bij toepasselijkheid van artikel 7:230a lid 1 BW is hier een beroep op de ontruimingsbescherming die daarin is geregeld, niet van toepassing. Die bescherming wordt namelijk geboden tegen dreigende ontruiming nà (en als gevolg van) de beëindiging van de huurovereenkomst. Hier is echter sprake van een daadwerkelijk doorgevoerde (tijdelijke) ontruiming tijdens de looptijd van de huurovereenkomst als gevolg van de noodzakelijke sanering van de grond, waarmee [eiser] heeft ingestemd. [eiser] vraagt ook een verbod voor de stichting om de volkstuin ontruimd te houden. Dat komt in wezen neer op een beroep op de plicht van een verhuurder het gehuurde ter beschikking te stellen aan de huurder (artikel 7:203 BW). Van belang daarvoor is of de huurovereenkomst met de opzegging is geëindigd.
Opzegging alleen mogelijk bij zwaarwegende grond
5.3.
In het tweede lid van artikel 228 van boek 7 BW is bepaald dat een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd door één van partijen kan worden opgezegd.
In de rechtspraak wordt aangenomen dat er omstandigheden denkbaar zijn die meebrengen dat bij een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd beëindiging door opzegging slechts mogelijk is als daarvoor een voldoende zwaarwegende grond bestaat (vgl. Gerechtshof Den Haag, 31 maart 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:715 en Hoge Raad 29 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW1280).
5.4.
De stichting heeft in artikel 37 van het Huishoudelijk Regelement zelf diverse opzeggingsgronden genoemd. De stichting heeft vervolgens gesteld dat er in het geval van [eiser] verschillende omstandigheden aanwezig zijn waardoor zij terecht de huurovereenkomst per direct heeft opgezegd. Welke omstandigheden dit zijn heeft de stichting toegelicht in de brief aan de gemachtigde van [eiser] van 3 juli 2023. De voorzieningenrechter moet beoordelen of voldoende aannemelijk is dat de gestelde omstandigheden zich hebben voorgedaan. Daarbij geldt dat in kort geding in de regel voor bewijslevering geen plaats is. Bovendien moet de voorzieningenrechter hier beoordelen of dit een voldoende zwaarwegende grond voor opzegging oplevert. Immers is van belang dat [eiser] al zeer lange tijd huurder is van de volkstuin en de stichting heeft besloten tot een onmiddellijke beëindiging van de huurovereenkomst.
5.4.1.
Als eerste omstandigheid wordt in de opzeggingsbrief nalatigheid genoemd: ter zitting is toegelicht dat [eiser] kippen in de volkstuin zou houden terwijl dit niet was toegestaan. Volgens de stichting heeft zij [eiser] er in 2021 meermaals op moeten wijzen dat hij de kippen moest verwijderen.
[eiser] heeft hier tegen aangevoerd dat in Artikel 17 van het huishoudelijk reglement, is bepaald dat er vanaf 2022 geen kippen meer mogen worden gehouden. Hij stelt dat hij de kippen nog voor 2022 uit zijn volkstuin heeft verwijderd. Dit is door de stichting niet betwist.
5.4.2.
Vervolgens noemt de stichting dat [eiser] zou worden verdacht van alcoholmisbruik omdat er flessen sterke drank zijn aangetroffen voor zijn tuin langs het wandelpad.
[eiser] heeft met klem weersproken dat hij alcohol misbruikt. Bij de mondelinge behandeling heeft hij verklaard dat hij wel eens een borrel drinkt met andere huurders maar van misbruik is geen sprake. [eiser] heeft ook nooit lege flessen bij zijn tuin achtergelaten. Het gebeurt wel eens dat er lege flessen worden achter gelaten door vrachtwagenchauffeurs die regelmatig op het parkeerterrein staan dat gelegen is dichtbij het volkstuinencomplex.
Ter zitting heeft [E] erkend dat hij niet heeft waargenomen dat [eiser] alcohol misbruikt. De stichting heeft deze stelling verder ook op geen enkele wijze onderbouwd.
5.4.3.
