ECLI:NL:RBOBR:2023:4596

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
18 september 2023
Publicatiedatum
15 september 2023
Zaaknummer
22/974
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terecht opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting na invoering digitale bezoekersregeling

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de aan hem opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting. Eiser heeft op 18 januari 2022 zijn auto geparkeerd op een plaats waar betaald parkeren geldt, met een papieren bezoekerskaartje dat inmiddels niet meer geldig was. De gemeente had de papieren bezoekersregeling vervangen door een digitale regeling, maar eiser was niet op de hoogte van deze wijziging. De heffingsambtenaar legde een naheffingsaanslag op, die eiser aanvecht. De rechtbank oordeelt dat de gemeente haar informatieplicht heeft nageleefd en dat eiser zelf onderzoek had moeten doen naar de geldigheid van zijn bezoekerskaartje. De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en verklaart het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 22/974
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 september 2023 in de zaak tussen
[eiser]uit [woonplaats] , eiser,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente 's-Hertogenbosch, de heffingsambtenaar.
(gemachtigde: mr. R.A.M.T. Klaassen).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de aan hem opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting.
1.1. De heffingsambtenaar heeft op 26 januari 2022 aan eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting (met aanslagnummer 21334796) opgelegd ter hoogte van € 69,07. Dit bedrag omvat € 2,57 aan kosten parkeerbelasting en € 66,50 aan kosten naheffing.
1.2. Met de uitspraak op bezwaar van 10 maart 2022 (de bestreden uitspraak) heeft de heffingsambtenaar de aanslag gehandhaafd.
1.3 Eiser heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld.
1.4. De heffingsambtenaar heeft daarop gereageerd met een verweerschrift.
1.5. Eiser heeft een reactie gegeven op dit verweerschrift.
1.6. Bij brief van 21 augustus 2023 heeft eiser laten weten dat hij niet naar de zitting komt en heeft hij gewezen op de stukken die hij heeft ingebracht.
1.7. De rechtbank heeft het beroep op 31 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van de heffingsambtenaar, vergezeld door [naam] .
Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser heeft op 18 januari 2022 zijn auto geparkeerd op een plaats waar betaald parkeren geldt of parkeren met een vergunning. Eiser heeft een ‘papieren bezoekerskaartje’ in de auto gelegd. Hiermee kan een bezoeker tegen gereduceerd tarief parkeren. De papieren bezoekerskaartenregeling is vervangen door een digitale bezoekersregeling. Tot 16 januari 2022 kon een bezoeker nog gebruik maken van een papieren bezoekerskaartje, daarna niet meer. Omdat eiser zonder te betalen heeft geparkeerd en ook niet via de digitale bezoekersregeling parkeerbelasting heeft betaald voor het parkeren, heeft de heffingsambtenaar eiser een naheffingsaanslag opgelegd. In deze zaak staat de vraag centraal of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
Beoordeling door de rechtbank

Wat is het oordeel van de rechtbank?

3. De rechtbank is van oordeel dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en dat het bezwaar van eiser terecht ongegrond is verklaard. Op eiser rust de verplichting om te onderzoeken op welke wijze de parkeerbelasting kan worden voldaan en eiser had kunnen weten dat de papieren bezoekersregeling was vervangen door een digitale bezoekersregeling. De gemeente heeft voldaan aan haar informatieplicht. Dat eiser al heeft betaald voor een papieren bezoekerskaartje, leidt er niet toe dat het reeds betaalde bedrag moet worden verrekend met de naheffingsaanslag of dat geen naheffingsaanslag kan worden opgelegd. Dit betekent dat eiser ongelijk krijgt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Feiten
4. De moeder van eiser woonde tot het moment van haar overlijden (eind 2022) aan de [adres] .
4.1.
