Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van 10 oktober 2023 in de zaak tussen
Stichting Groen Kempenland, gevestigd te BladelStichting Milieuwerkgroep Kempenland, gevestigd te Bergeijk, eisers
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Reusel-De Mierden,het college
[naam] V.O.F. te [vestigingsplaats] , vergunninghoudster.
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
- Vergunninghoudster exploiteert een melkrundveehouderij aan de [adres] in [vestigingsplaats] , in de nabijheid van de Natura-2000 gebieden “Kempenland-West”, “Kampina & Oisterwijkse Vennen”, “Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux” en “Regte Heide & Riels Laag”. Het dichtstbijgelegen Natura 2000-gebied is “Kempenland-West”, gelegen op 7,2 km afstand van het bedrijf.
- Vergunninghoudster beschikt over een vergunning van 10 juli 2013 die door het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (GS) is verleend op basis van de Natuurbeschermingswet 1998 (thans Wet natuurbescherming, verder Wnb) voor het houden van 221 melkkoeien, 20 fokstieren en 176 stuks vrouwelijk jongvee.
- Op 16 februari 2021, aangevuld op 22 juli 2021, heeft vergunninghoudster bij het college een omgevingsvergunning aangevraagd voor het houden van 265 melkkoeien, 183 stuks vrouwelijk jongvee en 1 volwassen paard. Van de 265 melkkoeien worden 135 stuks gehouden in een emissiearme stal (A1.13) en 61 stuks worden beweid. De resterende 69 melkkoeien worden permanent gehouden in een traditionele stal.
- Vergunninghoudster heeft voor dit project geen afzonderlijke vergunning als bedoeld in
- De bestreden omgevingsvergunning is voorbereid met de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het ontwerpbesluit heeft zes weken ter inzage gelegen. Eisers hebben hiertegen zienswijzen ingediend. Het college heeft hierin geen aanleiding gezien het besluit te wijzigen.
7 september 2022 [2] geoordeeld dat er concrete aanknopingspunten zijn voor twijfel aan de juistheid van de Rav-emissiefactor A1.13. Ter zitting hebben eisers ook nog gewezen op het rapport van de universiteit Wageningen (WUR) van juni 2023 “Schatting van stikstofverliezen uit stallen op basis van de stikstof-fosfaat verhouding in afgevoerde mest: Evaluatie van de NP-methode en effect van staltype” waaruit volgt dat emissiearme stallen niet leiden tot een lagere emissie dan traditionele stallen. Daardoor is niet op grond van objectieve gegevens uitgesloten dat de aangevraagde wijziging van de melkveehouderij ten opzichte van de referentiesituatie significante gevolgen heeft. In dat geval was ook toestemming voor de activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder i, van de Wabo in samenhang met artikel 2.2aa van het Besluit omgevingsrecht (Bor) vereist en een verklaring van geen bedenkingen van GS.
11 januari 2022 [5] ) kan bij de toetsing aan de norm in artikel 2.7 van de Wnb niet zonder meer van de haalbaarheid van de in de Rav genoemde emissiefactoren worden uitgegaan. De effectiviteit van emissiebeperkende stalsystemen kan dus niet rechtstreeks uit de Rav worden afgeleid. De Rav is namelijk geen regeling bij of krachtens de Wnb. Dat betekent niet dat de Rav geen enkele betekenis heeft, maar wel dat in elk concreet geval zal moeten worden beoordeeld of bij de toetsing aan de norm in artikel 2.7 van de Wnb van de Rav-emissiefactoren voor de betreffende stalsystemen mag worden uitgegaan.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 16 augustus 2022;
- draagt het college op om een nieuw besluit te nemen op de aanvraag om een omgevingsvergunning;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 365,00 aan eisers moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.729,72.