[eiser] wordt verder beschuldigd van verschillende soorten wangedrag en het plegen van handelingen in strijd met de statuten of huishoudelijk reglement. In de conclusie van antwoord in dit kort geding is verwezen naar de bij die conclusie overgelegde verklaringen van zes (voormalig) huurders die [eiser] beschuldigen van het doodschieten van kippen met een luchtgeweer, het kapotschieten van glazen van kassen en huisjes, het betreden van de tuin van een andere huurder zonder diens toestemming, brandstichting, het vernietigen van planten en belediging van het bestuur.
5.5.
[eiser] heeft de inhoud van alle verklaringen gemotiveerd betwist. Twee van de zes huurders zijn al meerdere jaren geen huurder meer en komen dus al meerdere jaren niet op het complex. Van twee andere verklaringen wijst [eiser] erop dat deze afkomstig zijn van mevrouw [C] , die één van de bestuursleden is die [eiser] wil royeren, en van haar partner de heer [F] . Deze laatste stelt dat [eiser] zich tegenover hem negatief over het bestuur heeft uitgelaten. [eiser] heeft verklaard dat hij [F] nooit gesproken heeft.
5.6.
De stichting heeft de stelling van [eiser] , dat twee van de zes personen van wie de stichting verklaringen heeft overgelegd al meerdere jaren geen huurder meer zijn, niet weersproken. Het gaat in die verklaringen dus om gedragingen waarvan [eiser] wordt beschuldigd, die zich jaren geleden zouden hebben voorgedaan.
De voorzieningenrechter merkt op dat voor wat betreft de andere verklaringen eveneens geldt dat de daarin genoemde gedragingen zich enige tijd geleden moeten hebben voorgedaan, dit gelet op het feit dat de volkstuinen vanaf vorig jaar gesaneerd worden en vanaf die tijd niet (meer) toegankelijk zijn voor de huurders.
5.7.
De stichting heeft als opzeggingsgrond ook nog genoemd het ‘continu waarschuwen van onrechtmatigheden’. Bij de mondelinge behandeling ter zitting bleek dat [eiser] tot het moment van de opzeggingsbrief van de stichting (van 2 juni 2023) nooit een schriftelijke waarschuwing heeft gehad ten aanzien van het door de stichting gestelde wangedrag. [eiser] heeft daarbij gewezen op de uitlating van twee bestuursleden in het Eindhovens Dagblad van 3 augustus 2023. Volgens hen krijgt een huurder eerst twee waarschuwingen bij een overtreding, pas daarna volgt een noodgedwongen vertrek. Bij [eiser] zijn die twee waarschuwingen echter uitgebleven. [E] heeft aangevoerd dat [eiser] talloze malen mondeling is aangesproken op onwenselijke situaties, maar die heeft dat betwist. Van de stichting mocht in alle zorgvuldigheid worden verwacht dat zij op enig moment, als mondelinge waarschuwingen niets opleverden, een schriftelijke waarschuwing zou hebben gegeven. Zo zou ook voor [eiser] duidelijk zijn wat hij anders moest gaan doen.
5.8.
Verder geldt dat de inhoud van alle door de stichting overgelegde verklaringen in het geheel niet is onderbouwd. Aan de (zware) beschuldigingen van diefstal en dierenmishandeling ontbreken bijvoorbeeld aangiftes. Er zijn geen foto’s overgelegd waaruit de gestelde vernielingen blijken. De bij de conclusie van antwoord als productie 2 overgelegde foto’s waarin [eiser] samen met een andere huurder te zien is in de tuin van weer een andere huurder kunnen niet dienen als bewijs dat [eiser] zich schuldig zou hebben gemaakt aan diefstal. [eiser] en de andere huurder hebben over deze foto’s overigens een verklaring afgelegd.
Het kan zo zijn dat [eiser] uitlatingen heeft gedaan over de gang van zaken binnen het complex die het bestuur niet prettig vindt, maar iedereen is vrij zijn mening uit te spreken. Dat dit wellicht in bewoordingen is gebeurd die niet netjes zijn is onwenselijk, maar dat is nog niet het stoken van ruzie of het opzetten van huurders tegen elkaar, wat de stichting aan [eiser] verwijt. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan ook dit geen grond vormen voor de directe opzegging van de (langdurige) huurovereenkomst.