Op 18 januari 2022 stond de auto van eiser (een Volkswagen) met het kentekennummer [nummer] geparkeerd op een parkeerplaats aan de [adres] . Deze parkeerplaats is aangewezen [1] als plaats waar tegen betaling mag worden geparkeerd dan wel, in het geval van de moeder van eiser, een digitale bezoekersregeling van toepassing is. Tijdens een controle met een scanauto op die dag is omstreeks 14:22 uur geconstateerd dat de parkeerbelasting niet was betaald. Om 14:28 uur heeft een handmatige nacontrole plaatsgevonden die de juistheid van de informatie van de scanauto bevestigde. In de auto lag een papieren bezoekerskaartje. Met ingang van 1 januari 2022 was het niet meer mogelijk om met een papieren bezoekerskaartje te parkeren en is daarvoor een digitale bezoekersregeling voor in de plaats gekomen. Tot en met 16 januari 2022 hanteerde de heffingsambtenaar een coulanceperiode, waarbinnen een papieren bezoekerskaartje nog werd geaccepteerd. Vervolgens heeft de heffingsambtenaar op 26 januari 2022 de naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd aan eiser.

Het wettelijk kader5.De naheffingsaanslag is opgelegd ter zake van het niet voldoen van parkeerbelasting als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder a, van de Verordening parkeerbelastingen 2022. Dit artikel bepaalt dat een belasting wordt geheven ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze Verordening parkeerbelasting 2022 in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze. Op grond van artikel 5, eerste lid, en artikel 7, eerste lid, van de Verordening parkeerbelasting 2022 wordt de belasting geheven bij voldoening op aangifte en is deze verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.

5.1.
Ingevolge artikel 2, aanhef, onderdeel b, van de Verordening parkeerbelastingen 2022 wordt parkeerbelasting geheven ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een motorvoertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.
5.2.
In artikel 9, eerste lid, van de Nadere regels parkeervergunningen ’s-Hertogenbosch 2022 [2] is bepaald dat de bezoekersregeling een (digitale) regeling is waarmee bezoekers tegen een gereduceerd tarief binnen een sector kunnen parkeren. In het tweede lid van dit artikel is bepaald dat de bezoekersregeling werkt middels een digitaal systeem voor het aan- en afmelden van het kenteken van het bezoek in de bezoekersapplicatie of via een callcenter.
5.3.
Op grond van artikel 2.5 van het Reglement ontheffingen en vergunningen 2019 gold een bezoekersregeling, waarbij aan de bewoner in een vergunninghoudersgebied op aanvraag bezoekerskaarten wordt verleend ten behoeve van het parkeren door hun bezoekers. Op grond van het tweede lid bij dit artikel werd de bezoekerskaart uitgegeven in papieren of digitale vorm en is het afhankelijk gesteld van het parkeersysteem in de woonwijk van de aanvrager.
5.4.
In artikel 13, eerste lid, van de Nadere regels parkeervergunningen ’s-Hertogenbosch 2022 motorvoertuigen is het Reglement ontheffingen en vergunningen 2019 ingetrokken. De intrekking is van kracht per 1 januari 2022 [3] .
Standpunten partijen6. Eiser is van mening dat de naheffingsaanslag onterecht is opgelegd. Eiser stelt dat hij beschikte over een papieren bezoekerskaartje, dat hij in zijn auto heeft gelegd. Eiser voert aan dat hij geen informatie heeft ontvangen omtrent het beëindigen van het gebruik van papieren bezoekerskaartjes en dat hij er niet van op de hoogte was dat vanaf 17 januari 2022 een digitale bezoekersregeling is gaan gelden. Ook vindt hij de periode van drie weken (vanaf eind 2021 tot en met 16 januari 2022) waarbinnen herinneringskaarten onder de ruitenwissers van ter plaatse geparkeerde auto’s zijn geplaatst te kort is geweest. Verder vindt hij dat sprake is van een onbetrouwbare overheid, omdat hij voor de papieren bezoekerskaartjes heeft betaald. Eiser is het er ook niet mee eens dat het betaalde bedrag (van niet gebruikte bezoekerskaartjes die hun geldigheid hebben verloren) niet wordt terugbetaald. Eiser vindt ook dat de heffingsambtenaar in de bestreden uitspraak ten onrechte heeft geschreven dat iedere bewoner van ’s-Hertogenbosch per brief is geïnformeerd over de wijziging van het parkeerregime.
6.1.
De heffingsambtenaar heeft daartegen, kort gezegd, ingebracht dat eiser gebruik had moeten maken van de digitale bezoekersregeling om zijn verschuldigde parkeerbelasting te voldoen, omdat het papieren bezoekerskaartje dat in zijn auto lag na 16 januari 2022 niet meer geldig was.
Is de naheffingsaanslag terecht opgelegd?7. Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad [4] volgt dat de parkeerbelasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van de Verordening parkeerbelastingen 2022 niet verschuldigd is indien wordt geparkeerd met een vergunning waarvoor de belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is voldaan. Indien niet wordt voldaan aan de voorschriften die aan de vergunning zijn verbonden is er geen sprake van parkeren met een vergunning en is een parkeerder de parkeerbelasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van de Verordening parkeerbelastingen 2022 verschuldigd.
7.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat de auto van eiser op 18 januari 2022 omstreeks 14:22 uur aan de [adres] stond geparkeerd, dat eiser in verband hiermee parkeerbelasting was verschuldigd en dat eiser zijn parkeerbelasting niet heeft betaald. Evenmin is in geschil dat hij niet gebruik heeft gemaakt van de digitale bezoekersregeling.
7.2.
De rechtbank heeft ter zitting aan de orde gesteld uit welke besluiten of regelgeving voortvloeit dat de geldigheid van een papieren bezoekerskaartje per 16 januari 2022 is komen te vervallen. De heffingsambtenaar heeft onder verwijzing naar artikel 13, eerste lid, van het besluit Nadere regels parkeervergunningen ’s-Hertogenbosch 2022 gesteld dat alle papieren bezoekerskaartjes zijn komen te vervallen, omdat in dit artikel het Reglement ontheffingen en vergunningen motorvoertuigen 2019 is ingetrokken. In artikel 9 van dit besluit is een digitale bezoekersregeling daarvoor in de plaats is gekomen. De bevoegdheid tot het intrekken en (laten) vervallen van de parkeervergunning is vastgelegd artikel 11, tweede lid van dit besluit. Met dit laatstgenoemde artikel is ook de bevoegdheid vastgelegd waarmee de geldigheid van het papieren bezoekerskaartje beëindigd kon worden, aldus de heffingsambtenaar. Niettemin heeft de heffingsambtenaar vanaf eind december 2021 een coulanceperiode van drie weken gehanteerd tot 17 januari 2022 en zijn parkeerders die in die periode nog hebben geparkeerd met een papieren bezoekerskaartje met een herinneringskaartje onder de vooruit erop geattendeerd dat met een papieren bezoekerskaartje na 17 januari 2022 niet meer kan worden geparkeerd.
7.3.
De rechtbank is van oordeel dat met inachtneming van de nadere toelichting van de heffingsambtenaar voldoende vast is komen te staan dat met ingang van 1 januari 2022 niet meer met een papieren bezoekerskaartje kon worden geparkeerd en dat met ingang van 17 januari 2022 een einde is gekomen aan de door de heffingsambtenaar gehanteerde coulanceperiode. Dit betekent dat eiser parkeerbelasting had moeten voldoen op de in de Verordening parkeerbelastingen 2022 voorgeschreven wijze.
7.4.