De voorzieningenrechter stelt verder vast dat tegenover de klachten over [eiser] die de stichting heeft aangedragen, verklaringen staan van zes verschillende huurders die over hem verklaren dat hij een vriendelijke en behulpzame man is (productie 8 bij de dagvaarding).
5.9.
Tot slot geldt ten aanzien van het recente incident dat plaats vond op 2 juni 2023, waarbij er een confrontatie is geweest tussen [eiser] en twee bestuursleden (volgens de stichting de druppel die de emmer deed overlopen), dat de verklaringen van [eiser] en de bestuursleden over de gang van zaken van elkaar verschillen. Volgens [eiser] heeft hij het complex van de volkstuinen niet betreden, volgens de bestuursleden zijn zij belaagd door [eiser] .
Gelet op deze twee tegenstrijdige verklaringen, en nu er in een kort gedingprocedure geen gelegenheid is om verder onderzoek naar de feiten te doen, bijvoorbeeld door het horen van getuigen, kan de voorzieningenrechter niet vaststellen wat er die dag werkelijk is gebeurd.
5.10.
Al met al is voorshands onvoldoende aannemelijk dat [eiser] zich schuldig heeft gemaakt aan de door de stichting gestelde misdragingen. De door de stichting overgelegde verklaringen zijn deels gedateerd en de inhoud van alle verklaringen is gemotiveerd betwist terwijl geen van de verklaringen is onderbouwd met bewijs. Er is dan ook onvoldoende (zwaarwegende) grond aanwezig voor het royement door de stichting van [eiser] .
5.11.
De voorzieningenrechter vindt het belangrijk nog het volgende op te merken. In de overgelegde verklaringen van [E] wordt aangevoerd dat [eiser] zich diverse malen in kwetsende bewoordingen heeft uitgelaten over [E] als persoon en over het bestuur. Deze verklaringen van [E] komen geloofwaardig over, omdat [eiser] ook ter zitting op momenten ongenuanceerde uitspraken over [E] en het bestuur deed. Hoewel deze uitingen niet zwaarwegend genoeg zijn om de huurovereenkomst per direct op te zeggen, moet [eiser] beseffen dat dit geen manier is om mensen van de stichting te bejegenen. Dat [eiser] zijn uitlatingen wijt aan een taalbarrière rechtvaardigt dit soort uitspraken niet. Hij moet zich gedragen als goed huurder en daar hoort bij dat hij alle andere huurders en het bestuur van vrijwilligers van de stichting met respect tegemoet treedt.
De vorderingen
5.12.
Bij het onder I genoemde ontruimingsverbod heeft [eiser] geen belang want de volkstuin is vanwege de sanering al ontruimd. Omdat geoordeeld wordt dat er onvoldoende grond is om de huurovereenkomst met [eiser] te beëindigen zal de vordering onder II worden toegewezen, zodat daarmee de stichting de volkstuin ook niet meer ontruimd mag houden. Door toewijzing van de vordering onder II kan [eiser] het door hem gehuurde perceel weer gaan inrichten. [eiser] heeft voldoende belang bij de gevorderde dwangsom om de veroordeling kracht bij te zetten. De stichting kan voorkomen dat zij deze dwangsom moet betalen door aan de veroordeling te voldoen die hierna wordt uitgesproken.
5.13.
De stichting zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 132,42
- griffierecht 314,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat
1.097,00
Totaal € 1.543,42
5.14.
De stichting wordt veroordeeld in de nakosten zoals in de beslissing vermeld.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
gebiedt de stichting om, na de sanering door de gemeente, [eiser] het ongestoorde huurgenot van de door hem gehuurde volkstuin (het perceel van 250 m2) te verschaffen,
6.2.
veroordeelt de stichting om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 750,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de in 6.1 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 75.000,- is bereikt,
6.3.
veroordeelt de stichting in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.543,42, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag vanaf de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.4.
veroordeelt de stichting in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 173,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat de stichting niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
6.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Diebels en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2023.