De rechtbank stelt voorop dat aan eiser kan worden toegegeven dat de heffingsambtenaar in de uitspraak op bezwaar ten onrechte heeft vermeld dat alle bewoners van de gemeente ’s-Hertogenbosch informatiebrieven hebben ontvangen. De heffingsambtenaar heeft erkend dat dit onjuist is, omdat die brieven enkel zijn gestuurd naar de bewoners van Zuid, namelijk de sectoren 308 (Zuid-West) en 311 (Zuid-Oost), waar ook de moeder van eiser woonde. Anders dan eiser meent, leidt een dergelijke onjuistheid in de motivering van de bestreden uitspraak volgens vaste rechtspraak niet tot vernietiging ervan [5] . Dergelijke gebreken hoeven immers niet te betekenen dat de naheffingsaanslag niet terecht is opgelegd en mogelijke motiveringsgebreken dan wel onzorgvuldigheden in de besluitvorming kunnen in beroep worden hersteld. In dit geval is de heffingsambtenaar in beroep meer uitgebreid op het standpunt van eiser ingegaan, eiser heeft daarop kunnen reageren en heeft dat ook gedaan. Eiser is aldus niet in zijn processuele belangen geschaad. Over de juistheid van het standpunt dat de heffingsambtenaar in beroep heeft ingenomen, zal de rechtbank zich hierna uitlaten.
7.5.
De rechtbank overweegt dat enerzijds de gemeente een informatieplicht heeft, maar dat anderzijds op een bestuurder die zijn auto parkeert de plicht rust om te onderzoeken of parkeerbelasting moet worden voldaan [6] . Dit zijn als het ware communicerende vaten; als de informatieverstrekking van de zijde van de gemeente op orde is, en het dus voldoende duidelijk is dat voor het parkeren betaald moet worden, zal een parkeerder die aan zijn onderzoeksplicht voldoet, kunnen vaststellen dat parkeerbelasting verschuldigd is. Daarbij is van belang dat de onderzoeksplicht van eiser ziet op zowel de vraag of voor de plaats waar hij wil parkeren een parkeerbelastingplicht geldt, als voor de voorwaarden daarvan, zoals duurbeperkingen, betaalwijzen en tarieven. [7] Daaronder is dus ook begrepen of het (nog) mogelijk is met papieren bezoekerskaartjes te parkeren dan wel of er een digitale bezoekersregeling van kracht is.
7.6.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de heffingsambtenaar voldaan aan zijn informatieplicht. De rechtbank stelt voorop dat de toepasselijk regelgeving, zoals hierboven is genoemd met vermelding van de vindplaats, op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt en ook is gepubliceerd, en daarmee verbindend was. Daarmee was de toepasselijke regelgeving voor iedere burger, dus ook voor eiser, kenbaar. Verder heeft de heffingsambtenaar aangegeven dat de bewoners van het parkeergebied, waar ook de moeder van eiser destijds woonachtig was, diverse malen op de hoogte zijn gesteld dat de papieren bezoekerskaartjes vervangen zouden worden door een digitale bezoekersregeling. De heffingsambtenaar heeft allereerst gewezen op een brief van 25 januari 2021 aan alle bewoners van de wijk Zuid, sector 308 en 311. In die brief is aangekondigd dat de papieren bezoekerskaartjes plaats gingen maken voor een digitale bezoekersregeling. Met een brief van 27 mei 2021 is hen daar nog eens op gewezen en dat die digitalisering vanaf 28 juni 2021 zou gaan starten. In een brief van 13 juni 2021 is vervolgens specifiek aangegeven dat er op 16 juli 2021 gestopt zou worden met de verkoop van de papieren bezoekerskaartjes en die kaartjes vanaf dat moment nog zes maanden, dus tot 17 januari 2022, te gebruiken waren. Dat laatste is met een brief van 2 december 2021 nogmaals uitdrukkelijk herhaald. Daarnaast zijn berichten geplaatst op de webpagina van de gemeente. Tenslotte zijn er vanaf eind december 2021 tot en met 16 januari 2022 herinneringskaartjes onder de ruitenwissers geplaatst bij parkeerders die nog gebruik maakten van de papieren bezoekerskaartjes. Eiser heeft de wijze waarop de gemeente de wijziging (meermaals) heeft aangekondigd niet weersproken. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de aanvragers van papieren bezoekerskaartjes voldoende door de gemeente ’s-Hertogenbosch op de hoogte gesteld dat de geldigheid van papieren bezoekerskaartjes na 17 januari 2021 zou komen te vervallen vanwege de invoering van de digitale bezoekersregeling. Het rust vervolgens ook op de aanvragers dan wel de bewoners van de wijken die hiervoor zijn genoemd om de informatie over de wijzigingen in het parkeerbeleid in hun wijk ook door te geven aan diegenen aan wie die kaartjes worden verstrekt en gebruiken. De rechtbank komt tot de conclusie dat hiermee is voldaan aan de informatieplicht die rust op de heffingsambtenaar.
7.7.
Voor zover eiser vindt dat hij (ook) door middel van bebording erop gewezen had moeten worden dat het parkeerregime ter plaatse was gewijzigd kan hem dit niet baten. Uit wat hiervoor is overwogen in rechtsoverweging 7.6. volgt dat eiser voldoende op de hoogte is gesteld, dan wel zich op de hoogte had kunnen stellen, van de gewijzigde regels voor het parkeren als bezoeker. Om die reden wordt eiser ook niet gevolgd in zijn opvatting dat het parkeerkaartje voorzien had moeten worden van een einddatum. De heffingsambtenaar heeft voldoende informatie verstrekt over het einde van de geldigheid van de al verstrekte papieren kaartjes. Eiser, die vanwege voor hem moverende redenen niet op zitting is verschenen, heeft dit niet weersproken. Dat eiser desondanks meende dat ook na 16 januari 2022 zijn papieren bezoekerskaartje nog geldig was, leidt er niet toe dat zijn handelen niet voor zijn rekening en risico komt.
7.8.
Verder rust op eiser een onderzoeksplicht, ongeacht waar hij woont. Eiser had zich, in het bezit van het papieren bezoekerskaartje, moeten verdiepen in de voorwaarden die aan het gebruik van een dergelijk kaartje verbonden zijn. Eiser had er dan achter kunnen komen dat met een dergelijk bezoekerskaartje op de Virgiliuslaan tot 17 januari 2022 kon worden geparkeerd en daarna niet meer. Aangezien het een kaartje betrof dat al medio 2021 was aangeschaft heeft eiser daarmee ook het risico gelopen dat het kaartje niet langer meer geldig was. Dat eiser heeft nagelaten dat onderzoek te doen moet voor zijn rekening en risico blijven. Eiser heeft daarmee de op hem rustende onderzoeksplicht niet in acht genomen. Daarbij komt dat de heffingsambtenaar op zitting heeft aangegeven dat elke aanvrager van een papieren bezoekerskaartje bij het doorlopen van het bestelproces na medio juni 2021 eerst een pagina te zien kreeg waarop vermeld stond dat de kaartjes geldig waren tot 17 januari 2022. Een afdruk van die pagina is gevoegd bij de stukken. Eerst nadat actief is geklikt dat de aanvrager deze informatie had gezien kon het bestelproces worden afgerond. Deze stelling is niet weersproken. De rechtbank concludeert hieruit dat eiser bij het (digitaal) bestellen van zijn set kaartjes in juli 2021 in ieder geval kennis heeft kunnen nemen van deze informatie.
7.9.
Eisers stelling dat het plaatsen van een herinneringskaartje bij geparkeerde auto’s gedurende slechts een periode van circa drie weken voor het einde van de coulanceperiode te kort is geweest leidt niet tot een ander oordeel. Zoals hiervoor is overwogen rust op eiser een onderzoeksplicht om, voordat hij zijn auto parkeert, zich op de hoogte te stellen van het ter plaatse geldende parkeerregime. Eiser had dan kunnen weten dat de geldigheid van papieren bezoekerskaartjes was verstreken. Dat de gemeente uit coulance drie weken voorafgaand aan het verstrijken per 17 januari 2022 nog herinneringskaartjes onder de ruitenwissers heeft geplaatst, en niet over een langere periode, brengt daar geen verandering in.
7.10.
Eiser kan niet worden gevolgd in zijn stelling dat sprake is van een onbetrouwbare overheid omdat hij al heeft betaald voor de bezoekerskaartjes en deze bezoekerskaartjes niet worden terugbetaald. Uit de systematiek die hierboven is weergegeven in rechtsoverwegingen 5. tot en met 5.3. volgt dat er twee vormen van parkeren zijn op grond van de Verordening parkeerbelastingen 2022: het voldoen van parkeerbelasting of het parkeren met een parkeervergunning. De (digitale) regeling voor bezoekers is een vorm van parkeren met een parkeervergunning. Nu bij eiser is komen vast te staan dat hij met zijn papieren bezoekerskaartje niet (meer) valt onder het parkeren met een parkeervergunning, had eiser op andere wijze zijn parkeerbelasting moeten voldoen. Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad [8] volgt dat wanneer is geparkeerd zonder zichtbare, geldige, vergunning, geen sprake is van vergunningparkeren en derhalve rechtsgeldig kan worden nageheven. Dat eiser zijn papieren bezoekerskaartjes niet heeft gebruikt vóór het verstrijken van de geldigheidsduur, moet voor zijn rekening blijven. De beroepsgrond slaagt niet.
7.11.
Eiser heeft tenslotte nog gesteld dat hij een te hoog bedrag aan parkeerbelasting heeft moeten betalen en hem ten onrechte kosten voor naheffing in rekening zijn gebracht. De rechtbank volgt eiser niet hierin. Zoals hiervoor is overwogen is komen vast te staan dat eiser met zijn papieren bezoekerskaartje niet (meer) valt onder het parkeren met een parkeervergunning en daarom had eiser op andere wijze zijn parkeerbelasting moeten voldoen. Op grond van de Tarieventabel onderdeel 2, die behoort bij de Verordening parkeerbelastingen 2022 heeft de heffingsambtenaar die parkeerbelasting vastgesteld op de duur van een uur en voor een bedrag van € 2,57. Vanwege het niet betalen van zijn parkeerbelasting wordt bovendien een vast bedrag van € 66,50 nageheven, zoals is vastgelegd in artikel 10, eerste lid, van de Verordening parkeerbelastingen 2022. De heffingsambtenaar heeft daarmee het juiste bedrag (in totaal € 69,07) vermeld in de naheffingsaanslag. De beroepsgrond slaagt niet.
8. Dit alles betekent dat de rechtbank van oordeel is dat de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag parkeerbelasting van 26 januari 2022 bij de uitspraak op bezwaar terecht heeft gehandhaafd. De uitspraak op bezwaar was dus inhoudelijk juist.
Conclusie en gevolgen
9. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt dus geen gelijk in zijn opvatting dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd. Dat betekent dat er geen reden is de heffingsambtenaar op te dragen eiser het griffierecht terug te betalen dan wel de proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Cune, rechter, in aanwezigheid van
drs. H.A.J.A. van de Laar, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 18 september 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Als een partij het niet eens is met deze uitspraak, kan die partij een hoger beroepschrift sturen naar het gerechtshof te 's-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom de uitspraak niet juist is. Het hoger beroepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Op grond van de Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2022 van de gemeente ’s-Hertogenbosch (de Verordening parkeerbelastingen 2022) in samenhang met het Aanwijzingsbesluit parkeerplaatsen, tijdstip en wijze van betaling parkeerbelastingen 2022 van de gemeente ’s-Hertogenbosch met de daarbij behorende bijlagen, gepubliceerd op 3 december 2021 in het Gemeenteblad 2021 nr. 437101, te vinden op www.overheid.nl.
2.Gepubliceerd op 18 december 2020 in het Gemeenteblad 2020 nr. 337031, te vinden op www.overheid.nl.
3.Gepubliceerd op 10 december 2021 in het Gemeenteblad 2021 nr. 447739, te vinden op www.overheid.nl.
4.Hoge Raad, 17 december 1997, ECLI:NL:HR:1997:AA3336.
5.Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 9 april 2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1200
6.Gerechtshof Amsterdam, 12 september 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:3863
7.Gerechtshof Amsterdam, 14 juni 2012, ECLI:NL:GHAMS:2012:BW8715.
8.Hoge Raad, 17 december 1997, ECLI:NL:HR:1997:AA3336.